Leidsche Universiteit, dat nog enkele gegevens bevat, die aan Fruin, en voor hem Kist, onbekend zijn geweest.
Het eerste document, waarin officieel van het plan tot het stichten van een Universiteit voor Holland en Zeeland gesproken wordt, is de brief van den Prins aan de Staten van 28 December 1574, waarbij hij hun voorstelt tot het stichten van een Universiteit over te gaan, die tot steun en instandhouding der vrijheid en der wettige regeering, niet alleen in zaken van den godsdienst, maar ook van den welvaart der burgerij zal dienen; zij zal een vaste burcht in den strijd zijn en door haar zullen de overige Nederlanden door een onverbrekelijken band aan Holland en Zeeland verbonden zijn. Het zal noodig zijn dat de Universiteit opgericht is vóor men met den vijand in onderhandeling treedt, daar deze zeker bij een eventueelen vrede niet zal toestaan dat er een gesticht wordt. De Prins vaardigt tegelijk zijn raad, Mr. Jacques Tayart, naar de Staten af, om zijn voorstellen nader toe te lichten.
In de Statenvergadering van 2 Januari 1575 leest de advocaat Mr. Paulus Buys dezen brief voor, en licht Tayart dien mondeling toe, en noemt - voor de eerste maal - Leiden als de plaats waar deze Universiteit gevestigd zou kunnen worden. Zoowel in den brief van den Prins, als in Tayart's toelichting is alleen sprake van een Theologische faculteit, met, als noodzakelijke voorbereiding voor alle hoogere studie, een facultas Artium, waar Philosophia en Mathematica gedoceerd zullen worden; de Rechten en Medicijnen worden, voorloopig, uitdrukkelijk uitgesloten.
Dien zelfden dag doet Pauwels Vos, die met Dirk Smaling wegens Leiden zitting had in de Staten, aan Burgemeesters van Leiden rapport over het geen in de vergadering besproken is, en zegt dat Tayart namens den Prins Leiden of Middelburg heeft voorgesteld; men weet, dat ook de regeering van Gouda in December verzocht had de Universiteit in die stad te vestigen. Aan de juistheid van het bericht van den Leidschen afgevaardigde, dat ook Middelburg in aanmerking kwam, kan moeilijk getwijfeld worden; doch van ernstige concurrentie schijnt geen sprake te zijn geweest, en van eenige poging van dien kant evenmin. Zou Middelburg niet naast Leiden genoemd zijn om Zeeland voor de zaak te winnen?