maarde ‘leugenbaron’ stamde. Haensel ging ook naar Münchhausen's woonplaats, Bodenwerder aan de Wezer, waar zich ook zijn slot bevond en de ‘wijngrot’, waar in dichten rook en bij zwaren wijn temidden zijner vrienden Münchhausen zijn fantastische avonturen onthulde. Zij waren niet bestemd om ooit verder dan den vriendenkring uit de wijngrot te komen. De bijnaam leugenbaron was Münchhausen een diepe ergernis. En het boekje over zijn wonderbare reizen en avonturen, dat eerst in Engeland en daarna in Duitsche vertaling verscheen, en dat in intrigues tegen den ouden baron dienst moest doen om zijn ongeloofwaardigheid te bewijzen, heeft hem op het laatst van zijn leven pijnlijk geschokt. Dat het tenslotte de anders in den rook der wijngrot vervluchtigde avonturen vereeuwigd heeft, is een gelukkige omstandigheid, waarmee de oude Münchhausen zelf echter niet gediend was.
Haensel's geschiedenis begint anno 1793, het jaar waarin de bijna zeventigjarige Münchhausen Bernhardine von Brünn leert kennen en de liefde voor de achttienjarige zijn laatste avontuur inluidt. De cavalier wordt nog eenmaal in hem wakker, oude Russische herinneringen uit de dagen zijner veroveringen aan het Russische hof komen weer op, toen hij aan het hoofd der kurassiersgarde der tzaritza stond, eer hij in ongenade viel. En in kniebroek met witte kousen en lakschoenen, in zijden frak met jabots en kanten manchetten danst hij nog eens, één hand in den nek en één op de heup, op een soldatenmelodie een Russische dans.
Bernhardine von Brünn wordt zijn vrouw, maar het lot heeft geen laat geluk voor Münchhausen weggelegd, jalousie en intrigues brengen haar in verdenking van overspel, er wordt geaasd op Münchhausen's erfdeel en op zijn avonturen. Het is Bernardine zelf, die zonder het te willen aansprakelijk wordt voorde onthullingvan Münchhausen's fantastische geschiedenissen aan den boosaardigen intrigant Raspe - die, na de schending aan Bernardine gepleegd, naar Engeland vlucht en daar de befaamde Münchhausenkroniek in het licht geeft. Een noodlottig einde besluit het leven der twee ongelijke gelieven, waarvan de een thans de held is van een der vroolijkste kinderboeken ter wereld.
Het verhaal beweegt zich statig en sierlijk in den stijl van het roccoco: een stijl rijk aan figuren als een menuet, een verhaal met veel loofwerk. Langzaam beweegt het zich, in een sfeer van karos en kanteelen, waaier en terras, poeder en spinet. ‘Diese Menschen hassten wirklich den Krieg aber sie liebten die Wachtparade und vor allem das Feuerwerk, das in nie wiederkehrender Vollendung bei allen Festen abgebrannt würde.’ Op Münchhausen's bruiloft met de jonge Bernardne keert in het sloteffect van het vuurwerk ook zijn beroemde avontuur met het halve paard terug. En ergens in dit boek geeft Münchhausen met een sprankeling van den ouden geest antwoord op de vraag, wat het achtergebleven achterdeel van het halve paard verder deed, een antwoord dat in de kinderboeken met recht niet teruggevonden wordt.
Er ademt in dit boek met zijn sombere in de iets van de sfeer om Goethe en Friederike of Lotte. En tusschen de roccocostemming speelt met een door den tijd gedempte gloed de herinnering aan barbaarsche avonturen in Rusland en Turkije.
Haensel heeft een zeer verdienstelijk en goed geschreven, waarheidgetrouw verhaal gegeven van Münchhausen's laatste levensepisode. Misschien getuigt het van zelfkennis, dat hij zich hiertoe beperkte. Toch wordt het verlangen des te meer gewekt naar een beeld van de Russische epi-