De Gids. Jaargang 99(1935)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 33] [p. 33] Ballade van het berouw Ik heb zoo menigmaal berouw Versmoord, en 't maar op een accoord Gegooid, met God en d' erven. Al wist ik ook maar al te wel Dat men met zulk een kinderspel Niet klaar is om te sterven. Zoo leerde ik goed: wie dit versmoort, Het woekert dieper in hem voort Het brandt hem in zijns harten grond Als zout brandt in een wond. Het kwaad straft met zijn eigen staat, Daarvan is geen genezen Dan enkel dit wrang bitter kruid Berouw, dat drijft het ons weer uit En doet het ons meer vreezen. Zijn zonde heeft een iedereen En ieder doet zijn kwaad. Maar wie berouwen buiten sluit Het brandt hem in zijns harten grond Als zout brandt in een wond. [pagina 34] [p. 34] Of men zich zelven nog zoo schaadt Dat is het ergste niet. Maar als men aan een ander ziet Hoe hem ons kwaad brengt tot verdriet, Dan kent men eerst het kwaad. Dat men het liefste wat men heeft Besmet, en van zijn ziekte geeft Die men verbergt en haat, Dat brandt tot in des harten grond Als zout brandt in een wond. Gij, die de wereld levend houdt Met bitter kruid en brandend zout, Ge ontslaat ons niet van zonden, Maar leert ons met den smaak van 't kwaad Waaruit het goed berouw bestaat; Dit hebben wij gevonden: Men leert eerst uit berouw dat leeft Wat of Gij aan de wereld geeft Die kent haar kwaad in 's harten grond Als zout brandt in een wond. J.W.F. Werumeus Buning Vorige Volgende