Stemmen uit de redactie
De Jodenvervolging.
- Het blijft een zielkundig raadsel, hoe een fatsoenlijk en correct Duitsch staatsambtenaar, man van studie en beschaving, een briefje kan schrijven aan een kennis in Nederland, waarin hij informeert, of men hier te lande nog aan ‘die Greuelmärchen’ gelooft, en hieraan toevoegt: ‘dabei war alles erlogen’. Een raadsel, want in het geval van dit briefje lijkt twijfel aan des schrijvers normale eerlijkheid buitengesloten.
Massa-psychose onder onbewusten invloed van een wel gedresseerde pers?
Hoe dit zij, begrijpen doet de buitenwereld Duitschland zoo min als Duitschland de buitenwereld. Laten we zeggen, dat aan weerskanten van de grenzen het accent gansch anders wordt gelegd.
De stelselmatige terugdringing van het joodsche intellekt uit het openbare leven, tienmaal erger dan de ten slotte wellicht (betrouwbare statistieken ontbreken) zeldzame gevallen van ernstige lichamelijke aanranding, men voelt ze aan dezen kant van de grens als een hoon aan de beschaving, aan genen kant als rechtmatig verzet van de eigen beschaving tegen vreemde insluipsels; en de Begleiterscheinungen van uit den band springende bruinhemden acht men er bijkomstig en zonder werkelijke beteekenis.
Spreekt men schande daarover in het buitenland, de Duitscher, die zich uit (niet de enkel nog maar numeriek sterke minderheid, die zich geslagen en gemuilband weet), kàn dit niet anders verstaan dan als protest tegen daden, die ook hij erg en ergerlijk zou hebben gevonden, maar die immers hoogstens sporadisch zijn voorgekomen en aanstonds gestuit!
Men kan zulken briefschrijvers antwoorden met een snauw