De meesten echter van hen, die ‘dwepen met het oude,’ zijn niet omringd door het werkelijk goede uit het verleden. Zij vullen huis en hof met hout- en steen- en bronswerk, dat in feite noch oud, noch schoon is, doch slechts het oude imiteert. Veelal is het ‘bijgewerkt’ met hagelschoten, met pâte ‘antiek’ gemaakt door den handige, die weet, wat des koopers kennis waard is, en die, speculeerende op de verachting voor het nieuwe, grof geld verdient. Men zie zoo vele inboedels.
Aan de vendu-uitstalling van zulk een inboedel deed ons, bij een recente rondgang, de cité universitaire denken en een nog recenter gepubliceerde illustratiereeks versterkte dien indruk en gaf ons de gedachte: In die omgeving moeten nu honderden van de komende geslachten jaren doorbrengen.
De studie van de geschiedenis der beeldende kunst kan ook tot iets geheel anders leiden, tot iets veel diepers en piëteitvollers tegenover het verleden; tot het besef namelijk, dat iedere tijd zijn eigen uitdrukkingsvorm, zijn eigen veruitwendiging heeft of heeft te veroveren en dat, wie respecteert, niet imiteert. De school van Robert de Sorbon imiteerde de antieken niet, het Collège royal niet de Sorbonne en het Institut de France niet de style Henri IV. Doch de cité universitaire imiteert antieken en middeleeuwen en leent zoowel van de Portugeesche barok als van de Wiener sezession. Zij leent van over den geheelen aardbol, uit de landen der rijzende en der dalende zon.
Twee landen bouwden in de cité, die vrij zijn van dat nabootsen uit Oost en West zoo goed als zij vrij zijn van het leenen uit vroeger jaren of vroeger eeuwen; zij bouwden geen tempels, geen pagoden, noch burchten of chateaux. Die landen zijn: Zwitserland en goddank.... ook Holland.
Maar Holland, uiterlijk gereed, wacht voor zijn paviljoen op de inwendige voltooiing. Laat Holland, dat in de cité universitaire blijk heeft gegeven van historisch begrip, zooals alleen nog maar één tweede klein land in Europa, zijn taak niet halverwege laten liggen tot schade van hen, aan wie een plaats in het paviljoen wordt onthouden en tot schade van den naam, dien Holland inderdaad met zijn bouwkunst in het buitenland heeft hoog te houden.