wel aan, dit te miskennen, en al te veel misbaar te maken over een opgeworpen grensgeschil dat zich door de methoden van Genève zeer wel zou laten slechten.
Artikel 5 van het Italiaansch-Abessijnsche vriendschapsverdrag van 1928 voorziet in de benoeming eener arbitragecommissie. De Abessijnsche regeering had na kennisneming der aanbeveling van den Volkenbondsraad aan Italië den 10den Mei tot de gelijktijdige benoeming van arbiters voorgesteld; Italië vermeed, op dit voorstel te antwoorden. Abessynië ontkent, mobilisatiemaatregelen te hebben genomen. Het wenscht neutrale arbiters, terwijl Italië twee Italianen naast twee Abessyniërs wil stellen.
In deze omstandigheden hebben Engeland en Frankrijk zich herinnerd dat een verdrag van 1906 Italië tot overleg met hen beiden inzake Abessynië verplicht. Een terzijdestellen dezer verplichting, waarschuwde de Times, ‘zou de vriendschap tusschen Engeland en Italië zeer ernstig op de proef stellen.’ Sir Eric Drummond, de Britsche gezant te Rome werd naar Londen ontboden. De Abessijnsche regeering heeft onderwijl een Fransch en een Amerikaansch jurist tot de arbitragecommissie aangewezen. Zal Mussolini zich intoomen? Engeland dringt er sterk op aan, in de zekerheid dat het aanzien van den Volkenbond er mede gemoeid is.
Frankrijk heeft zorg gedragen zijn overeenkomst met Rusland zóó in te richten dat deze voor verdere deelneming open blijft en niet in werking kan treden eer de Volkenbondsraad geadviseerd is. Aan het bezoek van Laval te Moskou was een bezoek aan Warschau voorafgegaan waar beproefd is (niet zonder succes naar het schijnt), Polen voor de ‘collectieve’ politiek terug te winnen.
Heeft Hitler in zijn rede van 21 Mei deze politiek ook aanvaard? Hij heeft met twee stemmen gesproken. Een die het applaus najaagde (en verkreeg) van het binnenland; één die het buitenland desondanks tot toegefelijkheid wilde belezen. Het binnenland moest hooren dat de wereld thans lijdt aan ‘de manie van collective veiligheid en samenwerking’; dat zijn woord ‘meer beteekent dan tien geteekende verdragen’; het buitenland, dat de Duitsche regeering ‘niettemin bereid is aan een stelsel van collectieve samenwerking deel te nemen’, waarbij echter met een