De Gids. Jaargang 98
(1934)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 271]
| |
[pagina 272]
| |
2
Ze ontwaakte: op de nog leege
zee van haar oogen ging,
voormalige verten tegen,
ik scheep naar dat weleer
van heil, en plotseling
- maar nu achter schuimranden
des doods - lagen daar weer
de vergeten eilanden.
| |
[pagina 273]
| |
Wat wil de onzalige maan?
Reeds werden er heillooze
droomschepen - af en aan
kruisend, de kust belagend -
gemeld. Van de onzen kozen
geen nu meer zee. Elk wacht,
bang hoe de dag zal dagen....
Wat wil de maan vannacht?
| |
[pagina 274]
| |
4
Bijgelicht door de blijde
haat der maan, zeilden ze aan,
zingende: van vlakbij te
zien hoe dat lied ons zou
vernielen, te volstaan
daarmee.... zulke vijanden
(vreemde volmachten trouw)
zien er van af te landen.
| |
[pagina 275]
| |
5
Zij voorspelden mijn lied
ijl einde in leegte en koude -
Maar zij begrijpen niet
wat heimwee kan: tot wonden
verhevigt het verouden
oog en oor, en brandschat
de taal, om te doorgronden
wat de wereld vergat.
| |
[pagina 276]
| |
6
De stilte binnen spant
samen met den wind buiten.
In de wereld beland
- waaraan wij ook ontkwamen
en wat we ook buitensluiten
of verzwijgen - aldoor
weer onderwerpen ramen
ons aan een oud verhoor.
| |
[pagina 277]
| |
7
Der kimwolken bergketen
ten voet, ligt het oud rijk
ondergesneeuwd. Vergeten
raakte 't breed wegenkruis -
Doch velen, nu de omtrek
tot witte stilte ontvolkte,
verdiepen, binnenshuis,
zich in dat randgewolkte.
| |
[pagina 278]
| |
8
Ingekeerden voorzagen
de onheilen: toen geen volk
meer van God bleef gewagen,
dwong oorlog, geest na geest,
de zienden onderwolks
af in der steden kolken,
waar enkel heimwee leest
wat noodlot zal vertolken.
| |
[pagina 279]
| |
9
Zij heeft op deze plek
het hart bewereld. Rond dit
doorschenen woonvertrek
- kamer van inkeer, nest van
heimwee - legert, voorkondigd
beleg, thans doodlijk heil.
Verhevigd, gehuisvest in
ijlte, beid ik mijn deel.
A. Roland Holst |
|