doppertjes in de boter is iets anders dan doppertjes uit blik.’
Men vergeve ons de vulgaire vergelijking, maar in dat verschil ligt de onverwoestbare meerderheid van het tooneel uitgesproken: het is geen stervende kunst, evenmin als de doppertjes een stervende groente zijn. Het is tijdelijk minder in trek.
Men kent het geval van Sarcey, die in de Bibliothèque Nationale ontdekte dat het verval van het tooneel om de twee op drie jaar per pamflet, foliant of verhandeling was vastgesteld en men weet dat, wanneer men in Nederlandsche boekerijen gaat snuffelen de woorden over ‘allertreurigste toestanden,’ noodzakelijke samensmelting van ‘gezelschappen’ e.d. met ontstellende regelmatigheid terugkeeren.
Maar zoolang een schouwburg vijf dagen te voren is uitverkocht staat daartegenover de werkelijkheid dat er een publiek is, bereid naar den schouwburg te gaan.
En wanneer morgen naast iedere radio een televisie-aparaat staat zal dat aan die behoefte niets veranderen: het zal haar nog weer iets gemakkelijker met surrogaten voeden, maar niet afdoende bevredigen. Is de zaak niet deze dat een Marlenepremière nog nimmer vijf dagen te voren uitverkocht was, en dat, als zij in levende lijve optrad, iedere zaal het zijn zou?
Het onmiddellijk contact van mensch tot mensch zal de zinnen steeds dieper bevredigen dan een contact via celluloid en mechanische wegen, en wanneer wij nog eens een planeet van hoogere beschaving dan de onze ontdekken, is er geloof ik meer kans dat daar een hoog ontwikkelde tooneelspeelkunst bestaat en een tot het doelmatige teruggekeerde film, dan omgekeerd.
Het geval van Else Mauhs stelt ons echter voor minder speculatieve gedachten over het tooneel. Deze ring past geen vinger beter, zij is onze eerste actrice. Hoeveel eerste rollen, rollen van het groote repertoire, speelde zij echter? Een ideale travestispeelster, maar hoeveel maal zag men haar in Shakespeare? Een in aanleg en wezen tragische actrice die slechts een enkele groote tragische rol te spelen had. Wie haar jaren geleden in ‘Makropoulos’ zag, zag een visioen van ‘Phèdre.’ Het is er nooit van gekomen, het zal er waarschijnlijk nooit van komen.
Er is hier wellicht een tegenstelling tusschen lichamelijke mogelijkheden en eigenlijke aanleg; hoe het zij wij danken aan dat conflict de prachtige tragische accenten in menig lichter