in zijn prachtige komische drie rollen in ‘De Fakir’ bij het Nieuw Schouwtooneel zoo onweerstaanbaar komisch. Hij is als politie-agent, dokter en rechter in de eerste plaats een karakter, en vanuit dat karakter is hij komisch. Als men het anders doet - de opvoering van ‘Spektakel om Jolanthe’ door de Vereenigde Schouwspelers bracht het afschrikwekkend voorbeeld - is het mis. ‘Jolanthe’ is een stevige boerenklucht. Dikt men ze nog eens driedubbel aan en geeft men de rollen geen karakter, gelijk hier geschiedde, dan komt men in de onaangename theatrale wereld die het tegendeel van natuurlijk tooneel is: men ziet slechts tooneelspelen, en geen menschen. Daar ligt dan ook de kern van de zaak: het gaat om het spelen van menschen in de eerste plaats, en om tooneelspelen eerst in de derde; des te menschelijker men speelt, 't zij in klucht, blijspel of tragedie, des te beter speelt men.
Daar hebt ge de Viola uit Shakespeare's ‘Driekoningenavond’. In Saalborn's opvoering speelt Carla de Raet ze rank en fijn, en met iets dat meer is dan de gebruikelijke schalkschheid en vlotheid, namelijk met een paar oogenblikken melancholie. Ik herinner mij de waarachtigste Viola die ik ooit zag: Suzanne Bing, in de opvoering van Copeau. Waarom was zij nog zooveel waarachtiger dan deze Hollandsche Viola. Omdat zij menschelijker was. Want al is ‘Driekoningenavond’ dan een blijspel, en zelfs nu en dan een klucht - Viola's broer is voor zoover zij weet gestorven. Zij heeft verdriet. In dat verdriet, dat bij Shakespeare's vrouwen nooit tranenrijk, maar beheerscht en waardig is, treffen de goden haar met een tweede steek in het hart; zij raakt verliefd op den hertog, en de hertog zendt haar naar Olivia, om háár liefde voor hem te winnen. Een tragisch motief, komisch verwerkt; en het prachtige is, van deze Viola, dat haar speelschheid en geest even helder en rijk blijven, onder die driedubbele onzekerheid van verdriet, liefde en travesti. Suzanne Bing had een glimlach gevonden waaruit dit geheele leven sprak, soms, en voor een oogenblik. Ik schaam mij niet dat ik een traan gelaten heb, omdat zij zoo dapper glimlachte, midden in de zotternij van den Driekoningenavond, en dat is wat een diep begrepen menschelijkheid van een blijspel maken kan, soms, en voor een oogenblik.
Ik heb haar daar voor en daar na meestal als hupsche page