| |
| |
| |
De brieven van Napoleon aan Marie Louise
Een epos in brieven, in oogenschijnlijk zinlooze briefjes van een hoogmoedig, door duizenden zorgen gekwelden man aan zijn lichtzinnige, wankelbare vrouw. Deze man is opperbevelhebber en keizer, gewikkeld in een strijd op dood en leven met een wereld van vijanden, bij wie zijn schoonvader. Zijn schaduw aan het hoofd van het leger danst over Europa. Het is een uitzondering, als hij twee nachten achtereen in hetzelfde bed slaapt. Aan alle kanten wordt aan hem gerukt, een ieder heeft hem noodig, aan alles tegelijk moet hij denken. Laat hij de tegenstanders adem scheppen, Parijs gromt, er wordt gefluisterd, gemopperd, geintrigeerd. Hoe harder hij de krijgsverrichtingen voortzet en stuk voor stuk slaagt, des te sneller wast het aantal van de vijanden, des te vaster sluiten ze zich aaneen. En Napoleon vereenzelvigt in dien verbeten strijd met het lot eigen roem met dien van zijn kind, zijn vrouw en Frankrijk.
In deze worsteling van één tegen allen klampt hij zich aan Marie Louise vast. Hij prent zich in, dat zij de rots is, terwijl alles hem ontvalt en hij overal verraad gist. Hij weet, dat zij voor deze taak niet berekend is, hij ziet haar zwakten en ontoereikendheden. Hij heeft haar lief, omdat ze de moeder van zijn zoon is. Deze zoon gaat hem boven alles en iedereen. Geen brief, hoe kort ook, hoe haastig ook gekrabbeld of hij vraagt naar diens gezondheid, of de verkoudheid geweken is, of hij kuren heeft. Nooit vergeet hij een kus voor den jongen in te sluiten. Op dezen opvolger is al zijn hoop gebouwd. Marie Louise schrijft geregeld over hem, wat hij deed, wat hij zei en de trotsche vader reageert er ondanks alle beslommeringen zorgvuldig en zelfs zorgzaam op.
In alle opzichten werd zij wat hij haar maakte, zij heeft zich, zonder sterken wil, naar den zijnen gevoegd. De antwoorden
| |
| |
zijn onbekend; ze moeten bij een familie te Munchen berusten. Tot nu toe is maar één brief van haar gemeengoed geworden, 23 Januari 1810 van het paleis te Boeda door haar aan den jeugdvriend Pontet gericht, waarin zij het verlangen uitdrukt, dat het voorgenomen huwelijk niet doorga.
Uit deze verzameling documents humains treedt zij traag en ondanks gebrek aan ernst scrupuleus te voorschijn, afhankelijk en gereedelijk bereid eigen zelfstandigheid aan 's keizers welbehagen op te offeren, overtuigd, dat hij het goede met haar voor heeft en zij het door hem met aldoor wilder schokken gespeelde spel op het internationale schaakbord kan volgen noch overzien. Zij schrijft hem nagenoeg elken dag over huiselijke dingen, de gezondheid van het kind vooral en dan over de omgeving, ijdele hovelingenpraat, damesgekijf, uitvoeringen in de opera, den dierentuin, den omgang met 's keizers broer en de houding, jegens haar vader aan te nemen. Dank zij dat nooit appuyeeren slaat zij zich door de neteligste moeilijkheden heen. Ze aanvaardt de dingen zooals ze komen en laat ze over zich heen, zoo niet over haar kant gaan. Ze is een werktuig in Napoleon's hand en hij is haar in alles ter wille. Als aan een kind houdt elk briefje haar voor, vroolijk te zijn. Voor de rest behoeft ze niets te begrijpen. Hij deelt haar alleen mede, wat dienstig is om haar vertrouwen te schragen en haar in staat te stellen, den menschen een onbevangen gezicht te toonen, alsof voor vrees in de uitkomst van den oorlog geen aanleiding is.
Zij moet het gewone leven voortzetten en mag geen argwaan opvatten aangaande zijn ster. Al die overwinningen, waarvan de briefjes reppen, schijnen alleen bevochten om haar moed in te spreken. Het zijn bulletins van enkele cijfers, gevangenen, buit, dooden, heel veel bij de tegenstanders, aan zijn kant miniem. Dit alles door hem alleen tot stand gebracht: ik, ik, ik.... Van menschelijkheid zijn deze snorkende communiqués moedwillig gespeend. Een enkele maal vleugt er eenige deernis met de arme soldaten doorheen om de omstandigheden, waarin zij gedwongen waren te marcheeren te zwoegen en te vechten voor oogmerken, die hun onmogelijk duidelijk konden zijn.
Dat onvree hierom naar het volk kan overslaan houdt Napoleon vooral bezig. Marie Louise is tusschen beiden de schakel van haar moet het vertrouwen blijven uitgaan, dat wankel- | |
| |
moedigen steunt en nieuwe hoop laat ontvonken. Heel bang wordt het hem te moede, als hij uit haar brieven leest, dat ze aan de overwinning begint te wanhopen. Deze gedachten is hem onverdragelijk. Als deze ruggesteun hem begeeft dreigt een algemeene débâcle. Alles heeft hij op dit eene gezet: Marie Louise ‘in functie van’ den jongen prins sparen; haar redden ter wille van den zoon; zich zelf, zijn droom, zijn drieste driften in den jongen bestendigen.
Naar mate het hem begint te schemeren, bij elke nieuwe flits, waarin de fatale ondergang vaster vorm aanneemt, bijt hij zich in deze fictie vast: de jongen moet voortzetten wat ik, door overmacht verslagen, laat liggen; zoo lang zijn handen te teer zijn om het roer te grijpen en te houden moet Marie Louise over hem waken. Maar deze wacht zelf dunkt hem te broos; met enkele betrouwbare mannen wil hij haar omringen. Wie....? Degenen, die in den tijd van glans voor hem bogen, komen in verzet uit angst door zijn ondergang meegetrokken te worden. En de keizer spant in een laatste stuip alle krachten om zich met den moed van de wanhoop door den dag aan dag nauwer snoerenden kring van vijanden en weerbarstige omstandigheden heen te slaan.
Hij leeft, zooals dat heet, op zijn zenuwen. Als één steen losraakt dondert de lawine. Van alle kanten, uit het noorden, het oosten, het zuidoosten, dreigen de legers van de bondgenooten. Zijn tactiek moet het zijn, de verbinding tusschen hen te verhinderen en ze afzonderlijk te fnuiken. Daarmee heeft hij zich een taak, te zwaar voor zijn schouders, opgelegd. De krijgsman is niet meer de oude, elken ochtend moet hij zich afvragen: houd ik het vandaag uit? Om zich naar de bekende methode van zelfsuggestie een hart onder den riem te steken, schrijft hij in elken brief: de gezondheid is goed. De krampachtige aandacht daaraan geschonken, onthult de vrees, dat aan deze bovenmenschelijke spanning een einde komt, het trillend overspannen koord kan onverwacht afknappen. Het komt voor, dat hij den heelen dag te paard blijft, sommige nachten brengt hij rijdende door. Hij heeft geen tijd den vijand af te wachten, want deze is een draak met duizend koppen. In wilde rukken vliegt hij door het land: waar hij niet is schijnt het mis te loopen, waar hij zich vertoont herleeft het élan. Hij mag den tegenstanders geen tijd
| |
| |
laten zich te verschansen en bij dit alles blijft zijn verlangen op vrede gericht, maar een zonder smaad of afstand van gebied. Hoe langer hij standhoudt en van de verdediging tot den aanval overgaat, des te beter vooruitzichten zou de vrede bieden!
In dit grimmige tweegevecht met een macht, die voor zijn overspannen brein uit de som van de tegengestelde krachten resulteert, wordt het middel doel. In de verworven snelheid van deze operaties kan hij niet inbinden op straffe, de eigen positie te ondergraven. In dien val zou hij het koninkje van Rome meesleuren. In die verblinding is het hem onmogelijk, de schaduw te zien, die het wereldgericht voor zich uitwerpt. En de voorzorgen, die hij neemt met het oog op de dreigende vermeestering van Parijs door de geallieerden beperken zich in hoofdzaak tot die aangaande het vertrek van vrouw en zoon, maar in brieven aan zijn broer Joseph geeft hij van meer doorzicht en oordeel des onderscheids blijk.
Zoo kinderachtig komt de correspondentie met de keizerin ons voor, dat de vraag moet opkomen naar de authenticiteit van deze documenten. Daaraan schijnt geen twijfel te mogen bestaan, hoe ver de kunst van het falsificeeren ook ga. Marie Louise heeft eenige van die briefjes aan personen uit haar kring getoond, die er afschrift van namen en ze publiceerden. Deze copieën blijken met de thans in het licht gegeven origineelen overeen te stemmen; Madelin laat zich dienaangaande met de meeste stelligheid uit.
De geweldenaar treedt er als een bezorgd, door een overmacht gekwelde man-en-vader uit te voorschijn. Het geschiedt, dat hij haar tot drie malen op één dag schrijft en in welke omstandigheden! Men leest het enkele keeren: ik ben op. Vooral tegen het einde verloopen er enkele dagen, waarin hij niet schrijft, al kan het zijn, dat sommige briefjes hun bestemming niet bereiken. Men geve zich rekenschap van de bezwaren, die de bestelling op de met troepen, gewonden, gevangenen en konvooien verstopte wegen moest ondervinden. En Napoleon van zijn kant maakt zich bitter ongerust, als hij een ganschen dag niets van haar gehoord heeft.
Deze uitingen, het is duidelijk, verschillen hemelsbreed van die, enkele jaren tevoren met Josephine gewisseld. De generaal, in Italië te velde, werd verteerd door afgunst ter wille van de
| |
| |
behaagzieke creoolsche. De brieven uit dien tijd gloeien van passie, ze zijn als kussen, die degene vervangen moesten, waarmee hij niet bij machte was haar tegen minnaars, ware of in zijn hevige verbeelding levend, te beschermen en aan zich te binden. Als Napoleon in 1810 met Marie Louise in aanraking komt beginnen de gevolgen van zijn levenswijs hem op te breken. Marie Louise is achttien en volgens een dier brieven ‘frisch als de lente’. Bij hem treedt een vroege herfst in. De krijgsman is bang haar met zijn faam en manieren af te stooten. In zijn eerste brieven slaat hij den toon van menestreel aan. De keizersdochter kan of wil zich niet aan deze bekoring onttrekken; door in het aanbod toe te stemmen zou ze den Oostenrijkschen staat redden. Na de eerste ontmoeting schijnt ze gewonnen door hem, dien ze een half jaar tevoren den antichrist genoemd heeft. En de leeuw liet zich oogenschijnlijk door haar temmen en leiden.
Deze uitgave schijnt de stelling van hen te bevestigen, die meenen, dat zij Napoleon's krijgskundige vermogens verzwakt heeft en hij, van de zorgen om beider lot ontheven, in 1813 de campagne nog tot een goed einde had kunnen brengen. Deze stelling houdt onvoldoende rekening met Napoleons fantastische talent van zelfverdubbeling. Schrijvend aan de keizerin, weet hij zich van de rest te abstraheeren en deze enkele woorden te laden met de electriciteit, welke zij behoeft om de rol te blijven spelen die hij haar heeft toegedacht. Niets bewijst, dat hij voor haar en het kind iets gedaan of nagelaten heeft, wat de ineenstorting moest veroorzaken of zelfs versnellen. Zij vat niets van staatszaken noch van de plichten, die hem bespringen. De eerste dagen ontvalt haar: ‘de Oostenrijksche prinsen hebben het niet zoo druk’. Om haar te believen moet hij wat hij voor Josephine noch Maria Walewska gedaan heeft, de ‘bureau-uren’ verkort hebben, op tijd voor het eten verschenen zijn, de maaltijden langer dan een kwartier gerekt en zelfs daarna nog bij haar gepoosd hebben. Met haar zette Hercules zich aan het spinnewiel.
Het handschrift bewijst de haast, waarmee deze briefjes werden opgekrabbeld. Onder geweldigen druk perste hij ze als het ware uit. De ineengewriemelde letters met nerveuse halen hollen over het papier. Hij gunt zich geen tijd de woorden af te maken. Wat wonder, dat Marie-Louise niet de moeite neemt ze te ontcijferen: een hofdame, mevrouw de Montesquiou, moet ze haar
| |
| |
voorlezen. Een enkelen keer, als hij haar iets van beteekenis op het hart te binden heeft gelijk den brief, haar vader te schrijven ten einde aan het pleit van de Franschen of Napoleon zelf kracht bij te zetten dwingt hij zich tot een breeder en rustiger ontplooiing van zijn stormachtige gedachten, die dan ten volle uitgeschreven op papier komen. In andere omstandigheden wemelen de epistels van spelfouten.
Brief uit Dresden, 17 Mei 1813:
J'espère qu'ils y songeront à deux fois. Dans tous les cas tu ne dois pas trop t'en afecter: ils se fairont rosser en règle tous. Adieu mon amie. Aime-moi comme je t'aime. Tout à toi.
Napoléon.
Men kan niet zeggen, dat dit huwelijk ongelukkig was. Beider reis naar het noorden in Mei 1810 is iets als een huwelijksreis geweest. Zij dankt dan haar vader voor het haar beschoren geluk. Dan al bereiken haar briefjes van hem, als hij zich korten tijd van haar verwijderen moet. Napoleon wordt niet moe haar goedheid te prijzen; in Josephine had hij, zij het niet met zooveel woorden, andere kwaliteiten geroemd! De tocht naar Rusland is hun eerste scheiding, tot in Duitschland begeleidt ze hem dan Aldoor blijven zijn gedachten bij haar en het koninkje. ‘Mes
| |
| |
affaires marchent bien’, men leest het bijna in elk briefje. Den 18den September schrijft hij haar met een enkel woord over het in brand gestoken Moskou, den 24sten: ‘....wat, die schooier heeft zijn kinderjuffrouw niet herkend? Het is een boef.’ Als de krijgskans zich tegen hem keert schijnt dit hem vooral ter wille van Marie Louise te verdrieten. Zij mag zich geen zorg maken, moet zich vertoonen en invloed ten goede op haar vader oefenen. Hij verontrust zich er over of ze na overwinningen wel last gegeven heeft de oorlogsschepen te laten pavoiseeren en vreugdeschoten te lossen. In 1813 springt zijn snelle pen zonder overgang van Metternich op de afgunst van het zoontje, den olifant in den Plantentuin en den gehoopten vrede.
Tijdens zijn afwezigheid heeft hij de keizerin tot regentes benoemd. Beroemd gebleven overwinningen en andere beslissende gebeurtenissen schieten in deze haastige correspondentie voorbij. Dooden en gewonden, marschen en veroveringen, alles alleen om haar te binden. Soms signeert hij ‘je trouwe man’ en dringt er bij haar op aan, van hem te houden. Dieper dringen de woorden niet. De ‘personnes de marque’ interesseeren haar alleen. Dat Napoleon bezweet was, dat het koud is, dat hij naar haar verlangt, deze feiten hebben onvergelijkelijk meer gewicht dan wat de soldaten hadden uit te staan. Soms in een vertrouwelijk gesprek komt hij in opstand tegen het onherroepelijke. Bij het slinken van de krachten besluipt hem afgunst met het lot van den gewonen man, die temidden van vrouw en kinderen thuis kan blijven na zijn schuld aan het vaderland betaald te hebben. Hij zit in de ‘engrenage’.
De geest verliest zijn kracht, veeren roesten, hij laat zich door wanen verschalken en ziet niet meer over voor de hand liggende obstakels of gerieflijkheden heen. Moskou in brand, de vijand, die zich aan elke ernstige botsing onttrekt, de onvermijdelijke ontmoediging bij het matelooze rekken van de verbindingslijnen. Waar hij de voelhorens uitsteekt tast hij in den blinde en in deze ijle benauwenis valt de winter in. Tegen de waarschuwingen in toefde hij te lang in de stad. Hij is besluiteloos, het weer bleef lang mooi en bij dit alles de onzekerheid, de angst over den toestand in Frankrijk en de rest van Europa. Brieven hebben weken noodig om Parijs te bereiken. Op deze afstanden faalt de estafettedienst, waaraan hij de grootste zorg placht te besteden. Eindelijk
| |
| |
spreekt hij in een brief aan Marie Louise ervan, de winterkwartieren te betrekken.... Te laat! Het afgrijselijke epos van den terugtocht begint, de Berezina, Smolensk, alle etappen op dien lijdensweg. De keizerin mag er niets van weten. Door enkele woorden glimpt het besef, een zware tactische fout begaan te hebben. Op weg naar Wilna denkt hij erover, een koerier, den zoon van mevrouw de Montesquiou, goevernante van den kroonprins, met lossen teugel vooruit te zenden om zijn gemalin voor te bereiden. In dat gebied meent hij teerkost, iets van gerief en herstel van krachten te zullen vinden. En midlerwijl rekent hij uit: binnenkort tot dàt punt gevorderd, moet de boodschapper in plaats van 18 er nog maar 14 dagen over doen. Eindelijk vertrekt de snelle bode met opdracht eerder afgezondenen voor te komen. In deze brieven is tusschen de regels iets te lezen van wat het leger getroffen heeft.
Een oogenblik vleide hij zich met de hoop, dat Marie Louise hem een tweeden afstammeling zal schenken. Uit Dresden schrijft hij als een braaf huisvader: ‘ik heb vandaag de familie van Saksen te eten gehad. Je tante Thérèse beklaagt zich, dat je haar niet meer schrijft.’ Intusschen blijft hij doende haar aan te sporen, heur vader in bepaalde richting te bewerken, waarbij hij snoeft een miljoen man onder de wapenen te hebben en dit aantal naar believen te kunnen uitbreiden. Een enkele maal betreurt hij tegenover een ander, een Oostenrijksche aartshertogin gehuwd te hebben, maar op de teedere verhouding tot haar heeft dit geen vat en hij toont zich verheugd met elke beeltenis, die hij van haar en vooral van het zoontje ontvangt.
Het jaar 1814 opent op bittere vooruitzichten. De coalitie verklaart Frankrijk den vrede, den oorlog aan Napoleon. Vijf en twintig jaar oorlog en revolutie hebben het volk uitgemergeld. De velden liggen braak, al voorzien vrouwen in de ontbrekende krachten en het wemelt van deserteurs en weerspannigen. De belastingen komen traag binnen en zaken worden er niet van beteekenis gedaan. De staatsfondsen dalen en het eene faillissement volgt op het andere. De banken van leening raken vol zilverwerk, meubelen, zelfs lijfgoed. De geallieerden treden voor herstel van de Bourbons in het krijt, wat ook in Frankrijk door velen gewenscht wordt. Vijandelijke colonnes hebben van Bazel tot Coblenz den Rijn overschreden. Zij zetten zich op Franschen
| |
| |
bodem onder aanvoering van Schwartzenberg en Blücher. Te Parijs wordt met kunst- en vliegwerk het hoera-patriottisme aangewakkerd. De keizer, alvorens zich bij de troepen te voegen verbrandt in tegenwoordigheid van de keizerin en koningin Hortense zijn papieren: ‘ik zal papa Frans nog eens verslaan en ben gauw terug.’ Hij omhelst vrouw en zoon, voor het laatst.
Zoo lang de vijanden in het land staan mag Marie Louise niet naar de comedie; beter is, dat ze in de kerk van Sainte Geneviève gaat bidden. Het door de omstandigheden geboden optimisme verlaat hem niet. Koortsachtig op den grond over de kaarten gebogen, prikt hij er spelden in om de vorderingen van de legers bij te houden. Parijs leeft door in een feestelijken schijn, de slechte tijdingen gaan van mond tot mond. De zaak van de openbare gebeden preoccupeert hem. Zelf voelt hij er niets voor, hij ducht daarvan een demoraliseerende werking, maar hij erkent er geen verstand van te hebben en raadt, een ander te raadplegen. Hij is overprikkeld en het gebeurt, dat hij haar 's nachts om drie uur schrijft. De keizerin vertoont zich in het Bois de Boulogne, maar alle hoop vervliegt. Er wordt over gedacht haar naar Tours of Blois te laten uitwijken. Intusschen meldt Napoleon nu en dan overwinningen, waarvoor het kanon te Parijs dondert en boden, die de sabels van gevangen genomen generaals en dergelijke aandragen, krijgen 3.000 livres uit handen van de keizerin. De zegepralen moeten in de woorden, waarin hij ze haar beschrijft, in de couranten vermeld worden en de keizerin zit elken dag temidden van geborduurde uniformen en sierlijke vrouwen, bezig met het bereiden van pluksel.
De immer korte brieven gelijken jachttableaux, terwijl de vijandelijke legers concentrisch op Parijs aanrukken. Voor een van die gevechten wil hij in alles toestemmen om de hoofdstad te redden: ‘ik was dat offer van mijn eigenliefde aan mijn familie en mijn volk verplicht.’ In den stijgenden nood verliest hij de noodzaak van voorzichtigheid uit het oog: gelijk bij het beleg van Toulon komt hij ertoe zelf de kanonnen te richten. Daarna zakt hij ineen: ‘ik word niet meer gehoorzaamd, ze zijn niet meer bang voor me, ik moet overal tegelijk zijn.’
Eens slaapt hij bij hooge uitzondering acht uur achtereen om weer bij te komen. Als stroomopwaarts van Parijs een overwinning behaald is beveelt hij de sjako's en andere uitrustingstukken
| |
| |
van de tegenstanders in de Seine te gooien; ze zullen naar Parijs dobberen en daar de zege verkondigen. De keizerin spant zich zeer in om te redden wat te redden is. Een detail, of op een gravure van den ‘koning van Rome’, onder het volk te verspreiden, moet komen: ‘ik bid God mijn vader te redden’ dan wel: ‘God behoede mijn vader en Frankrijk’ houdt hem lang bezig. Intusschen beproeft hij Oostenrijk van Engeland en Rusland weg te trekken. De kozakken toonen zich in Frankrijk harde heeren. Mevrouw de Montesquiou maakt ruzie met de hertogin de Montebello, hofdame van de keizerin. Hij wil, dat deze zich van al zulke onaangenaamheden verre houde.
Het verlangen naar vrede neemt toe; de keizer wil er niet van hooren. Die aandrang verzwakt zijn eigen pogen, een vrede in eere te verwerven! Als er tusschen de keizerin en zijn broer Joseph misverstand rijst komt Napoleon gebiedend tusschen beiden; blijkbaar is hij jaloersch. Joseph raadt hem dringend als eenige redmiddel ten spoedigste vrede te sluiten.
Op de muren verschijnen oproepen tot lof voor de afstammelingen van Lodewijk XVI. Samenzweringen worden gesmeed. Marie Louise schrijft nu elken dag, soms meer dan eens, aan den keizer. Vier jaar na de eerste ontmoeting op de plek, waar dit voorviel, niet ver van Soissons, ontvangt hij van haar een horlogeketting ten geschenke!
De omstandigheden worden wanhopig. Dan beveelt hij Joseph zich het lot van vrouw en kind aan te trekken ingeval de vijanden naderen. Als alle tegenstand vergeefsch is moeten zij in de richting van de Loire vertrekken. ‘Verlaat mijn zoon niet en denk eraan, dat ik hem liever in de Seine weet dan in de handen van Frankrijks vijanden. Het lot van Astyanax, gevangene van de Grieken, heeft me altijd het rampzaligste lot der geschiedenis geleken.’ Dit zoontje wordt weldra vier jaar. Voor de uit het zuiden opstuwende vijanden begint Augereau Lyon te ontruimen en Napoleon, die bij de brug van Arcis zijn eigen leven inzet, als zijn soldaten in wanorde terugvloeien en zich de kozakken van het lijf houdt, geeft last tot den terugtocht. Maar voor zijn besef is nog niets verloren.
In den nacht van 30 Maart davert een calèche in volle vaart van Fontainebleau naar Parijs. Om acht uur in den ochtend heeft de keizer te paard Troyes verlaten. De weg is met slecht
| |
| |
nieuws geplaveid. Te Fontainebleau verneemt hij tot zijn verlichting, dat Marie Louise en de koning van Rome zich zuidwaarts in veiligheid hebben gesteld. Voor het eerst heeft hij het spel van de tegenpartij niet begrepen. In het kantoor van een notaris, waar hij onderkomen vond, hoorde hij de generaals met luider stemme vrede eischen en over de uiteindelijke nederlaag spreken. Caulaincourt blijft de middelaar met de vijanden. Blücher heeft den brief onderschept, waarin Napoleon Marie Louise verwittigde zich naar Saint Dizier te richten. Blücher las hem en haastte zich de geopende missieve ‘aan de voeten der doorluchtige dochter van Z.M. den Keizer van Oostenrijk’ te leggen. De vijanden hebben met deze kennis hun voordeel gedaan. De minister van politie verkeerde in de meening, dat de keizer altijd in cijferschrift correspondeerde.
Parijs capituleert. Napoleon is het hoofd kwijt en verzamelt zijn leger.
Het is drie uur in den ochtend van den 31sten Maart, Napoleon slaapt op zijn stoel in.
Spoedig volgt de abdicatie en de gevankelijke overbrenging naar Elba. De stilte van Marie Louise verontrust hem; tevergeefs vraagt hij naar haar en den knaap. Aan het Oostenrijksche hof begint ze hem te vergeten voor de vleitaal van Neipperg.
De laatste brief is van 28 Augustus 1814: ‘ik zit hier in een soort kluizenaarswoning met uitzicht over de zee. Het verblijf is heel aangenaam. Een deel van de dagen breng ik jagende door.’
Marie Louise antwoordt niet, ze komt evenmin. Het drama is tot het laatste korte bedrijf genaderd.
H. van Loon
|
|