pectivische studieën zien wij hoe allengs nieuwe gebieden ontsloten, nieuwe idealen bereikt worden.
De jonge Florentijnsche werken ontstaan ten tijde van de eerste groote Medici: Fra Filippo en Filippino Lippi, Piero di Cosimo en Botticelli zijn hier de namen. En dan de prachtige reliefs en kleine plastieken van Donatello, Lucca della Robbia, Antonio Rossellino en Benedetto da Majano (kopje van Johannes den Dooper) om slechts enkele van de grootsten te noemen, met della Quercia uit Siena daarnaast.
En zoo gaat het van zaal tot zaal; op het Florence van den Pater Patriae en zijn prachtlievenden kleinzoon Lorenzo volgt Venetië met de archaïseerende Crivelli's, met Carpaccio en de Bellini's.
Na Paris Bordone, Lorenzo Lotto, e.a. is er in zaal IV een prachtig hoekje met Leonardo-volgelingen: Solario, d'Oggiono en een onovertroffen meisjes-reliefportret van Ambrogio de Predis.
Dan komt de overgang van de 15de naar de 16de eeuw, het lineaire, allengs losgelaten, maakt plaats voor het sfumato, de penseelstreek verandert geheel, gelijkheid van kleurkracht wordt verdrongen door concentratie en contrast; het chiaroscuro ontstaat: de barok wordt geboren. Men zie de kop van Correggio, de wonderlijke fond bij Titiaans ‘kind met honden’, Veronese's kostelijke werken en de prachtige portrettenreeks van Tintoretto.
De bloei van de Arnostad is dan voorbij al werken er nog Pontormo, Bronzino en Andrea del Sarto (wiens vrouwelijke model men bij een madonna, toegeschreven aan Pontormo, meent te herkennen). Doch aan de groote barokbeweging neemt de stad nauwelijks deel. Die viert elders haar triomfen; evenwel niet zonder de ‘Widerspruch’ der academische Caracci-volgelingen, waarvan Giulio Carpione de Oude zich verrukt bij Poussin aansluit. Fel contrasteeren met dezen de kleine paneeltjes van den wonderlijken Magnasco, evenals de werken van Strozzi, Vecchia en Guercino met zijn ‘cijnspenning’.
In Tiepolo's schetsen bereikt de barok een eind- en hoogtepunt. Goldini's Venetië tenslotte sluit de reeks met een aantal Canaletto's, Longhi's en Guardi's. Hier klinken de melodieën van het roccoco, die bij Guardi, als bij sommige Don-Juan momenten, al motieven doen hooren die de eeuw, volgende op het ancien régime, aankondigen.