begrip Frankrijk vertegenwoordigen. Op dit plan is de interessantheid géén maatstaf, men moet de politiek niet ‘romanceeren’. Dit doet wie ‘agitatie voor rythme, wanorde voor den geest der scheppende verbeelding, den schijn voor de werkelijkheid, geweld voor kracht, hartstocht voor geloof neemt.’
Frankrijk heeft in de wereld een taak, geen zending te vervullen. Een taak ontvonkt geen gezamenlijke geestdrift, ze is te eenvoudig, te laag-bij-den-grond voor den gewonen man, zeker voor een naar exaltatiën en zelfopwinding hakende jeugd. Maar een taak is moeilijker te vervullen, ‘want ze eischt de toepassing van die dagelijksche deugden, welke zich niet met gebaren en woorden tevreden stellen, maar een beroep doen op de diepten zelf van het innerlijk leven.’ En de schrijver acht deze taak de ‘geestelijke missie bij uitstek.’
Het nationalisme is een godsdienst geworden. Nationale en andere gemeenschappen hebben een vereeringsobject noodig ter aandrijving van hun geestkracht en overwinning van innerlijken weerstand. In Frankrijk neemt de bewondering van groote mannen andere vormen aan. ‘Er is een Fransch evenwicht, dat bestaat uit het gemiddelde van de meest uiteenloopende stroomingen. Er is een Fransch maatgevoel, (de lofzang wordt eentonig, H.v.L.), dat zich op gelijken afstand van alle overdrijvingen houdt. Er is een ‘Fransche vorm’ eindelijk, want alles, wat Fransch is, haakt er vooral naar vorm aan te nemen. Daarin vooral onderscheidt zich de Fransche beschaving, dochter van Athene en Rome, van de angelsaksische, noordsche en slavische beschavingen en bepaaldelijk van de Duitsche cultuur. De Franschman oordeelt naar verhoudingen, denkt in formules. Alles, wat indruischt tegen zijn ingeboren zin voor den vorm wekt zijn wantrouwen en kritiek.’
Zoo kan bij alle individueele verschillen van een type-Franschman gesproken worden tegenover de omlijnde exemplaren van andere variëteiten der menschelijke fauna. Het Fransche volkskarakter bezit vele facetten, uit vele rassen is het samengesteld. Het is een complex als resultante van tegenstrijdige krachten, verschillend onder den gezichtshoek van bodem, klimaat, taal en voeding. d'Ormesson demonstreert het aan de drie staatslieden, die in de laatste jaartientallen hun stempel op de wereldpolitiek drukten, Clemenceau, Briand en Poincaré. In alles