rijk, Engeland en Oostenrijk, ‘entente qui peut amener la solution de toutes les affaires, la consolidation de sa dynastie et le bonheur du monde’):
Polen hersteld, onder den koning van Saksen; Rusland schadeloos gesteld met Aziatisch Turkije;
Pruisen staat Posen aan Polen, Silezië aan Oostenrijk, den linker Rijnoever aan Frankrijk af, maar lijft Saksen, Hannover en alle niet-Pruisische landen benoorden de Mainlinie in;
Oostenrijk verliest Venetië aan Italië, Galicië aan Polen, maar verkrijgt Silezië en al wat het mocht begeeren bezuiden de Mainlinie en op het Balkan-schiereiland;
Frankrijk verkrijgt den linker Rijnoever, ‘respectant la Belgique à cause de l'Angleterre, à moins que cette puissance ne lui laisse Bruxelles pour prendre Anvers’;
Italië verkrijgt Venetië maar laat den Kerkelijken Staat in stand en herstelt Napels;
‘Turquie supprimée pour cause d'utilité publique et de moralité chrétienne’; Aziatisch Turkije komt aan Rusland, Europeesch Turkije aan Oostenrijk, Griekenland en de Donauvorstendommen.
Vorsten, in Europa gedepossedeerd, kunnen emplooi vinden in de te monarchiseeren Latijnsch-Amerikaansche republieken!
Na dit alles zou Frankrijk (dat niets verloor) ‘voldaan’ zijn geweest; maar Europa niet ‘gerust’: aan de Italiaansche en Duitsche volken werd de nationale staat ontzegd.
De tekst van Metternich's dépêche van 22 Februari 1863 die dit alles inhoudt was uit Oncken's Rheinpolitik Napoleons III bekend; maar eerst uit het boek van Salomon krijgt men den juisten indruk van wat er om- en aanhangt. Noch Engeland, noch Oostenrijk, noch Rusland gingen op het plan in; - Bismarck heeft, te Biarritz, den schijn kunnen aannemen het wèl te doen, zonder zich tot iets te verbinden. In 1866 handelt de realist, terwijl de droomer op den uitkijk ligt.
Na 1866 heeft Oostenrijk Napoleon als een verloren man beschouwd, en er zich zorgvuldig voor gewacht, zich aan hem te binden. Napoleon's hoop is nu geworden, met Oostenrijk en Italië een nauwe alliantie te sluiten. Oostenrijk ziet in dat Italië aanspraak zal maken niet alleen op Rome, maar ook op Oostenrijksch gebied; Napoleon wil deze moeilijkheden niet zien. Zijn inzichten en uitlatingen in de jaren onmiddellijk vóór 1870 maken op den nakomeling een indruk van volkomen irrealiteit.
Geheel nieuw zijn in dit boek de aanhalingen uit Metternich's dépêches en brieven gedurende den Fransch-Duitschen oorlog. De beteekenis van Gambetta heeft hij onmiddellijk onderkend, en in een brief uit Tours van 21 November 1870 voorspelt hij met merkwaardige juistheid den loop dien de Fransche geschiedenis zal kunnen nemen. Noch de legitimisten, noch de Orleanisten, noch de Bonapartisten, bericht hij, hebben een redelijke kans meer, een derde Fransche republiek behoeft vermoedelijk niet het lot harer voorgangsters te deelen. Echter meent Thiers in September 1871 aan de omstandigheden verschuldigd te zijn, den wensch te kennen te geven dat Oostenrijk te Parijs door een ander vertegenwoordigd worde dan door dengene dien het Fransche publiek jaren lang als een persoonlijken vriend van Napoleon had beschouwd. Metternich's verdwijning valt samen met de vervanging, in Oostenrijk,