De Gids. Jaargang 99(1935)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 64] [p. 64] Verzen Hoc Tempus I Een bittre troost, een kiemend voorgevoel Leidt ongedelgden lust naar 't dichtbij wenkend doel Van het eendrachtig leve' en dood verzaken Om 't zelfvergetel opgaan in 't gewoel. II Bevange' in twijfel over de ophanden Met stelligheid voorspelde wereldbranden En ondergangen, houd ik pijl en boog Alsnog gevechtsklaar in mijn beide handen. III Zoo onophoudlijk werd het eind gemeld En 't dreigend vonnis zoo herhaald geveld, Dat elk besef van eer en onderscheiding Wordt uitgedoofd in noodweer en geweld. [pagina 65] [p. 65] Finis Vitae Consolatio Het nu verouderd hart, verzadigd en ervaren, Slaat langzaam verder met zijn laatsten moed En houdt zich nauwlijks staande in den vloed Der jaren. Alleen het heimwee naar het vroegst geluk Zingt nog zijn lied en speelt zijn parten. Meedoogenloos en wreed speelt het de harten In 't einde stuk. Zomers en herfsten zijn ontkleurd. De winter Met zijn streng regiment en bindend ijs Sluit hart en zinnen saam. Een nieuwe wijs Begint er. Een nieuwe wijs van 't alleroudste lied: Wij allen staan alleen, naakt en verloren. Als ons 't bevel bereikt, hoore' onze ooren De stem al niet. Maar verder wijkend in den zwarten nacht Gaat ons het licht op van twee diepe oogen. In vreemd vertrouwen, tot geluk bedrogen, Sterft elke klacht. D.A.M. Binnendijk Vorige Volgende