| |
| |
| |
Storm over de Adria
In de opwinding, in Italië gewekt door de verminking van twee steenen leeuwen te Trogir(Trau) in Dalmatië, lekten de vlammen op van een al lang smeulend vuur. De aanleiding van die opwinding is bekend. De Venetianen hebben van hun overheersching over dat gebied in vele plaatsen afbeeldingen van leeuwen gelaten. Deze gedenkteekenen van een eerwaardig verleden werden door de Oostenrijkers geëerbiedigd. In het sindsdien bij Zuid-Slavië getrokken land duchtte men al lang een aanslag. Langer dan tien jaar geleden bakende de regeering te Belgrado dienaangaande haar houding af met het gevolg, dat slechts de leeuw, die de vesting van Sebenico siert, vernield werd.
De daders van Trogir hebben zich zelf aangegeven en hun daad toegelicht. Ze gingen ertoe over, omdat in Italië de Venetiaansche leeuwen als het beste bewijs van zijn rechten op Dalmatië beschouwd worden. De Italianen vergeten of geven voor te vergeten, dat de Venetianen niet veel meer dan de kuststrook bezet hielden. De daders konden ter rechtvaardiging of verontschuldiging o.a. plaatsen uit Italiaansche schoolboekjes aanvoeren, volgens welke het Servische leger zich gedurende den oorlog laf gedragen heeft en door het Italiaansche gered werd. Het zijn jongelui tusschen de 20 en 24 jaar, die naar het heet goed bekend staan en tot verschillende maatschappelijke kringen behooren. Er zijn arbeiders, studenten, een kantoorbediende en een spoorwegman bij. Ze schijnen niet tot een georganiseerde groep te behooren en de algemeene sympathie moet hun verzekerd zijn.
Tot recht verstand van de dingen wete men, dat die marmeren leeuwen in bas-relief de muren van de stad tooien en na het vieren van den nationalen feestdag op 1 December met
| |
| |
een metalen voorwerp geschonden werden. Zoodra dit bemerkt was gaf de burgemeester last alle bas-reliefs weg te nemen en in het stedelijke museum op te bergen. De strekking van die wandaad mag niet overschat worden. Wie den trots kent, waarmee men in heel Zuid-Slavië over de prachtige sporen van de Venetiaansche heerschappij spreekt en weet, dat de monumenten, over de Servische havens verspreid, vooral de vreemdelingen trekken, begrijpt, dat die aanslag onmogelijk aan een omlijnd of zelfs machiavellistisch plan ontsproten kan zijn.
Deze grond heeft in den loop van tijd meer dan eenige andere van meester gewisseld. Achtereenvolgens was hij een Grieksche kolonie en onder het beheer van de Romeinen, Kroaten, Turken, Venetiërs, het Fransche keizerrijk en eindelijk Oostenrijk. Men hoort er bijna alleen Kroatisch spreken en het aantal Italianen in Dalmatië wordt op nauwelijks 4,000 opgegeven tegen 700,000 Joego-Slaven. Al is deze provincie in eigenlijken zin nooit Italiaansch geweest, de tegenwoordige Italianen beroepen zich op de sporen van dat vroegere bestuur om hun welbekende dynamisme met redenen te omkleeden. De tegenspraak tusschen beide stroomingen - die welke van de bedrijvigheid hunner talrijke bevolking uitgaat en die, welke historische en zelfs archaeologische argumenten naar voren schuift - wordt met andere ‘feiten’ aangevuld of bedekt.
Mussolini heeft in December die verschijnselen van een ‘aan Italië vijandigen geest’ in den senaat opgesomd. Het is onnoodig ze te herhalen. Voldoende zij het te weten, dat de Duce daarin wel degelijk de uitvloeiselen van een plan ziet. En hij liet erop volgen: ‘de ware verantwoordelijken moeten vereenzelvigd worden met zekere elementen van de staatkundige elite van het buurland, voor wie een propaganda van haat en laster tegen Italië neerkomt op een poging, in het binnenland een zekere mate van cohesie tot stand te brengen en voor het buitenland een afleidende beweging te bewerkstelligen.’ Deze taal, deze wijze van argumenteeren hebben we meer gehoord.
In de tien jaren, die aan den oorlog voorafgingen, ontvingen de Serviërs verscheidene ultimata of dreigbrieven uit Weenen. Ze betroffen o.a. de bestelling van krijgstuig bij Creusot in stee
| |
| |
van in Oostenrijk, de inlijving van Bosnië en Herzegowina, de kwade behandeling, die den Oostenrijkschen consul te Prizren overkomen zou zijn en de aanwezigheid van Servische troepen aan de Dalmatijnsche kust of hun strategische posities naar den kant van Albanië. En wat Mussolini zei van een diversie werd van Belgrado tegen Rome aangevoerd, dat onder den dekmantel van die opwinding de sluiting van een douaneverbond met Albanië zou inleiden, waarvan de gevolgen voor de internationale politiek niet gemakkelijk te overzien zouden zijn. Inderdaad vertoont de verontwaardiging om het incident van Trogir de kenteekenen van een voorwendsel.
Wat heeft de Consulta daarmee voor? Zeker niet Dalmatië op welke manier ook in te palmen. Uit het oogpunt van de landsverdediging zou het bezit van die streek voor Italië een doodgewicht zijn. De kwestie is trouwens niet te berde gebracht. Iets anders is, dat zij de aansprakelijkheden van de Kroaten van die der Serviërs in engeren zin hoopte te scheiden. Ze gaat hierbij uit van de meening, dat er in Kroatië een separatistische beweging bestaat. Ze ziet voorbij, dat het streven van het gros der Kroaten onmiskenbaar federalistisch gericht is in de lijst van het vereenigde rijk. In deze richting heeft de Italiaansche regeering misgetast. De actie ten aanzien van Zuid-Slavië schijnt een tegenovergestelde uitwerking te hebben. De banden tusschen beide categorieën van de bevolking worden erdoor aangehaald. De Kroaten mogen grieven tegen de Serviërs hebben, zij wenschen in geen geval door de Italianen als Albaniërs behandeld te worden. Mussolini zelf legde de kaarten open, toen hij in den senaat van de Kroaten zei, dat zij ‘zich de beschaving van het westen, de beschaving van Rome hebben eigen gemaakt.’
Maar zelfs al had hij ter verwezenlijking van de oogmerken een diplomatieker voorbehoud in acht genomen, de irredentistische campagne van het genootschap Pro Dalmazia en de officieele aanmoediging, die het blijkbaar vindt, wijzen in dezelfde richting. Italië heeft eenige onderwijzers ten behoeve van die minderheid naar Dalmatië gezonden en moet rekening houden met elementaire wenschen van de ongeveer zes honderd duizend Zuid-Slaven, die het bij het vredesverdrag van Saint-Germain toevielen. Als het tusschen beide landen, wat
| |
| |
raadzaam zou zijn, tot een rondborstige gedachtenwisseling komt, kan ook de positie van Zara, de stad aan zee als een Italiaansche doorn in het vleesch van Joego-Slavië, een soort Gibraltar aan de Dalmatijnsche kust, ter sprake komen.
Daar, evenals te Bari, lokte het bericht van Trogir verwoede anti-Servische betoogingen uit, al was het maar een episode van een geschil dat, als de betrokkenen zelf niet spoedig ingrijpen, ernstige gevolgen kan hebben. Want Joego-Slavië staat zoomin alleen als Servië in 1914. De oorlog liet de kleine entente geboren worden, waarvan de leidende staatslieden, te weten Jeftitsj, Benesj en Titulesco, met het bekende gevolg samen waren. Officieel stond het te Trogir gebeurde niet op de agenda, maar het spreekt van zelf, dat de ministers van Roemenië, Tsjecho-Slowakije en Zuid-Slavië daaromtrent overlegden. Een toenadering tusschen de kleine entente en Polen is volstrekt niet uitgesloten. Deze volken moeten geschrokken zijn van de artikelen in de Sunday Times, waarin Wickham Steed den Italianen aspiraties toedicht, die het pangermanisme van vóór 1918 waardig zouden zijn. De klachten van Italië tegen het verdrag van Versailles zijn bekend. Daar Oostenrijk vóór de Italiaansche oorlogsverklaring naar allen schijn bereid was, het in zake de zuiver nationale vorderingen aangaande Trentino, Triest en Istrië tegemoet te komen, is het begrijpelijk, dat de marge tusschen deze gebiedsuitbreiding en de door het deelnemen aan den oorlog bereikte den Italianen te gering voorkomt om de gebrachte offers te rechtvaardigen. De val van Oostenrijk bood geen oplossing van het probleem. Als de Russische vloot - de buit werd op papier verdeeld vóór de Russische revolutie - de Oostenrijksche in de Adriatische zee vervangen had, ware de winst voor Italië van nul en geener waarde geweest. Dalmatië werd geëischt, maar de ‘liberale’ regeeringen te Rome ruilden het tegen Fiume.
Inmiddels is sinds de vergadering van de leiders der kleine entente het streven in Italië naar herziening van de vredesverdragen bedaard. De bedoeling zit voor, slechts die ‘dynamische revisies’ onder het oog te zien, welke als de bekrachtiging worden beschouwd van een wezenlijke verandering, die al in de geesten of op het terrein haar beslag kreeg. De Italiaansche
| |
| |
regeering maakte bekend, zich dienaangaande op de basis van den volkenbond te plaatsen. In plaats van zich rechtstreeks tegen Zuid-Slavië en diens bondgenooten te keeren wil ze hen omtrekken. Ze wendt zich meer en meer naar de Donau ten einde daar den wrok te kristalliseeren, die het verdrag van 1919 haar liet.
Den laatsten tijd speelde ze een andere troef uit, de al genoemde van Albanië. Al jaren was ze doende haar overwicht daar te versterken. Dit is van des te meer beteekenis, daar het goede betrekkingen onderhoudt met Hongarije, Bulgarije, Griekenland, Turkije en zekere elementen in Oostenrijk en Rusland. Het handvest van den volkenbond verbiedt den leden hun onafhankelijkheid te verkwanselen. De gezantenraad erkende echter het bizondere belang van Italië in de Albaansche zaken en verder verbonden de daarin vertegenwoordigde regeeringen zich, den raad van den volkenbond voor te stellen Italië te machtigen, de orde in Albanië te herstellen, ingeval het een interventie noodig zou achten. Albanië nu maakt deel uit van den bond.
Wat Italië met Albanië voor heeft is duidelijker dan de vormen, die zijn bemoeienis in de naaste toekomst zal aannemen. Het heeft er een gedragslijn van economischen en financieelen steun gevolgd. Twee maal stond Italië het belangrijke leeningen toe, maar in weerwil van de gunstige voorwaarden ging het daarmee niet vlot. Er rezen tusschen Rome en Tirana economische en financieele moeilijkheden, die in Italië het plan deden rijpen, als pand van de in Albanië gestoken kapitalen een toezicht op de douane te vestigen. Die steun kost duur en al zou Rome daarom de controle willen verscherpen, het is niet gezegd, dat het daarvoor tot een douaneverbond zijn toevlucht zal nemen. Belangrijke Albaansche leiders schijnen zich aan den wil van Italië in den weg te stellen.
Tot 1927 was het een republiek en Zogoe de ‘gekozen’ president. Toen stond hij onder den invloed van Zuid-Slavië, thans is hij onder dien van Italië. Hoe lang zal hij kunnen aanblijven? Zijn impopulariteit schijnt er toe te nemen. De mirdieten en andere stammen in het Noorden keeren zich tegen een vergrooting van de macht van Italië of onteigening van
| |
| |
de Albaansche bei's ten gunste van de Italiaansche kolonisatie. Op het oogenblik is sprake van een nieuw handelsverdrag tusschen beide landen. De Italiaansche uitvoeren naar Albanië vertegenwoordigen 70% van het totaal der Albaansche invoeren. Italië daarentegen betrekt van Albanië maar een onbeduidende hoeveelheid producten. Voor het overige is het invoeroverschot van Albanië gedurende de laatste jaren aanzienlijk. Onder dezen gezichtshoek beschouwd is het niet duidelijk, wat Italië kan beoogen met de hand te leggen op een zoo gebrekkige economie, waarvan de capaciteit nog door de crisis met 45% verminderd is. Blijkbaar is het den Italianen erom te doen, hun posities op andere terreinen te stevigen.
De militaire voorbereidselen in Albanië hebben de afgeloopen maanden aan beteekenis gewonnen. Men is van zelf geneigd verband te leggen met die aan de Italiaansche grens van Slovenië. De Italianen leiden het Albaansche leger, waartegenover de Serviërs van hun kant forten en strategische wegen hebben aangelegd. Incidenten kunnen zich in het grensgebied gemakkelijk voordoen en bleven niet achterwege. Uit dit alles mag niet besloten worden, dat Italië het land wil inlijven. De economische toenadering kan evenals de zaak van de leeuwen een proefballon zijn. Het gunstige oogenblik is nog niet gekomen. Te Rome is men vermoedelijk geneigd tegen concessies in Albanië voordeelen in Dalmatië te bedingen. De politieke instellingen van Albanië kunnen niet met die van een moderne natie op één lijn gesteld worden. Het analphabetisme en archaïsche overleveringen beletten de ontwikkeling van de volkskracht. Anderzijds is het allerminst geraden, in Zuid-Slavië een willoos slachtoffer van anderer luimen te zien. Een federalistisch Joego-Slavië zou waarschijnlijk het doeltreffendst zekere aanvechtingen in Italië het zwijgen opleggen.
Inmiddels blijft dit land op het verwerven van koloniën of andere gebieden tot afzet van haar overtollige bevolking gebrand. Aan de overneming van Duitschlands drang naar het oosten huwt zich een drang zuidwaarts dwars door Afrika, welke dien van Frankrijk kan komen snijden gelijk het Fransche en het Britsche streven 10 Juli 1898 te Fasjoda botste. Daartoe richt het den blik om te beginnen op Abyssinië. De reis van den Koning naar Erythrea heeft te denken gegeven
| |
| |
en daarop moest het bezoek aan den koning van Egypte volgen.
De Azione coloniale schreef, dat Italië evenzeer bij machte is om in Abyssinië te slagen als Frankrijk in Tunis of Marokko en Italië zelf in korten tijd in Lybië. Reeds langer beproeft het onder de stuwkracht van het fascisme de Fransche invloedsspheer in het naburige oosten, met name den Levant, waar Frankrijk vóór den oorlog inzonderheid in katholieke zaken den voorrang bezat, te eigen gunste te verzwakken. Met steun van Turkije en Griekenland streeft het naar een vreedzame doordringing, die het oostelijke bekken van de Middellandsche Zee met zijn belangrijke steunpunten onder zijn macht moet brengen gelijk het grootendeels met de Adriatische Zee deed.
Tegen dezen oostwaarts gerichten drang moet op den duur een naar het zuiden door Lybië opwegen. Frankrijk is het daar voor geweest door een begin van uitvoering te geven aan een vraagstuk, dat voor zijn toekomst van uitnemend belang is, de Transsaharien. In hoe ver deze spoorweg binnen afzienbaren tijd verwezenlijkt kan worden behoeft thans niet onderzocht te worden. In Italië onderschat men de daaraan verbonden ‘gevaren’ niet. Men beschouwt ze als het element, dat het gallo-afrikaansche gebied, door meer dan honderd miljoen menschen bewoond, tusschen Duinkerken en Brazzaville tot een eenheid moet smeden. De afstand Dakar-Parijs zal er o.a. door verkort worden. In dat politiek-economische blok zal de westelijke Middellandsche Zee tot een meer verschrompelen, dat Italië nog meer van den oceaan moet afsluiten. En de Fransche spoorlijn door de Sahara zal zijn wereldbeteekenis ontleenen aan zijn verbindingen met den Atlantischen oceaan door middel van de Fransche havens in West-Afrika. De handelsverbindingen tusschen de beide Amerika's en Europa zouden erdoor worden verkort in afstand en vermeerderd in volumen. Behalve Dakar zou Casablanca de eerste Europeesche haven voor den invoer van Amerika in Europa worden deze, dank zij snellere en goedkoopere treinverbindingen zooals Algiers en Oran het voor den uitvoer zouden zijn. Marseille en Algiers zouden de groote Afrikaansche stapelplaatsen worden ten nadeele van de Italiaansche havens.
Tegen Fransche expansie verzet het fascisme zich uit
| |
| |
alle macht. Sinds Frankrijk, gesteld voor de keuze - was het wel een keuze? -: verbond met Groot-Brittanje of continentaal stelsel, voor het eerste opteerde steunt het behalve op Engeland op de kleine entente. De laatste besloot tot instelling van een vasten raad ter bestrijding van de campagne tot herziening van de grenzen. Daar zijn levensbelangen Italië voorschrijven, met de angelsaksische landen samen te gaan en dat tusschen Parijs en Londen maar zoo lang zal duren als zwaarder wegende inzichten Engeland niet bewegen tot een koersverandering ten opzichte van Frankrijk - aan oorlog is daarbij geen denken - is er dit land veel aan gelegen, de betrekkingen met Italië te klaren.
Op het radicale partijcongres, het vorig najaar te Toulouse gehouden, stak Herriot het de hand toe. Deze hand werd maar weifelend gegrepen. Senator Henry de Jouvenel, de nieuwe ambassadeur, moet de Italianen toeschietelijker stemmen. Aan dezen diplomaat met cultuur is dit wel toevertrouwd. Meer dan inleider zal hij echter niet zijn. Zijn verblijf te Rome schijnt niet langer dan zes maanden te zullen duren. Dit brengt hem van meet af tegenover andere diplomaten in minderheid. De Italiaansche couranten, zeker op een wachtwoord van hooger hand, onthielden zich van commentaar. Maar de Gazzetta del Popolo sprak uit wat anderen denken: zoo lang de bureaucratische kringen aan de Quai d'Orsay de atmospheer niet wijzigen kan zelfs een de Jouvenel het gewenschte doel niet bereiken.
Dit voorbehoud is berekend op het bedingen van economische voordeelen. De Fransche radicalen zouden geen ernstige bezwaren maken, als Frankrijk er voor zorgden dat Abyssinië als belangensfeer aan Italië gelaten werd. Van Italiaansche zijde verluidt, dat Frankrijk in zijn verhouding tot Servië zekere offers moet brengen, gezwegen van Tsjecho-Slowakije en Roemenië. Voorloopig zoekt het een nieuwe stelling om met vrucht te kunnen ‘praten’. Maar praten onderstelt goeden wil over en weer en begrip van elkanders situatie en innerlijke weerstanden.
Hoe de Italianen in het algemeen tegenover de Franschen staan weet een ieder. Ze hebben het dezen door toenemende verbittering en door een aan de Fransche leidraden tegen- | |
| |
gestelde oriëntatie niet gemakkelijk gemaakt hun tegemoet te komen. Maar hoe dit ook zij, de opvolgende regeeringen te Parijs bleven in gebreke. Juist om het koren, dat ze daarmee op den fascistischen molen droegen was dit kortzichtige politiek. Het zou dwaasheid zijn te veel gewicht te hechten aan vlammende toespraken, waarvan Mussolini en enkele luitenants het geheim bezitten.
Het Italiaansche volk is nog pas kort, met het Fransche vergeleken, een eenheid. Jonge volken plegen hun opgejaagde nationalisme hoog van den toren te blazen. We hebben overeenkomstige tonen o.a. uit Turkije gehoord. De Italiaansche zijn voor inwendig gebruik bestemd. De volksconscientie eischt een zwaar pedalenspel. Te Genève worden uit Rome al andere klanken vernomen. Maar de lichtgeraaktheid van deze overprikkelde eigenliefde, die zich vooral aan Frankrijks democratische ideologie stoot, wijl zij de tegenstanders van het fascisme, uit Italië gebannen, herbergt laat de bladen wel toe, moedwillig ten opzichte van b.v. Corsica een soort irredentisme te trachten te scheppen.
Voor het in daden omzetten van begrip en goede trouw is dat weinig bevorderlijk. Maar zij, die gelooven in de noodzaak, dat beide volken elkander leeren verstaan en verdragen, haasten niet.
H. van Loon
|
|