| |
| |
| |
[Vierde deel]
Stemmen uit de redactie
In memoriam Prof. Dr. P. Ehrenfest.
- Wanneer ik mij onder den verschen indruk van het plotseling overlijden van Ehrenfest ertoe zet om enkele woorden aan zijn nagedachtenis te wijden, dan ontveins ik mij niet de moeilijkheid van deze taak. Deze moeilijkheid is slechts ten deele daarin gelegen, dat in zoo korten tijd onze indrukken nog niet voldoende bezonken kunnen zijn. De moeilijkheid is meer deze, dat, ook wanneer wij meenen, dat het beeld van een persoonlijkheid ons klaar voor oogen staat, aan deze klaarheid altijd nog zoo veel ontbreekt. Vragen wij ons af: was het zus of zoo, en willen wij het beeld scherper bezien, dan vervaagt het en spot met onze analyse. En wanneer wij het beeld in woorden willen vastleggen, geven deze niet alleen een onvoldoende gedefinieerd en eenzijdig, maar altijd ook een min of meer verwrongen beeld. En waar dit reeds in het algemeen geldt, geldt het in bijzonder hooge mate voor het beeld van Ehrenfest, wiens wezen zoozeer gekarakteriseerd is door sprankelend leven en spontaneïteit.
Toen Lorentz in 1912 zijn gewoon hoogleeraarschap te Leiden neerlegde, en als zoodanig vervangen moest worden, had hij ertoe meegewerkt, dat Ehrenfest als zijn opvolger zou worden voorgedragen. Ik herinner mij hem die voordracht te hebben hooren motiveeren, doordat hij verklaarde, dat Ehrenfest weliswaar niet de originaliteit van Einstein bezat, maar dat hij aan den anderen kant uitmuntte door de weldoordachtheid van zijn werk, hetgeen o.a. bleek uit een verhandeling in de Annalen der Physik in 1911, getiteld: ‘Welche züge der Lichtquantenhypothese spielen in der Theorie der Wärmestrahlung eine wesentliche Rolle?’ In deze verhandeling gaf hij de gronden, waarop de noodzakelijkheid van het
| |
| |
invoeren van de onderstelling van energiequanta berustte veel beter aan, dan dit door Max Planck, de vader der Theorie der Quanta, zelf was geschied.
En nu blijkt reeds dadelijk, hoe moeilijk het is, een juist beeld van een persoonlijkheid als die van Ehrenfest te geven. Die ‘weldoordachtheid’ als hoofdeigenschap schijnt met mijn kenschetsing ‘gekarakteriseerd door sprankelend leven en spontaneïteit’ niet goed te rijmen. En toch waren ze in Ehrenfest tot een onverbrekelijke eenheid vereenigd, of misschien beter gezegd, het waren geen twee eigenschappen, die al of niet ‘vereenigd’ konden worden, maar het was één eigenschap van verschillende kanten bezien. In zijn hartstochtelijkheid wilde Ehrenfest alles geheel bezitten en stelde hij zich met geen half inzicht tevreden.
Zijn levendige belangstelling in alle vraagstukken der natuurkunde gepaard met de behoefte om hetgeen hem zoo diep getroffen had ook met anderen te bespreken bracht hem met veel natuurkundigen in aanraking, zoodat hij er veel warme vrienden onder telde. Zoo werd Leiden, dat reeds om het Kamerlingh Onnes Laboratorium door zooveel natuurkundigen bezocht werd, nog meer een centrum voor de beoefening der natuurkundige wetenschap door den toeloop van Ehrenfest's vrienden, die er de problemen, aan de oplossing waarvan zij bezig waren, kwamen bespreken. En daar deze onderzoekers ook veelal een voordracht hielden op Ehrenfest's colloquium ging hiervan een bezielende werking op de studenten uit, die bijna alle belangrijke kwesties, die aan de orde waren, door de onderzoekers zelve hoorden uiteenzetten.
Bekend is Ehrenfest's vriendschap met Einstein. Ook buiten de natuurkunde bracht veel hen samen. De pianist Ehrenfest accompagneerde de violist Einstein op voortreffelijke wijze. Hoe levendig echter de belangstelling van Ehrenfest voor de relativiteits theorie ook was, tot een actieve medewerking aan de ontwikkeling van die theorie is hij niet gekomen.
Vruchtbaarder in dit opzicht was zijn vriendschap met den Deenschen natuurkundigen Niels Bohr, de schepper van de bekende atoomtheorie. Door de opstelling van zijn z.g. adiabatenhypothese heeft Ehrenfest een belangrijke bijdrage geleverd voor de ontwikkeling van Bohr's theorie. Hij toonde
| |
| |
daarbij aan, dat de toepassing van de klassieke mechanica binnen het gebied, dat overigens door de theorie der quanba wordt bestreken, zich veel verder uitstrekte, dan door Bohr aanvankelijk was aangenomen. Ook in ander opzicht was de samenwerking der beide physici vruchtbaar. Verscheidene van Ehrenfest's leerlingen hebben zich aan het eind van hun studie langer of korter tijd te Kopenhagen opgehouden om daar in de internationale schare geestdriftige en talentvolle jonge physici, die zich om Bohr verzamelde, een impuls te ontvangen, die hun leven tot hooger werkzaamheid opvoerde.
Het is hier de plaats niet het wetenschappelijk werk van Ehrenfest uitvoerig te bespreken. Voor niet-physici is het onbegrijpelijk en aan physici voldoende bekend. Maar bovendien: de invloed van zijn levende persoon ging die van zijn in geschriften neergelegde onderzoekingen misschien verre te boven.
Ehrenfest was vreemdeling in Nederland, en is dit gedurende zijn ruim twintig jaar durend Leidsch professoraat steeds min of meer gebleven. Toch heeft dit aan zijn populariteit geen afbreuk gedaan. En dit is niet te verwonderen. Zoo menig inwoner van een der groote Europeesche of Amerikaansche rijken komt tot ons met alle bekrompenheid, eigen aan menschen, die niet over de grenzen heen kunnen kijken. Hun verhouding tot ons wordt bepaald door hun vooropgezette onkwetsbare overtuiging van de superioriteit van alles wat uit hun eigen land komt. De minder ontwikkelden bejegenen ons met een geringschatting, die zij als vanzelfsprekend beschouwen, de meer ontwikkelden met een tegemoetkomende, ietwat neerbuigende vriendelijkheid. Bij Ehrenfest was van een dergelijke vooropgezette meening geen sprake. Welken staat trouwens zou hij als zijnde van hooger orde gekozen hebben? In Oostenrijk geboren had hij in Duitschland en Nederland gestudeerd. Rusland, waar hij lang gewoond en zijn vrouw gevonden had, was - door keuze - misschien nog het meest als zijn vaderland te beschouwen, terwijl zijn warmste vriendschap den (adoptief) Zwitser Einstein en den Deen Bohr gold. Neen het was zeker geen geringschatting, die hij voor ons land koesterde. Meermalen drukte hij zijn bewondering uit voor de Nederlandsche natuurkunde en het vele, dat door de groote
| |
| |
vertegenwoordigers daarvan uit een vorige generatie - mijn Vader, Lorentz, Kamerlingh Onnes - was tot stand gebracht. En toch, niettegenstaande die bewondering, hij voelde zich anders. Wanneer zijn voortvarendheid op te groote bedachtzaamheid, zijn enthousiasme op een zekere nuchterheid stuitte, kon hij verzuchten: ‘je bent toch een onverbeterlijke Hollander.’
Maar juist door dit ‘anders’ zijn is hij voor de Nederlandsche wetenschap van zooveel waarde geweest. Het is ver van mij verwijderd de Nederlandsche grootere bedachtzaamheid en reserve te veroordeelen. De grooten van de vorige generatie geven ons niet den indruk, dat de Nederlandsche natuurkunde op een verkeerden weg was. Maar toch, nieuwe tijden eischen weer andere menschen. En wat enkele geniale voorgangers hebben gedaan, kan niet door de vele minder grooten van een later geslacht nagevolgd worden. Lorentz heeft mij eens, toen Ehrenfest nog pas kort in Leiden was, gezegd: ‘Hij heeft in dien korten tijd reeds gedaan gekregen, wat ik gedurende mijn geheele professoraat vergeefs heb nagestreefd. Hij heeft de studenten aan het praten gekregen. En Ehrenfest heeft mij zelf eens naar aanleiding van een bepaald instituut gezegd, dat het zoo goed voor de studenten was, daar te studeeren, omdat zij daar den indruk kregen, ‘dat er nog physica gemaakt kon worden.’ Karakteristiek is, dat hij niet een universiteit aanbeval, waar de bestaande natuurkunde zoo volledig mogelijk, ook niet een, waar deze zoo grondig of zoo helder mogelijk wordt gedoceerd. Zijn streven - en zijn bereiken - is altijd gericht geweest op het prikkelen der zelfwerkzaamheid, en hij heeft deze bij zijn leerlingen tot een ongekende hoogte opgevoerd. Het is veel waard, wanneer de afgestudeerden een Universiteit verlaten met grondige kennis en het is veel waard, wanneer zij daar een leermeester hebben leeren kennen, die hun met eerbied vervulde voor wat hij heeft tot stand gebracht. Maar meer nog is het waard, wanneer zij de universiteit verlaten met het vertrouwen, dat zij zelf iets tot stand zullen kunnen brengen. Want zonder dit vertrouwen komt men, ook in overigens gunstige omstandigheden, tot niets.
Ehrenfest heeft zijn leerlingen weten te vormen tot menschen, die de animo èn den moed bezitten een onderzoek te
| |
| |
beginnen met de energie, die alleen door het vertrouwen op een althans mogelijk succes gedragen kan worden. Het gevolg is, dat verscheidene zijner leerlingen met eere leerstoelen vervullen aan binnen- en buitenlandsche universiteiten. En wanneer thans over het algemeen in Nederland het aantal jongere natuurkundigen, dat belangrijke vraagstukken durft aanpakken, en ze veelal althans gedeeltelijk tot oplossing brengt, veel grooter is dan twintig jaar geleden, dan is dat voor een niet gering deel aan de van Ehrenfest uitgaande bezieling te danken.
Nous sommes si présomptueux, que nous voudrions être connus de toute la terre, et même des gens qui viendront quand nous ne serons plus; et nous sommes si vains, que l'estime de cinq ou six personnes qui nous environnent nous amuse et nous contente.
blaise pascal, Pensées.
| |
Foto-pagina.
- Einstein is een groot geleerde, een van de allergrootste physici in een tijd, waarin de natuurkundige wetenschap een zoo verwonderlijke ontwikkeling doormaakt, en dat voor een belangrijk deel dank zij Einstein's nieuwe denkbeelden. Hij is een van de weinige menschen, die kunnen verwachten gekend te zullen worden door de menschen, die zullen komen, wanneer zij niet meer zullen zijn, en van wie zulk een verwachting zelfs geen vermetelheid genoemd kan worden.
Hoe beschamend is het dan, wanneer wij hem zien op de fotopagina eener courant, gearmd met Charlie Chaplin of met Bernard Shaw, of wel, zooals onlangs, zittende bij een soort blokhuis en omgeven door een paar studenten met geweren, in een niet zeer origineel gevonden wild-west opstelling. Zou in een gewone kamer en bewaakt door gewone politie zijn veiligheid niet beter gewaarborgd zijn?
Hij wint door zulke foto's misschien aan populariteit bij de lagere lagen van het hedendaagsche publiek, maar verliest toch zeker in de oogen der meer kieskeurigen. Zijn oprechte bewonderaars zullen hem even hoog blijven schatten, en zich gelukkig prijzen, dat krantenpapier vergankelijk is, en dat de bladen met foto's van en berichten aangaande hem reeds lang
| |
| |
tot stof vergaan zullen zijn, wanneer zijn scheppingen op natuurkundig gebied de bewondering der dan levende geslachten nog zullen wekken.
| |
Denk aan de Koornbrug.
- Er is aan de Leidsche stadhuisplannen buiten die van de zuiver architectonische verdienste nog een andere vraag verbonden, die men de stedebouwkundige kan noemen. De hier volgende opmerking heeft in het minst niet de bedoeling, een der andere plannen boven dat van Blaauw te verkiezen, waarvan de bouwkundige waarde in haar geheel gelaten wordt. Zij stelt enkel de stedebouwkundige vraag, welke luidt: Hoe zal een bepaalde oplossing werken in het stadsbeeld? In dit opzicht nu zondigt het plan Blaauw ernstig, door het ontwerpen van een open pleintje aan de Vischmarkt. Niets is voor Hollandsch stedeschoon zoo gevaarlijk als het verbreken van een oude rooilijn. Men kan het zien aan het postkantoor te Middelburg, waar de fraaie ronding van de Noordstraat door een achteruitgezet gebouw verstoord is, en in Leiden zelf, waar men bij het bouwen van de nieuwe Universiteitsbibliotheek verzuimd heeft, de gesloten lijn van het Rapenburg te herstellen, die op den plattegrond van Blaeu zoo goed te zien is, hetgeen het afbreken van de kostelijke gevels links nog overbodiger hadde gemaakt dan het reeds was, en ons het onnoozele pleintje had bespaard, dat enkel rumoer en ruimteverlies beduidt. Leiden had in dit opzicht waarlijk reeds genoeg geleden, toen de ramp van 1807 in het hart der stad een gat sloeg, dat inderdaad destijds niet zoo gemakkelijk weer te heelen viel.
Het stadsdeel tusschen de Waag en de Koornbrug blijft, al staan er maar enkele huizen meer die op zich zelf belangrijk zijn, een der mooiste, die men in Holland aantreft. Het zijn de lijnen en de glooiingen, die het doen, en niet in de laatste plaats ook de afsluiting door den bovenbouw van de Koornbrug, waarvan men zich telkens weer blijde verbaast, dat nog in 1825 iets zoo doordacht harmonisch kon worden gewrocht. Dit stukje van de symphonie nu gaat Blaauw door een luiden wanklank roekeloos verstoren. Hij slaat een gat in de lijn van de Vischmarkt, en laat de Koornbrug zonder steun in het ijle
| |
| |
hangen. Blaauw's pleintje is in de pers een gelukkige greep genoemd. Het is een misgreep van de bedenkelijkste soort, zooals eveneens aanstonds werd betoogd. Caveant consules.
| |
De Vlag.
- Is er een tweede natie, die zoo solt met 's lands vlag als de onze? - De Nederlandsche vlag is rood-wit-blauw; als het pas geeft met den lustigen oranjewimpel, die om de sterke kleuren speelt en schoonheid van lijnenbeweging toevoegt aan het kleureffekt. Rood-wit-blauw, zoo ligt het vast in de traditie, tot in het aftelrijmpje toe. Het is waarschijnlijk een der oudste echt nationale vlaggen, die op de zee gewapperd hebben, eeuwen lang.
De Nederlander van heden toont zich zijn schoone vlag niet waard. Hij weet er niet mee om te gaan. Overal elders zou het, behoudens partijtwist, burgeroorlog of revolutie, van zelf spreken: zóó is de vlag en niet anders. Het oranje-blanje-bleu, dat inderdaad even oude rechten kan doen gelden, zou slechts een extra mogen zijn. Maar neen: op een goeden dag hebben tal van landgenooten het in hun hoofd gekregen, dat men zijn vaderlandschen zin en zijn gehechtheid aan het koningshuis beter toont door op laatstgenoemde wijs te vlaggen. En nu vervolgt een vereeniging, op de dwingerige wijs, die tegenwoordig aan dergelijke bewegingen eigen is, het doel om de ‘schitt'rende kleuren van Nederland's vlag’ officieel door de fletse dito te vervangen. Men verwart zich lustig in historische argumenten en ingezonden stukken. Overal, heet het, waait rood-wit-blauw; de heele Balkan voert het tegenwoordig! - Alsof een edelman zijn gouden balk op een veld van sabel opgaf, omdat de bierbottelarij op den hoek er ook mee werkt!
Het zal op zee een mooi gezicht zijn, die zwakke kleuren! En wij hopen toch, nietwaar, dat de Nederlandsche vlag vooral op zee zal blijven waaien.
Een wandeling langs een bevlagde gracht levert vooralsnog een bonten aanblik. Men ziet er: rood-wit-blauw, het goede, oude, echte, diep rood en donker blauw. Item: hetzelfde met lichter rood en ultramarijn blauw. Item: oranje-wit-licht-blauw in de hier gepaste fijne, zwakke tinten. Item: hetzelfde
| |
| |
met sinaasappel-oranje en zakje-blauw. Item: de echte Nederlandsche vlag, maar op den kop, met het blauw boven. Wij zagen het onlangs bij een geacht ingezetene; slechts de vrees voor de eloquentie der dienstbode weerhield ons ervan, hem er over op te bellen. Item: de vlag met opschrift: ‘koffie 15 ets.’
En het hangt er alles tot in het trieste licht van den volgenden morgen, den nacht over, al of niet in de geut. Wanneer een vereeniging zich verdienstelijk wil maken voor ons nationaal symbool, laat zij dan ons publiek leeren, wat ieder marineman u zeggen kan, en iedere Noor of Zweed, die meer gevoel hebben voor correct vlaggen dan wij: met zonsondergang wordt de vlag gestreken! |
|