De Gids. Jaargang 97
(1933)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 3]
| |||||||||||||||||||||||||||
I
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 4]
| |||||||||||||||||||||||||||
Snelle opkomst van dergelijke financiers is een kenmerk der 14de eeuw. De cliënten van Willem Snickerieme waren talrijk en voor een deel zeer aanzienlijk. De koning van Engeland, de hertog van Brabant, de bisschoppen van Utrecht en van Luik, behoorden er toe. Tegen zeer hooge rente schoot hij geld op onderpand van goederen en van rechten. Konden de schuldenaars niet op tijd voldoen, dan ging hun bezit licht in handen over van here Willem van Duvenvoorde (want de courtoisie der belanghebbenden, die wisten hoezeer de machtige man er op gesteld was, sprak hem met geen anderen naam aan, als ware hij van het echte bed geweest). Wat een goederen heeft hij, van 1323 af tot zijn dood in 1353, al niet in zijn bezit vereenigd: in Zuidholland, in Utrecht, in Zeeland, maar vooral in het aan Zuidholland grenzende gedeelte van Brabant. Hij was ook een groot bedijker, die in de moerassige streek die Holland van Brabant scheidde, heel wat land heeft oirbaar gemaakt. In 1323 begint hij een kasteel te Geertruidenberg te bouwen, en in 1350 een te Breda. Deze heerlijkheid had hij in 1349 gheel in handen gekregen; hij had haar lang begeerd als de sluitsteen van een bezit dat zich van de Moerdijk tot bij den Bosch, en naar het Zuiden tot bij Zundert ging uitstrekken; - aaneengesloten kerngebied voortaan van een over vier gewesten verspreid geheel van goederen. Hij had hiermede den vasten grond gelegd tot het bestaan van een dier geslachten in de Nederlanden, die niet met hunne belangen tot één provincie beperkt bleven, maar tot haar algemeenheid, zoodra deze zich vormde en bevestigde, in betrekking moesten geraken; - geslachten waaruit eerlang de Bourgondiërs, en op hun voetspoor de Oostenrijkers, hun vertrouwde dienaren moesten zoeken. Ware het niet zoo spoedig in de mannelijke linie uitgestorven, onder den Bourgondischen hofadel hadde men ongetwijfeld, op een plaats van aanzien, het geslacht Polanen geteld. Het geslacht Polanen: want here Willem, die geen wettig kroost had, liet zijn bezittingen aan den zoon van zijn halfbroeder en diens gemalin Catharina van Brederode na. Jan II van Polanen hield de rijke erfenis van ooms- en van vaderszijde tot zijn dood in 1378 goed bijeen en vermeerderde het bezit in 1362 met de Klundert. Zijn opvolger Jan III voegde | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 5]
| |||||||||||||||||||||||||||
er in 1388 Zundert en Nispen aan toe. Hij overleed te Breda in 1394, slechts een tweejarige dochter nalatende, Johanna, wier veelbegeerde hand Engelbert, derde zoon van den graaf van Nassau-Dillenburg, in 1404 in de zijne mocht leggen; - Engelbert vermeerderde in 1411 het goed met Drimmelen. In 1416 en 1420 volgde hij zijn vader en zijn ouderen broeder Adolf in het bezit der Nassausche domeinen van de Ottonische linie op, en mede in dat der goederen die deze linie door het in 1350 gesloten huwelijk van Otto II van Nassau-Dillenburg met Adelheid van Vianden toegekomen waren: het graafschap Vianden met St. Vith en andere onderhoorigheden, en de baronie van Grimbergen in Brabant. In Duitschland regeerend vorst, uit een huis van aanzien dat het Rijk reeds een keizer geleverd heeft, maar niet overmatig gegoed is, wordt Engelbert I in de Nederlanden, waaruit hij het overgroote deel zijner inkomsten trekt en die hij ook na 1416 blijft bewonen, Bourgondisch onderdaan. Hij overleed te Breda in 1442. Ook zijn zoon Jan IV houdt de Nassausche en de Nederlandsche bezittingen in één hand en bestuurt beide van uit Breda; het Nederlandsch bezit vermeerdert hij met Steenbergen (1458). Na zijn dood gaat zich uit het vernederlandschte huis een tot de oorspronkelijke Nassausche bezittingen beperkte tak aftwijgen: krachtens erfverdrag van 1472 volgt de oudste zoon Engelbert II op in alle goederen links, de jongere, Johan, in de goederen rechts van den RijnGa naar voetnoot1). Engelbert II van Nassau-Breda, aldus uitsluitend tot de Bourgondische Nederlanden in betrekking, is in die wereld een man van het hoogste aanzien geworden. Veldheer van Karel den Stoute, is hij de eigenlijke vertrouwde van Philips den Schoone die hem met het burggraafschap van Antwerpen begiftigt en bij zijn vertrek naar Spanje in 1502 als landvoogd de regeering der Nederlanden overlaat. Hij bouwt een Nassausch paleis te Brussel en vermeerdert in 1499 zijn bezittingen met Diest, Sichem, Meerhout en Vorst; met Roozendaal en Wouw in 1502. Hij overlijdt in 1504; en daar hij geen wettige kinderen nalaat vererft volgens het verdrag van 1472 zijn bezit op den oudsten zoon van zijn broeder Johan, Hendrik, | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 6]
| |||||||||||||||||||||||||||
dien hij reeds als kind naar de Nederlanden had laten overkomen en daar had opgevoed; Hendriks jongere broeder Willem blijft voor de opvolging in Nassau bestemd. Zooals Engelbert II ten nauwste aan Philips den Schoone verbonden is geweest, zal Hendrik van Nassau het zijn aan Karel V; herhaaldelijk vecht hij, dikwijls als aanvoerder, op diens slagvelden. In het bijzonder raakt hij ook aan Holland en Zeeland verbonden, want in 1515 lost met hem het huis Nassau het huis Egmond in het stadhouderschap dier gewesten af. Zijn bezit vermeerdert hij met de Hooge en Lage Zwaluwe (1518). Uit zijn tweede huwelijk met Claude de Chalon had hij een zoon René, in 1518 geboren, die van zijn oom van moederszijde, Philibert, in 1530 de gezamenlijke bezittingen van het huis Chalon erft, te weten het prinsdom Oranje, gewaardeerd om den souvereinen titel die het zijn bezitter verleent eerder dan om de geldswaarde van zijn opbrengst, die gering is; - voorts verschillende heerlijkheden in Dauphiné, het vrijgraafschap en het hertogdom Bourgondië. Precair bezit zoo dikwijls Habsburg met Valois in oorlog is; eerst bij den vrede van Nizza in 1538 krijgt René Oranje in handen, maar vier jaar later wordt het opnieuw door Frankrijk bezet, en eerst in 1547 teruggegevenGa naar voetnoot1). In de Nederlandsche bezittingen van het huis Nassau is René bij zijn vaders dood in 1538 opgevolgd; toen hij in 1544 sneuvelde bij St. Dizier, was hij stadhouder van Holland, Zeeland, Utrecht en sedert een jaar van GelderGa naar voetnoot2); hij was aan Anna van Lotharingen gehuwd, bij wie hij geen kinderen naliet. Om den Nederlandschen tak in stand te houden moest zijn testament, in het gezicht van den vijand opgemaakt, nu voor de tweede maal een erfvolger uit den Duitschen tak ontbieden, Willem, den in 1533 geboren oudsten zoon van Willem den Rijke. Deze werd naar de Nederlanden overgebracht om aan het hof der landvoogdes Maria van Hongarije de opvoeding te ontvangen die den erfgenaam eener lange, in Bougondisch-Oostenrijkschen hof- en staatsdienst gevestigde traditie toekwam. Zijn leven en bedrijf tot aan, ja tot geruimen tijd na den afstand van Karel V hebben niets onverwachts, ja weinig persoonlijks; - hij wordt geheel | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 7]
| |||||||||||||||||||||||||||
en al Nederlander, eigenlijk zou men moeten zeggen Bourgondiër, want zoo voelden zich nog de Nederlandsche grooten. Het bijzondere in Willem van Oranje is, dat hij groeit met de omstandigheden, aan welke hij zich opheffen zal van een alledaagsche tot een heroïsche figuur. Vast geworteld in de Nederlandsche geschiedenis zien wij dus den tweeden Oranje waarvan zij kennis neemt, voor ons staan. Die Nederlandsche is Bourgondische geschiedenis; in 1544 is in de Nederlanden de Bourgondische traditie nog heel sterk. Zij had zich aanstonds doen gelden tijdens MaximiliaanGa naar voetnoot1), had de staatkunde van Philips den Schoone bezield eer dynastiek vooruitzicht hem naar Spanje lokteGa naar voetnoot2), had zich gehandhaafd onder de landvoogdij van Karels moei en Karels zuster. Ja in Karel zelven, hoe ver Habsburgsche belangen hem van hen aftrokken, hadden de Nederlanders altijd nog den Bourgondiër willen zien, en hij maakte hun dit althans niet geheel onmogelijk, al is er onderscheid tusschen de hartelijkheid waarmede een Maximiliaan van Buren en Hendrik van Nassau den jongen Karel aanhangen, en de verkillende eenzaamheid die om zijn oudere dagen hangt. Maria van Hongarije herkent in het jonge geslacht van den hoogen Nederlandschen adel de oude trouw niet meer.Ga naar voetnoot3) Het was onvermijdelijk: de Nederlanden voelden zich, inplaats van doel, werktuig geworden. De kosten eener politiek die zich slechts zeer ten deele op hunne belangen inspireeren kon, werden goeddeels door de Nederlanden gedragen. Uit Italië en Spanje blijkt voor Karel niet veel anders dan manschap te halen; de Nieuwe Wereld levert eerst sinds 1552 ongeveer groote sommen op; de Nederlanden echter moeten aan oorlogslasten in 1542 opbrengen 2½ millioen pond, 4¼ millioen in 1543, 5⅓ millioen in 1544, 6¼ millioen in 1552, bijna 7 millioen in 1555Ga naar voetnoot4). Uitgaven door eene politiek veroorzaakt waarvan één der doeleinden, de gewelddadige onderwerping van het protestantisme, in de Nederlanden, door handelsbetrekking aan Engeland en het luthersche Duitschland ten nauwste | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 8]
| |||||||||||||||||||||||||||
verbonden, geen sympathie opwekte. Fanatieke katholieken kwamen onder de Nederlandsche grooten nagenoeg niet voor. Voor zoover zij in het kerkelijke eene overtuiging zijn toegedaan, is het die van Cassander, die tusschen de verschillende christelijke belijdenissen den grootsten gemeenen deeler zoekt. Hoogst opmerkelijk is nu, dat dezelfde opinie die den ouden Karel meer en meer onwillig gevolgd is, maar hem dan toch niet weerstreeft, tegen Philips onmiddellijk in het geweer staat. Het was niet op het verzoek of naar den wensch der Nederlanden geweest, dat zij, gelijk het vrijgraafschap Bourgondië en Milaan, bestemd werden deel uit te maken van de erfenis van Karels zoon, niet van die van Karels broeder, die een zijner zoons tot haar bestuur zou hebben kunnen afzonderen. Maar op Spanje bouwde Karel voor de toekomst der katholieke zaak meer dan op Oostenrijk, en de rijke Nederlanden, die met Spanje, Italië en het vrijgraafschap Frankrijk konden omklemmen, en vanwaar uit druk te oefenen viel op Engeland, op Skandinavië en de Nederduitsche landen, moesten bij Spanje blijven. En zoo had Philips, reeds in 1549, zijn huldigingsreis gedaan door de Nederlanden. Hij droeg een echt-bourgondischen voornaam en zag er niet als een Spanjaard uit: blonde haren, blauwe oogen, een heldere gelaatskleur. Maar het bleek dat hij geen woord dietsch en zeer slecht fransch verstond, en, geheel anders dan zijn te Gent geboren vader, zich onder de weinig ceremonieele Nederlanders niet bewegen kon. Hij verliet te nauwernood het gezelschap der Spaansche edelen (Alva en anderen) die hem op zijne rondreis vergezelden. Bij de overdracht in '55 kwam hij zoo uit Londen, van de zijde van Bloody Mary, wier echtgenoot hij had moeten worden om op de ontkettering van Engeland te kunnen toezien, en met ingenomenheid kon hij er nog later van spreken, hoe goed de Engelsche uitvinding voldeed, de veroordeelden, eer zij den brandstapel bestegen, met een prop den mond te snoeren, zoodat zij het gemoed der omstanders niet met God lasterenden uitroep of gezang vergiftigen kondenGa naar voetnoot1). Daar, in de zaal te Brussel, sprak Karel tot zijn onderdanen in het fransch, maar tot zijn zoon in het spaansch, en toen die zoon | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 9]
| |||||||||||||||||||||||||||
zelf moest spreken, verontschuldigde hij zich met zijn gebrekkige kennis van het fransch en liet voor zich het woord doen door GranvelleGa naar voetnoot1). Het was, in het staatkundige, wel een zeer eigenaardige wereld waarover een Spaansch koning, die haar niet eenmaal toespreken kon, aldus de regeering aanvaardde. Indien Karel V, hoewel hij meer en meer van de Nederlanden een werktuig had gemaakt in dienst van met haar belang strijdige doeleinden, betrekkelijk weinig moeilijkheden met zijn Nederlandsche onderdanen heeft ondervonden, is het geweest, doordat hij de vormen eener eigenlijke tyrannie zorgvuldig vermeed. Niets geschiedde buiten de Staten-Generaal en de Staten der provinciën om. Een Engelschman die in 1522 de Nederlanden bezoekt teekent aan: ‘The folks of this country seem rather to be lords than subjectsGa naar voetnoot2)’, en kort na '55 spreekt Guicciardini niet anders. In werkelijkheid is de vrijheid waarin men leeft niet constitutioneel, maar gevolg van een compromis, onder Philips den Schoone tot stand gebracht en door Karel V nog zooveel mogelijk gehandhaafd, tusschen de aanspraken der souvereiniteit, zooals Karel de Stoute ze belichaamd had, en die van Staten, die hun ‘natureelen’ vorst geen ander recht willen zien gebruiken dan zij in hem erkennen willen. Zoodra, onder Philips, de omstandigheden het compromis verbreken, staan beide beginselen onverzoend tegen elkander over. Terecht getuigt Granvelle van de Nederlanden gelijk hij ze gekend heeft dat zij wel geene republiek, maar toch ook nog niet eene monarchie waren: een ‘état à demi populaire’Ga naar voetnoot3). Het compromis had de centrale autoriteit genoeg macht gelaten om wanorde te onderdrukken en de landen tegen den buitenlandschen vijand te verdedigen; niet genoeg om eene werkelijke monarchie, op de Fransche of Spaansche gelijkende, te vestigen. Karel V heeft met dezen toestand genoegen genomen, daar hij het geld der Nederlanden noodig had voor zijn Europeesche doeleinden. De monarchie met geweld te | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 10]
| |||||||||||||||||||||||||||
willen vestigen zou een burgeroorlog ontketend hebben, en een burgeroorlog in de Nederlanden kon Karel niet gebruiken: Frans I zou er onmiddellijk partij van hebben getrokken. - Nu denke men niet dat Philips aanstonds de Nederlanden met een grootschen toeleg tot vestiging der alleenheerschappij op het lijf is gevallen: niets is minder waar. Hij is een middelmatig intellect, heeft weinig zelfvertrouwen, stelt gaarne uit, heeft voorliefde voor paperasserij, kleine middelen, en kleine listen. Van den eersten dag af sluit hij zich binnen zijn paleis te Brussel op, pleegt nooit overleg met de pas benoemde leden van den Raad van State; persoonlijke belangstelling schijnt hij alleen voor de kettervervolging te hebben. Zijn eigen landvoogd Emanuel Philibert van Savoye stoot hij door wantrouwen van zich en naar het gezelschap der groote heeren. Bespeurende dat de koning alleen Granvelle, Ruy Gomez, Bernardino de Mendoça, Juan Manrique raadpleegt, herinnert de Raad van State dat alle maatregelen, de regeering der Nederlanden betreffende, aan zijn advies moeten worden onderworpenGa naar voetnoot1). Dit geschiedt 18 November 1555, drie weken na de regeeringsaanvaarding! Voor het eerst in 1553 waren, voor den oorlog tegen Frankrijk, heele regimenten Spanjaarden in het land gebracht, en na den wapenstilstand waren zij er gebleven. De Spanjaarden haatten de Nederlanders van 1517 af, toen Chièvres en de andere heeren van Karels Bourgondisch gevolg hooghartig en baatzuchtig onder hen waren opgetreden, en zij toonden dien haat iederen dag. De Spaansche officieren waren van een geheel ander type dan de huursoldaten die men hier kende: Zwitsers of Duitsche lansknechten. Eng verbonden aan hun koning, kenden zij niets dan militairen plicht en militaire eer. De koning zelf deelde al hun vooroordeelen en bezat niet de lenigheid om zich bemiddelend tusschen Spanjaarden en Nederlanders te kunnen plaatsen. Wie weet wat er gebeurd zou zijn, had niet het wederuitbreken van den oorlog tegen Frankrijk ieder voor het oogenblik den plicht opgelegd, zich te matigen. Die oorlog werd niet onvoorspoedig gevoerd; tot de overwinning van St. Quentin werkten Spaansche tercio's, | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 11]
| |||||||||||||||||||||||||||
Engelsche troepen, Waalsche en Duitsche huurlingen, en de benden van ordonnantie onder Oranje, Berlaymont, Egmond, Aerschot mede; Grevelingen was in het bijzonder Egmonds overwinning. Zeer veel geld moest aan de Staten-Generaal worden gevraagd; zij zeiden het niet toe dan op voorwaarde dat zij het zelf zouden innen en administreeren; tot superintendent dier administratie werd een burgemeester van Antwerpen, Anthonie van Stralen, benoemd. Een teeken der tijden is, dat Holland herziening verzocht van de exorbitante bevoegdheden der inquisiteurs. En dan, na den vrede van Cateau Cambrésis, die naar men hoopt den langen strijd tusschen Habsburg en Valois tot een einde heeft gebracht, Philips' afscheidsvermaning te Gent: de eenheid des geloofs door strenge uitvoering der plakkaten te handhaven. De Staten-Generaal spreken ook een afscheidswoord: geen vreemde troepen in het land te laten, en regeering ‘par avis et conseil des seigneurs de par deça, comme les très nobles ancêtres de V.M. ont fait de tout temps’. Zoo niet, zij voorzien, ‘plusieurs inconvénients dont l'apparence est très grande’, en waarvoor zij de verantwoordelijkheid op den koning zouden moeten doen terugvallenGa naar voetnoot1). Op dit wantrouwend vertoog een bijtend antwoord: ‘sinistrement et contre vérité’ heeft men hem bedoelingen toegedicht die hem vreemd zijn; de Spaansche troepen zullen na drie of vier maanden het land verlaten. Kapittel van het Gulden Vlies, de leden herinnerende dat zij volgens de statuten iederen dag de mis moeten hooren; circulaire aan de bisschoppen, ook dezen hun verplichtingen inscherpende; circulaire aan den Grooten Raad en de gerechtshoven: niet slechts tegen anabaptisten, ook tegen lutherschen en sacramentariërs op te treden, en ook te vervolgen die de heilige dagen niet vieren, de vasten verzuimen of de mis niet bijwonenGa naar voetnoot2), en Philips is uit de Nederlanden verdwenen om er nimmer terug te keeren. Wat er van zijn ideaal worden zal, hangt af van een duel tusschen zijn gemachtigde, Granvelle, en de groote heeren. Granvelle noem ik zijn gemachtigde, niet Margaretha. Voor de leus wordt haar inderdaad de regeering toevertrouwd ‘par | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 12]
| |||||||||||||||||||||||||||
la forme et manière que nous-même ferions et faire pourrions en notre propre personne’, maar een geheime instructie bindt haar aan het advies van Granvelle, die zich minister des konings, niet der landvoogdes gevoelt, en onmiddellijk met Philips correspondeert over wat ‘Madame’ doen of niet doen zalGa naar voetnoot1). Met de presidenten van geheimen raad en raad van financiën, Viglius en Berlaymont, vormt hij een consulta of achterraad, die wordt geraadpleegd met voorbijgang van de groote heeren. Aan de Nederlanden in het bijzonder acht Granvelle zich niet verbonden: ‘ik ben van overal’, schrijft hij eensGa naar voetnoot2); hij wil zeggen dat hij aan Habsburg toebehoort, verpersoonlijkt in Philips II. Voor het overige niet fanatiek of wreed; hij heeft den koning nooit opgestookt, de invoering der Spaansche inquisitie in de Nederlanden niet gewild; een galant hofprelaat, op weelde gesteld, een lust dien hij in den bouw van een landhuis bij Brussel botvierde. Evenmin als Granvelle, is de Oranje van dezen tijd een man van diepe godsdienstige overtuiging. Zoo hij den hervormden zijn prinsdom Oranje ontzegt, haalt hij als motief aan uitsluitend de noodzaak tot rustbewaringGa naar voetnoot3). Voor de Nederlanden wil hij een godsdienstvrede zooals Duitschland heeft. Hij is geschikt om menschen te leiden en den tegenstander zijn doel verborgen te houden; in beide deze opzichten ver de meerdere van den koning. Menschenvrees is hem vreemd; ‘mon intention’, getuigt hij later naar waarheid, ‘depuis que Dieu m'a donné quelque peu d'entendement, a tendu toujours à cela de ne me soucier ni de paroles ni de menaces en chose que je puisse faire avec bonne et entière conscience’Ga naar voetnoot4). Wat dadelijk na Philips vertrek de hooge heeren in de oppositie houdt, is dat de koning zijn belofte, de Spaansche troepen te zullen verwijderen, niet nakomt. Zij hadden al vóór het einde van 1559 moeten aftrekken, maar zijn tot Januari 1561 gebleven. Doch hun vertrek geeft de gemoederen geen rust: de nieuwe bisdommen komen die opschrikken. Om politieke redenen was meermalen verlangd de Nederlanden, | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 13]
| |||||||||||||||||||||||||||
die gedeeltelijk onder Reims, gedeeltelijk onder Keulen ressorteerden, aan die in den vreemde gevestigde aartsbisdommen te onttrekken. Philips zet die hervorming door, om over een doeltreffend strijdmiddel tegen de ketterij te beschikken. Om achttien bisdommen te kunnen doteeren, moest Philips de nieuwbenoemden, waaronder zes gewezen inquisiteurs waren, met abdijen begiftigen, waardoor zij tevens zitting in de Staten kregen. Dit joeg tegen den maatregel adel, geestelijkheid en burgerijen gelijkelijk in het harnas. De heele ontevredenheid keerde zich tegen Granvelle, die als kardinaal, aartsbisschop van Mechelen, primas der Nederlanden, en beramer der dotatie, waarbij voor hemzelven de rijke abdij van Afflighem afviel, in den wind stond. Egmond en Oranje verzoeken ontslag uit den Raad van State, omdat zij niet de verantwoording willen dragen van maatregelen waartoe buiten hen om besloten is. Sterk oppositioneel wordt in dezen tijd de houding der Staten van Brabant waarin zoowel het belang van Antwerpen, als handelsstad tegen de vervolging scherp gekant, en weinig geneigd bisschopsstad te worden, betrokken is, als dat der verontruste abten en dat der groote heeren: Oranje, Hoogstraten en Bergen hebben er zitting in; Egmond, tot dusver niet in Brabant gegoed, zal eerlang de heerlijkheid Gaesbeek koopen om er ook in te zittenGa naar voetnoot1). In Februari '62 zenden de Staten van Brabant deputatiën naar Madrid en naar Rome om tegen de nieuwe bisdommen te protesteeren; zij nemen consult bij een als ketter bekend Parijsch advocaat; zij verzoeken Oranje tot ruwaard. De Raad van State zendt Montigny naar Philips, met klacht en waarschuwing. Reeds sedert het einde van '61 zijn de groote heeren tegen Granvelle in een liga vereenigd; zij drukken zich uit, schrijft Margaretha, ‘en termes qui semblent mettre en doute que V.M. soit maître de ces Etats’Ga naar voetnoot2). Inderdaad wordt in dezen kring nu nadruk gelegd op den band met het Rijk; 25 Augustus '61 is Oranje, tegen den wil van den koning, met Anna van Saksen gehuwd; in zijn kasteel te Breda, in zijn paleis te Brussel verkeeren luthersche edellieden; in '62 reist hij tegen den zin der landvoogdes naar Frankfort om bij de kroning van den nieuwen | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 14]
| |||||||||||||||||||||||||||
roomschkoning, Maximiliaan II, tegenwoordig te zijn. ‘Le prince a quelque grand dessein en tête; il s'agit de quelque chose de contraire au service du roi’Ga naar voetnoot1). Oranje, Egmond en Hoorne vleien thans opmerkelijk de landvoogdes, om haar van den gehaten minister af te trekken. 11 Maart '63 richten zij tegen hem een formeele aanklacht tot den koning; nimmer zullen zij naast hem in den Raad van State zitting nemen.Ga naar voetnoot2) Zij eischen bijeenroeping der Staten-Generaal, als eenig middel een onheil te voorkomen.Ga naar voetnoot3) Granvelle schrijft hun de bedoeling toe, ‘de réduire le pays en une forme de république où le roi ne pût que ce qui leur plairait’;Ga naar voetnoot4) in werkelijkheid verdedigen zij den bourgondischen tegen den spaanschen staat. Reeds staken de Staten van Brabant de betaling der bede. Het calvinisme vertoont zich te Doornik en te Valenciennes. In Augustus '63 zendt Margaretha zelf Armenteros naar Madrid, om de terugroeping van Granvelle te verzoeken. Te Madrid geeft Alva den raad, toe te geven in afwachting van de gelegenheid, hun die het verdienen het hoofd voor de voeten te leggen.Ga naar voetnoot5) Philips geeft bij geheimen brief toe, zijn aangezicht achter een ostensibelen brief met groote woorden verschuilende,Ga naar voetnoot6) en 13 Maart 1564 verlaat Granvelle het land. Geheel deze liga-beweging is een staatkundige geweest, uitgegaan van katholieken of van lieden die voor het uiterlijk katholiek leven; op de belangen der hervormden wordt door hen nimmer een beroep gedaan. Maar wanneer Granvelle is weggeruimd blijkt onmiddellijk dat behalve de staatkundige ook reeds een krachtige godsdienstige oppositie bestaat. Lutherij en anabaptisme onthouden zich thans van alle actie en schijnen de spankracht te hebben verloren; een nieuwe richting legt het toe op de verovering van ziel en kerk en staat en heel het leven: het calvinisme weerstaat niet; het valt aan. Het treedt overal in een komplete organisatie op, die de lutherschen en sacramentariërs missen. Hun predikanten, | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 15]
| |||||||||||||||||||||||||||
gevormd te Straatsburg, te Genève, zijn even actief en welonderwezen als de clerus vadsig en onwetend is. Vluchtelingenkerken bestaan reeds in Engeland, onder Maria Tudor verstrooid, maar die zich onder Elisabeth herstellen: zij staan met Holland, met Antwerpen, in geregeld verkeer. Uit gewezen luthersche en anabaptistische kringen, maar vooral uit die der sacramentariërs in het Noorden, gaan velen tot het calvinisme over. Calvijn's Institutie, van hoe strenge logica is zij en tegelijk hoe gepassioneerd! Granvelle verklaart dat de nieuwe leer nergens gereeder aanhang vindt ‘que parmi ceux qui en prospérité de leur gain et marchandise luxurient en curiosités nouvelles’:Ga naar voetnoot1) de stedelijke kapitalistenklasse, de moderne ondernemers, lieden met invloed op tal van loonarbeiders en ondergeschikten. Het calvinisme vindt het eerst aanhang waar de vrije onderneming bloeit: te Doornik, Valenciennes, Rijsel en omgeving (zetels der ‘nieuwe draperie’), in Holland en Zeeland (zetel van een snel opbloeiend scheepvaartbedrijf), te Antwerpen (zetel van den internationalen handel); een achterlijk gewest als Luxemburg blijft geheel vrij. Van de zijde van Philips heeft het nimmer aan vermaningen tot vervolging der nieuw opgekomen secte ontbroken; Margaretha antwoordt dat zij handelen zal ‘autant que l'état et humeur de ce pays peuvent comporter.’Ga naar voetnoot2) Te Antwerpen tast men geen enkel calvinist aan; in Vlaanderen is de inquisiteur Titelman zóó gehaat dat geen herbergier hem onderdak durft verleenen.Ga naar voetnoot3) De Raad van Vlaanderen stelt in Juli 1561 vast dat in de kasselrij van Belle het aantal verdachten zóó groot is, ‘que l'on n'en saurait bonnement venir à chief sans grande effusion de sang et sans entière ruine du dit quartier.’Ga naar voetnoot4) In de buurt van Armentières en Hondschoote komt het al tot plundering van kerken en kloosters. Te Valenciennes durft de overheid twee calvinisten die al lang veroordeeld zijn, niet te executeeren. 27 April 1562 wil men daar eindelijk toe overgaan; de brandstapel is opgericht, maar de menigte werpt de | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 16]
| |||||||||||||||||||||||||||
takkebossen uit elkaar en geleidt de twee ‘maubrûlez’ onder psalmgezang naar de calvinistische preek. Nu komt Bergen, stadhouder van Henegouwen, met 500 soldaten de stad bedwingen; de ongewapende calvinisten stuiven uiteen; die men vangen kan worden verbrand; zij zingen psalmen ‘tant que l'haleine leur a duré’;Ga naar voetnoot1) - het is bij deze gelegenheid dat Philips Margaretha aanschrijft hun voortaan ‘un baillon ou autre chose’ in den mond te stoppen, zooals hij het in Engeland heeft zien doen onder Maria Tudor.Ga naar voetnoot2) Maar het calvinisme is hiermede niet voorgoed bedwongen. In de lente van 1563 wordt er in de omstreken van Valenciennes al weer gepreekt; ook te Doornik; men begeeft zich ter preek met het pistool in den gordel. Opnieuw komen troepen te Valenciennes en nu ook te Doornik de orde herstellen (Mei-Juni 1563); er heeft nu een groote uitwijking uit die streken naar Duitschland, Frankrijk en Engeland plaats.
Margaretha had den zin van het verzet tegen Granvelle niet begrepen; had gemeend, dat het tegen een persoon, niet tegen een stelsel was gericht. ‘D'ici à peu de temps,’ schrijft zij 12 Juni 1564, ‘il n'y aura plus de craintes à concevoir.’Ga naar voetnoot3) Van consulta geen spoor meer; alles wordt nu in den Raad van State gebracht, Viglius en Berlaymont zijn op zij gezet. ‘L'on forge ici une nouvelle République et Conseil d'Etat, lequel aura la souveraine superintendance de toutes affaires.’Ga naar voetnoot4) Inderdaad eischen nu de heeren dat men het ledental van den Raad van State zal uitbreiden en hem den Geheimen Raad en Raad van Financiën onderwerpen, die tot dusver alleen van de landvoogdes hadden afgehangen, gelijk dat voor uitvoerende collegiën ook niet anders paste. Deze eisch van de heeren ontwricht den openbaren dienst. In alles gaan zij zich mengen; men krijgt niets meer gedaan zonder hun het hof te maken. In de provinciën gedragen zich de stadhouders bijna als kleine landsheeren. Doch nooit buiten contact met het volk; Granvelle, uit de verte, beschuldigt hen ‘de se soumettre à ce | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 17]
| |||||||||||||||||||||||||||
méchant animal appelé peuple.’Ga naar voetnoot1) Zij kiezen zeker geen partij vóór het calvinisme, maar tegen geloofsvervolging. Moeten er straffen uitgesproken worden, dan toch niet de doodstraf, die nijvere burgers tot landverhuizing drijft. - ‘Roomsch als ik ben,’ zegt Oranje in den Raad van State, ‘kan ik niet aanzien, dat vorsten heerschen willen over de zielen der menschen.’Ga naar voetnoot2) - En later: ‘voir brûler un homme pour penser avoir fait bien, fait mal aux hommes et leur semble conscience.’ In Januari 1566 ging het getal Nederlandsche vluchtelingen te Londen en in de omgeving de 30.000 te boven.Ga naar voetnoot3) Elisabeth verwelkomt die industrieelen en gaat de nijverheid die zij naar Engeland overbrengen door invoerrechten op het Nederlandsch product, in afwijking van het Groot Entrecours, beschermen.Ga naar voetnoot4) In 1563 had de landvoogdes met een verbod van invoer van Engelsche producten geantwoord, waarop Elisabeth de Engelsche havens voor Nederlandsche schepen gesloten verklaarde. In 1564 werden deze laatste maatregelen van weerszijden ingetrokken, maar de benadeeling van den Nederlandschen uitvoer door Engelsche protectie bleef bestaan. Men wilde in de kringen der groote heeren verdere emigratie volstrekt tegengaan en daartoe de plakkaten zoo niet intrekken, dan toch verzachten. Een Italiaansch ingenieur dien Margaretha naar de Nederlanden had medegenomen, di Marchi, schrijft dat er geen twintig menschen in het land zijn die werkelijk het voortbestaan der inquisitie wenschen.Ga naar voetnoot5) Men hoort openlijk zeggen dat de gewetens der ketters minstens zoo vrij behooren te zijn als die der Christenen onder den Turk, ‘qui ne fait si griefve persécution contre nuls d'autre loi comme nous faisons contre ceux qui sont de la nôtre, pour quelques différentes intelligences de l'Ecriture.’Ga naar voetnoot6) De verwezenlijking van dezen algemeenen wensch werd | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 18]
| |||||||||||||||||||||||||||
tegengehouden door den koning en door hem alleen. Maar zou de koning, die toegegeven had aan den aandrang tegen Granvelle, niet voor de tweede maal tot toegeven kunnen worden genoopt? De heeren besloten het van hem te verlangen: intrekking der plakkaten, goedkeuring der suprematie van den Raad van State boven de andere raden, bijeenroeping der Staten-Generaal. Egmond werd afgevaardigd om deze eischen den koning voor te leggen. In Februari 1565 kwam hij te Madrid aan, waar men het uiterste beproefde, hem door voorkomendheid te winnen. Men toonde hem het Escuriaal, gebouwd ten dank voor de overwinning van St. Quentin. Hij liet zich vangen; 30 April 1565 te Brussel teruggekeerd, zeide hij, dat hij zich slechts had behoeven te vertoonen om gewonnen spel te hebben.Ga naar voetnoot1) Maar toen men de brieven inzag die hij had medegebracht bleek wel anders. De koning stuurde wat geld om het deficit te verminderen, maar dit was al. De beslissing op het verzoek in zake de suprematie van den Raad van State werd uitgesteld; en liever, zei de koning, zou hij duizend levens verliezen, dan voor de ketterij te wijken. De landvoogdes zou twee of drie bisschoppen en eenige theologen in den Raad van State mogen roepen om mee te beraadslagen over beter schoolonderricht voor het volk en doeltreffender bestraffing der ketters.Ga naar voetnoot2) Eene vergadering als de koning veroorloofd had, werd 1 Juni 1565 gehouden. De heeren weigerden advies omdat de koning, naar zij zeiden, het hun niet gevraagd had;Ga naar voetnoot3) de overigen spraken zich uit voor behoud der plakkaten maar verzachting der straffen. In antwoord schreef Philips zijn beruchte brieven uit het bosch van Segovia van 17 en 20 October 1565. Er bestond geen aanleiding de geringste wijziging in de plakkaten aan te brengen; hoogstens zou men kunnen overwegen voortaan de executies te doen plaats hebben in het geheim. Geen bijeenkomst van Staten-Generaal ‘tant que les choses de la religion ne seront pas mieux assurées.’ Als tegenwicht tegen Oranje, Aerschot in den Raad van State benoemd. Dit een en ander in het belang van den katholieken godsdienst et de | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 19]
| |||||||||||||||||||||||||||
mes dits pays de delà qui ne vaudraient rien sans icelle.Ga naar voetnoot1) Margaretha was ontsteld: men had de plakkaten zelfs niet naar de letter durven uitvoeren toen Granvelle in het land was! Viglius sprak er van zijn ambt neer te leggen. Morillon, de correspondent van Granvelle, beschrijft in een brief van 9 December '65 den weeromstuit der brieven uit het bosch van Segovia aldus: ‘Madame de Parme, se trouvant au Conseil d'Etat, ne besogne plus de l'aiguille, mais annote ce qui se dit et appuye sa tête sur le bras senestre, et dit l'autre jour qu'elle ferait mieux de se retirer en sa maison, puisque rien (de ce qu'elle propose) n'est bien pris.’Ga naar voetnoot2) Hoorne ‘jette feu et flamme’;Ga naar voetnoot3) Bergen ‘parle comme un désespéré.’Ga naar voetnoot4) Egmond, begrijpend hoe hij om den tuin is geleid, is zóó opgewonden dat de anderen hem vooruitschuiven om dingen te zeggen die zij zelf niet uiten durven; Oranje zwijgt.Ga naar voetnoot5) Men vreest al dat het zwijgen van Oranje veelzeggender kan blijken dan het misbaar van anderen. Zou uit aanleidingen als deze niet de bijnaam van ‘de Zwijger’ voortgekomen zijn, die dan toch maar bestaan heeft en onmogelijk uit de lucht kan zijn komen vallen?Ga naar voetnoot6) Spoedig zou blijken wat achter het zwijgen was verborgen gehouden. Het volk - want alle berichten werden ongeloofelijk snel publiek, natuurlijk in een vorm die het fama crescit eundo voor ons sterk bevestigt - het volk geloofde nu meer dan ooit, dat het Philips om invoering van de Spaansche inquisitie te doen was. De Staten van Namen, een zeer katholieke provincie, kwamen op eigen gezag bijeen en zonden een deputatie aan Margaretha met de boodschap dat zij nimmer de Spaansche inquisitie zouden aanvaarden.Ga naar voetnoot7) Een toenadering, straks | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 20]
| |||||||||||||||||||||||||||
een verbond wellicht, tusschen katholieken bevreesd voor de welvaart van het land, en protestanten beducht voor hun leven, begint tot de mogelijkheden te behooren, en het is Oranje die deze mogelijkheid het eerst begrepen heeft. In het midden zijner bezinning staat in dezen tijd de godsdienstvrede; zijn Duitsche verwanten moedigen hem trouwens aan, de zaak van een godsdienstvrede voor de Nederlanden voor den Rijksdag te brengen. Doch zij hadden daarbij de belangen van het lutherdom op het oog,Ga naar voetnoot1) en de Nederlandsche hervorming richtte zich nu naar Calvijn. Dit bespeurende, en er groot gevaar in ziende, had Oranje zich reeds sinds 1563 met een plan gemoeid tot vereeniging der luthersche en calvinistische geloofsbelijdenissen. Van het geheel afwijkend karakter van het calvinisme had hij in dezen tijd nog geen begrip; eerst de volstrekte afwijzing der calvinisten doet hem in 1567 het plan voor het oogenblik opgeven, maar in 1565 geeft hij er zich nog veel moeite voor. Hiervan is hij dan echter reeds overtuigd, dat zoo er betrekkingen met de protestanten (in en buiten het land) zullen moeten worden onderhouden, men bij de consistoriën der calvinisten te land moet komen, die geenszins naar Duitschland zien, maar met de georganiseerde calvinistische partij in Frankrijk in verbinding staan. Onder de wordende calvinistische partij in de Nederlanden onderscheidt men een aantal leden van den lageren adel als Nicolas de Hames, wapenkoning der orde van het Gulden Vlies, de Casembroot, secretaris van Egmond, vooral de gebroeders Jan en Philips van Marnix; - daarnaast personen uit de gestudeerde burgerij, als Gilles le Clercq, advocaat te Doornik. Zij weten zeer goed dat zij nog te gering in aantal, aanzien en middelen zijn om het sein tot een opstand te kunnen geven. Zij moeten verstandhouding met de katholieke meerderheid verkrijgen. Tusschenpersoon tusschen Oranje en hun kring is de onvermoeide Lodewijk van Nassau. Een aantal van deze calvinisten komt te Spa in Juli 1565 bijeen. Zij hervatten hunne bespreking in November '65 te Brussel, in het huis van de Hames, en in tegenwoordigheid van den predikant Junius. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 21]
| |||||||||||||||||||||||||||
Het doel is een liga tot stand te brengen zoo mogelijk van den geheelen adel, waartoe Gilles le Clercq een eerste ontwerp redigeert. Iedere uitdrukking die aan de katholieken aanstoot zou kunnen geven is er zorgvuldig uit geweerd: men moet zich bij eede verbinden tegen handhaving der inquisitie, zonder iets te beproeven ‘qui soit au déshonneur de Dieu et du Roy.’ Zij zullen elkander onderling bijstaan ‘comme frères et fidèles compagnons, tenant la main l'un à l'autre.’Ga naar voetnoot1) De Brusselsche vergadering zond emissarissen naar alle provinciën, en het succes was boven verwachting groot. Honderden handteekeningen werden in enkele weken verkregen; zelfs kanunniken en abten betuigden hun instemming.Ga naar voetnoot2) Zonder uitzondering bijna teekenden de edelen die hooger of lager bevel bij de benden van ordonnantie bekleedden, zoodat de zaak eenigermate op een betooging der nationale krijgsmacht geleek. Wie zou aan het hoofd staan? Van de oorspronkelijke beleiders had niemand gezag en aanzien genoeg. Zij zelf hoopten: Oranje; maar deze aarzelt: ‘il n'est pas encore d'avis d'user d'armes,’ schrijft de Hames 27 Februari 1566, ‘sans lesquelles il est impossible de mettre notre projet à exécution.’Ga naar voetnoot3) Een plan dat zal zijn neergekomen op overrompeling van eenige ‘places de sûreté’ op de Fransche wijze, om van daar uit op gunstigen voet met de regeering te kunnen onderhandelen. Oranje zou vermoedelijk ja hebben gezegd als hij van de andere groote heeren zeker ware geweest; - althans heeft hij veel moeite gedaan, hen voor het plan te winnen; maar Egmond weigerde stellig, en zonder Egmond een opstand te beginnen leek hopeloos. Men moest zich dus tot de vreedzame betooging beperken die Oranje aangaf: een plechtige petitie aan de landvoogdes; daar waren ook de hooge edelen - Mansfeld uitgezonderd - niet tegen. Tusschen de heeren van den allereersten rang en de edelen van het Compromis bewogen zich figuren als Brederode, Kuilenburg, Hoogstraten, Lodewijk van Nassau: zij allen moedigden de beweging aan en leenden er ook gewillig hun naam aan. Ongerust, belegde Margaretha een gecombineerde verga- | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 22]
| |||||||||||||||||||||||||||
dering van Raad van State, Geheimen Raad en Vliesridders, 27 Maart. Men adviseerde haar, niets tegen het compromis te ondernemen; zelf was men immers ook voor afschaffing der inquisitie en verzachting der plakkaten. Margaretha gaf toe en ontving een deputatie der edelen tot het aanbieden van hun verzoekschrift, 5 April 1566. Een kleine driehonderd ruiters, van heinde en ver uit het land bijeengekomen, vergezelden de deputatie tot de deur van het paleis. Het verzoek strekte om iemand tot den koning af te vaardigen ten einde dezen tot intrekking der geldende plakkaten te bewegen die zouden moeten vervangen worden door nieuwe, vast te stellen bij rade en bewilliging van Staten-Generaal; en om in afwachting van 's konings besluit de inquisitie te schorsen en de plakkaten niet te doen uitvoeren. Margaretha beloofde, den koning het verzoek te zullen overbrengen, en inquisiteurs en gerechtshoven te zullen aanschrijven, zich in de uitoefening hunner ambtstaak ‘met alle bescheidenheid’ te gedragen. Eene goedkeuring van hun gehouden gedrag, waarom de edelen mede verzocht hadden, verkoos zij evenwel niet uit te spreken. 's Avonds werd een feestmaal bij Kuilenburg gehouden, waar de insigniën van het verbond, de bedelzakjes en bedelnapjes, voor het eerst vertoond werden, en het ‘vive le Geus’ weerklonk.Ga naar voetnoot1) Margaretha zond nu Montigny en Bergen naar den koning om het verzoek der edelen over te brengen; onderwijl deed zij door den Geheimen Raad een verzachting der plakkaten ontwerpen. De protestanten gedroegen zich onmiddellijk, of het verzoek reeds was toegestaan. Een zoogezegde verklaring der Vliesridders deed de ronde: ‘les magistrats et inquisiteurs ne procéderont plus pour le fait de la religion par prise de corps, ni confiscation de biens, ni bannissement.’Ga naar voetnoot2) Duizenden die in het geheim de hervorming waren toegedaan geweest traden nu openlijk op, en onder hen ook een groot aantal geestelijken. Velen keerde uit Enngeland terug, ten uiterste verbitterd door hun ballingschap en de verbeurdverklaring hunner goederen. Zij allen stellen zich aan of de uit- | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 23]
| |||||||||||||||||||||||||||
oefening van den hervormden eeredienst reeds veroorloofd is; - en Margaretha houdt zich nog met niets bezig dan met eene verzachting der plakkaten! Het ontwerp van moderatie door den Geheimen Raad opgesteld en aan de Staten der provinciën toegezonden, schrijft alleen voor de ketters niet te verontrusten ‘tant qu'ils s'abstiendront de scandale’: zij zullen dus mogen leven zooals onder Karel V vreemde edelen en vreemde kooplieden, de hervorming toegedaan, het hebben mogen doen. De groote meerderheid der katholieken keurde deze verzachting goed; Egmond verklaart er zich vóór, en ook de Staten der provinciën, doen dit, bijna zonder voorbehoud. Wat den koning betreft, die praatte weer in en uit, zooals hij gewoon was. Ostensibele brief: hij zou spoedig in de Nederlanden komen en dan onderzoeken of de plakkaten verzacht konden worden, ‘car Dieu sait bien que je n'évite rien plus volontiers que l'effusion du sang humain.’Ga naar voetnoot1) Geheime brief: geen tittel of jota te wijzigen; voor de ketterij zal hij nooit wijken.Ga naar voetnoot2) Wat Philips te veel was, den calvinisten was het natuurlijk veel te weinig. Niet op deze wijze kon de ware religie zegevieren. Zij voelden zich gesteund door een gedeelte althans van den adel, hadden den indruk dat zij de landvoogdes bevreesd hadden gemaakt, en zagen, nu zij zich zóó talrijk wisten, tegen gewapenden opstand niet langer op. Aan een ordonnantie van 27 April, die den teruggekeerden emigranten gebood het land onmiddellijkweder te ruimen, gehoorzaamde niemand. Meer en meer namen de consistoriën de leiding, wien het niet om verzet tegen de ‘spaansche tyrannie’, maar om uitroeiing der paapsche afgoderij te doen was. Een aantal katholieke onderteekenaars van het Compromis trekken zich uit de beweging terug. Alom begint de calvinistische predikingGa naar voetnoot3): in Artois, in Vlaanderen, te Antwerpen, in Holland, in Brabant, in de omstreken van Maastricht, eindelijk zelfs te Brussel. Te Antwerpen doen de calvinisten (13 Juni) een mislukte poging, zich in het bezit te stellen van de Onze Lieve Vrouwe Kerk. Een ordonnantie van 3 Juli: verbod van prediking, met bedreiging | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 24]
| |||||||||||||||||||||||||||
van de galg voor de predikanten, werkt niets uit. Men begeeft zich gewapend ter preek en niemand durft de predikanten aan te tasten. Onder het gehoor merkt men gegoede burgers op, advocaten, ‘dames met gouden halssieraad’. Te Gent voert men den schepenen, die van de ordonnantie van 3 Juli durven kikken, tegemoet dat men God meer te gehoorzamen heeft dan de menschen (23 Juli).Ga naar voetnoot1) Den 1sten Augustus gaat men verder en verlangt er een der kerkgebouwen, daar het aanstonds voor prediking in de open lucht te koud zal zijn. In werkelijkheid vormen de calvinisten nog steeds de minderheid, maar een minderheid in volle actie, terwijl de meerderheid zich van tegenactie onthoudt. Margaretha durft geen geweld te gebruiken, hoewel zij het zou kunnen doen met steun en advies van een aantal hooge edelen: Mansfeld, Aerschot, Berlaymont, Arenberg, Megen en Noircarmes. Maar met Oranje, Egmond en Hoorne durft zij niet breken. Zij zendt Oranje naar Antwerpen om daar de rust te bewaren (13 Juli); zij vergunt Oranje en Egmond de edelen van het Compromis te woord te staan, die, op Luiksch gebied, een nieuwe vergadering hebben belegd, te St. Truien (14 Juli). De edelen hadden zich door omkooping inzage verschaft ook van de geheime correspondentie tusschen Philips en Margaretha;Ga naar voetnoot2) zij wisten dat de koning overwoog naar de Nederlanden te komen aan het hoofd van een leger; dat Megen reeds troepen wierf in Duitschland. Maar het Compromis geeft den koning in dubbelhartigheid niets toe.Ga naar voetnoot3) Aan Oranje en Egmond, ter overbrenging aan de landvoogdes, geven de edelen te verstaan den koning getrouw te zijn, tegen verandering in de religie gekant, en alleen vereenigd te blijven om een aanval op hunne personen af te weren; - onderwijl is men met de consistoriën in dagelijksche onderhandeling. De consistoriën hadden achter zich wat den edelen ontbrak: geld, het middel m.a.w. om zich te wapenen. Zij beloven de edelen, het land te zullen ruimen wanneer de Staten-Generaal tot verbod van den hervormden eeredienst zullen besluiten; en op weinige uitzonderingen na bewilligen nu ook de katholieke edelen, voor zoover zij naar | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 25]
| |||||||||||||||||||||||||||
St. Truien zijn gekomen, in het door de consistoriën aangeboden verbond. Oranje en Egmond weten van dit verbond, en verhinderen het niet. Terwijl Lodewijk van Nassau in Duitschland troepen in wachtgeld neemt, biedt een deputatie van twaalf leden de landvoogdes een nieuw verzoekschrift aan: zich tot de bijeenkomst van Staten-Generaal onder bescherming te mogen stellen van de Vliesridders, en met name van Oranje, Egmond en Hoorne (30 Juli). Om tijd te winnen, antwoordt Margaretha dat zij dit verzoek aan de Vliesridders zal voorleggen, die zij tegen 28 Augustus naar Brussel beschrijft.
Hebben de consistoriën het compromis achterhaald, zij zelf worden nu achterhaald door de beeldstormers. De groote massa van het publiek der hagepreeken bestond uit gering volk, minder toegankelijk voor het positieve gedeelte der prediking, dat de strenge calvinistische moraal inscherpte, dan voor het nooit ontbrekende negatieve: de vervloeking en bespotting van de hoer van Babylon. De volstrekte apathie der regeering vestigt den indruk dat men alles wagen kan. Megen schrijft 9 Augustus aan Margaretha dat hij niet naar Brussel komen durft, gedachtig aan het lot van zijn grootvader Humbercourt, in 1477 door het Gentsche gemeen terechtgesteld.Ga naar voetnoot1) Vuilaardige schotschriften tegen Margaretha worden te Brussel verspreid. Kooplieden verlaten het land. Te Antwerpen, te Oudenaarde, schooien drommen werkloozen door de straten. Te Ieper loopen zij op de markt te hoop en dreigen de stad te zullen plunderen (eind Juli, begin Augustus). De beelden worden gebroken 12 en 13 Augustus in de streek om Hondschoote en Armentières, en voorts te Poperinghe (14), leper (15), Oudenaarde (18), Antwerpen (20), Gent en Middelburg (22), Doornik (23), Utrecht en Leiden (24), Schoonhoven en Gorkum (25 Augustus); het loopt door tot Alkmaar, tot in Gelderland, Overijsel, Groningen, en eindigt te Leeuwarden (6 September). Te Amsterdam, Dordrecht en Gouda wordt de beweging in haar begin gestuit; te Haarlem en te Delft heeft zij zich niet voorgedaan. Repressie werd, althans door Egmond en voor zijn stadhouderschap, ondoenlijk geacht; ‘la première | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 26]
| |||||||||||||||||||||||||||
chose à faire est de conserver l'état,’ zegt hij tot Margaretha; ‘ensuite on s'occupera de la religion’. - Waarop de landvoogdes: ‘la ruine de la religion serait un plus grand mal que la ruine du pays.’ - Egmond: ‘tous ceux qui ont quelque chose à perdre ne l'entendent pas de cette manière.’Ga naar voetnoot1) De benden van ordonnantie waren niet te vertrouwen; Duitsche huurlingen te gebruiken, vreesde de landvoogdes, zou beteekenen een burgeroorlog te ontketenen; dus temporiseerde zij. Er was juist weer een stel dubbele brieven van Philips ontvangen: ostensibel: schorsing der inquisitie, moderatie der plakkaten en algemeen pardon; - geheim: van den anderen brief is niets gemeend; zijn einddoel blijft, alle schuldigen te straffen. Maar met schorsing en pardon waren de calvinisten niet tevreden; zij verlangden de vrije preek. Wanneer dit in den Raad van State te berde wordt gebracht, spreekt Margaretha eerst nog van zich af: ‘je me laisserai plutôt tuer que de consentir; ce serait la ruine de la religion que S.M. veut plutôt conserver que le pays, mieux aimant tout perdre que d'offenser Dieu si grièvement.’Ga naar voetnoot2) Zij wilde naar Bergen in Henegouwen vluchten, maar het volk komt in beweging en houdt de poort dicht. Dan eindelijk zwicht zij, ‘considéré la force et nécessité inévitable’Ga naar voetnoot3): de heeren van het compromis mogen dan mededeelen dat tot de beslissing des konings toe de preek mag worden gehouden overal waar zij reeds gehouden is (23 Augustus). De heeren van het compromis beloofden van hunne zijde plundering te zullen tegengaan, het volk de wapenen te doen nederleggen en de preek te zullen verhinderen overal waar zij nog niet gehouden was.Ga naar voetnoot4) De groote heeren hebben inderdaad getracht, op dezen grondslag een modus vivendi tusschen protestanten en katholieken in trein te brengen: Oranje te Antwerpen, Egmond in Vlaanderen, Hoogstraten te Mechelen, Hoorne te Doornik. Bij ordonnantie van 25 Augustus worden de plunderaars buiten de wet gesteld: men mag ze overvallen en op de plaats dooden.Ga naar voetnoot5) Oranje liet er ettelijke ter dood brengen te Ant- | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 27]
| |||||||||||||||||||||||||||
werpen, en Egmond in Vlaanderen. Begin September was overal de rust teruggekeerd. Intusschen geven de calvinisten aan het preekverlof een zeer ruime toepassing. Zij doopen, zegenen huwelijken in, vieren avondmaal, openen scholen, richten (te Doornik, Valenciennes, Gent, Antwerpen) houten of steenen kerkgebouwen op, rond of achthoekig, in hun uiterlijk geheel onderscheiden van eene katholieke kerk in de geijkte vormen.Ga naar voetnoot1) De Lutherschen, die niet minder willen zijn, stichten te Antwerpen nu ook een kerkgebouw. Te Antwerpen, Doornik, Utrecht, Ieper komen plaatselijke godsdienstvredes tot stand, waarbij de betrekkingen tusschen de belijders der verschillende confessiën geregeld worden, en die verbieden dat zij elkander overlast aandoen.Ga naar voetnoot2) Feitelijk zijn dit overtredingen van het compromis van 23 Augustus; Margaretha beklaagt zich dan ook dat men bezig is ‘de planter en égalité deux religions,’ hetgeen zij nooit heeft toegestaan (6 September).Ga naar voetnoot3) Zij verwijt nu Oranje, Egmond, Hoorne en Hoogstraten ‘de s'être déclarés contre Dieu et contre le Roi, en paroles et en fait’,Ga naar voetnoot4) en zoekt haar steun nog uitsluitend bij de katholieke groep onder Mansfeld, dien zij bij het uitbreken van den beeldenstorm tot gouverneur van Brussel benoemd had.Ga naar voetnoot5) Geboren in 1517, van Saksische origine, vertegenwoordigt Mansfeld een verleden dat Oranje en Egmond niet meer gekend hebben. Hij voelt zich meer Oostenrijksch dienaar dan Nederlandsch heer. De overmoed der hervormden zorgt er voor dat hij niet alleen blijft. Waar een godsdienstvrede is afgekondigd blijft deze niet lang bewaard. De calvinisten verzetten zich tegen het vieren der mis en het luiden der klokken. De katholieken trekken zich van het Verbond der Edelen terug. ‘Geus’ verliest zijn politieke beteekenis en beteekent voortaan calvinist. Margaretha gaat met het denkbeeld om, een katholieke contra-liga tot stand te brengen die beginnen zal in de waalsche | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 28]
| |||||||||||||||||||||||||||
provinciën.Ga naar voetnoot1) In Vlaanderen bevindt Egmond, met wien niemand meer tevreden is, zich in een zonderlinge positie. Hij durft evenmin de mis bij te wonen als er vandaan te blijven; hij gaat er ten slotte heen maar woont ze bij met gedekten hoofde, en bereikt er niets mee dan beide partijen ergernis te geven.Ga naar voetnoot2) Waar hij zich warm voor placht te maken: verruiming der bevoegdheden van den Raad van State, bijeenroeping der Staten-Generaal, niemand die er nog om geeft. Hij is een oud, vervallen man geworden, durft niet te gaan slapen dan met een pistool onder zijn bereik.Ga naar voetnoot3) Oranje kent Egmond's aarzeling niet. Hij begrijpt dat wie niet onder de spaansche tyrannie wil terugvallen, voortaan de wapenen opnemen moet. Hij wil dat de Nederlanden, ter zelfbescherming, zich zullen aansluiten bij het Rijk.Ga naar voetnoot4) Den 3den October heeft hij hierover met Egmond, Hoorne en Hoogstraten te Dendermonde een mondgesprek, dat uren duurt, maar waarin hij Egmond niet overreedt. Egmond wil tegen den wettigen souverein niets ondernemen. Hij zoekt nu aansluiting bij Margaretha en Mansfeld; in Januari 1567 verschijnt hij weder in den Raad van State; hij legt den eed van volstrekte trouw aan den koning af dien Margaretha nu van alle ambtenaren vordert; Oranje, Hoorne en Hoogstraten weigeren dien.Ga naar voetnoot5) De katholieken schamen zich nu voor hun verlamming in Augustus. Wat hadden zij al niet gevreesd: een algemeenen opstand, een inval der Hugenoten, Duitsche tusschenkomst; - niets was gebeurd. Reeds 8 October vat Margaretha moed tot een eersten maatregel van reactie: alle uit den vreemde ingekomen predikanten gebiedt zij, het land te ruimen.Ga naar voetnoot6) Den 4den December schrijft zij de steden aan dat zij de preek heeft toegestaan en niets anders; wat daarboven uitgaat moet afgesteld, waartoe zij de hulp toezegt van haar troepen, want die | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 29]
| |||||||||||||||||||||||||||
heeft zij zich nu door werving in Duitschland verschaft. Zij begint in de steden garnizoen te leggen. Ook de calvinisten wapenen zich. Geld hadden zij bijeen: in den zomer hadden zij zich gevleid, van den koning vrijheid van eeredienst te kunnen koopen voor 3 millioen,Ga naar voetnoot1) en daartoe inzameling gehouden. Het Antwerpsche consistorie, dat voor de partij handelt, biedt Oranje het opperbevel aan. Maar deze aarzelt nu, omdat het hem den steun van het Rijk zou kunnen kosten. Steeds met de gedachte aan dien steun vervuld, doet hij zijn uiterste best, calvinisten en lutheranen alsnog bijeen te brengen, de calvinisten te belezen tot het omhelzen der Augsburgsche confessie.Ga naar voetnoot2) Onderwijl doet hij te Antwerpen, waar Margaretha hem vooralsnog zijn gang moet laten gaan, den godsdienstvrede zoo goed mogelijk eerbiedigen. De calvinisten hopen hem geheel op hun zijde te trekken. Mocht dit niet gelukken, zij hebben nog Brederode, die zijn kasteel te Vianen versterkt; zij hebben Doornik en Valenciennes, die, geheel in hunne hand, de betrekking kunnen openhouden tot de Hugenoten in Frankrijk. Te Doornik rekent men dat thans ⅚ der bevolking tot het calvinisme is overgegaan;Ga naar voetnoot3) - beide steden weigeren garnizoen. Te Valenciennes, waar zich de twee vermaardste predikanten Gui de Bray en Péregrin de la Grange ophouden, heeft het consistorie het stadsbestuur geheel naar zijn hand gezet. Het is het Nederlandsch Genève geworden. Maar in December slaat Noircarmes het beleg voor de stad. Egmond, thans geheel van partij veranderd, laat in Vlaanderen predikanten ophangen en de schuren afbreken waarin preek gehouden was. Waar blijft de calvinistische krijgsmacht? Lodewijk van Nassau heeft in Duitschland troepen geworven. Zij rukken tot ontzet van Valenciennes aan, maar worden 27 December door het garnizoen van Rijsel verslagen bij Watrelos en 29 December door Noircarmes te Lannoy; en 2 Januari '67 kan Noircarmes bij verrassing garnizoen in | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 30]
| |||||||||||||||||||||||||||
Doornik werpen. Daar Oranje zich eclipseert, stelt nu Brederode zich op de eerste plaats. Begin Februari richt hij, van uit Vianen, namens het geslonken Compromis een protest tot Margaretha wegens de schending van het accoord van 23 Augustus.Ga naar voetnoot1) Aan Valenciennes zendt hij de vermaning vol te houden, en zegt het de hulp van Oranje, Hoorne en hemzelven toe. Maar Oranje gelooft aan de mogelijkheid van welslagen niet. Hij treedt niet in betrekking tot den calvinistischen troep die nu onder Jan van Marnix, heer van Tholouse, ook te Oosterweel onder den rook van Antwerpen gelegerd is; hij houdt de poort gesloten. Te zwak om Antwerpen met de wapenen te nemen, beproeft de troep thans een aanslag op Walcheren om Vlissingen in handen te krijgen dat Antwerpen kan afsluiten van de zee;Ga naar voetnoot2) de aanslag mislukt smadelijk. 13 Maart 1567 wordt Tholouse in zijn kamp te Oosterweel door troepen der landvoogdes onder Philippe de Lannoy aangevallen. Van den stadsmuur kan men het gevecht zien. De Antwerpsche calvinisten willen er aan deelnemen, maar Oranje, die nu op de lutheranen en katholieken steunt,Ga naar voetnoot3) houdt hen tegen. Ook nu nog wil hij zich alleen met de calvinisten inlaten in zoover zij een verbond met de lutheranen willen aangaan en dus een beroep op het Rijk mogelijk maken, maar zij hebben dit geweigerd. Bovendien houdt hij de nederlaag der calvinisten voor zeker, en wil de stad Antwerpen, die aan zijne rustbewaring is toevertrouwd, niet aan een strafgericht blootstellen. De nederlaag volgt; Jan van Tholouse sneuvelt. Te Valenciennes wanhoopt nu Gui de Bray. Hij lucht zijn verontwaardiging over Oranje in hartstochtelijke woorden: ‘un méchant malheureux, et que Dieu punira quelque jour pour nous avoir si longtems abusés en folle espérance de secours’;Ga naar voetnoot4) - Oranje boette hier voor de niet te vervullen toezegging van Brederode. 24 Maart geeft de stad zich aan Noircarmes over. Brederode, uit zijn kasteel te Vianen door Megen | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 31]
| |||||||||||||||||||||||||||
verdreven, vlucht (na tevergeefs door Egmond pardon te hebben laten vragen aan Margaretha) naar Amsterdam en weldra naar Emden; hij is spoedig daarna in Oostfriesland overleden. Hoorne en Hoogstraten leggen thans den eed van trouw aan Philips af, dien zij in Januari geweigerd hebben; Oranje alleen niet. Duizenden vluchtelingen nemen de wijk naar Emden, Keulen, Engeland; in den Bosch één derde van de bevolking. Oranje verlaat Antwerpen den 11den April 1567 en begeeft zich naar Dillenburg. Zijn rol van in oppositie verkeerend Bourgondisch edelman is uitgespeeld; zijn standgenooten, zonder welke ook hij in zijn politiek verzet niets vermag, hebben hem den rug toegekeerd, en calvinistisch partijganger willen worden heeft hij niet. De staatkundige oppositie waarin Oranje opkomt en die hij eenigen tijd geleid heeft, is door een godsdienstige beweging achterhaald wier werktuig hij in 1566 niet verkiest te worden. Maar opgegeven heeft hij zijn aanvankelijk doel geenszins. Zóó weinig breekt hij met de Nederlanden, dat hij er, met het uitzicht op allerlei mogelijkheden, zijn oudsten zoon te Leuven achterlaat.Ga naar voetnoot1) Als onderdaan met onmacht geslagen, zal hij, zich op zijn Duitsche betrekkingen en souvereinen rang bezinnende, eerlang beproeven wat een Bevrijder vermag. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 32]
| |||||||||||||||||||||||||||
II
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 33]
| |||||||||||||||||||||||||||
Langzaam nadert, door het vrijgraafschap Bourgondië en Lotharingen opmarcheerend, het leger. De troepen waren van de beste die Spanje te velde kon brengen: 9000 man oudgediende infanterie, onder de Ulloa, Romero, de Londoño, de Bracamonte; 1200 man italiaansche en albaneesche ruiterij onder Alva's bastaard don Fernando de Toledo; italiaansche geniesoldaten onder Vitelli. Een niet buitengemeen talrijke, maar door gehalte indrukwekkende macht. - De voorhoede rukte 9 Augustus 1567 Brussel binnen. De Nederlanden zullen tot een Spaansche provincie worden gemaakt. Dit is de bedoeling, maar ook thans verschuilt zich de koning. Aan den Paus verzoekt hij, gebeden op te zenden voor de reis die hij naar de Nederlanden staat te ondernemen. Margaretha schrijft hij aan, schepen uit te rusten om hem af te halen. In werkelijkheid wil hij - als hij dan ooit gaan zal - eerst verschijnen wanneer het gansche assimilatiewerk zal zijn afgeloopen en hij de rol zal kunnen spelen van den miskende die grootmoedig vergeeft. De lijst der hoofden die eerst moeten vallen, is tusschen hem en Alva vastgesteld. Montigny en Bergen staan er op, die hij, onder een voorwendsel, in Spanje houdt. Hun executie wacht op een sein van Alva, dat het oogenblik is gekomen.
Luis Alvarez de Toledo, hertog van Alva, markies van Soria, was nu 59 jaar oud; een der stutten van den Spaanschen troon. Hij haatte de Nederlanders zooals alle Castilianen deden, die den overmoed van Chièvres en zijne flamencos in de jaren na 1517 nog niet vergeten waren. Een brutale houwdegen was hij in het minst niet: van koel-beleefde, hooghartige vormen, vol zelfbeheersching als veldheer en als diplomaat. Hij handelde niet overijld; eenmaal tot handelen besloten, was hij onverbiddelijk. Aarzeling heeft hij nooit gekend. ‘Beter over een geruïneerd,’ heeft hij eenmaal gezegd, ‘dan over een kettersch koninkrijk te regeeren.’Ga naar voetnoot1) In zoover hij voor de Kerk vecht, zal het geenszins zijn onder leiding der Kerk. Hij veracht zelfs de kerkdienaren, alleen de koning heeft te be- | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||||||||||||||||||
velen. - Zoodra Margaretha hem ontmoet had, begreep zij dat het haar onmogelijk zou zijn zijn bevelen op te volgen en vroeg opnieuw ontslag (29 Augustus). Zij ontving het ontslag in October, en is in December naar Italië vertrokken.
De eerste daad van Alva was, zijn troepen in een kring om Brussel heen te legeren, dicht onder zijn bereik, en te Antwerpen eene citadel te doen bouwen, eventueele toevlucht bij volksopstand of buitenlandschen inval. De heele omgeving van den hertog bleef spaansch en hij nam de houding aan, geen fransch te kunnen spreken. Een onbeschrijflijke malaise beving iedereen. Den 9den September worden plotseling Egmond en Hoorne te Brussel gevangen genomen, en de burgemeester van Stralen te Antwerpen (van zijn zijde nam nu Philips, 21 September, in Spanje Montigny gevangen; Bergen was 21 Mei '67 in Spanje overleden). Denzelfden 9den September wordt de Raad van Beroerten ingesteld: Berlaymont, Noircarmes, drie rechtsgeleerden en twee Spanjaarden: del Rio en Vargas. Dit lichaam is geen rechtbank; de leden hadden geen commissie van den landsheer, en zelfs in het geheel geen schriftelijke instructie; zij waren slechts bijzitters van Alva, die zelf het vonnis streek en onderteekende. De leden brachten hun adviezen aan Alva niet gezamenlijk uit, maar ieder voor zich, en daar toch altijd die van del Rio en Vargas gevolgd werden, onttrokken zich gaandeweg de andere leden. Rechtspraak over een land dat in staat van beleg verkeert; alle gebruikelijke waarborgen en procesvormen zijn ter wille van het te bereiken doel ter zijde gesteld. Wanneer Alva te Brussel is brengt hij zeven uren per dag in dezen raad door, vonnissen teekenende naarmate zij gereedkomen; van tijd tot tijd is er executiedag. Zoo worden 4 Januari 1568 84 personen geëxecuteerd, 20 en 21 Februari tezamen 108, 20 Maart 55.Ga naar voetnoot1) Den 3den Maart hebben er 1500 aanhoudingen plaats over het geheele land, op één dag. Alva spoort geen ketters als zoodanig op: daarmede moeten de inquisiteurs voortgaan, - hij neemt de lieden gevangen op grond dat zij aan een oploop hebben deelgenomen, beelden hebben gebroken, het Compromis hebben geteekend, bij eene preek hebben toegeluisterd. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||||||||||||||||||
Hoeveel slachtoffers Alva gemaakt heeft?Ga naar voetnoot1) De martelaarsboeken komen tot een getal van 18.000; Spaansche tegenstanders van Alva beschuldigen hem later, 6000 hoofden te hebben doen vallen.Ga naar voetnoot2) Daar een groot gedeelte van het archief van den Raad van Beroerten in 1576 vernietigd is, zal men het juiste getal nooit weten; waarschijnlijk ligt het getal ter dood veroordeelden tusschen 6 en 8000; voegt men er de slachtoffers der moorden van Mechelen, Zutfen en Naarden in 1572 bij, dan komt men tot een hooger cijfer. Steeds gaat met het doodvonnis verbeurdverklaring van goederen gepaard. In 1573 beroemt zich Alva dat de rente der geconfisceerde goederen den koning 500.000 ducaten per jaar oplevert.Ga naar voetnoot3)
De slag trof doel in zooverre hij de katholieke bevolking van schrik verlamde. De hervormden vluchtten zoo zij maar eenigszins konden het land uit. Die er geen kans toe ziet vlucht de wildernis in waar, vooral in een deel van Vlaanderen en in het Doorniksche, de bandietentroepen der boschgeuzen ontstaan. Het was dan ook niet uit vrees voor de bevolking dat Alva onmiddellijk na zijn aankomst nog 11000 man Duitsche troepen aannam, maar om gereed te zijn bij een mogelijken inval van Oranje. Egmond, Hoorne, Montigny gevangen; Brederode en Bergen overleden, van niemand was meer hulp te wachten dan van Oranje alleen. Hoogstraten is hem in de ballingschap gevolgd; Jacob van Wesenbeke, gewezen pensionaris van Antwerpen, dient hem met de pen; als boodschapper bij de Duitsche vorsten, broeder Lodewijk. Philips van Marnix is niet vóór het einde van 1570 als lid van Oranje's civielen staf te beschouwen.Ga naar voetnoot4) Hoe stonden de kansen op Duitsche hulp? Maximiliaan II verborg zijn verontwaardiging over wat er in de Nederlanden gebeurde niet. In Februari '68 deed hij er zijn beklag over te | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||||||||||||||||||
Madrid. Oranje's optreden is er steeds op berekend, een tusschenkomst der Luthersche vorsten mogelijk te doen blijven. Dus valt hij in zijn uitschriften den wettigen landsheer niet aan, maar zijn luitenant. Evenmin kiest hij voor de calvinisten als zoodanig partij; zijn leus is: nationale bevrijding. Hij vraagt gewetensvrijheid, handhaving der privilegiën, bijeenroeping der Staten-Generaal; - nog altijd het program waarop hij, in 1566 vóór den beeldenstorm, gehoopt had dat katholieken en protestanten zich zouden willen vereenigen. Verpanding van kostbaarheden en Duitsche goederen, hulp zijner familieleden en van eenige bevriende vorsten,Ga naar voetnoot1) contributiën der vluchtelingen te Emden, Keulen, in de Palts en in Engeland, stelden hem in staat, gedurende enkele maanden een aanzienlijk leger op de been te houden. Onderbevelhebbers zullen de grens overschrijden op verschillende punten tegelijk; hijzelf zal met het gros ingrijpen op het meestbelovend oogenblik, in de hoop dat het volk, door zendelingen en vlugschriften bewerkt, uit zijn verstijving zal opstaan en hem de hand reiken. Maar alles hapert.Ga naar voetnoot2) In April vallen de heer van Villiers en de graaf van Kuilenburg de landen van Overmaze, Willem van den Bergh den achterhoek van Gelderland, Lodewijk van Nassau Groningerland binnen. Een vierde inval, van Cocqueville in Artois, ontworpen in overleg met Coligny en Condé - de Hugenooten zijn dus van den aanvang af als bondgenooten aanvaard - wordt, op verzoek van Alva, door de Fransche regeering gestuit. De expeditie tegen Gelderland leverde eenige winst op: 's-Heerenberg, Boxmeer en Grave konden worden bezet, maar werden weder ontruimd na den tegenspoed in Limburg: hier werd Villiers, die eerst zonder gevolg Roermond had aangevallen, bij Daalhem geheel verslagen en gevangen genomen (25 April). Van den graaf van Oostfriesland ondervond Lodewijk van Nassau geen medewerking tot wat hij het liefst ondernomen had: een aanslag te water op Enkhuizen. Hij nam Wedde en Appingedam en versloeg 23 | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||||||||||||||||||
Mei bij Heiligerlee den stadhouder Arenberg, die zelf sneuvelde, evenals Lodewijk's broeder, de jonge Adolf van Nassau.Ga naar voetnoot1) Hij kon nu het beleg slaan voor Groningen. Hier viel werk voor Alva zelf te doen; - maar eerst brengt hij er den schrik onder te Brussel. 28 Mei wordt het huis van Kuilenburg, waar in '66 de heeren van het Compromis vergaderd hebben, met den grond gelijk gemaakt, 1 en 2 Juni een aantal edelen en andere gevangenen van aanzien terechtgesteld, o.a. Villiers en van Stralen; 5 Juni Egmond en Hoorne onthalsd. Daarna trekt Alva tegen Lodewijk op, die hem voor Groningen niet afwacht, bij Jemgum aan de Eems wordt achterhaald, en naar Duitschland teruggeworpen (21 Juli).Ga naar voetnoot2) Oranje had aan duitsche huurlingen, fransche Hugenooten, waalsche en nederduitsche vluchtelingen een 25.000 man bijeen; meer dan Alva, die de steden te voorzien had, met mogelijkheid in het veld kon brengen. In kwaliteit echter stonden Oranje's troepen bij die van Alva ver achter; ook was zijn geldvoorraad door het bijeenbrengen zelf der troepen eigenlijk al uitgeput eer de veldtocht begon; hij kon ze niet blijven betalen; alleen een groot wapensucces kon de ontbinding voorkomen. Dit voorziende ontweek Alva een ontmoeting, altijd zorg dragende tusschen Brussel en Oranje te blijven.Ga naar voetnoot3) Eerst lag hij bij Maastricht verschanst, en liet Oranje ongehinderd bij Stockhem de Maas overtrekken (7 October); hij had een overgang boven Maastricht verwachtGa naar voetnoot4). Oranje had verstandhouding binnen Luik en hoopte op vrijen doortocht door het bisdom, maar de bisschop Gerard van Groesbeek, die hem minder dan Alva vreesde, ontzegde hem dien.Ga naar voetnoot5) Langs den korsten weg trok hij naar Brabant; onderweg, bij den overtocht over de Geete, bracht Alva hem gevoelige verliezen toe (20 October); Hoogstraten werd hier gewond, en overleed aan de gevolgen.Ga naar voetnoot6) Geen stad die Oranje de poort opende; hem steeds harceleerende zonder hem tot een aanval de kans te geven dreef Alva hem gemakkelijk naar | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||||||||||||||||||
Henegouwen weg. Daar voegde zich een Hugenootencorps onder Genlis bij hem, maar zijn eigen muitend leger kon hij niet langer bijeenhouden. De terugtocht over de Maas bleek afgesneden,Ga naar voetnoot1) slechts de weg naar Frankrijk open. Tot de grens toe, die hij 16 November overschreed, zat Alva hem na. Catharina de Medicis, die, elders door de Hugenooten geoccupeerd, geen troepen beschikbaar had om hem te ontwapenen of terug te drijven, schreef hem een marschroute over de Moezel voor, en voorzag hem van geld en levensmiddelen, om deze te kunnen volgen.Ga naar voetnoot2) Zoo sloeg hij dan, door Champagne en Lotharingen, den weg naar Straatsburg in, waar hij zijn troepen afdankte, op 1200 ruiters na, waarmede hij zich ter beschikking van de Hugenooten wilde houden, voor wier rekening toen Wolfgang, hertog van Tweebruggen, in den Elzas een hulptroep organiseerde. 't Was tijdens den marsch naar Straatsburg dat, in December 1568 of Januari 1569, een nog altijd onbekende - stellig niet Marnix - het Wilhelmus heeft gedicht, dat, te midden van den rampspoed, in een aangrijpenden ootmoed, God om beter smeekt.Ga naar voetnoot3) Na een kort verblijf te Dillenburg voegde zich Oranje in Maart '69 bij Wolfgang; zij konden zich, na een marsch dwars door Frankrijk, met Coligny vereenigen. Op dezen tocht heeft Brantôme den prins ontmoet en hoorde hem over zijn mislukten veldtocht in de Nederlanden spreken: ‘il dit qu'il ne s'arrêterait pas en si beau chemin et qu'il revolerait bientôt’Ga naar voetnoot4). Te La Rochelle bracht hij een eerste verband tot stand met de tot dusver geheel wilde watergeuzen, aan wier hoofd hij een artesisch edelman, Dolhain stelde, die in 1568 belast was geweest met het inzamelen van gelden in Engeland. In overleg met Coligny verliet Oranje het Hugenootenleger een paar dagen vóór den slag bij Moncontour (3 Oct. 1569), wijl men oordeelde dat de tijd gekomen was een nieuwen aanslag op de Nederlanden te beproeven, waar nieuwe maatregelen van Alva de gemoederen, ook der katholieken, thans tot kookhitte | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 39]
| |||||||||||||||||||||||||||
heetten te hebben ontstoken; 11 November was de prins te Dillenburg terug.
Alva, na het jammerlijk mislukken van Oranje's inval, achtte zijn heerschappij over de Nederlanden onverbrekelijk gevestigd. Hij deed zijn beeld oprichten in de citadel van Antwerpen en op de plek van het afgebroken huis van Kuilenburg te Brussel. Ten behoeve van diens strijd tegen de Hugenooten zendt hij den koning van Frankrijk 1500 man ruiterij onder Mansfeld te hulp. Elisabeth zet hij haar gastvrijheid jegens Nederlandsche ballingen betaald met de aanhouding van alle Engelsche kooplieden binnen de Nederlanden (December 1568). Granvelle achtte nu het oogenblik gekomen tot een generaal pardon, dat van meer uitwerking zou zijn, zeide hij den koning, dan voortgezette executiën het zouden kunnen wezen, en tevens een goeden indruk in Duitschland zou maken. Philips liet Alva tusschen vier ontwerpen van zulk een pardon de keus (18 Februari 1569), maar Alva ging nog anderhalf jaar lang met zijn executiën en verbeurdverklaringen voort. Eerst 16 Juli 1570 kondigt hij het minst vrijgevige der vier ontwerpen af: vergiffenis aan allen die binnen de twee maanden zich voor commissarissen, te dien einde aangewezen, zullen komen verontschuldigen, - uitgezonderd zijn een groot aantal met name genoemde uitgewekenen, alle predikanten, zij die predikanten in het land gehaald of hun onderdak hebben verschaft, de afwerpers van beelden, de aanleggers van het Compromis, de onderteekenaais van verzoekschriften aan Margaretha van Parma, in het algemeen zij die het gezag van den koning hebben gekrenkt of op eenigerlei wijze den ketters gunst betoond.Ga naar voetnoot1) Met andere woorden, de vervolging ging door of kon althans iederen dag worden hervat. Drie maanden trouwens na de afkondiging van het pardon laat Philips zelf Montigny in de gevangenis van Simancas verwurgen.
Niet slechts om te straffen was Alva naar de Nederlanden gezonden, ook om te organiseeren. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 40]
| |||||||||||||||||||||||||||
't Eerste werk, in 1568, was het eindelijk alom doorzetten der nieuwe bisschoppelijke hiërarchie van 1559, waarvan de invoering op verschillende plaatsen door den algemeenen onwil verhinderd was. De bisschoppen van Gent, Antwerpen en den Bosch konden nu eindelijk hunne zetels innemen. De besluiten van Trente werden afgekondigd en in 1570 konden de Nederlandsche bisschoppen te Mechelen hun eerste synode houden, waar de kerkelijke tucht naar die besluiten herzien werd; 't was niet dan met de grootste moeite dat zij er Alva van terughielden hun vergadering door een lid van den Grooten Raad van Mechelen, als dwarskijker, te doen bijwonen. - Reeds 16 Januari '68 was de rector der Leuvensche hoogeschool aangeschreven rapport te doen ‘comment l'on se conduit, et si chacun fait le devoir tel qu'il convient.’Ga naar voetnoot1) 4 Maart 1570 volgt een verbod, buitenlandsche hoogescholen te bezoeken. Men ontwerpt collegiën te Leuven en te Douai voor Spaansche, te Salamanca of Alcala voor Nederlandsche studenten.Ga naar voetnoot2) Dit voor kerk en universiteit; - bleef over het onafzienbaar terrein der politieke instellingen. ‘Uwe Majesteit zal ontwaren,’ schrijft Alva 6 Januari 1568, ‘dat er een geheel nieuwe wereld te scheppen is, en God geve dat ik er in slage, want ingewortelde gewoonten uit te roeien bij een volk dat altijd zoo trotsch op zijn vrijheid geweest is, is voorwaar een moeilijke taak. Ik zal er alle kracht toe aanwenden.’Ga naar voetnoot3) Het radicale middel zou zijn, de Nederlanden, met vernietiging van alle provinciale bijzonderheden, te amalgameeren tot een koninkrijk zooals Napels er een is, geheel onder de absolute macht der kroon. Philips doet een plan hiertoe ontwerpen te MadridGa naar voetnoot4); maar het onderwerp is teer: er kunnen internationale verwikkelingen uit voortkomen; er zijn een aantal reorganisatiën vereischt, die niet op de verheffing der Nederlanden tot een koninkrijk kunnen wachten. - Het geheele planGa naar voetnoot5) heeft dertien punten omvat: | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 41]
| |||||||||||||||||||||||||||
15 Juli 1570 schrijft Philips aan Alva dat hij nu het oogenblik gekomen acht en de verheffing tot koninkrijk wel wenschen zouGa naar voetnoot1); - intusschen was Alva, door de gevolgen zijner maatregelen ter bevordering van andere punten van het program, dermate in beslag genomen, dat de staatsverheffing, | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||||||||||||||||||
die haar eigen moeilijkheden medebrengen zou, voor het oogenblik moest achterblijven.
Het eerste punt waarin Alva's bestuur zich van het vorige onderscheidt, is dat de Raad van State niet meer wordt bijeengeroepen dan als zuivere formaliteit. De brieven van den koning worden den Raad niet meer medegedeeld. Alva's eigenlijke raadgevers zijn Vargas, del Rio, zijn biechtvader Albornoz, zijn bastaard don Ferdinand; don Fadrique zijn echte zoon, die in '68 is overgekomen; - Viglius en Berlaymont zijn geheel op zijde gezet. Opengevallen plaatsen in den Raad van State en Geheimen Raad worden niet vervuld: ‘ceux qui restent gâtent ceux qui entrent, comme il arrive lorsqu'on jette une cruche de bon vin dans un tonneau de vinaigre.’Ga naar voetnoot1) Alva wil de raden leeg laten loopen om ze naderhand met Spanjaarden en Italianen te kunnen vullen; ook eenige Nederlanders er bij ‘d'un caractère facile et sans capacité; de cette manière les Espagnols et les Italiens seront ceux qui gouverneront le tout.’ Geld moet niet meer afgebedeld worden van de Staten-Generaal: ‘le point principal, c'est que V.M. pourra retirer tout ce qu'Elle veut de ces pays, où jusqu'ici pour un florin qu'on Lui accordait, Elle devait leur donner tout ce qu'ils demandaient de Ses prééminences royales, et faire cette concession de telle manière que certes dans l'état où je trouvais les choses ici, et en considérant la souveraineté que V.M. y exerçait, moi, qui ne suis qu'un simple écuyer, je ne l'aurais pas souffert.’Ga naar voetnoot2) Voor één dag werden dan de Staten-Generaal bijeengehaald te Brussel, 21 Maart 1569, om te hooren welke belastingen de Nederlanden beschoren zouden zijn: een 100ste penning van roerende en onroerende goederen als heffing in ééns; - als permanente belastingen: een 10de penning van den verkoop van roerende, een 20ste van dien van onroerende goederen, te betalen door den verkooper. Een simpele navolging van de Spaansche alcabala, uit een agrarisch overgebracht naar een commercieel land waarin zijn niet paste. Viglius had er een lang betoog tegen gehouden: alleen door lage productie- | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 43]
| |||||||||||||||||||||||||||
kosten zouden de Nederlanders tegen de Engelschen kunnen concurreeren; - het maakte op Alva geen indruk. Uit zijn naam sprak de oude raadsheer Bruxelles de Staten-Generaal toe als volgt: ‘S.M. est décidée à user contre les réfractaires de l'autorité que Dieu lui a donnée pour conduire ses sujets au bon chemin. Il faut estoupper la bouche à tous ceux qui y voudraient mettre obstacle, afin que S.E. ne soit occasionnée d'y pourvoir.’Ga naar voetnoot1) Den 22sten Maart sprak Alva zelf de deputatiën toe, elk in den haren: de koning eischte een onmiddellijke en onvoorwaardelijke goedkeuring; eenmaal goedgekeurd, zouden de 10de en 20ste penning vervangen kunnen worden door minder drukkende belastingen, in overleg met de Staten-Generaal vast te stellen. Behalve Utrecht, dat beweerde niet met de patrimoniale gewesten te mogen worden aangesproken, stonden ten slotte alle gewesten den 100sten penning toe, doch den 10den en 20sten alleen in beginsel: men verlangde er eerst de nadere uitwerking van te zien; - en ook dit besluit werd niet dan onder de uiterste pressie verkregen. Te Rijsel had de stadhouder Rassenghien de Staten tegemoet gevoerd, dat bij verwerping de inwoners tranen zouden laten: ‘le duc ne ferait point de cas de mettre une ville ou deux à sac afin que les autres y prissent exemple.’Ga naar voetnoot2) In Brabant kon men niet dan op onwettigen wijze tot een besluit geraken: n.l. door de afwijzende stem der ‘natiën’ van Leuven en van Brussel voor niet te tellen. Om tot het indienen van een uitgewerkt voorstel van 10den en 20sten penning tijd te winnen, stemde Alva er in toe, gedurende twee jaar (13 Augustus 1569-13 Augustus 1571) deze belastingen te doen afkoopen voor 2 millioen 's jaars. De 100ste penning werd geheven en bracht f 3.300.000 op.Ga naar voetnoot3) Hij ontving een aanvraag om den 10den en 20sten penning te mogen pachten voor 4 millioen 's jaars, maar vleide zich dat zij veel meer zouden opbrengen en na voorziening in alle bestuurskosten der Nederlanden een overschot van 2 millioen 's jaars zouden | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 44]
| |||||||||||||||||||||||||||
opleveren dat naar Spanje kon worden overgebracht.Ga naar voetnoot1) Ook op ander gebied dan dat der belastingen heeft Alva willen hervormen. In October '69 schrijft hij de gerechtshoven aan, binnen de drie maanden de beschrijving der door hen gevolgde rechtscostumen in te zenden, op straffe van nietigheid. 5 Mei '70 is een wetboek van strafrecht, 9 Juli '70 een van strafvordering, door hem vastgesteld.Ga naar voetnoot2) De vele verbeteringen daarin vervat waardeerde niemand; ieder had slechts oog voor hetgeen er in voorkwam over geloofsvervolging en confiscatie van goederen, ‘nonobstant les privilèges.’
Zou, nu Alva den Mammon had aangeroerd ‘met cracht’,Ga naar voetnoot3) het volk een tweeden oproep van Oranje gehoor schenken? Een eerste teeken van verandering is dat Paulus Buys, pensionaris van Leiden, in het geheim van Brussel naar Arnstadt reist om hem van Hollands beleid in den strijd tegen den 10den penning verslag uit te brengen (Januari '70).Ga naar voetnoot4) Oranje verklaart zich tot hulp bereid, mits men hem geld verschaffe; zijn eigen middelen zijn door den vorigen veldtocht geheel opgeteerd. Tot ontvanger-generaal van vrijwillige contributiën in Holland wordt Dirk Sonoy benoemd, een guliksch jonker die door huwelijk met een hollandsche vrouw en jarenlang verblijf in den Haag Hollander was geworden.Ga naar voetnoot5) De opbrengst viel niet mede, en het geheele jaar '70 heeft Oranje met geldgebrek te worstelen gehad. 22 April '70 onderteekent hij een manifest, niet bestemd om terstond openbaar gemaakt, maar om onder de hand aan welgezinden vertoond te worden door drie commissarissen: Buys, Nicolaas Camerlingh, advocaat (die in '72 burgemeester van Delft zal worden) en den edelman van het Compromis, Adriaan van Swieten. Het belooft hulp, ‘wanneer wij van ulieder gezindheid verwittigd zullen wezen, alsook van de wijze waarop gij ons deze wilt betoonen.’ Het initiatief wordt hiermede aan de hoofden der welgezinden overgelaten. Eenzelfde gezindheid (niet als vorst zijn wil | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 45]
| |||||||||||||||||||||||||||
bekend te maken, maar als leider overleg te plegen) blijkt ook uit 's prinsen toenadering tot de ‘preciese’ calvinisten. In het belang eener eendrachtige samenwerking bevorderde hij thans, dat op de synode, te Emden in den herfst van 1571 gehouden, de geloofsbelijdenis der preciesen ook door predikanten van de ‘rekkelijke’ richting geteekend, en zoo de kerk gesticht werd, die in Holland in 1572 is opgetreden.Ga naar voetnoot1) Daar van eenig gevolg van het manifest van 22 April voorhands niets bleek, werd 1 Juli Wesenbeke op kondschap gezonden. Hij verbleef ettelijke dagen op het huis te Swieten, zonder te worden gemoeid of gevaar te loopen. Te Delft, te Leiden, blijken de voornaamsten van de burgerij gezind het juk af te werpen; hetzelfde wordt van Rotterdam, Schiedam, den Briel, Haarlem en Enkhuizen getuigd. Een schipper van Huissen op Deventer maakt zich sterk, Zutfen en Deventer aan den prins te leveren. De prins echter verlangde contributiën om te velde te kunnen komen; de vrienden in Holland beloofden te contribueeren, zoodra hij te velde zou zijn; zoo kwam men niet verder. Hoopvol scheen de omstandigheid, dat 8 Augustus 1570 tusschen de Fransche regeering en de Hugenooten een vrede tot stand kwam te St. Germain. Na elkander bijna tien jaren lang, met tusschenpoozen van bestand, fel bestreden te hebben, scheen katholiek naast hugenoot tot de traditioneele politiek van vijandschap tegen het huis Habsburg terug te willen keeren. Catharina de Medicis ging met de gedachte om, of een oorlog tegen Philips II niet het aangewezen middel ware de Franschen weer om den troon te vereenigen. Een aanduiding van veranderden koers bestond reeds hierin, dat Oranje en Lodewijk van Nassau in den vrede, als ‘bons parents et amis’, begrepen waren. Alva, om op alle eventualiteiten voorbereid te zijn, legerde zijn meeste krijgsvolk aan de zuidelijke grenzen. In het Noorden hadden nu maar twee steden noemenswaardige bezetting in: Utrecht en Deventer. Oranje's plannen verdichten zich tot een aanval op de watersteden van Hollands Noorderkwartier en die bij den Maasmond, die van uit zee zal moeten worden ondernomen; om beide districten ook van de landzijde te kunnen bereiken, zal men Kampen en Loevestein zien | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 46]
| |||||||||||||||||||||||||||
te verrassen. Aan de uitvoering heeft echter alles ontbroken, daar het geld niet te voorschijn kwam. Wel boden zich edelen aan om bij de onderneming van dienst te zijn; Oranje's zwager Willem van den Bergh, Merode heer van Rummen, Lumey, Dirk van Bronkhorst van Batenburg. Duizend ruiters had de prins in wachtgeld genomen en eenig voetvolk er bij. Met de watergeuzen, die den aanslag van de zeezijde zouden hebben moeten organiseeren, viel niet veel uit te richten: zij bleven zoo bandeloos als zij van het begin af geweest waren.Ga naar voetnoot1) Bartel Entes bezette Ameland, Ruychaver liep het Vlie in, anderen ankerden onder Tessel; ieder kaapte wat hij kon, maar tot een geordenden aanval kwam het niet. Van de lieden die aangenomen hadden binnenslands te ageeren hield alleen Herman de Ruyter woord, die 9 December 1570 Loevestein verraste; men kent den droevigen afloop. - Lumey, nu er te land niets te doen viel, voegde zich in '71 bij de watergeuzen.
Het tweejarig tijdperk, waarvoor Alva den afkoop van den 10den en 20sten penning had toegestaan, liep 13 Augustus 1571 af. Toen die dag naderbij kwam, drong men sterk aan over verlenging van den afkoop te mogen onderhandelen, maar Alva deelde mede dat de heffing in Augustus zou beginnen; voor artikelen van uitvoer werd het tarief eenigermate verlaagd (31 Juli 1571). De uitkomst bewees hoezeer de maatregel het economische leven schokte. De groothandel annulleerde zijn contracten; tal van kooplieden verlegden hunne zaken naar het buitenland. Er ontstond een enorme werkloosheid; een algeheele ontreddering, onder meer, van het visscherijbedrijf in Holland. Te Brussel, te Mechelen, te Antwerpen werden de winkels gesloten. Bij executoriale verkoopen wegens belastingweigering koopt niemand. ‘C'est une mort d'être maintenant en loi,’ klaagt Morillon.Ga naar voetnoot2) Bisschoppen smeeken Alva de belasting in te trekken; priesters weigeren absolutie aan de gaarders. Bespeurende dat Alva onverbiddellijk is, besluiten de Staten van Vlaanderen, Brabant, Henegouwen, Rijsel, Douai en Orchies den koning zelven bij deputatie om intrekking der belasting te gaan verzoeken. Terwijl die deputaties onderweg | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 47]
| |||||||||||||||||||||||||||
zijn, wordt 1 April '72 den Briel genomen, en verrast, 24 Mei, Lodewijk van Nassau Bergen in Henegouwen.
Geen oogenblik had Oranje in 1571 de kansen uit het oog verloren, die de omkeer in Frankrijk voor de zaak van het protestantisme in Europa en in het bijzonder voor de bevrijding der Nederlanden beloofde. Elisabeth had den godsdienstvrede van St.-Germain van harte toegejuicht; haar gezant te Parijs, Walsingham, was een ijverig protestant die veel meer nog dan de koningin goedkeurde, geloofsbelang tot richtsnoer van Engelands staatkunde aannam. Hij wenschte een bondgenootschap tusschen Engeland en Frankrijk teweeg te brengen tegen Spanje; ook de kardinaal de Châtillon, broeder van Coligny, achtte na een bezoek aan Engeland zulk een bondgenootschap mogelijk. Karel IX van Frankrijk, die tot dusver de speelbal zijner moeder was geweest maar zich emancipeeren wilde, toonde zich vóór het denkbeeld ingenomen; Lodewijk van Nassau, die na den veldtocht van 1569 in Frankrijk was gebleven, moedigde, in overleg met Coligny, hem aan: wanneer Karel zich vertoonde zouden de Nederlanden hem toevallen; Elisabeth en de protestantsche vorsten van Duitschland zouden medehelpen tegen belofte van deel in den buit;Ga naar voetnoot1) doch de overwinning der katholieke liga (Philips, de Paus en Venetië) op de Turken (Lepanto, 7 October '71) maakte Catharina tot eene breuk met Spanje minder geneigd. Trouwens Elisabeth van haar zijde wenschte volstrekt geen aanvallend, alleen een verdedigend verbond; zij zag de Nederlanden liever in Spaansche dan in Fransche handen. Om Alva haar goeden wil te toonen gaf zij 1 Maart 1572 aan diens verzoek gehoor, de watergeuzen haar havens te ontzeggen. Deze stap van Elisabeth werd aanleiding dat Lumey zee koos; op het bezetten van den Briel had hij het aanvankelijk niet gemunt; hij wilde een aanval doen op schepen die, naar hij vernomen had, in het Texelsche zeegat lagen. Hij is tot voor Egmond gekomen, en toen door tegenwind genoodzaakt in plaats van Texel den Maasmond binnen te vallen, waar ook schepen op zeilwind lagen te wachten, die echter, toen zij de geuzen in 't zicht | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 48]
| |||||||||||||||||||||||||||
kregen de Maas hooger opliepen tot voor Rotterdam.Ga naar voetnoot1) Om niet zonder buit uit te gaan verraste, zonder bevel van Oranje en op een veel vroeger tijdstip dan met diens plannen strookte, Lumey den Briel, dat geen bezetting in had (1 April). Oranje, bezig zich voor Fransch geld opnieuw te wapenen, had eerst willen aanvallen wanneer ook Frankrijk gereed was, of wanneer, bij gebreke van Frankrijk zelf, de Hugenooten loskwamen, gelijk Coligny hem verzekerd had dat zij stellig zouden doen. De stadhouder Boussu, onmiddellijk uit Utrecht opgerukt, trachtte vruchteloos den Briel te hernemen; wel gelukte dit met Schiedam en Delfshaven, die hij mede reeds in handen der Geuzen vond. Alva, de fout berouwende dat hij de watersteden onvoorzien heeft gelaten, wil nu aanstonds Vlissingen, den sleutel van Antwerpen, doen bezetten; doch het volk loopt er te hoop en doet de Spaansche vendels afdeinzen (6 April); - eenige dagen later komen watergeuzen onder Treslong de Vlissingers helpen, en gaat ook Veere over. Zoodra het succes der Geuzen in Engeland bekend is, steken honderden vluchtelingen vandaar naar Vlissingen en den Briel over; - ook uit het binnenland maken zich velen daarheen op: op één dag meer dan 170 werkloozen uit Doornik en Valenciennes, die te Antwerpen werk wilden gaan zoeken, maar tot Borgerhout gekomen, van den opstand hooren en nu in plaats van naar Antwerpen, naar Vlissingen gaan.Ga naar voetnoot2) Alva en Oranje waren beiden verrast. Oranje was met zijn uitrusting nog niet gereed; de Hugenooten waren nog niet opgerukt; intusschen ging het niet aan, Lumey aan zichzelven over te laten: Oranje geeft dus een manifest uit, waarbij hij, als stadhouder des konings in Holland, Zeeland en Utrecht, deze gewesten tot den strijd tegen Alva oproept (22 April).Ga naar voetnoot3) Alva van zijn kant staakt de invordering van den 10den penning. Hij is zóó onthutst dat hij den koning vraagt den opvolger dien deze, op Alva's verzoek, reeds eenigen tijd geleden aangewezen heeft, den hertog van Medina Celi, zoo spoedig mogelijk te doen overkomen. Na de nederlagen voor den Briel en Vlissingen maakt hij van zijn troepen, die hij bij | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 49]
| |||||||||||||||||||||||||||
Bergen op Zoom heeft opgesteld, voorshands geen gebruik meer; ook hij wacht af wat Frankrijk doen zal. Nog altijd decideert zich Karel IX niet; Coligny laat nu de Hugenooten vóórgaan. 23 Mei valt La Noue Valenciennes binnen en 24 Mei Lodewijk van Nassau Bergen. Alva laat voor het oogenblik Holland en Zeeland uit het oog, en keert zich naar het Zuiden. Nu valt, alsof het op dit teeken gewacht heeft, bijna heel Holland en Zeeland den prins toe: het begint met Enkhuizen (10 Juni) en eindigt met Rotterdam (21 Juli), Goes (21 Juli) en Zierikzee (7 Augustus). Slechts Amsterdam, Schoonhoven en Middelburg zijn Spaansch gebleven. In denzelfden tijd beginnen Gelderland en Friesland af te vallen, waar twee zwagers van den prins, Willem van den Bergh en Joost van Schouwenburg, als zijn agenten optreden. Alva, na nog 14.000 man in Duitschland gelicht te hebben, verjaagt de Hugenooten uit Valenciennes en slaat het beleg voor Bergen. Een nieuwe troep Hugenooten onder Genlis, tot ontzet opgerukt, wordt door don Fadrique uiteengeslagen (15 Juli). In Augustus eerst verschijnt Oranje en neemt Roermond; Mechelen wordt verrast, Dendermonde en Oudenaarde met geweld genomen. Doch de ontvangst door de bevolking van het Zuiden valt den prins niet mede; men bestrijdt hem niet, maar komt hem evenmin tegemoet. Men was er te zeer onder den indruk van den gruwel geraakt, dien na de inneming van Gorkum de Geuzen aan weerlooze geestelijken hadden bedreven (9 Juli). Het was allernoodigst dat iemand op het bewind van Holland en Zeeland orde stelde; - voorloopig kon Oranje er niet heen, want het gold Bergen te ontzetten, waar hij de Franschen inwachten moest: de koning, berichtte Coligny, kon zich iederen dag decideeren. Inplaats echter van die gewenschte tijding bereikt Oranje het bericht van den St. Bartholomeusnacht (24 Augustus). Hij valt nog aan om Alva het beleg te doen opbreken (11-12 September), maar vruchteloos; 21 September moet Bergen zich overgeven. De politiek schrijft Alva voor, de bestraffing der Hugenooten thans aan Karel IX over te laten; zij en Lodewijk van Nassau krijgen daarom vrijen aftocht. Diep teleurgesteld, is Oranje omgekeerd. Wat hem niet gelukt was toen hij het uit eigen kracht beproefde, de bevrijding der Nederlanden, is, | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 50]
| |||||||||||||||||||||||||||
ondanks omstandigheden die veel gunstiger schenen dan te voren, opnieuw verijdeld. Door een wreed lot? Hij moest denken van ja; de uitkomst zegt neen. De lelievlag was niet geplant, maar zijn eigene. Had hij zich in vorsten bedrogen, een volk had aan zijn oproep beantwoord. Geen beschermeling langer, maar eigen heer! Naar het zich liet aanzien, in een sober, moeilijk bestaan. ‘Je suis délibéré, avec la grâce de Dieu, m'aller tenir en Hollande ou Zélande et illec d'attendre ce qu'il Luy plaira de faire’.Ga naar voetnoot1) Maar God helpt degenen die zichzelven helpen: ‘étant résolu de partir vers Hollande et Zélande pour maintenir les affaires par delà tant que possible sera, ayant délibéré de faire illecq ma sépulture’.Ga naar voetnoot2) Overstekende van Kampen, zet Oranje 20 October te Enkhuizen voet aan wal. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 51]
| |||||||||||||||||||||||||||
III
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 52]
| |||||||||||||||||||||||||||
Staten voor stadhouder, en tevens, ‘als een voernempste gelidtmaet der Generale Staten des Nederlants, ende mitsdien recht hebbende om 't selve Nederlant van allen invasiën ende onderdruckingen der vremden te bescermen, als daartoe bij eere ende eedt verbonden wesende, voer bescermer ende hooft des lants in afwesen der Conincklijcke Majesteyt’,Ga naar voetnoot1) m.a.w. zij kennen hem boven en behalve de rechten van stadhouder die van landvoogd toe. Lumey wordt erkend als zijn luitenant voor het Zuider-, Sonoy voor het Noorderkwartier. ‘Nopens de correspondentie en overeencominge te houden met den anderen steden in Brabant ende elders’, zullen de Staten ‘heur debvoir ende naersticheyt doen bij scrijvinge ende vermaninge, dat zijlieden hem mede in 't gemeen verbondt begeven’. Marnix ‘verclaert d'intentie van Zijne V.G. te wesen dat gehouden zal worden vrijheyt der religiën zoowel der gereformeerde als der roemsche religie, ende dat een yegelick in den zijnen in 't openbaer ende in enige kercken ofte capellen zal gebruycken vrije exercitie derzelver’. Den 21sten wordt onder de middelen om den prins geld te schaffen, opgenomen het leenen ‘van de gereede penningen van den incomen van de kercken, cloesters, gilden en broederschappen, die men zal connen gevinden, ende voerts het goudt en de zilver van de kercken, cloesteren ende andere lichamen oft collegiën, zulcx hebbende meer tot chiragie dan tot noodicheyt’. Oranje was niet geroepen als dienaar der Staten; hij was met hen overeengekomen als gelijke. Zijn gezag is te eenen male overwegend geweest in het beleid van den opstand, maar het berust op het vertrouwen in hem gesteld, en vindt zijn grens waar de Staten die stellen willen. Zelf begeert hij vrije godsdienstoefening ook voor de katholieken, maar als die onuitvoerbaar blijkt heeft hij er in te berusten dat hun niet meer dan gewetensvrijheid gelaten wordt. Zelf heeft hij op niets zoo zeer als op het algemeen maken van den opstand het oog, maar Holland zal daartoe nimmer iets van de rechten willen opofferen die het reeds veroverd heeft met zijn zwaard. De kracht der rebellen is van den aanvang af geweest, dat zij de riviermonden beheerschten en dus op het achterland een | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 53]
| |||||||||||||||||||||||||||
ondraaglijken economischen druk konden uitoefenen. Hun scheepvaartbedrijf konden zij voortzetten ook zonder het te richten op Antwerpen. Aanvankelijk heeft de provincie te lijden onder wanordelijkheden der Geuzen, maar na zijn aankomst in October treedt Oranje daar met kracht tegen op en herstelt de rechtspraak. Van Lumey heeft hij zich zoo spoedig mogelijk ontdaan. Zijn nieuwe Hof van Holland wordt tot rechterlijke functie beperkt; in het dagelijksch bestuur voorziet een commissie uit de Staten (Gecommiteerde Raden); twee bijzondere raden worden in 1573 opgericht voor financiën en admiraliteit. Deze regeering bleek tijdens het beleg in Leiden de noodige klem te missen. Daarom wordt 12 November 1574 Oranje opgedragen ‘absolute macht, autoriteit ende souverein bevel tot directie van alle de gemeene lands zaken, geene uytgesondert’. Hij is nu te beschouwen als landsheer ad interim, maar ook tegenover den landsheer houden de Staten de koorden van de beurs, en de Staten, dat zijn de municipale regeeringen. Opmerkelijk is, dat in 1575, toen over de nadere organisatie van het rebellenverbond - Zuid- en Noordholland (door Haarlem en Amsterdam vaneengescheiden), Zeeland, Buren en Bommel - beraadslaagd werd, Oranje bij de burgerijen steun zoekt tegen de regenten. Over het geheel echter kwam het wederzijdsch vertrouwen aan het gebrekkige der regeling vrij voldoende te gemoet.
Er zijn er twee die zich in '72 naar Holland keeren: Oranje om het te redden, Alva om het te verderven. Had Alva, om politieke redenen, zich toegefelijk getoond te Bergen, evenzeer uit politiek was hij wreed te Mechelen, dat voor het openen der poorten voor Oranje met drie dagen plundering werd gestraft. Holland wilde hij nu naderen van de landzijde - scheepsmacht bezat hij niet -, marcheerde daartoe naar Nijmegen en zond don Fadrique op Zutfen af. Na een beschieting van vier dagen werd de stad bij storm genomen. Alva had bevolen ‘de ne laisser un seul homme en vie et même de faire mettre le feu à quelques parties de la ville, parce qu'il se souvenait que l'incendie de Duren avait valu à l'Empereur la conquête, en un jour, de toute la Guel- | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 54]
| |||||||||||||||||||||||||||
dre’.Ga naar voetnoot1) Het geheele garnizoen en een gedeelte der burgerij werd ter dood gebracht. Inderdaad trokken nu de beide zwagers van Oranje, Willem van den Bergh en Joost van Schouwenburg, zich uit Gelderland en Friesland terug en gaven Zwolle, Kampen, Hattem, Harderwijk en Amersfoort zich zonder slag of stoot over. De eerste stad die weerstand bood was het kleine Naarden; het werd genomen en uitgemoord. Nu lag (December '72) Haarlem aan de beurt, dat tot verdediging gereed was en moeilijk in te sluiten; over de Meer kon het worden geapproviandeerd, en Boussu kreeg dus de opdracht de Meer te sluiten. Geen gemakkelijk werk: ‘on ne trouve personne qui veuille servir sur mer; tous les marins sont avec les rebelles.’Ga naar voetnoot2) Onder de belegeraars brak ziekte uit. ‘Jamais on ne vit une place si bien défendue.... Ceci est la guerre la plus sanglante qu'on ait vue depuis longtems.... Si c'était une guerre contre un autre prince, elle serait déjà terminée, mais c'est prodigue que l'augmentation du nombre de ces traîtres. C'est une chose qui me fait perdre le jugement de voir la peine qu'a V.M. d'obtenir des aides, et la libéralité avec laquelle ils offrent à ces rebelles leurs vies et leurs biens.’Ga naar voetnoot3) Voor Haarlem heeft Alva moeten leeren, dat een volk sterker wil kan hebben dan een koning. Een eerste poging tot ontzet - nog onder Lumey - werd afgeslagen, later werd die op veel grooter schaal herhaald onder Willem van Bronkhorst, heer van Batenburg, met 4000 man voetvolk (grootendeels burgers uit de Hollandsche steden), 600 ruiters en 400 wagens met ammunitie en proviand; bij het Manpad werd Bronkhorst bloedig geslagen (18 Juli 1573; onder de gewonden was Johan van Oldenbarnevelt.) Den 12den Juli moest de stad zich overgeven. De 2300 man van het garnizoen werden omgebracht; van de burgers een 50 gevangen gezet, en 5 of 6 gedood; voor 100.000 schilden kocht de stad plundering af. Alva kondigde pardon af voor alle steden die de poorten zouden openen. Er werden nu aanslagen beraamd op Alkmaar, Enkhuizen en Vlissingen tegelijk. Don Fadrique zou op Alkmaar af; | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 55]
| |||||||||||||||||||||||||||
Bossu uit Amsterdam met een vloot en een landleger tegelijk Enkhuizen aantasten; Vlissingen door een vloot en 8000 man uit Antwerpen worden belaagd. Alkmaar nam tijdig bezetting in onder Ruychaver en Cabillau, zoodat een beleg noodig werd. Doch nu verloor Alva drie weken doordat in het Spaansche leger, slecht betaald en ontevreden dat geen plundering van Haarlem was toegestaan, oproer uitbrak (29 Juli). Alva moest 60.000 schilden opnemen te Antwerpen en evenveel te Amsterdam, eer hij de troepen kon betalen (12 Augustus). Van de beraamde ondernemingen kon alleen die tegen Alkmaar worden doorgezet. Van genade nu geen sprake meer: ‘puisque l'on n'a tiré aucun fruit de l'exemple de Harlem, peut-être la cruauté fera-t-elle plus d'impression sur les autres villes.’Ga naar voetnoot1) 't Werd eind Augustus eer men het leger voor Alkmaar in stelling had; het van nature reeds moeilijk begaanbaar terrein werd nog drassiger toen het begin September begon te regenen; 't geschut kon moeilijk worden voortbewogen, maar met hulp van gepreste burgers van Haarlem kwamen toch de loopgraven gereed. 18 September had men bres en liep storm, maar werd afgeslagen, waarop 8 October het beleg werd opgebroken. Boussu, die te Amsterdam toch eindelijk eene vloot had kunnen bemannen, liep nog tegen Enkhuizen uit, maar werd op de Zuiderzee geheel geslagen (12 October); hijzelf raakte gevangen. - In Zeeland was onderwijl in '73 het voordeel voor Oranje geweest; Middelburg werd nauw ingesloten, 1 Augustus werd het fort Rammekens genomen, en 16 Augustus Geertruidenberg. - Noord-Holland vooralsnog aan zichzelven overlatende, besloot Alva, de krijgsverrichtingen voort te zetten met de insluiting van Leiden. Een insluiting; geen beleg; men zag af van het bres schieten in de hoop op uithongering. Bij de operatiën ter voorbereiding van die insluiting werd den Haag door don Fadrique bezet en raakte Marnix te Maassluis gevangen; de prins liet weten dat men Boussu zou aandoen wat Marnix wedervoer.
Zoolang Alva voorspoed scheen te hebben, was hij door Philips met lof overladen; nu hij tegen de moeilijkheden van zijn taak niet opgewassen bleek, keerde zich de koning geheel | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 56]
| |||||||||||||||||||||||||||
van hem af. Sedert 12 Juni 1572 was Medina Celi in het land; hij mocht de landvoogdij eerst overnemen wanneer Alva het oogenblik daartoe gekomen achtte, 't geen in de omstandigheden van Juni '72 niet het geval was geweest. Medina Celi's gestel bleek tegen het Nederlandsche klimaat niet bestand, en spoedig verzocht hij naar Spanje terug te mogen keeren, waarop de koning voorshands geen beslissing nam. Over Alva liet Medina Celi zich niet gunstig uit; ook de Nederlandsche bisschoppen beklaagden zich over hem bij den koning. Deze zelf was ten hoogste ontsteld over de bedragen die hij verzocht werd uit Spanje over te maken: van 1567 tot Februari 1572 al 8 millioen,Ga naar voetnoot1) en er kwam nog gedurig bij. 30 Januari 1573 nam de koning voor zich het besluit, Alva (dien hij gedurende het beleg van Haarlem evenwel niet wilde afroepen) den gouverneur van Milaan, don Luis de Requesens, tot opvolger te geven. Medina Celi werd 28 Juli '73 teruggeroepen en verliet 6 October het land; eerst 15 October, toen Requesens al onderweg was, werd diens benoeming Alva bericht. 17 November kwam Requesens te Brussel aan, en den 29sten gaf Alva hem het bestuur over; 18 December verliet Alva het land. Philips heeft er nooit over gedacht zelf naar de Nederlanden te komen, hoewel de theologische faculteit van Leuven hem 20 Mei '73 daartoe het verzoek gedaan had. Requesens, eerder diplomaat dan krijgsman, was de zoon van don Juan de Zuniga y Velasco, die Philips' opvoeder geweest was. Zijn gezondheid was zwak, en niet dan hoogst ongaarne begaf hij zich naar de Nederlanden. Evenals Alva omringde hij zich met Spanjaarden. Wanneer Philips hem een verzoenende houding had voorgeschreven zou hij zijn best gedaan hebben die aan te nemen, maar de koning nam daartoe niet het initiatief; hij aarzelde en stelde uit. Toen Requesens aankwam, bleek deze van meening dat er een nieuwe proef diende genomen met een algemeen pardon, maar Alva ontried dit ten sterkste: alleen geweld kon den opstand meester worden. Requesens onderwierp toen de zaak aan de beslissing des konings, maar liet doorschemeren dat hij het pardon wenschelijk achtte; ook wilde hij den Bloedraad afschaffen en den 10den penning intrekken. Aan de ketters, stelde hij voor, | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 57]
| |||||||||||||||||||||||||||
moest de keus worden gelaten zich òf met de kerk te verzoenen, òf het land te ruimen na hunne bezittingen te gelde te hebben gemaakt. Hij wenschte eene vergadering van Staten-Generaal, die onderhandelingen met de rebellen zou kunnen inleiden. Hij verzocht herziening zijner geheime instructie, die hem voorgeschreven had, voor misdrijven tegen God en den koning nimmer vergiffenis te verleenen.Ga naar voetnoot1) Maar op alles werd Requesens zonder antwoord gelaten.
Middelburg, kloekmoedig verdedigd door Mondragon, was op het uiterste, en Requesens wilde alle mogelijke moeite doen het te ontzetten. Maar hiertoe was eene scheepsmacht noodig, en matrozen waren bijna niet te krijgen. Eindelijk rustte hij twee vlootjes uit onder landofficieren, Romero en Sancho d'Avila; tezamen waren het 54 oorlogsvaartuigen en 29 proviandschepen. Maar de admiraal van Zeeland, Louis de Boisot, behaalde een gemakkelijke overwinning bij Reimerswaal (29 Januari '74); de Spanjaarden verloren 9 schepen en ruim 300 man, en 18 Februari ging Middelburg over. De bezetting en de geestelijken kregen vrijen aftocht. Voorwaarde tot de vrijlating van Mondragon was geweest, dat hij de vrijlating van Marnix zou bewerken, maar de familie van Boussu verzette zich ertegen, dat Marnix tegen een ander dan Boussu zou worden uitgewisseld. Mondragon wilde zich nu weder in krijgsgevangenschap begeven, doch Requesens liet het niet toe.
De militaire situatie van begin '74 was wel ten uiterste merkwaardig. Beiden Requesens en Oranje zagen ze donker in: Oranje omdat hij te weinig macht had het beleg van Leiden te doen opbreken en de insluiting zóó streng was dat hij de stad niet kon approviandeeren; Requesens omdat de oorlog 600.000 schilden per maand kostte en er aan de troepen reeds een achterstand van 6 millioen schilden was te betalen. Wat Oranje niet uit eigen kracht kon bewerken, hij hoopte er in te zullen slagen door buitenlandsche hulp. In Frankrijk was de toestand nu geheel anders dan onmiddellijk na den St. Bartholomeusnacht. De partij der politieken was opgekomen, die, van de hervorming afkeerig blijvende, | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 58]
| |||||||||||||||||||||||||||
evenwel de buitenlandsche staatkunde van de Hugenooten overnam. Zij stond onder den hertog van Alençon, jongsten broeder van Karel IX. Alençon bezorgde Oranje geld waarvoor Lodewijk van Nassau een leger in Duitschland wierf; Jan van Nassau en de bevriende Duitsche vorsten deden wat zij konden; de keurvorst van de Palts gaf zijn zoon Christoffel mede. 7 à 8000 man kreeg Lodewijk bijeen, maar het was slecht volk; als een ordelooze hoop verschenen zij aan de grenzen. Het voornemen was, Maastricht te nemen en vandaar in Brabant te vallen. Maar Requesens, van al Lodewijk's plannen op de hoogte, deed tijdig Maastricht door Mendoça en don Sancho d'Avila bezetten. Daarop wilde Lodewijk zich meester maken van Roermond, maar vond ook die plaats bezet. Nu hoopte hij zich rechts van de Maas met Oranje te kunnen vereenigen, die hem tot Bommel tegemoet kwam. Doch de Spanjaarden rukten sneller voort links van de Maas, trokken die over bij Grave en stelden zich Lodewijk in den weg; in den slag op de Mookerheide (14 April 1574) werd vooral de Spaansche ruiterij hem noodlottig. Na den slag werden zoowel Lodewijk en Hendrik van Nassau als Christoffel van de Palts vermist; zij schijnen te zijn omgekomen in een huis dat zij binnengegaan waren om hun wonden te doen verbinden, en dat vervolgens in brand geraakte.
Maanden te laat, ontving nu eindelijk Requesens antwoord van den koning. Bij brief van 10 Maart gaf deze verlof den Bloedraad af te schaffen en den 10den penning voor 2 millioen 's jaars gedurende 10 jaren te doen afkoopen. Tevens zond hij een ontwerp van pardon in vier redactiën, waaruit Requesens mocht kiezen, en een door Hopperus gestelde justificatie van 's konings politiek die Requesens moest doen drukken, ‘mais sans nom d'auteur et de manière qu'on ignore qu'il est publié par l'ordre du Roi’; - en eindelijk bevel om uit de opbrengst der verbeurdverklaarde goederen geld te nemen tot de instelling eener nieuwe militaire orde: ‘ce serait une grande satisfaction aux naturels des Pays-Bas.’ - 31 Maart volgde volmacht tot onderhandeling met de rebellen, ‘de manière qu'il paraisse que vous agissez comme de vous- | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 59]
| |||||||||||||||||||||||||||
même et non par suite d'autorisation de ma part.’Ga naar voetnoot1) Om nog onder den verschen indruk der overwinning op de Mookerhei zijn nieuws te kunnen afkondigen, riep Requesens onmiddellijk de Staten-Generaal bijeen. Het effect werd echter door zijn eigen soldaten geheel bedorven. Reeds op het slagveld van Mook waren eletti gekozen om op betaling aan te dringen; er was evenwel maar zeer weinig uit te deelen. Op eens marcheerden nu de regimenten naar Antwerpen, bewerende dat als de koning hen niet betalen kon, de stad het moest doen, ‘die toch met de rebellen heulde.’ De stad verdacht Requesens van medeplichtigheid. Hij wist niet wat te doen. De muitelingen met behulp der burgers aantasten? ‘Si les Espagnols avaient le dessous, les autres nous couperaient le cou à nous qui resterions.’Ga naar voetnoot2) Eerst na weken parlementeerens kreeg hij de muiters de stad uit (5 Juni). Daags daarop kondigde hij te Brussel het generaal pardon af, en den 7den de afschaffing van den Bloedraad en de intrekking van den 10den en 20sten penning tegen een afkoopsom van 2 millioen 's jaars gedurende 10 jaar; tegelijk werd een nieuwe 100ste penning gevraagd. De concessiën maakten niet den minsten indruk: het pardon niet, omdat de ketters er van waren uitgesloten; de afschaffing van den Bloedraad niet, omdat die al sedert het begin van Requesens' bewind niet meer gefunctioneerd had; de intrekking van den 10den penning niet, omdat deze sedert denzelfden tijd niet meer was geheven. Slechts een paar edellieden, die naar Luik of Kamerijk gevlucht waren, maakten van het pardon gebruik. De Staten-Generaal zagen in het geheel der maatregelen een bewijs van zwakheid der regeering. Nog tijdens het verblijf der muiters te Antwerpen hadden de Zeeuwen een nieuw groot succes behaald. Om te voorkomen dat zij in handen der muiters vielen had men de gewapende schepen die op stroom lagen een eindweegs stroomafwaarts verhaald, waar de Zeeuwen ze aantastten, er drie verbrandden en er drie van buit maakten, en den admiraal, Adolf van Haamstede, gevangen namen. Aanslagen der Spanjaarden op Delft en op Purmerend mislukten, een op | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 60]
| |||||||||||||||||||||||||||
Woudrichem had succes; ook Leerdam en Asperen gingen aan hen over. Te Brussel spraken onderwijl de Staten-Generaal dreigende taal. Vooropstellende ‘qu'ils aimeraient mieux la mort que de voir aucun changement dans la religion,’ vroegen zij dat de koning zich ‘tant pour la police que pour la guerre’ van Nederlanders bedienen zou, dat commissarissen der Staten-Generaal de troepen zouden betalen als onder de novennale bede; dat de Spaansche troepen eindelijk zouden ophouden den landskinderen overlast aan te doen, ‘ni plus ni moins que si c'étaient pauvres esclaves et infidèles’; dat de regeering werd teruggebracht op den voet als onder Maria van Hongarije; dat de koning in het land kwame; en eindelijk, ‘qu'il fût avisé sur quelque accord de cette guerre intestine, avec conservation néanmoins de la foi et religion catholique, honneur et service de S.M.’Ga naar voetnoot1) - Berlaymont voegt Requesens toe, ‘qu'on ne peut faire aux Pays-Bas ce qui se fait à Naples ou à Milan.’Ga naar voetnoot2) - ‘Le duc d'Aerschot fait plus de mal, par la liberté avec laquelle il parle, que les plus grands hérétiques.’Ga naar voetnoot3) Onder beroep op de Blijde Incomste protesteeren de Staten van Brabant ten hevigste tegen de benoeming van don Sancho d'Avila tot gouverneur der citadel van Antwerpen. De gevraagde 100ste penning wordt door verschillende provinciën geweigerd, onder beroep op onvermogen. De handel ligt in de gehoorzame gewesten stil en bloeit slechts bij de rebellen. Als hij verneemt van het noodgeld van Leiden, dat à pari wordt ingewisseld, roept Requesens uit: dat ik ook zulk crediet had, ik zou voor millioenen noodmunt laten slaan!Ga naar voetnoot4) De onvermoeide propaganda, door Oranje met talent gedreven, heeft gevolg: ‘il n'y a pas une seule maison où le prince d'Orange n'ait quelqu'un à sa dévotion.’Ga naar voetnoot5) Kan men niet òf hem uit den weg ruimen, òf hem winnen? Sedert het begin van 1574 al had Requesens, evenals Alva te voren had gedaan, moordaanslagen tegen Oranje geïnspi- | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 61]
| |||||||||||||||||||||||||||
reerd; - over de wenschelijkheid hem te winnen spreekt paus Gregorius den Spaanschen gezant te Rome aan. Philips Willem zou een spaansche prinses ten huwelijk kunnen krijgen als Oranje zich naar Dillenburg verwijderen laat. Maar Philips wilde niet dat zijn naam in onderhandelingen genoemd zou worden, en Oranje deed nimmer een voorstel. Requesens moest dus het initiatief nemen. Reeds in November '73 had men Romero met Marnix laten spreken te Utrecht, en Marnix daarop aan den prins doen schrijven dat beide hij en zijn aanhang op voordeelige voorwaarden uit het land konden geraken: de ketters, na hunne goederen te gelde te hebben gemaakt;Ga naar voetnoot1) - de Prins had toen enkel geantwoord dat aan elke onderhandeling het vertrek der Spanjaarden vooraf diende te gaan. Na den overgang van Middelburg had men Hugo Bonte, den door Oranje vrijgelaten pensionaris der stad, naar den prins gezonden te Bommel; hij kwam daar 19 April aan, dus vlak na de nederlaag op de Mookerheide. Op Bonte's vraag of hij nu niet overtuigd was van de overmacht des konings, had toen de prins geantwoord ‘qu'il connaît S.M. être très puissante, mais qu'il y a un roi plus puissant, à savoir Dieu le Créateur, et qu'il espère que ce roi sera pour lui....; qu'en tout événement, ils auraient moyen de tenir du moins quatre ou cinq places, par deux, trois ou quatre années, durant lesquelles pourraient survenir telles interventions dont S.M. serait émerveillée.’ - Of hij den oorlog niet moede is, of voor 't minst de heerschappij van het gemeen? of het niet tijd voor hem wordt, op eigen rust en veiligheid te denken? ‘Qu'il sait bien les rusesGa naar voetnoot2) et variations des guerres, même fondées sur une populace, mais que les Etats de Hollande et Zélande ont mis tel ordre qu'il espère que par la populace n'adviendra quelque désordre, et que, s'il advient quelque adversité, il ne sera en peine, comme ayant assez vécu, et qu'il mourra avec quelque gloire.’Ga naar voetnoot3) - Thans zond Requesens nogmaals Bonte en ook Granvelle's broeder Champagney;Ga naar voetnoot4) maar zonder iets te bereiken. Oranje geeft te kennen dat hij geen | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 62]
| |||||||||||||||||||||||||||
obstakel wil zijn, mits Holland en Zeeland billijke voorwaarden krijgen: vrijheid van religie, de spaansche soldaten en spaansche bewindslieden weg; regeering met de Staten-Generaal, aan welke de beslissing in zake de religie zal worden overgelaten, altijd behoudens de vrije oefening van den hervormden eeredienst in Holland en Zeeland. Dan dreigend: hij kan ook, als men van hem niet weten wil, de bescherming van Holland en Zeeland aan sterker handen dan de zijne toevertrouwen: zij zijn een schoone bruid, die vreemde vrijers heeft, hij noemt niet, maar bedoelt: Frankrijk of Engeland. Keizer Maximiliaan II vreesde reeds een dergelijke mogelijkheid en bood zijn bemiddeling aan, in de hoop dat deze leiden moge tot de landvoogdij van een aartshertog. Ook Requesens, (die in dezen tijd bij brief na brief zijn ontslag vraagt) denkt aan een aartshertog. Hij noemt als mogelijke opvolgers Margaretha, Granvelle, Don Jan; ook, zegt hij, kan men een infante met een aartshertog laten huwen, en haar de Nederlanden als bruidschat geven.
Al dezen tijd door duurde de insluiting van Leiden voort. Zij was eerst begonnen 31 October 1573; maar opgebroken bij de nadering van Lodewijk van Nassau.Ga naar voetnoot1) De 25sten Mei keerden de belegeraars in hun kwartieren terug; de tijd hunner verademing was door de Leidenaars ongebruikt gelaten. De driedubbele rij van schansen die Leiden omgaf verhinderde elken toevoer en veroorzaakte hongersnood. De walsche edelman die tijdens de eerste insluiting het bevel gevoerd, en met de stadsregeering overhoop gelegen had, de Noyelles, had vóór den 25sten Mei met zijn troep de stad verlaten. Oranje maakte hierop Dirk van BronkhorstGa naar voetnoot2) commandant, die stierf aan de pest, waarop de leiding werd overgenomen door Jacob van der Does en zijn neef Johan, een jonkman van groote gaven, vurig en vol ijver.Ga naar voetnoot3) Het stadsbestuur was niet zeer kloek, met uitzondering van slechts één der vier burgemeesters, Pieter Adriaensz. van der Werff, en ook hij weifelde nog een oogenblik.Ga naar voetnoot4) Er waren te Leiden veel katholieken, en ‘glippers’ uit | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 63]
| |||||||||||||||||||||||||||
hun kring verkeerden bij Valdez in het kamp. Leiden was alleen door het water te ontzetten. In Augustus werd het water van den Hollandschen IJsel Schieland ingelaten; Schieland en Delfland liepen onder, tot aan de Landscheiding. Louis de Boisot kwam uit Zeeland met 800 matrozen over; te Delft, Gouda en Rotterdam bracht men platboomde vaartuigen in gereedheid, van ten hoogste twee voet diepgang. Verder waren tot het ontzet beschikbaar 1200 soldaten onder La Garde, en 200 boeren als delvers. Een groote belemmering was dat onderwijl Oranje te Rotterdam ziek lag aan de pest, en eerst in de tweede helft van September herstelde. 15-16 September kwam de vloot voor de Landscheiding aan, en de delvers staken die door: het water liep Rijnland binnen. Men beproefde den korsten weg naar de Vliet over de Zoetermeer, maar vond dien versperd, en moest naar de Landscheiding terug, om oostelijker watergangen te gebruiken. Dit gelukte, en in den vroegen morgen van 3 October kwamen de schepen voor de Lammerschans, die men verlaten vond; in den nacht had Valdez, tegen het wassende water niet bestand, de insluiting opgebroken. Leiden was verlost, nadat één derde der bevolking, 6000 menschen, aan pest of honger was bezweken. De 3de October was een Zondag; onder den kerkdienst kreeg Oranje te Delft het blij bericht, en was den 4den te Leiden, waar hij onmiddellijk het zwakhartig gebleken gedeelte der regeering ontsloeg.Ga naar voetnoot1) De spaansche soldaten, weer muitende omdat de plundering hun ontgaan was, namen op den marsch naar Utrecht Valdez gevangen; Requesens moest ze naar Brabant terughalen. Op raad van Valdez, die ondervonden had hoe Holland door overstrooming voor vriend en vijand onbruikbaar kon worden gemaakt, stelde Requesens nu aan Philips voor, zich van nu aan slechts op de vermeestering van inlaten toe te leggen, en Holland te verzuipen; - Philips achtte dit middel voor de waarde van het te heroveren gebied te nadeelig, en gaf last, liever op strooptochten het geheele platteland plat te branden. ‘Ik heb daar wel 7 à 8000 man voor noodig,’ antwoordt Requesens, ‘die ik niet missen kan.’ In deze omstandigheden nu stond Philips Maximiliaan toe, | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 64]
| |||||||||||||||||||||||||||
bemiddeling te beproeven. De Keizer zond twee Oranje bekende edelen, Schwarzburg en Hohenlohe, naar Holland om de zaak bij hem in te leiden; Requesens voegde aan die zending Leoninus toe. De prins weigerde niet; maar de Staten wilden geen onderhandelaars afzenden eer zij van Requesens gijzelaars in handen hadden gekregen, en Requesens zond hun die. 15 Februari 1575 ontmoetten elkander daarop te Breda gemachtigden van Holland en Zeeland (o.a. Junius en Paulus Buys) en van Requesens (o.a. Leoninus); Marnix was er niet bij; die ging te Heidelberg voor zijn meester de hand vragen van Charlotte de Bourbon-Montpensier,Ga naar voetnoot1) en hoogleeraren werven voor de bij octrooi van 6 Januari '75 opgerichte Leidsche hoogeschool; - men had zich met de uitvoering van dit plan zoo gehaast, om vóór den aanvang der Bredasche onderhandeling de universiteit geopend te hebben, hetgeen 8 Februari geschiedde. Oranje wist dat de koning vrijheid van eeredienst nimmer zou toestaan; om de gevoeligheid van het Zuiden te ontzien voorkwam hij, dat Holland en Zeeland dezen eisch op den voorgrond stelden. Requesens bood aan dat indien de uitsluitende oefening van den katholieken eeredienst in Holland en Zeeland werd hersteld, de hervormden vrij uit het land zouden mogen gaan en hun goed verkoopen. Oranje liet antwoorden dat zij het punt der religie in goed vertrouwen onderwierpen aan de Staten-Generaal, ‘omdat zij wisten dat daar Nederlanders in zaten.’ Voor het overige liet hij alle eischen herhalen die het Zuiden reeds had geformuleerd.Ga naar voetnoot2) ‘On ne saurait croire à quel point l'opinion publique est prévenue en leur faveur; on ajoute foi à tout ce qu'ils disent comme à l'Evangile.’Ga naar voetnoot3) Daar men elkander geen stap nader kwam, werden in Juli de onderhandelingen afgebroken; en de krijgsbedrijven, die sedert Februari gerust hadden, begonnen nu weder; van Spaanschen kant in de lijn die onlangs Philips had aangegeven. Hierges (de zoon van Berlaymont) deed een uitval uit Haar- | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 65]
| |||||||||||||||||||||||||||
lem (tot bij Schoorl), om met het platbranden te beginnen; Sonoy dreef hem terug, en kreeg een twintigtal der ‘kálessen’ (landloopers) in handen, die Hierges tot de brandstichting gehuurd had. Op de pijnbank gelegd, wezen zij katholieke huisluiden als medeplichtigen aan; een paar van die huisluiden werden nu ook gepijnigd; één bleef er onder dood; een ander werd opgehangen. Oranje, die thans de eensgezindheid met het Zuiden boven alles stelt, stuitte de zaak en zond commissarissen om haar van Sonoy over te nemen. - Op een tweeden strooptocht, in zuidelijke richting, nam Hierges Buren in en verraste Oudewater (7 Augustus 1575), dat geheel werd uitgemoord. Daarop slaat hij het beleg voor Schoonhoven; de kommandant La Garde wil het verdedigen, maar wordt door de burgerij tot de overgave gedwongen (24 Augustus); hij bedingt vrijen aftocht en de stad blijft gespaard. Er bestond nu groote vrees in heel Holland, vooral voor Gouda waar eene partij zich in onderhandeling met den vijand wilde inlaten; Hierges had steeds Hollanders bij zich, die hem aanwezen waar zijne overredingspogingen in te zetten, en hem bekend maakten met de gevaren van het terrein. Hij verraste de door de rebellen gebouwde schans te Krimpen aan de Lek, die de scheepvaart op die rivier beheerschte. Nog altijd was Holland met de pest bezocht; Hierges viel er ook aan ziek, en moest naar Utrecht gebracht worden om er van te genezen. Hij moest het bevel overlaten aan Megen, lang niet zoo bekwaam als hij. Het waren al wederom roomschgezinde Zeeuwen, die de Spanjaarden bij een andere onderneming hielpen. Er lagen in de Zijpe doorwaadbare plaatsen, waarlangs men van St. Philipsland op Duiveland kon komen; St. Philipsland zelf bereikte men van den Brabantschen wal gemakkelijk. Requesens zelf, de regeering aan Berlaymont overlatende, kwam voor deze expeditie naar Tholen. In September '75 had hij 5000 man bijeen, en begon proeftochten te houden; dat het een zeer droog najaar was, kwam zijn plan ten goede. In den avond van 27 September werd de overtocht gewaagd; het water was zóó ondiep, dat de geuzenschepen niet dicht genoeg naderen konden om met succes te vuren. De voorhoede onder d'Ulloa kwam op den oever der Zijpe aan toen het water in | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 66]
| |||||||||||||||||||||||||||
zijn allerlaagsten stand was; toch verdronken er nog eenigen. De anderen beklommen den Duivelandschen dijk; de geuzentroepen die daar stonden, vooral Franschen en Engelschen, sloegen op de vlucht; Karel van Boisot, de broeder van Lodewijk, sneuvelde. De achterhoede had meer last van het (nu weer wassende) water; velen kwamen om, maar het gros bereikte den Duivelandschen wal. Op Schouwen lagen drie versterkte steden: Zieriksee, Brouwershaven en Bommenede. Brouwershaven gaf zich dadelijk over, maar Bommenede verdedigde zich goed; gedurende het beleg van dit stadje wist de baljuw van Schouwen, Caspar van Vosbergen, bezetting en proviand binnen Zieriksee te brengen. Nadat Bommenede genomen was - en uitgemoord - werd Zieriksee ingesloten.
Het verlies van Schouwen en Duiveland, dat Zeeland van Holland afsloot, veroorzaakte bij de rebellen zekere moedeloosheid. Meer dan vroeger was men overtuigd van de noodzaak van buitenlandsche hulp. Na het afspringen der onderhandeling te Breda had de Ridderschap van Holland voorgesteld, Philips af te zweren en naar een anderen landsheer om te zien. Oranje had dit toen als ontijdig afgekeurd, maar begon er nu anders over te denken. Hij beschreef de Staten van Holland tegen 1 October te Rotterdam en deed nu zelf het voorstel, maar verlangde, dat eer er over beraadslaagd werd, de vroedschappen in de steden zouden worden gehoord. Op Gouda na, vereenigden zich alle steden met het voorstel. Bij wien nu hulp te zoeken? Op het Rijk bouwde men hier niet meer, al vertrokken er gezanten naar Duitschland om hulp te vragen; voornamelijk was hierbij op de Hanzesteden gerekend. De werkelijke keus stond tusschen Engeland en Frankrijk. Het is in de geschiedenis van den jongen rebellenstaat - want niets minder dan dat had zich in Holland gevestigd - een zeer gewichtig moment: hij heeft uit te maken waar zijn voordeeligste verbintenissen liggen. Elisabeth had voor wat in de Nederlanden voorviel maar één maatstaf: baat het Engeand? Zij had met innige instemming begroet dat het machtige, gewantrouwde Spanje geen zeggenschap meer had over de Nederlandsche havens. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 67]
| |||||||||||||||||||||||||||
Zij wenschte dien toestand te doen voortduren, mits geen ander, misschien nog gevaarlijker nabuur van Engeland er zijn voordeel mee deed: Frankrijk. Zij had aanvankelijk toegelaten dat Nederlandsche ballingen in Engeland den opstand van Holland en Zeeland op allerlei wijze steunden en velen van haar eigen onderdanen daar dienst gingen nemen, en heeft zelfs een oogenblik met de gedachte gespeeld de souvereiniteit over Walcheren te aanvaarden. Later was zij weder geheel onder den indruk van het gevaar dat zij te duchten kon hebben van een vredebreuk met Philips; zoo verbond zij zich in 1574 tegenover den Spaanschen gezant, Oranje, zijn gezin en helpers (genoemd waren met name o.a. Boisot, van Dorp, Marnix) nimmer een wijkplaats in haar rijk te zullen verleenen. Bespeurende dat Oranje in 1575 tot eene verbintenis met Frankrijk overhelt, zendt zij hem een agent, Daniel Rogers, om haar eigen steun in uitzicht te stellen, indien een plechtig gezantschap haar daarom zal komen verzoeken. Tegelijk zendt zij een agent naar Requesens opdat deze vrede met Oranje sluite, die zich anders gedrongen mocht voelen zich aan Frankrijk uit te leveren. Het gezantschap naar Elisabeth vertrok in December 1575: Marnix (niettegenstaande zijn ‘uitbanning’ zeer wel ontvangen), de lands-advocaat Paulus Buys, en de syndicus van West-Friesland, François Maelson, met aanbod der souvereiniteit, op overeen te komen voorwaarden. Requesens van zijn zijde zond Champagney, den broeder van Granvelle, om haar van de aanneming terug te houden.Ga naar voetnoot1) Tot in April '76 heeft het katjesspel van Elisabeth met de Hollandsche gezanten geduurd: nauwelijks hadden op het oorlogsterrein de Spanjaarden eenig voordeel op de rebellen behaald, of zij toonde Marnix vriendelijk gelaat, nauwelijks waren de rebellen in het voordeel, of zij deed het Champagney. Ten slotte liet zij zeggen dat het haar te lastig vallen zou, Holland en Zeeland te beschermen op haar eigen kosten; hoogstens zou zij dit voor Walcheren kunnen doen. Overigens wilde zij geen beslissing nemen, eer een nieuwe vredehandel met Philips beproefd was. Zij liet toe dat de gezanten in Engeland op zeer beperkte schaal manschap wierven, en eenig geschut aankochten. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 68]
| |||||||||||||||||||||||||||
Inmiddels had Hendrik III van Frankrijk den prins aangemoedigd, een beroep op zijne ondersteuning te doen. 28 April '76 werd hij hiertoe door de Staten van Holland met algemeene stemmen (behalve die van Gouda) gemachtigd; een gezantschap vertrok echter voorshands niet, daar een onverwachte gebeurtenis, de dood van Requesens, het aanzicht der zaken geheel scheen te zullen veranderen.
De landvoogd was tegen het einde van '75, ondanks het succes op Schouwen en Duiveland, ontmoedigder dan ooit. Geldgebrek grijnsde hem aan van alle zijden. Niet minder dan 57.000 man stonden op de betaalsrol, veel meer dan bij de rebellen, die evenwel hun geringere macht ieder oogenblik gebruiken konden, omdat zij, geregeld betaald, aan geen muiterij dacht. Requesens daarentegen durfde niet op zijn eigen troepen vertrouwen, aan wie hij reeds in Mei '75 niet minder dan 7.256.000 schilden schuldig was. Philips kon niet met Spaansch geld bijspringen, hij zat zelf voor een leege schatkist, en ging in September 1575 tot zijn eerste staatsbankroet over (in 1596 zou een tweede volgen): hij ontsloeg zich eigenmachtig van de aangegane verplichting tot aflossing zijner groote schulden bij Genueesche en andere bankiers. De moedwil der zonder betaling gelaten Spaansche soldaten nam over de hand toe; ‘geen volk’, schrijft Requesens zelf, ‘zou verdragen, wat thans de Nederlanders te verdragen hebben.’ Staten-Generaal bijeen te roepen om nieuwe subsidiën te verkrijgen was geheel zonder uitzicht: zij zouden de regeering hebben willen dwingen, vrede te sluiten met de rebellen. Requesens, die zich ziek en ellendig voelde, drong bij brief op brief op zijne terugroeping aan, opdat hij vóór zijn dood afscheid zou kunnen nemen van zijne kinderen in Spanje. Wat was er overgebleven van het programma van 1567: de Nederlanden aan Spanje te assimileeren? Geef deze lieden maar toe al wat zij vragen, adviseert in moedeloosheid Requesens, ‘jusqu'à les laisser quasi en république, pourvu qu'ils assurent de conserver la religion catholique et l'autorité royale.’Ga naar voetnoot1) In Spanje zelf gingen ook stemmen voor den vrede op, ook die van Alva; alleen de groot-inquisiteur adviseerde tegen. De | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 69]
| |||||||||||||||||||||||||||
vraag van Requesens' successie werd overwogen en men dacht aan Don Jan, den overwinnaar van Lepanto; - maar geen besluit was nog genomen, toen Requesens 5 Maart 1576 aan een pestaardige ziekte stierf. Op zijn sterfbed zeide hij nog dat twee Nederlanders, Berlaymont voor de staats-, Mansfeld voor de krijgszaken, na zijn dood de regeering moesten overnemen, maar eer hij de benoemingen had kunnen onderteekenen was hij bezweken.
Bij gebreke van andere aanduiding was de Raad van State tot uitoefening der regeering ad interim gerechtigd. Dit lichaam was thans samengesteld uit slechts drie leden: den ouden Viglius, nog maar een schaduw van zichzelf, tot geen initiatief meer in staat; den hertog van Aerschot, een ijdel en aanmatigend man zonder staatkundige bekwaamheid, en Berlaymont, evenmin tegen de omstandigheden opgewassen. Zij assumeerden zich Rassenghien, Assonleville, den raadsheer Sasbout en één Spanjaard: den vertrouwde van Requesens, Geronimo de Roda. In zekeren zin was het optreden van een college als dit voor Philips eene geruststelling: alle leden waren goed katholiek en trouw aan zijne dynastie. Maar zij snakten naar vrede, en adviseerden zich dien te verzekeren door de Spaansche troepen weg te zenden en de Staten-Generaal een modus vivendi ter zake van den godsdienst te doen ontwerpen. Philips liet hen zonder eenig antwoord, en correspondeerde alleen met de Roda. Diens collega's draaiden in de vergadering den Spanjaard wel ostensatief den rug toe, maar namen zelf geen enkel initiatief. De moeilijkheden hoopten zich voor hen op. Te Brussel zelf zetten de burgers het kleine Spaansche garnizoen de poort uit; het zoekt een toevlucht binnen de citadel van Antwerpen. De Duitsche garnizoenen van Valenciennes, van Nijvel, van Dendermonde, van den Bosch gehoorzamen hun officieren niet meer. De Staten van Brabant voeren in een vertoog tot den koning van 17 April, een ongekend vrijmoedige taal: zij eischen wegzending der Spaansche troepen, de overkomst van een prins van den bloede, bijeenroeping der Staten-Generaal tot herstel van den vrede en herstel der privilegiën ‘selon l'obligation qu'ils ont faite à V.M. et V.M. à eux.’ | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 70]
| |||||||||||||||||||||||||||
Deze oppositie staat onder leiding der Brabantsche prelaten, nog steeds ontroostbaar dat de inkomsten der abdij van Afflighem den aartsbisschop van Mechelen zijn toegewezen, die der abdij van St. Bernard den bisschop van Antwerpen, die der abdij van Tongerloo den bisschop van den Bosch. - Ook de Staten van Henegouwen, van Vlaanderen, van Gelderland verzoeken bijeenroeping der Staten-Generaal. Philips heeft zich intusschen tot de keus van Don Jan bepaald (8 April). Maar deze laat zich niet dadelijk vangen, vraagt inlichtingen en stelt voorwaarden. Wanneer Philips 23 Juni eindelijk den Raad van State antwoord geeft, kan hij nòg Don Jan's naam niet noemen: hij bepaalt zich tot de mededeeling, dat in Augustus en September een landvoogd zal overkomen, gemachtigd ‘de ware geneesmiddelen’ toe te passen; onderwijl mogen de Staten-Generaal niet bijeenkomen en mag geen onderhandeling met de rebellen worden gevoerd. Toen deze brief door den Raad van State ontvangen werd, zat dit college in zak en assche: een Spaansch wapensucces zelf scheen aanleiding te zullen worden tot het gemeen verderf.
Sedert de tegenspoeden van het najaar van '75 was de krijg door Oranje met groote omzichtigheid maar even groote volharding gevoerd. Met groote inspanning was het gelukt, het fort bij Krimpen aan de Lek te hernemen; om voor het geval Zieriksee viel tegen alle aanslagen gedekt te zijn, waren Dordrecht en de Zuidhollandsche eilanden zwaar versterkt. Zieriksee zelf, dat een aanzienlijke bezetting in had onder Arend van Dorp, leek onneembaar zoolang zijn haven openbleef. Mondragon slaagde er eindelijk in, die door een fort bij Borndamme te sluiten. In Mei mislukte een poging tot ontzet, daar zij door een overlooper was verraden geworden. Bij een tweede poging, in Juni, viel Louis de Boisot in het water en verdronk. Zieriksee leed nu hongersnood, en Mondragon bood goede voorwaarden: vrijen aftocht van het garnizoen en van alle gereformeerden, de predikanten incluis; op dezen voet ging de stad 29 Juni over. Tot afkoop van plundering zou de stad 200.000 gulden opbrengen, waartoe zij evenwel niet terstond in staat bleek. Mondragon had besloten, on- | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 71]
| |||||||||||||||||||||||||||
middellijk na de capitulatie Ooltgensplaat aan te tasten, maar werd er in verhinderd door muiterij zijner soldaten. Daar het kaalgevreten Schouwen geen buit van eenige beteekenis meer opleverde, staken de muiters in het begin van Juli naar Brabant over. Te Roosendaal voegden zich muitende garnizoenen van elders bij hen, en men trok op om Mechelen of Brussel te verrassen, die men echter beide in staat van tegenweer vond; daarentegen gelukte het Aalst te overrompelen (25 Juli), waar nu 3000 muiters onder hun eletti een schrikbewind oefenen, terwijl, onder pressie der Staten van Brabant, de Raad van State hen vogelvrij verklaart. Te Brussel wordt het huis van de Roda geplunderd; een zijner bedienden vermoord; hijzelf is op de vlucht naar de citadel van Antwerpen. Berlaymont en Aerschot worden op straat beleedigd; men neemt Mansfeld de sleutels van de stad af. ‘De Raad’, schrijft Vargas, ‘oefent te Brussel even weinig gezag uit als hij doen zou te Vlissingen.’Ga naar voetnoot1) Het college wordt gedwongen, den Staten van Brabant het indienstnemen eener inheemsche krijgsmacht van 4 à 600 ruiters en 2 à 3000 voetknechten toe te staan (7 Augustus). Van hun zijde hoopen zich de Spaansche officieren in de citadel van Antwerpen op, Vargas, de Roda, Sancho d'Avila, Romero zijn daar nu bijeen en organiseeren een soort tegengouvernement, dat de Staten van Brabant bedreigt naar Brussel te zullen oprukken om den Raad van State te bevrijden. Dit is het oogenblik, waarop Oranje op de zaken van het Zuiden ingrijpt.
Oranje; niet Holland en Zeeland. Het ontbrak daar niet aan elementen die oorlogsmoeheid begonnen te vertoonen: de financieele lasten drukten er zwaar, Frankrijk en Engeland boden geen wezenlijke hulp; hun toezeggingen bleken geen ander doel te hebben dan elkander bij ons uit de markt te dringen. Den Hollandschen katholieken bekwam het calvinistische bewind zoo slecht dat zij van elke verandering verbetering mochten verwachten: hun kerken en kerkegoed waren hun ontnomen; hun priesters verstrooid, de misbediening verboden; dat alles zou, bij bestand, kunnen veranderen | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 72]
| |||||||||||||||||||||||||||
onder den invloed der katholieke gewesten. Maar de calvinisten bevonden zich èn uit confessioneel, èn uit maatschappelijk oogpunten bij den oorlog zóó wel dat zij geen lust gevoelden eene afzondering te verbreken die Vlissingen en Middelburg erfgenamen scheen te maken van de welvaart van Antwerpen, Hoorn en Enkhuizen van die van Amsterdam. Maar Oranje, hij moge vier jaar lang hunne belangen verdedigd hebben, staat voor veel hooger dan die belangen. Het is niet de welvaart van Holland, maar de bevrijding der Nederlanden waarvoor hij tweemaal te velde is getrokken. Voor hem zijn Holland en Zeeland geen doel, maar middel geweest: een reduit, waaruit hij eenmaal, zegevierend, hoopt te kunnen losbreken. Uitgeweken Zuidnederlanders waarvan het in Holland en Zeeland wemelt, zetten hem ook dagelijks daartoe aan. Ook de Hugenooten in zijn omgeving. Holland en Zeeland onder zijn bewind zijn niet maar opgestane gewesten alleen: zij zijn een voorpost geworden van het strijdende protestantisme in Europa; de hoop die 24 Augustus 1572 te Parijs onderging, herleeft te Dordrecht en te Delft. Het is op Oranje dat een Hotman, een Duplessis-Mornay de oogen gericht hebben; het is in Holland en Zeeland dat de monarchomachen hun ideaal van strijd tegen de tyrannie in al haar vormen, geleid niet door een woeste menigte, maar door de magistraten waaraan de menigte hare belangen heeft toevertrouwd en waaraan zij gehoorzaamheid verschuldigd is, belichaamd zien. In hun toepassing op de Nederlanden in het gemeen moet hunne leer het gezag zoeken te verheffen der Staten-Generaal als gemachtigde pleitbezorgers der door Philips onderdrukte natie. Die Staten-Generaal, in hun oogen, vertegenwoordigen niet maar de bevoorrechte standen van eenige los verbonden gewesten, adel, geestelijkheid en stedelijke burgerijen, zij vertegenwoordigen het vaderland (nieuw begrip, van dezen tijd, waarvan het Wilhelmus reeds den naam propageert, en dat Oranje, den ‘vader des vaderlands’, zijn toenemend zedelijk gezag verleent. Tegen de tyrannie behooren geen groepen geprivilegieerden als zoodanig zich te stellen, als uit eigen recht: zij hebben het te doen als voltrekkers van een nationalen wil. Oranje's publicistiek is vol van deze gedachte; de memorie der Staten van Brabant aan | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 73]
| |||||||||||||||||||||||||||
Philips van 17 April 1576 lijkt er de weerslag van, en nauwelijks breekt in Julide muiterij uit, of alom klinkt door de Nederlanden de alarmkreet der ‘patriotten.’ De Raad van State, de Staten van Brabant, die van Vlaanderen, worden door vertoogen van Oranje en de zijnen als overstroomd. Geen minder dan de invloedrijke abt van St. Geertrui te Leuven, Jan van der Linden, leent er zijn oor aan. Niet de Raad van State, die ze onbeantwoord laat. Maar wat beteekent tegenover de eensgezindheid der anderen, het verzet van deze rijkelijk versleten heeren? Oranje's agent te Brussel, de fransche edelman Théron, heeft gemakkelijk spel. Met den abt van St. Geertrui begeven zich de eerste burgemeester van Brussel, Hendrik de Bloeyere, de advocaten Liesvelt, van der Haeghen en van den Eynde in het complot, dat zich de medewerking van Willem de Heeze, den bevelhebber der voetknechten die de Staten van Brabant aanwerven, verzekert. 4 September 1576 neemt een luitenant van de Heeze aan het hoofd van twee vendels soldaten Mansfeld, Berlaymont, Sasbout en Assonleville gevangen en zet hen op het Broodhuis. Voor de huizen van Aerschot en van Viglius wordt een wacht geplaatst, en ook drie leden van den Geheimen Raad, Fonck, Boisschot en del Rio, worden gevangen genomen. De Staten van Brabant, niet in hun geheel ingewijd, werpen de verantwoordelijkheid van zich maar ondernemen er niets tegen. Het volk slaat grif geloof aan de betichting, dat de gearresteerden de stad aan de muiters hadden willen leveren. Welke gedachte Oranje juist tot dezen stap op dit oogenblik geleid heeft? Ongetwijfeld deze dat, wilde men niet de geheele gunst der situatie door den dood van Requesens ontstaan, verspelen, vóór de komst van Don Jan (wiens benoeming nu algemeen bekend was geworden) de gehoorzaamheid aan Philips moest worden opgezegd. De inhechtenisneming van den Raad van State, in afwezen van een landvoogd met de uitoefening der regeering wettig belast, was een daad van majesteitsschennis. Men kon nu met den koning onderhandelen als gelijke tegenover gelijke, en moest, bij mislukking, hem bevechten. En hem te bevechten met een onverzoend Holland en Zeeland in den rug, was onmogelijk. De Brusselsche staats- | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 74]
| |||||||||||||||||||||||||||
greep maakte dus onmiddellijken vrede met de rebellen noodzakelijk. Terwijl, van uit de Antwerpsche citadel, de Roda weten laat dat hij tot de invrijheidstelling van den Raad van State het bestuur der Nederlanden aan zich trekt, roepen de Staten van Brabant die der andere provinciën naar Brussel op (6 September). Die van Henegouwen en Vlaanderen geven er onmiddellijk gevolg aan en een kern van Staten-Generaal is aanwezig. De leiders van het complot herstellen hierop een schijn van legaliteit door Aerschot, Viglius en Sasbout los te laten, die nu, den Raad van State verbeeldende, de bevelen dezer quasi-Staten-Generaal ten uitvoer leggen door achtereenvolgens oproepingen te zenden aan de Staten der overige provinciën, geene uitgezonderd. Een vergadering dus van de breede samenstelling van 1555, waartoe ook de niet-patrimoniale gewesten beschreven werden; - immers was het niet om het toestaan eener bede te doen, maar om de constitueering van het ‘vaderland’. Deze Staten-Generaal, te nauwernood bijeen, zijn zich hiervan zóó bewust, dat zij beginnen zich in deze rol aan Europa voor te stellen. Gezantschappen aan den keizer, den koning van Frankrijk, de koningin van Engeland, den bisschop van Luik, om hen kennis te geven van ‘le grand et souverain changement ces jours passez advenus aux Pays-Bas’ (12 October). Eerst 17 October, mededeeling aan Philips; hun brief lijkt een akte van beschuldiging. Het is zijn tyrannie die Holland en Zeeland tot den opstand genoodzaakt heeft en er de ketterij doet bovendrijven. Zij hebben zich nu zelve met de bevrediging belast, ‘d'un unanime consentement.’ Tot den dood toe zullen zij den katholieken godsdienst aanhangen en blijven Philips voor hun ‘souverain seigneur et prince naturel’ erkennen, maar de Spaansche troepen moeten het land uit.Ga naar voetnoot1) Een Statenleger loopt al bijeen, onder aanvoering van den hoogsten adel des lands: Egmond's zoon kolonel, Aerschot, daareven nog gevangen, kapitein-generaal, Philippe de Lalaing zijn luitenant, de markies d'Havré, Aerschot's broe- | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 75]
| |||||||||||||||||||||||||||
der, generaal der cavalerie. De gouverneur van Antwerpen, Champagney, durft tegen d' Avila partij kiezen. De stadhouder van Vlaanderen, de graaf van Roeulx, roept de waalsche garnizoenen der grensvestingen tot zich, licht er zestien vendels soldaten bij, en belegert de citadel te Gent; te Utrecht en te Valenciennes doet men hetzelfde. Maastricht verjaagt zijn spaansche garnizoen. Alle waalsche regimenten vallen den Staten toe, de duitsche houden zich onzijdig. Oranje was naar Middelburg gekomen om bij de hand te zijn. Men komt spoedig bij hem aankloppen: de troepen van de Roeulx kunnen het kasteel niet nemen; Oranje zendt hem acht vendels te hulp; zijn vloot uit Zeeland vaart de Schelde op en vat voor Antwerpen post. Alle Spaansche soldaten stroomen nu naar de citadel daar, om zich onder de bevelen van d'Avila te stellen. Om er den moed onder te houden belooft de Roda dat de stad hen zal afbetalen, zoodra zij er zich van hebben meester gemaakt. Het Statenleger houdt de citadel ingesloten, maar Zondag 4 November breken de Spanjaarden uit, de verraste belegeraars stuiven uiteen, de stad wordt aan moord, brandstichting en plundering overgegeven; meer dan 7000 menschen komen om. Deze ‘Spaansche furie’ verhaast de afsluiting der onderhandelingen, die 19 October te Gent geopend waren tusschen den abt van St. Geetrui en Leoninus van de zijde der Staten, Marnix, van Dorp en den Zeeuw Pieter de Rijke van de zijde van Oranje. Van het begin af aan namen Oranje's afgevaardigden de leiding. Zij leggen tot basis Oranje's voorstel te Breda, dat uitsluitende oefening van den hervormden eeredienst in Holland en Zeeland inhoudt. Vlaamsche ballingen om den geloove hadden Marnix naar Gent vergezeld en hielden er hun intocht onder een banier waarop geschreven stond: pro fide et patria; voor hen ging de religie voorop. De katholieken murmureerden, maar niet lang: men moest doortasten; de Staten-Generaal zouden ook op deze moeilijkheden orde stellen. 28 October verkregen Marnix c.s. de gewichtige toezegging, dat de Staten-Generaal niet in onderhandeling zouden treden met Don Jan, eer deze de pacificatie, waarover men thans te Gent onderhandelde, zou hebben bezworen.Ga naar voetnoot1) Den | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 76]
| |||||||||||||||||||||||||||
31sten was men het over alle artikelen eens geworden, en konden twee rapportrijders die ijlings ter kennis van de Staten-Generaal te Brussel brengen, die daar dag in, dag uit op het raadhuis der stad vergaderd waren. Er openbaarde zich eenig katholiek verzet, tot ongeduld van de menigte, die op de Groote Markt de beraadslagingen volgde en een dreigende houding aannam. Maar op het bericht der Antwerpsche furie verstomt alle oppositie. 5 November hecht de Raad van State zijn goedkeuring aan de pacificatie, die den 8sten van het stadhuis te Gent wordt afgelezen. De Staten van Brabant, Vlaanderen, Artois, Henegouwen, Valenciennes, Rijsel, Douai en Orchies, Namen, Doornik, Utrecht, Mechelen, ter eenre, en de Prins van Oranje met de Staten van Holland en Zeeland ter andere zijde, sluiten een vast verbond om de Spanjaards uit het land te drijven. Het onderlinge vrije verkeer wordt hersteld. Zoodra de Spanjaards verdreven zullen zijn, zullen de Staten-Generaal vergaderen als onder Karel V (bedoeld is: als in 1555, dus met inbegrip van alle wel reeds opgeroepen, maar nog niet verschenen gewesten) en orde op de algemeene zaken stellen. Van koning of landvoogd wordt hierbij met geen woord gerept; Oranje heeft de toezegging, dat de constitutie niet met den koning zal worden beraamd, maar hem voorgelegd, met de vraag, of hij er op wil regeeren. De prins behoudt de hooge overheid over Holland en Zeeland, tot de Staten-Generaal ook hierop orde zullen hebben gesteld. De steden die zich 't zij gedwongen (als Haarlem, Oudewater, Zieriksee), 't zij vrijwillig (als Amsterdam) aan die hooge overheid onttrokken hadden, zouden onder de Staten-Generaal blijven, tot zij van Oranje satisfactie zullen gekregen hebben, bepaaldelijk met opzicht tot de religie; - waaromtrent in het algemeen wordt bepaald, dat alles op den bestaanden voet zal blijven, tot de Staten-Generaal er in zullen hebben voorzien; in afwachting daarvan worden alle plakkaten tegen de ketterij geschorst. Voorloopig zal dus in Holland en Zeeland, buiten de steden met satisfactie, de uitoefening van den katholieken eeredienst verboden blijven; in de overige provinciën die van den gereformeerden eeredienst. Wie deze bepalingen overtreedt, kan als perturbateur worden gestraft. Daar echter de plakkaten zijn ge- | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 77]
| |||||||||||||||||||||||||||
schorst, kan ieder, tot de beslissing der Staten-Generaal, op gewetensvrijheid staat maken. Oranje heeft de toezegging dat, ook al mochten de Staten-Generaal later beslissen de uitoefening van den hervormden eeredienst te moeten blijven verbieden, Holland en Zeeland hiervan zullen zijn uitgezonderd. Gevangenen worden over en weer in vrijheid gesteld, verbeurd verklaard onroerend goed teruggegeven; van deze bepaling zullen, in Holland en Zeeland, ook katholieke geestelijken, voor hun particuliere bezittingen, het voordeel hebben. Uitgeweken kloosterlingen zullen tot hun dood een alimentatie genieten. De Staten-Generaal zullen zoodanige orde op de munt stellen dat Holland en Zeeland, waar men gedurende den oorlog de waarde van alle gemunt geld sterk heeft moeten opzetten, daarvan geen nadeel ondervinden. Zij zullen overwegen, of de kosten van 's Prinsen veldtochten van 1568 en 1572 niet ten laste der gemeene Nederlanden behooren te komen. Onmiddellijk na de pacificatie zonden ook Gelderland en Overijsel, waar Hierges, de zoon van Berlaymont, stadhouder was, hun afgevaardigden naar Brussel. Nu hielden zich nog alleen Luxemburg, Friesland en Groningen afzijdig. Luxemburg lag onder de macht van Don Jan, den 3den November daar aangekomen. In Friesland en Groningen weerstreefde Arenberg's opvolger in het stadhouderschap, Caspar de Robles, heer van Billy. Men bezond hem van uit Brussel, maar hij hield den gezant der Staten-Generaal, Martini Stella, zes weken gevangen, tot er te Groningen, met medewerking van het garnizoen, een oproer uitbrak, dat Stella bevrijdde en de Robles gevangen nam; ook Friesland en Groningen zonden nu hun afgevaardigden.
De Pacificatie van Gent stelde meer vragen dan zij er oploste. Generaliteit en bijzondere hooge overheid over de gewezen rebellenconfederatie, bevoorrechte positie van den roomschen eeredienst hier, van den hervormden ginds, dit alles bleef vol tegenstelling; de moeilijkheden waren verdaagd, om voor het oogenblik een bondgenootschap tot verdrijving der Spanjaarden te weeg te kunnen brengen. De Pacificatie is nog geen constitutie, zelfs geen vrede, zij is een bestand. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 78]
| |||||||||||||||||||||||||||
Oranje's tolerantie-ideaal was er nog niet in verwezenlijkt. Hij had zich met het mogelijke moeten tevreden stellen, er op vertrouwende, dat de gemeene oorlog tegen Philips, die nu onvermijdelijk was, het patriotisme over den geloofshaat zou doen zegevieren en verdraagzaamheid in het godsdienstige als levensvoorwaarde tot de vrijheid zou doen aanvaarden. Mocht hij ook geen verwachting koesteren van de toenemende populairteit van zijn eigen persoon? De massa, die in de pacificatie de blijde aankondiging zag van een beteren dag, van een ophouden van moord, verschrikking en armoede, van een herstel van normale economische en handelsbetrekkingen, van een terugkeer der welvaart in één woord, begreep dat zij dit alles aan de bovenmenschelijke volharding, de trouw, het vast beleid ook, van één man dankte. Zou hij leider vermogen te worden van de geheele Nederlandsche gemeenschap, zooals hij het tot dusver van Holland en Zeeland was geweest? Zou, in en door hem, het ideaal der vrijheid zegevieren? Hij mocht het zich vragen althans, die door hetzelfde Zuiden, dat tweemalen voor zijn oproep was doof gebleven, als redder stond te worden ingehaald. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 79]
| |||||||||||||||||||||||||||
IV
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 80]
| |||||||||||||||||||||||||||
bevel, nimmer de ketterij te dulden, in het andere het voorschrift, zich niet van de wapenen te bedienen. Hij begon met den Raad van State, de eenige autoriteit die hij voor wettig erkende, een verzoenenden brief te schrijven, met verzoek hem een deputatie te zenden en inmiddels de wapenen neder te leggen, hetgeen hij van zijn zijde de Spaansche officieren zou bevelen te doen. Het antwoord eerst dat hij ontving, deed hem inzien hoe nu werkelijk de zaken te Brussel stonden. Vóór het vertrek der Spaansche troepen, luidde het, kon van geen nederleggen der wapenen, ja van geen accoord met hemzelven sprake zijn. Wat hem bovenal vertoornt is dat de Staten van hun zijde zich van vijandelijkheden tegen de Spaansche troepen, aan welke hij passiviteit heeft voorgeschreven, volstrekt niet onthouden. De onderschepping eener geheime briefwisseling, die hij aangevangen heeft met de Roda, en waarin hij mededeelt den koning om geld en om soldaten te hebben geschreven, ontlokt nu den Raad van State de waarschuwing ‘qu'ils ne sont si enfans ni si simples par deça qu'ils se laissent mener par le nez comme buffles,.... se persuadans les Etats que par ceci V.A. les veut endormir et qu'elle attend argent pour conforter ceux qui ont brûlé, pillé et massacré partout, violans tous droits, lois et justices, ce qu'ils ont opinion que Dieu, à la fin, ne voudra plus permettre.’Ga naar voetnoot1) Begin December komt te Luxemburg Don Jan's vertrouweling Escovedo aan met bericht, dat de koning er thans definitief in toestemt, dat de Spaansche troepen, na uit de Nederlanden te zijn weggenomen, tegen Engeland worden gebruikt. Dit maakt Don Jan begeerig naar een accoord met de Staten, op welke voorwaarden dan ook. En tegelijk doet zich een omstandigheid voor, die de Staten begeerig maakt tot een accoord met Don Jan. Het blijkt toch dat Oranje geen verdrag met den koning meer wil, ook al mocht diens landvoogd de Pacificatie onderteekenen, maar in betrekking staat tot den hertog van Anjou, jongeren broeder van Hendrik III van Frankrijk, die het beschermheerschap der Nederlanden voor zich begeert, en zijn kamerheer Bonivet naar Brussel zendt om voor dit doel te werken. De Staten echter willen hun wettigen landsheer getrouw blijven: al wat zij van hem verlangen is, dat hij hunne | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 81]
| |||||||||||||||||||||||||||
voorwaarden aanneemt. Oranje komt tot het inzicht ‘que le chemin le plus propre pour avancer les affaires de Mgr. le Duc est de cheminer lentement, et par ce moyen gagner le coeur de ceux du pays, qui se pourra aliéner si d'emblée on propose choses qui pourraient engendrer soupçon entre le peuple.’Ga naar voetnoot1) Reeds nu blijkt dat de Staten verdeeld zijn in eene meerderheid die het behoud van den katholieken godsdienst boven alles stelt en dus eene verzoening met den koning wenscht, en eene minderheid die de leiding van Oranje aanvaardt. De meerderheid recruteert zich uit de geestelijkheid, den adel en het stedelijk patriciaat der Zuidelijke provinciën; de minderheid is vooral buiten de Staten sterk: haar hangen de advocaten, geletterden, monarchomachen, hangt ook de massa van het lagere volk aan, dat de verschrikkingen van het spaansche régime het meest aan den lijve ondervonden heeft. Oranje weet dat hij zich nog niet te Brussel zou kunnen vertoonen zonder den argwaan der meerderheid van de Staten-Generaal op te wekken: ‘je ne me puis encore bonnement résoudre d'abandonner ces pays de Hollande et Zélande pour entreprendre la conduite des affaires encore si crues aux autres provinces.’Ga naar voetnoot2) Zelfs zonder dat hij in persoon verscheen wekte hij dien argwaan reeds op; zijn medestanders deden het voor hem: Liesvelt, de Bloeyere, en de tallooze calvinisten die, na de Pacificatie, uit Holland en Zeeland naar de steden van het Zuiden waar zij oorspronkelijk hadden thuis behoord, terugkeerden. Tot waarschuwing aan Oranje is dan ook de stap bedoeld waartoe 9 Januari 1577, geheel buiten hem om, de katholieke meerderheid der Staten thans overgaat: de unie van Brussel. Nog stelliger dan in de woorden der Pacificatie zelve was geschied, verbinden zich de onderteekenaars tot uitbanning der Spanjaarden, ‘à peine d'être dégradés de noblesse, de nom, d'armes et d'honneur, tenus pour parjures, desléaux et ennemis de notre patrie devant Dieu et tous les hommes,’ maar daarnaast staat de verbintenis tot handhaving van het katholieke geloof en der gehoorzaamheid aan den koning. Holland en Zeeland teekenen dan ook niet dan onder betui- | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 82]
| |||||||||||||||||||||||||||
ging dat zij daarmede aan geen enkele bepaling der Pacificatie van Gent te kort doen. Beiden katholieken en protestanten roepen de Pacificatie nog in, maar elk van beiden geeft er een eigen uitleg aan. 12 Februari 1577 executeerde zich Don Jan en teekende het Eeuwig Edict, waarbij hij de Pacificatie goedkeurt. De Spaansche troepen zouden binnen de 20 dagen vertrekken, die van andere nationaliteit nadat zij zouden zijn afbetaald. De Staten bewilligen de daartoe vereischte gelden, verplichten zich tot handhaving van den katholieken godsdienst ‘en toute chose et partout,’ van de gehoorzaamheid aan den koning, en tot afdanking van hun leger. De privilegiën der provinciën zullen geëerbiedigd worden. Eerst na het vertrek der Spaansche troepen zal Don Jan als landvoogd worden erkend. Voorziende dat Holland en Zeeland tegen die erkenning bezwaren zouden kunnen maken en er alles op zettende ook hunne goedkeuring te verkrijgen, had de meerderheid de bepaling doen opnemen, dat de Spaansche troepen verwijderd zouden worden langs den landweg. Immers zij wist dat Holland en Zeeland den doortocht door hun gebied nimmer zouden gedoogen. Doch hiermede verviel meteen de hoop van Don Jan, die de troepen juist naar de kust had willen doen marcheeren om ze tegen Engeland in te schepen. Deze teleurstelling maakte hem nu verder onverschillig omtrent de geheele Nederlandsche landvoogdij: ‘tout n'était plus pour lui que dégoût et mort.’Ga naar voetnoot1) Hij sprak als een wildeman: hij zou de soldaten dan tegen de Hugenooten in Frankrijk gebruiken, of er mee naar Madrid gaan en zich daar van de regeering meester maken. Intusschen, het Eeuwig Edict voerde hij punctueel uit. Eind April was er geen Spaansch soldaat meer in het land: zij waren op marsch naar Italië.
‘Nooit,’ merkt een agent van Elisabeth op omtrent de ontvangst van het Edict door het publiek te Brussel, ‘nooit heeft men over een vrede zóó weinig vreugde betoond.’Ga naar voetnoot2) Immers hadden, toen de meerderheid tot goedkeuring van het Edict wilde overgaan, Holland en Zeeland de vergaderzaal | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 83]
| |||||||||||||||||||||||||||
verlaten. Hoe had men zich ooit met hunne toestemming kunnen vleien? Het ‘en toute chose et partout’ maakte die onmogelijk. Het conflict tusschen de vijftien en de twee, wel ver van te zijn opgelost, scheen dus eeuwig te moeten duren. De gedachte aan een tweede ballingschap dreef de pas naar het Zuiden teruggekeerde calvinisten tot wanhoop, ja onder de katholieken waren er die zich met schrik afvroegen wat zij hadden bedreven. Don Jan kwam nu naar Brabant; niet onmiddellijk naar Brussel. 3 Maart was hij te Leuven, schoot naar den papegaai, en dronk het leuvensche bier. ‘Il surpasse Circé; nul ne vient par devers lui qui ne soit transformé à sa dévotion.’Ga naar voetnoot1) Eerst 1 Mei hield hij te Brussel zijn feestelijken intocht en ontving den volgenden dag de Staten-Generaal, wien hij toezeide onmiddellijk met Oranje te zullen onderhandelen: ‘je désire grandement l'amitié du Prince et lui ferai toujours oeuvres d'ami.’Ga naar voetnoot2) Tot die onderhandeling committeerde hij Aerschot, Hierges, Willerval en Meetkerke; de Staten-Generaal voegden hieraan toe Leoninus en Schetz van Grobbendonck. In Holland en Zeeland had inmiddels het vertrek der Spaansche garnizoenen Oranje's positie niet weinig versterkt. De steden die zij geterroriseerd hadden schikten zich gewillig, bij satisfactie, onder zijn bewind: achtereenvolgens Zieriksee, Oudewater, de stadjes van het Gooi, Haarlem, Schoonhoven, Tholen en Goes; - Utrecht slechtte, na het vertrek van zijn bezetting, onmiddellijk zijn kasteel. Slechts Amsterdam, sinds '72 het groote toevluchtsoord voor uitgeweken katholieken, bleef weigerachtig; op het stadhuis heerschte een streng katholieke familieregeering, die evenwel de meerderheid der eigen burgerij niet meer achter zich had; ook te Amsterdam werden door den terugkeer der calvinistische ballingen de vooruitzichten steeds gunstiger voor Oranje. Te Utrecht had hij onder de burgerij vele vrienden, maar de met sinecuren en prebenden rijk voorziene geestelijkheid vreesde voor haar bezit. Daar haar ijver voor het katholieke geloof niet groot was, voldeed de herhaling eener reeds in 1570 namens Oranje | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 84]
| |||||||||||||||||||||||||||
gedane toezegging,Ga naar voetnoot1) dat het geestelijk goed na een terugkeer onder zijn bewind niet zou worden aangetast, om hem te doen uitnoodigen, zonder krijgsvolk, naar Utrecht te komen (Augustus '77). Hij ging, met het gevolg dat hij 1 October, onder voorwaarde dat de katholieke godsdienst onverkort zou blijven, als stadhouder van Utrecht werd erkend. Wat de onderhandeling te Geertruidenberg met de afgevaardigden van Don Jan betreft, zij kan geresumeerd worden in drie woorden van den prins. Tot Schetz: ‘pour vous dire la vérité, nous voyons que vous nous voulez extirper, et nous ne voulons point être extirpés.’Ga naar voetnoot2) - Tot Hierges, die in een particulier onderhoud hem zocht te winnen door beloften voor zijn persoon alleen: ‘men heeft beter het volk te vriend dan een koning, want wat men voor het volk doet wordt niet vergeten, maar koningsgunst is van geen duur.’Ga naar voetnoot3) - Tot Aerschot: ‘de koning hangt de leer aan, haereticis non servanda fides; ik nu ben calvinist’ - op zijn hoofd wijzende - ‘kaal en calvinist,Ga naar voetnoot4) en die wensch ik te sterven.’Ga naar voetnoot5) Zonder iets te hebben uitgericht mochten de heeren naar huis. De onmogelijkheid, Oranje te bevredigen, deed Don Jan bij de Staten geen goed; men verweet hem daar nu, wat men zichzelf had te wijten. Zeer spoedig brak tusschen de heeren te Brussel oneenigheid uit: terwijl Berlaymont, Megen en Assonleville, die men zijn ‘achterraad’ scheldt, met Don Jan blijven verkeeren, vertrekt Philippe de Lalaing naar zijn stadhouderschap Henegouwen en is ook Champagney vijandig. Agenten van Oranje en van Anjou zetten het gemeen tegen den nieuwen landvoogd op. De Staten-Generaal geven hem te kennen, dat zij voortaan op eigen gezag bijeen zullen komen, en tot oorlog of vrede hunne goedkeuring vereischt zal zijn. Zij bejegenen ons, schrijft Don Jan's vertrouweling Octavio Gonzaga, ‘comme si nous étions des charançons et eux des | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 85]
| |||||||||||||||||||||||||||
rois.’Ga naar voetnoot1) Don Jan's bedienden worden op straat gemolesteerd; hij voelt zich den gevangene van de brusselsche burgervendels, en vreest dat deze, in overleg met Oranje, hem gevangen zullen nemen. 11 Juni trekt hij zich naar Mechelen terug (waar onmiddellijk na zijn verschijning een calvinist, Pierre Panis, wordt ter dood gebracht), en 14 Juli naar Namen, waar hij zich 24 Juli, met medewerking van de zoons van Berlaymont, Hierges en Megen, meester maakt van het kasteel. Tegelijkertijd was een aanslag op Antwerpen beraamd, welke door de waakzaamheid van Oranje, die juist van pas de Zeeuwsche vloot naar Antwerpen had doen opzeilen, mislukt. Nu vraagt Don Jan de Spaansche troepen, die pas te Milaan zijn aangekomen, terug; hij wil zich ‘in het bloed der Nederlanders baden.’Ga naar voetnoot2)
Oranje schijnt nu het spel in handen te zullen krijgen. Geen Spaansch soldaat in het land, het Statenleger nog niet afgedankt, Elisabeth van Don Jan's voornemen, haar te onttronen, op de hoogte. Haar agent Davison vermaant de Staten-Generaal, Oranje te hulp te roepen.Ga naar voetnoot3) De brusselsche burgerij eischt op hoogen toon hetzelfde. Zij recruteert, uit de negen ‘natiën’ der stad, een comité van waakzaamheid van 18 leden. Wie zijn de Staten, aan wier samenstelling het gemeen geen deel heeft? ‘A chacun bourgeois, tête pour tête, compète action entière.’Ga naar voetnoot4) Den 6den September moeten de Staten toegeven: de abt van St. Geertrui, Champagney, Leoninus en de advocaat Liesvelt worden afgezonden om Oranje naar Brussel te noodigen, met aanbeveling echter dat hij den katholieken eeredienst in Holland en Zeeland toelate, en den hervormden niet in het Zuiden invoere.Ga naar voetnoot5) 23 September heeft dan het ongeloofelijke plaats. Oranje, van Willebroeck af door de burgervendels geëscorteerd, aan de Antwerpsche poort door Aerschot, Lalaing, Egmond, Boussu en al den adel opgewacht, betreedt, onder de juichkreten van het toegestroomde volk, | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 86]
| |||||||||||||||||||||||||||
voor het eerst weder na tien jaren ballingschap het Nassausche paleis; vrouwen storten zich op de knieën waar hij verschijnt, ‘comme si Dieu lui-même traversait la ville.’Ga naar voetnoot1) 25 September zenden de Staten-Generaal, op Oranje's instigatie, Don Jan onaannemelijke voorwaarden toe; 8 October verzoeken zij den koning zelf om een landvoogd ‘extrait légitimement du sang d'Autriche,’Ga naar voetnoot2) dat is te zeggen, daar Philips geen zoon meer heeft, om een aartshertog; ‘nous sommes résolus,’ schrijven zij tenzelve dage aan Don Jan, ‘d'implorer la faveur de tous monarques, princes, potentats, républiques et autres, pour nous affranchir de la violence que V.A. et les Espagnols nous voudraient inférer.’Ga naar voetnoot3) Ten einde deze eendracht te doen voortduren, onthoudt Oranje zich er van in het Zuiden ter preek te gaan, of in zijn wederverworven Breda de mis te verbieden.Ga naar voetnoot4) Tegen het verblijf van protestanten in hun midden verzetten zich de Zuidelijken niet, mits zij geen aanstoot geven; openlijke uitoefening van hun eeredienst is aanstoot, en juist hiervan willen natuurlijk de teruggekeerde calvinisten niet afzien. De hooge adel, verontrust door Oranje's komst en de toenemende roerigheid eener burgerlijke democratie, zag er nu een uitkomst in, dat een van 's keizers broeders, aartshertog Matthias, van de landvoogdij niet afkeerig bleek te zijn. Hij was 19 jaar oud, en in alle naïeveteit eerzuchtig. Door den hertog van Aerschot daartoe opgewekt, verliet hij 3 October 1577 onder een vermomming den hofburg te Weenen, en was 28 October te Maastricht. Rudolf II hoopte dat zijn broeder slagen mocht, maar wilde er den naam niet van hebben; tegenover den gezant van Philips gedraagt hij zich of hij van niets geweten had. Aerschot, nu stadhouder van Vlaanderen, liet, zoodra hij van Matthias' vertrek uit Weenen bericht had, den knaap door dit gewest als landvoogd erkennen. Een plan tot oplichting van Oranje, dien men ervan verdacht de aanneming van Matthias te zullen tegenwerken, bestond even- | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 87]
| |||||||||||||||||||||||||||
eens; Oranje voorkwam de uitvoering, door zich van Brussel naar Antwerpen te begeven (23 October). Juist te voren had de brusselsche burgerij zijne verheffing tot ruwaard van Brabant afgedwongen. De oostenrijksche regeering had nimmer een stadhouder van Brabant willen aanstellen: de landvoogd zelf vervulde de stadhouderlijke functiën in het gewest waarbinnen hij resideerde. In den tijd der oppositie tegen Granvelle had Brabant sterk op de benoeming van een ‘ruwaard’ aangedrongen, maar Granvelle had die steeds tegengehouden om dezelfde reden waarom zij door de oppositie verlangd werd: dat daarbij eene keus uit de voornaamste edelen van het gewest niet te vermijden ware geweest; - en de voornaamste edelen waren Bergen en Oranje. Zoodra nu de Brusselsche burgerij van de nadering van Matthias vernam (9 October had Aerschot die in de Staten-Generaal aangekondigd)Ga naar voetnoot1) besloot zij het plan der groote heeren te doorkruisen door bij de Staten van Brabant de benoeming van Oranje tot ruwaard aanhangig te maken, die voorkomen zou, dat Brabant geadministreerd zou worden door een door Aerschot beheerschten aartshertog. Het lid der steden keurde onmiddellijk den voorslag goed, adel en geestelijkheid maakten bezwaar, maar werden tot toegeven gedwongen, en 22 October werd de benoeming door de Staten-Generaal bekrachtigd. Met zich (den 20sten September) het gouvernement van Vlaanderen te doen toewijzen had Aerschot bedoeld te voorkomen, dat ook dit gewest onder den invloed van Oranje geraakte, waartoe gevaar bestond: te Gent was het getal der teruggekeerde calvinisten bijzonder groot, en zij konden er rekenen op de hulp van Oranje's troepen, indertijd naar Gent gezonden om het kasteel te helpen bedwingen en die nog altijd in de stad lagen. Zoodra nu Aerschot Oranje's benoeming tot ruwaard van Brabant vernam, deed hij daartegen door de Staten van Vlaanderen protest inbrengen. Dit bracht de Gentsche orangisten, onder wie zich Rijhove en d'Hembize onderscheidden, in beweging. Rijhove vertrok naar Antwerpen om Oranje zijn plan tot een staatsgreep voor te leggen; Oranje zelf verbond zich niet tot goedkeuring, bejegende zelfs, om tegen alle mogelijkheden gedekt te zijn, het voorstel met | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 88]
| |||||||||||||||||||||||||||
schouderophaling, maar Marnix beduidde Rijhove dat hij zijn gang kon gaan. In den nacht van 28 op 29 October werden Aerschot, de bisschoppen van Brugge en van Ieper, de edelen Rassenghien en Sweveghem, de hoogbaljuw van Gent, eenige leden van den Raad van Vlaanderen waaronder Jacob Hessels, gewezen lid van den Bloedraad, van het bed gelicht; tegelijk werden wapenen uitgedeeld aan een door Rijhove geworven bende van 300 man. Niemand roerde zich, en den 1sten November werd de stad onder een comité van achttien gesteld, naar het Brusselsche voorbeeld. Wat intusschen met Matthias te doen? Aerschot had hem geroepen maar nu deze hem niet inhalen kon, wilde hij ook wel verwelkomd worden door Oranje. De Staten-Generaal hadden op Aerschots mededeeling van den 9den October besloten, dat den aartshertog eene stad buiten Brussel - achtereenvolgens werden genoemd Bergen in Henegouwen, Nijmegen, Lier - ten verblijf zou worden aangewezen, tot tijd en wijle men zou hebben kunnen besluiten of men hem tot landvoogd aan zou nemen, en op welke voorwaarden.Ga naar voetnoot1) Gecommitteerden der Staten-Generaal geleidden hem inderdaad van Maastricht naar Lier, waar hij den 1sten November aankwam. Daar echter kort daarna te Lier de pest uitbrak, begaf hij zich bij Oranje, te Antwerpen (11 November). Nu heeft Oranje het spel werkelijk in de hand. De Staten-Generaal volgen eenigen tijd lang zijne leiding; ook Aerschot, vóór het eind van November geslaakt, verzet zich naar allen schijn niet langer. 7 December wordt Don Jan vijand des lands verklaard; 10 December, de Unie van Brussel opnieuw afgekondigd, maar zóó gewijzigd, dat zij thans de Pacificatie naar den zin der orangisten interpreteert, immers de onderteekenaars verbinden zich ‘à ne point grever ou endommager ceux qui, s'étant retirés de la religion catholique romaine, se sont par la dite pacification unis avec eux, comme aussi iceux assurent n'avoir été ni être leur intention de violer, grever ou endommager ceux de la dite religion catholique romaine, ou, par aucun attentat, empêcher ou détourber l'exercice d'icelle.’Ga naar voetnoot2) | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 89]
| |||||||||||||||||||||||||||
Hier bevindt men zich op de middaghoogte van 's prinsen leven. Hij schijnt het wezenlijke te zullen bereiken van 't geen waarvoor hij nu tien jaren strijdt: Nederland te vereenigen door er den geloofshaat aan banden te leggen. 's Lands algemeenste vertegenwoordigingGa naar voetnoot1) aanvaardt zijn kerkelijke politiek, een politiek die de eeuw vooruit is, en daarom niet heeft mogen slagen. Het zou thans in zijne macht hebben gestaan, Matthias weer te doen verdwijnen. Beter politiek leek het, hem nu, juist nu, te doen blijven. Persoonlijk volstrekt onbeduidend, verlangde Matthias slechts den schijn der macht; hij bleek overigens klei in Oranje's hand. Hem dien schijn te laten kon er althans toe medewerken de katholieken te doen berusten, en hen terughouden van eene verzoening met Don Jan. 9 December noodigen de Staten-Generaal Matthias uit, bij provisie de landvoogdij te aanvaarden, op den volgende voorwaarden: hij moet den eed doen aan Staten-Generaal en koning (overigens wordt in de voorwaarden van den koning geen gewag gemaakt); Staten-Generaal en -provinciaal vergaderen buiten oproep zoo dikwijls zij verkiezen; de landvoogd oefent het bestuur uit gezamenlijk met den Raad van State (die dus van adviseerend, mederegeerend wordt) en gedraagt zich naar het gevoelen der meerderheid van den Raad; de Raad wordt benoemd door de de Staten-Generaal; andere benoemingen geschieden door landvoogd en Raad onder bekrachtiging der Staten-Generaal; in tijd van oorlog wordt den landvoogd een krijgsraad toegevoegd, benoemd door de Staten-Generaal; de landvoogd gedraagt zich naar het gevoelen der meerderheid van den krijgsraad; de landvoogd mag geen plakkaten uitvaardigen, oorlog verklaren, vrede sluiten, belasting heffen dan met goedvinden der Staten-Generaal, die van hun zijde over deze zaken te raden zullen gaan met de aanzienlijksten en de gemeente, daar wat een ieder aangaat, ook door een ieder moet worden goedgekeurd. Matthias ontvangt een wedde van 120.000 gulden 's jaars om den staat op te houden die de vorsten ‘van den ouden huize van Bourgondië’ gewoon zijn geweest te voeren.Ga naar voetnoot2) | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 90]
| |||||||||||||||||||||||||||
Nederland zal dus blijven noch monarchie, noch republiek, zooals Granvelle het gevonden hadGa naar voetnoot1), maar toch merkbaar ontwikkeld in republikeinsche richting. Kon deze staat op zichzelf bestaan? Wie waren die Staten-Generaal, waarop thans zooveel neer moest komen? Een congres, waarvan de samenstelling ieder oogenblik wisseldeGa naar voetnoot2), waar ieder gewest, aanzienlijk of niet, één stem uitbracht, waar de gedeputeerden telkens opnieuw de goedkeuring hunner lastgevers moesten voorbehouden, waar slechts adel, geestelijkheid en groote steden vertegenwoordigd waren, waar men veeal gewichtige beslissingen verschoof tot eindelijk een besluit viel onder pressie 't zij van een kabaal van edellieden, 't zij van een opgeworpen vertegenwoordiging der ‘gemeente’. Wat met de benoeming van den Raad van State geschiedde, was hier al dadelijk een bewijs van. Op een met medewerking van Oranje tot stand gekomen groslijst was, in den geest der herziene Unie van Brussel, althans één calvinist, Marnix, geplaatst; ook kwam de advocaat Liesvelt, hoofd der Brabantsche ‘patriotten’, er op voor. Bij de stemming op 21 December vielen Marnix en Liesvelt af en werden daarentegen aan de burgerij weinig aangename candidaten als Leoninus, Sasbout, d'Havré en Champagney gekozen.Ga naar voetnoot3) Doch onmiddellijk brengt deze uitslag de Brusselsche ‘achttien’ op de been die 22 December voor de Staten-Generaal verschijnen met een protest tegen de benoeming van Leoninus en Champagney, alleen mogelijk doordat Mechelen, Doornik, het Doorniksche, Valenciennes, minuscule ‘provinciën’ elk maar vertegenwoordigd door een stadspensionaris of griffier, evenveel stem uitbrengen als een ‘état entier et principal’ zooals Brabant, Vlaanderen, Holland zijn. Slechts één Brabander, niemand voor Holland, ja niemand uit het geheele Noorden in den Raad benoemd! Het ware zaak, de provinciën invloed in den Raad te geven naar het gewicht dat ieder voor de generaliteit bezat.Ga naar voetnoot4) Gevolg: de Staten-Generaal stemmen nog eens over, | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 91]
| |||||||||||||||||||||||||||
met het resultaat dat Champagney uitvalt en Marnix en Liesvelt gekozen worden.Ga naar voetnoot1) De brusselsche gemeente gaat verder. Reeds 9 December had zij afschrift verlangd van de voorwaarden opgemaakt voor Matthias, opdat zij daarover zou kunnen beraadslagen, ‘déclarans, comme ils ont été trompés par la trop légère réception de don Jehan, qu'ils ne recevraient le dit seigneur Archiduc sans avoir préalablement résolu sur lesdits articles.’Ga naar voetnoot2) Het afschrift wordt hun verleend, waarop zij 2 Januari 1578 komen vertoogen dat Oranje tot luitenant-generaal van Matthias behoort te worden aangesteld, ‘à cause’, verduidelijken zij hun verzoek 6 Januari, ‘que les Espagnols sont les principaux ennemis de ces pays, et monseigneur le prince des principaux ennemis des Espagnols.’Ga naar voetnoot3) Ook Elisabeth's agent dringt op Oranje's benoeming aan, waartoe de Staten-Generaal 8 Januari, bij meerderheid van stemmen, overgaan.Ga naar voetnoot4) 18 Januari volgt Matthias' intocht te Brussel, Oranje aan zijn zij; den 20sten leggen beiden den eed aan de Staten-Generaal af, en Matthias beproeft zelfs niet, iets te doen, dan wat Oranje verkiest.
Maar reeds heeft de man den Nederlandschen bodem betreden, die door veldheerstalent en geschikte hanteering der zich daartoe leenende godsdienstige en conservatieve krachten de bevestiging van het patriotisme in het Zuiden zal beletten, en Oranje doen tuimelen van de hoogte, thans bereikt. De geschiedenis der jaren die hem nog resten zal die van zijn worsteling met Parma zijn; een strijd die hem, ondanks wonderen van vinding en beleid, in het eind naar het Noorden terugwerpt, en zelfs daar niet veilig laat.
In het begin van September 1577 eerst heeft de koning den markies van Ayamonte, gouverneur van Milaan, verlof gegeven de Spaansche troepen, uit de Nederlanden aangekomen, weder daarheen te doen vertrekken. De voorhoede, 3000 man | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 92]
| |||||||||||||||||||||||||||
voetvolk en 15 kornetten ruiterij, verscheen begin December in Luxemburg. Waarom haar niet, eer het gros volgde, onmiddellijk op het hoofd geslagen? Daartoe ontbrak het het Statenleger, tegen Namen op den rechter Maasoever geconcentreerd, aan artillerie, aan cavalerie, aan geld, en vooral aan offensieven geest. Het was geen goed bewerktuigde eenheid. Het bestond uit 51 vendels Walen, 6 vendels Duitschers en 17 vendels Schotten, deze laatsten een geschenk van Oranje. Tezamen 20.000 man, maar de Schotten, ijverige protestanten, gingen met de anderen kwalijk samen, en Philippe de Lalaing, de opperbevelhebber, had geen prestige. Hij behoorde tot den hoogen adel, en was Oranje en de patriotten slecht gezind. In het begin van Januari '78 kwam Alessandro Farnese met het gros der Spanjaarden, en met Italiaansche troepen, bij Don Jan aan, en Mansfeld met 4 à 5000 man, met ondersteuning der Guise's in Lotharingen geworven. Ook Don Jan beschikte nu over een 20.000 man, waaronder 2000 man ruiterij. De achterhoede van het Statenleger, dat juist bezig was van stelling te veranderen, werd 31 Januari bij Gembloux, geheel onverhoeds, door de Spaansche ruiterij overvallen. Zij hield geen stand, en Farnese kreeg van Don Jan verlof nu ook de Staatsche hoofdmacht aan te tasten. Van een schermutseling ontwikkelde zich de ontmoeting tot een veldslag; de vluchtende Staatsche achterhoede bracht haar gros mede in wanorde, en ondanks dapper standhouden van een troep Walen onder Montigny, van de Schotten onder Balfour, loste zich ten slotte het geheele Staatsche leger in een wilde vlucht op, tot onder de muren van Brussel en Geraerdsbergen. 5 Februari '78 sloten zich Staten-Generaal, Matthias en Oranje binnen Antwerpen op. De patriotten riepen van verraad. Op den dag van het treffen waren Lalaing en velen zijner kolonels te Brussel geweest, voor de bruiloft van een der hunnen, den heer van Berzeele; - het is blijkbaar genoeg, dat niets dan zorgeloosheid in het spel was geweest, maar met zorgeloosheid weerstond men een Farnese niet: terecht dus had Lalaing alle crediet verloren. Het Staatsche leger herstelde zich niet; iedere stad dacht nu slechts aan haar eigen behoud, en vroeg om een garnizoen. Holland en Zeeland zonden hun eigen troepen tot voor Ant- | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 93]
| |||||||||||||||||||||||||||
werpen, tot dekking van prins en regeering; zij behoefden daartoe niet zóó ver van huis, of zij konden in geval van nood tijdig worden teruggeroepen; ze met het verloopen Statenleger te amalgameeren, was buiten kwestie. Don Jan vervolgde zijn voordeel aanvankelijk met energie, doch zijn leger was niet zóó talrijk, of de bezettingen die ook hij, naarmate hij vorderde, moest achterlaten, verminderden alras de hoofdmacht in zoo sterke mate, dat aan een beleg van Brussel of Antwerpen niet meer te denken viel. Hijzelf bezette Leuven, Tienen, Aerschot, Diest en Leeuw; Mansfeld Nijvel (eerst na het viermaal te hebben aangevallen); Octavio Gonzaga een gedeelte van Henegouwen (Roeulx, Soignies, Binche, Chimay, Philippeville), Farnese de landen van Overmaze.
Met de ontreddering van het Zuiden staat de uitbreiding van Oranje's invloedssfeer in het Noorden in scherpe tegenstelling. De toestand van Amsterdam, dat zijn satisfactie niet had willen vragen en nu van alle kanten omsingeld en van het verkeer afgesloten was, werd onhoudbaar. 8 Februari 1578 ging het eindelijk tot den prins over. Het vergelijk hield in, dat alleen de katholieke eeredienst in de stad zou worden geduld; onmiddellijk buiten de poorten evenwel mochten de protestanten godsdienstoefening houden. Ballingen zouden vrijelijk in de stad mogen terugkeeren. De soldaten thans in dienst der stad, zouden worden afgedankt, en nieuwe burgervendels uit de ingezetenen geformeerd worden. Onmiddellijk stroomden Amsterdamsche ballingen uit de Hanze- en Oostzeesteden toe, en vonden voor hun verlangen, zelf in de stadsregeering te worden opgenomen, steun bij de nieuw geformeerde schutterij, die in meerderheid uit onroomschen bestond. De roerigste balling was Willem Bardes, zoon van een schout van Amsterdam, die sedert den opstand onder Sonoy had gediend. Na een opruiende preek buiten de stad door den gewezen abt Thomas van Thielt gehouden, werd 26 Mei het stadhuis ingenomen en de overheid gearresteerd, in schepen geladen en buiten de stad gebracht; hetzelfde lot ondergingen de bij de hervormden zeer gehate minderbroeders. De schutterij koos een nieuwe vroedschap en deze een nieuwen magistraat; onder de nieuwe burgemeesters was Willem Bardes. Sedert zijn | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 94]
| |||||||||||||||||||||||||||
de calvinisten meester ook te Amsterdam, doch het zijn calvinisten van de rekkelijke variëteit: aan lutherschen en doopsgezinden wordt een ruime mate vrijehid gelaten; ook katholieken mogen hun godsdienst uitoefenen, mits niet in openbare gebouwen. - 29 Mei heeft te Haarlem een anti-katholiek tumult plaats: de beelden worden gebroken en een priester ongebracht. Tot herstel der rust vertrekt een deputatie der Staten naar de stad, die de moordenaars executeert. Later gaan ook te Goes de kerkgebouwen in handen der calvinisten over. Al wat naar inquisitie zweemt blijft echter uitgebannen. Tot meerder zekerheid voor eigen bestaan begonnen in dezen tijd Holland en Zeeland steden, buiten hun gebied gelegen, met hunne troepen te bezetten: Bergen op Zoom, Breda, zelfs eenigen tijd Roermond, en toen men dit wegens de nadering van Mondragon moest ruimen, Venlo. Men ziet dat Holland ook op dekking van zijn achterland Gelre bedacht is, waar in het begin van '78 's prinsen broeder Jan van Nassau tot stadhouder was aangezocht;Ga naar voetnoot1) een post, door hem na eenige aarzeling in Juni '78 aanvaard.Ga naar voetnoot2) IJverig protestant, heeft Jan van Nassau er bovenal zijn werk van gemaakt, de provincie voor de hervorming te winnen, een werk waarin hij aanvankelijk vrij wat tegenstand bij de geprivilegieerde standen ontmoette, doch ten slotte, niet zonder de hulp van protestansch krijgsvolk, slagen mocht. Ettelijke pastoors gingen met hun geheele parochie tot de hervorming over, en bleven als predikanten aan; zonder wanordelijkheid werden de beelden weggenomen, en voor de mis trad de preek in de plaats.
Verbeterde dus het vooruitzicht op behoud, in ieder geval, van het Noorden als laatste toevlucht der Nederlandsche vrijheid, ook het Zuiden behoefde geenszins te worden opgegeven, indien het gelukken mocht met buitenlandsche hulp Don Jan terug te drijven. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 95]
| |||||||||||||||||||||||||||
Van het Rijk was niets te hopen; Marnix' oratorie klonk op den rijksdag te Worms (7 Mei '78) te vergeefs. Elisabeth bleef voor en na van een formeele alliantie afkeerig, niet van het aanbrengen van tegenwicht tegen mogelijken Franschen invloed. Zij stelde geld beschikbaar om Joan Casimir van de Palts in dienst te nemen, hetgeen 29 Mei '78, met aanbod van zitting in den Raad van State, geschiedde. Het was zeer tegen Oranje's zin dat de koningin een zoo eigenzinnig warhoofd als Joan Casimir tot haar luitenant aanwees; hij had gehoopt dat het de graaf van Leicester had mogen wezen. Het was hem bekend dat de paltsgraaf, volijverig calvinist, een groot vijand was van zijn ideaal van religievrede. Reeds kwamen uit de Palts predikanten over als gangmakers der anti-katholieke actie die men van hun vorst verwachten mocht. Maar de militaire situatie was van dien aard, dat men geen hulp, van waar dan ook aangeboden, afslaan mocht. Waarin men Elisabeth geen genoegen gaf, was, terwille van haar indirecte hulp, nu alle betrekking met Anjou af te breken. In 1576 had de katholieke meerderheid van dezen niet willen wetenGa naar voetnoot1); hij gold toen voor half of driekwart hugenoot, en had zich ook van hugenootsche agenten bediend om in de Nederlanden voor zich te doen werken; maar sedert had hij zich van de hugenooten afgekeerd, en, door bemiddeling van zijn aanminnige zuster, de koningin van Navarre, die, onder schijn van een badreis naar Spa, in den zomer van '77 een propagandareis in zijn belang naar de Nederlanden had ondernomen, den steun van Philippe de Lalaing verworven. Aerschot en Lalaing waren toen de aanzienlijksten onder den hoogen adel van het Zuiden; beiden op Oranje ten hoogste naijverig, maar ook op elkander. Gelijk Aerschot, om Oranje van de plaats te dringen, Matthias had doen komen (maar door Oranje was vergauwd), hoopte nu Lalaing zich tegen Oranje van Anjou te kunnen bedienen. Een alliantie van Frankrijk met de katholieke partij in het Zuiden zou voor Oranje's politiek de doodsteek zijn geweest; hij werkte die dan ook naar vermogen tegen, door Anjou, ter waarschuwing, een zijner vertrouwden, de Lumbres, toe te zenden. Anjou, die, als hij kiezen moest tusschen Lalaing en Oranje, Oranje voor den sterkeren hield van de | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 96]
| |||||||||||||||||||||||||||
twee, gaf 16 November 1577 den prins de verzekering, dat hij diens advies op den hoogsten prijs stelde en voornemens bleef zich daarnaar te blijven richten.Ga naar voetnoot1) Doch juist op dit oogenblik konden, door den loop dien Oranje aan de zaak-Matthias had moeten geven, noch hij noch de Staten openlijk iets voor Anjou doen; voor een tweeden landvoogd was naast Matthias geen plaats, en zoo bleef als verklaard partijganger van Anjou in het begin van '78 alleen Lalaing over. Na den slag bij Gembloux was deze, verbitterd, naar zijn gouvernement Henegouwen teruggekeerd. Hij had daar handen vol werks om de Spanjaarden, die zijn provincie waren binnengevallen, tegen te houden, en riep in Maart de hulp van Anjou in, met belofte hem eenige Henegouwsche steden in handen te zullen stellen.Ga naar voetnoot2) En inderdaad zendt Anjou hem troepen toe, die op eenige plaatsen in Henegouwen in garnizoen worden gelegd. Beteekent dit dat Anjou de partij der vijanden van Oranje heeft gekozen? Deze vreest het en doet Lalaing door de Staten verbieden, vreemde troepen binnen te laten zonder verlof van den aartshertog. Nu bruskeert Anjou de zaak, verschijnt zelf 13 Juli te Bergen en bericht vandaar aan de Staten-Generaal dat een leger hem volgt, en dat hij het te hunner beschikking wil stellen. Oranje moet kiezen of deelen. Anjou bij het woord te nemen schijnt het beste middel om hem uit de verbinding met Lalaing los te wikkelen; ook kan een katholiek legerhoofd een gewenscht tegenwicht vormen nu men eerlang Joan Casimir te wachten heeft. Natuurlijk zal men Anjou aan voorwaarden binden. Oranje laat door Marnix en Liesvelt een tractaat opstellen dat hem zal worden voorgelegd en dat 13 Augustus de goedkeuring der Staten-Generaal verwerft. De hertog zal gedurende drie maanden, op zijn eigen kosten, 10.000 man voetvolk en 2000 ruiters ter beschikking houden van de Staten-Generaal. Hij zal den titel voeren van ‘Beschermer der Nederlandsche vrijheid’, zich niet inlaten met het bestuur des lands, geen vrede of bestand sluiten zonder toestemming der Staten. Indien dezen mochten besluiten van landsheer te veranderen, zal Anjou de voorkeur hebben. Indien daarentegen een vrede met Philips II tot stand komt, zullen | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 97]
| |||||||||||||||||||||||||||
den hertog zijn uitgaven worden vergoed en zal hij aanspraak hebben op eene aan zijn rang geëvenredigde ‘reconnaissance.’Ga naar voetnoot1) Vijf dagen later neemt de hertog niet alleen de artikelen aan doch verbindt zich bij geheime overeenkomst tegenover Oranje niets tegen den gereformeerden godsdienst te zullen ondernemen, en te zullen bevorderen dat de provinciën waarin deze tot dusver niet is toegelaten, zoo de Staten-Generaal die toelating mochten gebieden, zich deswege niet van de generaliteit afscheiden.Ga naar voetnoot2) Ten tweede male heeft Oranje's overwegend talent thans een tegen hem gesmeden toeleg doen mislukken. Het uit Gembloux geboren gevaar schijnt afgewend. Don Jan heeft van Philips geen versterking ontvangen en zich niet buiten het aanvankelijk gewonnen gebied kunnen ontplooien. Een aanval op Antwerpen, 31 Juli '78, was afgeslagen. Nu Joan Casimir in aantocht was van het Noorden, Anjou van Frankrijk uit, achtte hij het geraden zich naar een kamp onder Namen terug te trekken. Hij sleept daar een ziek lichaam heen en een ziekeren geest; totaal ontmoedigd is hij er 1 October 1578 overleden. Het commando liet hij na aan Farnese. Oranje, naar allen schijn in het gouvernement bevestigd, krijgt ruimte te beproeven wat zijne politiek der godsdienstige verdraagzaamheid voor het land vermag.
Het katholicisme der Zuidelijken was meer een gewoonte dan een overtuiging. Zij wilden er geen afstand van doen, maar hadden er zich niet in verheugd dat Alva een bloedigen oorlog begon om het anderen, die het niet verkozen, met de wapenen op te leggen. Hij en Requesens en Don Jan hadden zich in die mate voorgedaan als verdedigers van het katholieke geloof, dat de haat dien zij opwekten noodzakelijkerwijs op de geestelijkheid terugviel. Hoe dikwijls had men haar bereid gevonden het nationaal belang achter te stellen bij dat van den katholieken koning; - hoe fier was, daarbij vergeleken, de houding van het protestantsche Noorden geweest! Toen de Pacificatie geteekend werd bestond er, zoo te zeggen, in het Zuiden geen protestantsche partij: al wie daartoe in 1566 be- | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 98]
| |||||||||||||||||||||||||||
hoord had, was ter dood gebracht of uitgeweken. Wel bestond er onder de lagere klassen der uitgemergelde, jaren lang verdrukte steden een anticlericale kern, waaruit zich de partij der patriotten vormt. De natuurlijke, de noodzakelijke bondgenooten van Oranje, die zonder ophouden, met alle middelen en met alle krachten, het verzet tegen Philips II leidt. Er was weinig noodig om deze partij, die in adel, patriciaat en geestelijkheid haar tegenstanders vindt, tot een extreem, intolerant calvinisme te doen overglijden. De revolutionnaire houding waarin zij zich plaatsen moet doet haar naar energieke leiding omzien; waar vindt zij die gereed dan bij de terugstroomende calvinistische ballingen, anti-paapsch en anti-spaansch bij uitstek? Door politieken hartstocht bewogen, gaat deze partij de kerk verlaten om zich te krachtiger tegen den spaanschen aanhang te kunnen keeren. Diepen wortel slaat in deze gemoederen het nieuwe geloof niet, dat niet uit zielsbegeeren verkozen wordt, na innerlijken strijd, maar uit weerzin tegen de maatschappelijke orde waarin de katholieke kerk vervlochten zit. De bekeering is te plotseling om niet wankel te blijven. De aanslag van 28 October 1577 had Gent in handen van Rijhove en d'Hembize geleverd. Van schrik verlamd, hadden schepenen en Raad van Vlaanderen geen vinger uitgestoken om dit te verhinderen. De Carolina van 1540 was er op zij gezet, de burgerij opnieuw in de drie leden van poorters, wevers en neringen georganiseerd, de keus der gildendekens bepaald als vanouds. Doch dit alles was slechts het scherm waarachter het nieuwe werd voorbereid; het middel om de rijke en trouw-katholieke burgeraristocratie van het kussen te stooten. Zoodra dit gelukt is treedt de nieuwe werkelijkheid in de gedaante der XVIII naar voren. De wezenlijke regeeringsvorm van Gent is voortaan de demagogische dictatuur. Het waren volstrekt niet alleen teruggekeerde Gentsche ballingen die de talrijke, actieve en geëxalteerde groep der Gentsche ijveraars uitmaakten.Ga naar voetnoot1) De onmiddellijke nabijheid van Zeeland, het gemakkelijke verkeer langs het (niet langer gesloten) kanaal van Terneuzen, de zekerheid dat zij in een | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 99]
| |||||||||||||||||||||||||||
stad, door troepen van Oranje bezet, niet zouden worden gemolesteerd, maakte Gent tot étape voor een aantal Vlaamsche, Brabantsche en Waalsche vluchtelingen die nog niet zeker waren of zij in de steden hunner herkomst reeds veilig konden terugkeeren, maar niets vuriger begeerden dan die zekerheid verwezenlijkt te zien, en dus bittere vijandschap gevoelden tegen ieder die haar bestreed of uitstelde. De toeloop van deze elementen vermeerderde na de gebeurtenis van October '77 nog aanzienlijk: vluchtelingen op terugkeer van heinde en ver: uit Holland, uit Duitschland, uit Engeland. Er zijn er onder die tijdens hun verblijf onder de rebellen in de behandeling van publieke zaken zijn geschoold, en gemakkelijk dringen zij in het door de XVIII beheerschte stadsbestuur door. Het eerste gevolg is dat Gent geen belasting aan de generaliteit betaalt, maar het geld besteedt aan de schepping van een eigen defensiewezen. Onmiddellijk krijgt deze zaak een anticlericalen bijsmaak. Monniken en nonnen worden aan het schansgraven gezet; kerksieraden moeten naar de munt om versmolten te worden. Priesters durven zich niet meer in het geestelijk kleed op straat vertoonen. In Januari komt uit de Palts Dathenus over, andere predikanten volgen, en weldra is, in strijd met de Pacificatie, een calvinistische gemeente georganiseerd. De Raad van Vlaanderen wil tusschenbeide komen, maar de XVIII nemen eenige van zijn leden gevangen, en de vertoogen der Staten-Generaal slaat men in den wind. Gent voelt zich sterk in het bezit zijner gijzelaars, waaronder twee bisschoppen en twee voorname heeren.Ga naar voetnoot1) De magistraat begint met de preek toe te staan; weldra zal hij verder gaan en de mis verbieden. In Mei breekt men de kerken binnen, ontdoet ze van kruisen en beelden, en maakt ze met de witkwast tot den calvinistischen eeredienst geschikt. In werkelijkheid bestond de meerderheid der bevolking niet uit overtuigde calvinisten,Ga naar voetnoot2) maar zij liet hen uit papen- en spanjolenhaat begaan. Zelfs volgt zij hen (want de geheele burgerij is gemilitariseerd) op expeditiën naar buiten. In | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 100]
| |||||||||||||||||||||||||||
Maart wordt een bezoek gebracht aan Kortrijk, aan Hulst en aan Brugge, de katholieke magistraat er af- en een comité van XVIII ingesteld. Later ondergaat Ieper dezelfde bewerking. In den zomer wordt er behalve in die gezuiverde steden, ook al te Aalst, te Eecloo, te Dendermonde, te Deinze, te Oudenaarde, te Meenen, in een aantal vlekken en dorpen gepreekt. Alles in weerwil van de Pacificatie. Zou het Zuiden niet in een godsdienstoorlog gedompeld worden, de ‘orde op de religie’, bij dat stuk aan de Staten-Generaal voorbehouden, kon geen oogenblik langer worden uitgesteld.
De actie der Gentsche calvinisten kwam Oranje niet gelegen; zij kon de katholieken van de nationale zaak afkeerig maken. Verloochenen kon hij haar niet: hadden de calvinisten in het Zuiden geen recht, wat was dan het recht van den opstand in het Noorden geweest? Hij moest maatregelen beramen ter inleiding van die godsdienstige verdraagzaamheid die hem voorwaarde scheen tot het bestaan van den Nederlandschen staat. Aan den Duitschen godsdienstvrede had men als voorbeeld niets: daar berustte de beslissing, welke godsdienst de onderdanen uitsluitend te oefenen zouden hebben, bij den landsheer. De Fransche verdraagzaamheids-edicten bevatten elementen die op de Nederlanden bezwaarlijk toepasselijk waren te maken: het voorrecht der ‘haults justiciers’, het inrichten van ‘places de sûreté’, het toestaan van den hervormden eeredienst in twee localiteiten per baljuwschap. Een Nederlandsch voorbeeld had men nog slechts gehad in de plaatselijke godsdienstvredes, in 1566 door den magistraat in eenige Zuidnederlandsche steden afgekondigd.Ga naar voetnoot1) Inderdaad viel nu, als toen, voorziening te treffen in de vreedzame gelijktijdige uitoefening van beide eerediensten in eenzelfde stad of gewest. Van de predikanten in 's prinsen tegenwoordige omgeving waren er twee, Villiers en Taffin, bij die pogingen van 1566 betrokken geweest. Doch in één opzicht konden de regelingen van 1566 onmogelijk als voorbeeld dienen: de locale autoriteit die ze trof was toen gematigd katholiek, doch thans zou men in het Noorden en in Vlaanderen met calvinistische autori- | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 101]
| |||||||||||||||||||||||||||
teiten te maken krijgen die, waar zij ze reeds verboden hadden, nimmer uit zichzelf de uitoefening van den katholieken eeredienst opnieuw zouden toestaan. De regeling moest nu noodzakelijk uitgaan van de hoogste autoriteit des lands. 22 Juni werd de zaak aanhangig gemaakt door een request, waarbij de hervormden, krachtens besluit eener te Dordrecht gehouden synode van nederduitsche en walsche kerken, aartshertog en Raad van State om vrije uitoefening van hun eeredienst verzochten.Ga naar voetnoot1) Met medewerking van Duplessis-MornayGa naar voetnoot2) ontwierp hierop Oranje een geloofsvrede,Ga naar voetnoot3) die 8 Juli namens aartshertog en Raad bij de Staten-Generaal werd ingebracht. Zij verwierf daar geen meerderheid, doch de Staten zonden het ontwerp aan de provinciën toe. Het is er op aangelegd, de katholieken te winnen. Het calvinisme wordt er aangeduid als ‘religion prétendue réformée’, een kwaad dat men terwille van de eenheid tegenover den vijand te dulden heeft, tot het God behage gelegenheid te geven tot een algemeene nationale kerkvergadering, ‘et que par icelui, les deux parties librement oïes, autrement en soit conclu et déterminé.’ Vrijheid van eeredienst zal worden toegestaan waar minstens honderd gezinnen, één jaar ter plaatse gevestigd, haar aanvragen, of in kleine dorpen de meerderheid der bevolking. De magistraat verdeelt de kerkgebouwen. Buiten Holland en Zeeland mag op zon- en kerkelijke feestdagen geen werk worden verricht. De bijzondere regelingen, in Vlaanderen door de gentsche calvinisten tot stand gebracht, vervallen; de comité's van XVIII eveneens; de afgezette magistraten worden er hersteld en de gevangenen losgelaten. Beide gezinten hebben gelijke aanspraak op het bekleeden van ambten en gelijken toegang tot universiteiten, scholen en gasthuizen. Krachtens deze bepalingen zouden Holland en Zeeland worden gedwongen den katholieken eeredienst weder toe te laten, terwijl invoering van den hervormden eeredienst niet alleen in Namen en Luxemburg, waar nooit hervormden waren geweest, maar ook in Waalsch-Vlaanderen, Artois en | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 102]
| |||||||||||||||||||||||||||
Henegouwen, waarheen nog weinig uitgewekenen waren teruggekeerd, vrijwel onmogelijk bleef. Voor Brabant, Vlaanderen, Utrecht, Gelderland enz. evenwel ging de toezegging van 1576, dat aan den katholieken godsdienst niet zou worden geraakt, te niet. De geloofsvrede stelt zich niet op het standpunt, dat de moderne staat tegenover de kerkgenootschappen inneemt. Wanneer de kerkvergadering anders beslist zal de vrijheid ophouden. En zij zal volgens den droom der calvinisten anders beslissen, zij behoort het te doen: de paapsche afgoderij moet, volgens Calvijn, verdwijnen.Ga naar voetnoot1) De calvinist bedient zich van den geloofsvrede slechts, waar en zoolang hij in de minderheid is. De geloofsvrede is het bedenksel van den opportunist, die een in godsdienstig opzicht gespleten volksgemeenschap tegen den landsvijand weerbaar moet houden. Hij wijkt te eenenmale af van de Pacificatie, die het aan de Staten-Generaal voorbehoudt, orde op den godsdienst te stellen. ‘Ce n'est point le fait des législateurs ou gouverneurs politiques’, zegt thans een pamflet waarin men Oranje's denkbeelden terugvindt, ‘de se mêler de la religion quant à la substance d'icelle ou de contraindre quelqu'un à tenir l'une ou l'autre; mais leur doit suffire que tous les bourgeois de la ville puissent vivre en repos et amitié et qu'à nullui ne soit fait aucune violence, de quelconque qualité ou religion qu'il soit.’Ga naar voetnoot2) Hoe zich nu het pamflet den toestand voorstelt der partij die uiteindelijk door de kerkvergadering veroordeeld zal zijn? Niet als de rechtzinnige calvinist: van straf, van uitroeiing is bij den schrijver geen sprake. De veroordeelde partij behoudt haar burgelijke rechten, maar mag haar geloof niet meer propageeren.Ga naar voetnoot3) Nergens heeft de geloofsvrede instemming gevonden dan te Antwerpen, Oranje's verblijf, waar in Augustus '78 den calvinisten gebouwen tot uitoefening van hun eeredienst worden | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 103]
| |||||||||||||||||||||||||||
ingeruimd, in de stad Leeuwarden, waar hun de jakobijnenkerk wordt overgelaten; de Groninger Ommelanden hebben hen ook aangenomen. Utrecht verwierp op verlangen van het eerste lid, hoewel eenige edelen voor de aanneming stemden; in Gelderland ijverde Jan van Nassau voor de aanneming, maar kreeg de Staten niet mede, waarop de hervormden zich met hulp der troepen in het bezit van kerken stelden; in Holland en Zeeland was van aanneming geen sprake, en in de zuiver katholieke gewesten evenmin. Het meest fulmineerden de Gentsche calvinisten. Slechts goddeloozen kunnen de paapsche afgoderij beschermen, roept Dathenus uit; Oranje, die van godsdienst gelijk van kleed verandert, bekommert zich slechts om den Staat, en maakt van de nuttigheid zijn God.Ga naar voetnoot1) Terwijl Rijhove wat inbindt, spat Hembize te heviger uit; men spreekt er van zich te ‘kantonneeren’ op zijn zwitsersch; een tweede Genève te worden; het juk der generaliteit af te werpen.Ga naar voetnoot2) Men zal Joan Casimir, die iederen dag verwacht wordt, tegenover Oranje stellen, ja hem graaf van Vlaanderen maken.
De woede dezer Gentenaars doet in de Waalsche provinciën eene katholieke reactie opkomen. ‘De Walen’, verzekert de vaandeldrager der grootnederlandsche geschiedschrijving, ‘werden zich hun rasgemeenschap tegenover de onze bewust.’Ga naar voetnoot3) Welk een zonderling wanbegrip, in de actie der Malcontenten een anti-dietsche beweging te willen zien. Welke ‘nationalistische’ of ‘ras’-grief hadden de waalsche provinciën tegen de generaliteit, waaruit zij wegliepen, met mogelijkheid kunnen inbrengen? Zij brachten in dezen tijd in de Staten-Generaal zes stemmen uit tegenover Vlaanderen en Brabant elk maar één, en waren ook in den Raad van State ver boven hun beteekenis vertegenwoordigd. Beide collegiën beraadslaagden in het fransch. Was Oranje ‘dietsch’ partijganger? Zijn omgangstaal is het fransch; de kerk die hij bezoekt de waalsch-hervormde. In zijn omgeving zijn franschsprekenden en zelfs Franschen zeer ruim vertegen- | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 104]
| |||||||||||||||||||||||||||
woordigd: Duplessis-Mornay, La Noue, Languet. De waalsche provinciën hebben niet op Gent tegen als ‘dietsch’, maar als calvinistisch centrum. Hoe te verklaren dat uit één en denzelfden hoek in 1566 de calvinistische actie, en nu de katholieke reactie haar aanloop neemt? Doordat nergens door Alva zóó sterk gemoord is als juist te Valenciennes en te Doornik; doordat de vloten en legers der rebellen gereformeerde Walen telden bij duizenden, die in 1578 nog niet in de gewesten van hun herkomst waren teruggekeerd. Ondanks moord en uitwijking waren uit de waalsche provinciën zeker niet alle stille hervormden verdwenen: te Doornik zijn er in '78 nog een goed getal die om de vrije preek vragen.Ga naar voetnoot1) Zij zijn ook vertegenwoordigd onder de orangistische partij die zich na de Pacificatie te Atrecht even goed als te Brussel vormt: er verrrijst daar een comité van XV, klaarblijkelijke nabootsing der Brusselsche XVIII. Maar van den aanvang af staat die partij in de waalsche gewesten tegenover een zeer sterke tegenpartij, die, eer zij zich ‘de malcontenten’ noemde, de ‘johannistische’ partij heette, de partijgangers van Don Jan; de waalsche gewesten zijn dan de eenige waar de johannisten als partij te herkennen zijn; zij staan onder leiding van Matthieu Moulart (den bisschop van Atrecht) en van Jean Sarrasin (den abt van St. Vaast), en de adel behoort er toe haast zonder uitzondering. Van den adel kan dit niet verwonderen: alle calvinistische edelen zijn uitgeweken. Maar een abt? In Brabant zijn de abten een ruggesteun der nationale partij. Dit komt niet doordat Brabant ‘dietsch’ is, en Artois waalsch, maar hangt er ongetwijfeld mee samen, dat de dotatie der nieuwe bisdommen, de groote oorzaak der anti-spaanschgezindheid van vele katholieke geestelijken in het Zuiden, het ressort van het aartsbisdom Kamerijk veel minder diep beroerd heeft dan dat van het aartsbisdom Mechelen, dat, zelf nieuw, zes nieuwe bisdommen onder zich kreeg; - Kamerijk (dat oud was) maar één.Ga naar voetnoot2) Toestanden als de door Oranje | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 105]
| |||||||||||||||||||||||||||
geleide generaliteit duldde te Gent, waar een Aerschot was aangerand en twee bischoppen in de boeien bleven, maakten dezen kring van edelen en prelaten geheel afkeerig ‘du beau patriotage.’Ga naar voetnoot1) En zij hadden het in hun Statenvergaderingen voor het zeggen. In Henegouwen is maar één stad vertegenwoordigd: Bergen (want Valenciennes en Doornik zijn zelf ‘provinciën’); in Artois drie (Atrecht, St. Omaars, Béthune), die echter in deze geheel agrarische provincie niet tegen adel en clerus opwegen. Actief johannistisch verzet tegen de generaliteit begint in Febrauri 1578. Den 7den van die maand besluiten de Staten van Artois, het voorstel te doen tot sluiting der Staten-Generaal. Den Isten Maart doen zij een voorstel tot vrede met Don Jan, en 6 Maart sluiten de Staten van Henegouwen zich hierbij aan. Maar nu springt de vaderlandsche partij te wapen. 17 Maart, oproer te Atrecht: de schepenen in het stadhuis belegerd, tot zij het besluit der Staten gedesavoueerd hebben; de voorstanders van den vrede in hechtenis genomen. Te Béthune, Aire, St. Omaars, Douai, wordt dit voorbeeld nagevolgd. De advocaat Gosson te Atrecht, precies een man als Liesvelt te Brussel, komt welsprekend op voor de generaliteit: ‘se divisant ces provinces, c'était comme si de la main droite, ils démembraient leur bras gauche.’Ga naar voetnoot2) Men roept een uitgeweken calvinist, Ambroise Le Duc, gewezen watergeus, nu kapitein onder de rebellen, in de stad, en geeft hem bevel over de vijftien burgervendels der stad en een kornet van vijftig ruiters (Maart 1578). Nauwelijks is hij geïnstalleerd, of in zijn huis wordt preek gehouden. Zoodra het ontwerp van godsdienstvrede door de Staten-Generaal is rondgezonden wordt te Atrecht, Béthune, St. Omaars, Rijsel, Valenciennes, Doornik voor de vrije preek gepetitioneerd; te Valenciennes teekenen 206 personen, te Doornik ruim 800. ‘Le pot de terre,’ zeggen zij, ‘brisera le pot de fer.’Ga naar voetnoot3) Ten platten lande, in Artois en bij Rijsel, herleeft de hagepreek. ‘L'état ecclésiastique était réduit au désespoir, les gentilshommes tremblaient de peur, les riches citoyens des villes n'étaient guère assurés en leurs | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 106]
| |||||||||||||||||||||||||||
maisons.’Ga naar voetnoot1) Rijhove en Hembize hebben de hulp van een deel der ruiterij van Joan Casimir en van een deel hunner schotsche vendels toegezegd. Zij hebben Artois niet mogen bereiken: de muiterij van Montigny's krijgsvolk snijdt hun den weg af. De waalsche calvinisten, nu buiten verbinding met Gent, zullen worden opgerold.
Na de nederlaag bij Gembloux hadden de Staten-Generaal aan het hoofd van hun leger Lalaing vervangen door Boussu. Het is een geheel nieuw leger dat hij onder zijn bevelen krijgt, bijna geheel uit protestanten samengesteld: vendels door Holland en Zeeland geleend, Schotsche huurlingen, Hugenooten, de troepen van Joan Casimir. De waalsche regimenten bij Gembloux verslagen waren gedeeltelijk afgedankt; de rest lag in garnizoen in eenige steden van het Zuiden of schermutselde tegen Gonzaga in Henegouwen. Hun officieren Lalaing, Montigny, Melun, Egmond, Heeze, Champagney, bij de patriotten verdacht, beklaagden zich over achteruitzetting en wanbetaling en gaven er Oranje de schuld van. In April ging het regiment van de Heeze, dat binnen Maastricht lag, tot muiterij over. Een van de klachten dezer malcontenten is dat Boussu hun geen versterking zendt (hij heeft de handen vol met de beveiliging van Brussel en Antwerpen); in contrast daarmede verzekert echter Lalaing, dat hij in Henegouwen geen enkel niet-katholiek soldaat zal toelaten.Ga naar voetnoot2) Het geloofsverschil, dat de civiele rust belaagt, verscheurt nu ook de krijgsmacht. De commandant te Grevelingen, Valentin de Pardieu, sire de La Motte, verwijdert een van zijn eigen vendels uit de stad, omdat de kapitein het met Oranje houdt (8 April 1578). La Motte, in den dienst vergrijsd, had tegen de geuzen gevochten bij Oosterweel, en onder don Fadrique in Holland. In 1574 had Requesens hem commandant van Grevelingen gemaakt; hij had eigenlijk beter verwacht, en sloot zich in '76 bij de nationale beweging aan in de hoop op bevordering, die hij vooral van de voorspraak van Aerschot verwachtte. Doch bij de Staten-Generaal werd, in plaats van Aerschot, Oranje de | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 107]
| |||||||||||||||||||||||||||
alvermogende man. In het begin van '78 treedt hij met agenten van Don Jan in betrekking, zonder zich evenwel aan dezen onherroepelijk te verbinden. Hij houdt zich ter beschikking van den meestbiedende. La Motte is een bijzonder geval. De meeste malcontenten zijn jonge katholieke edelen van groote ambitie, die zich van de loopbaan die hun toekomt verstoken meenen te zien door den invloed van Brusselsche advocaten en Gentsche geestdrijvers. In den zomer trekt Champagney met een aantal hunner, Heeze, Berzeele, Bassigny, naar Brussel om tegen den geloofsvrede te protesteeren. De patriotten nemen hen gevangen en zenden Champagney naar Gent (19 Augustus). De overmoed der Gentenaars neemt toe, sedert Joan Casimir, op wien zoo lang gewacht was, eindelijk in het land was verschenen. Hij was, den Rijn af, naar de graafschap Zutfen getrokken, had daar lang op betaling gewacht voor volk, boven het door Elisabeth betaalde getal door hem in dienst genomen, maar had zich 26 Augustus met Boussu, voor Mechelen, vereenigd. Het gevaar, dat met hulp zijner troepen de calvinistische dictatuur ook in den waalschen Zuidhoek zal worden gevestigd, doet den bevelhebber der waalsche troepen in het Zuiden van Vlaanderen gelegerd, Emanuel de Lalaing, baron de Montigny, het initiatief nemen waartoe de Staten en hun opperbevelhebber niet bij machte, of onwillens schijnen te zijn. 1 October '78 stelt hij zich op te Meenen, aan de Leie, waar hij Rijsel dekt, en Ieper en Kortrijk, vooruitgeschoven posten der Gentenaars, bedreigt. Rijhove begrijpt het gevaar, en maakt zich tot den aanval op. Alva navolgende die vóór Jemgum Egmond en Hoorne onthalst, doet hij, eer hij uittrekt, de raadsheeren Hessels en Visch opknoopen (4 October). Den 5den verslaan hem, voor Kortrijk, Montigny's ‘paternosterknechten’. Joan Casimir snelt naar Gent (9 October). Sinds lang ontevreden op Oranje die hem naast Boussu de tweede rol doet spelen, grijpt hij de gelegenheid aan om zijne krijgsmacht (waaruit hij reeds te voren de Gentenaars versterkt had) geheel ter beschikking van het calvinisme te stellen. Maar ook Montigny krijgt hulp: Anjou, in den paltsgraaf, die zich met de gravenkroon van Vlaanderen vleit, den mededinger ziende, dankt 2000 voet- | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 108]
| |||||||||||||||||||||||||||
knechten en eenige ruiters af, die zich in dienst der malcontenten begeven. Hij zond Bonivet naar Gent, om te bewerken dat men hem, Anjou, een scheidsrechterschap tusschen calvinisten en malcontenten opdroeg; maar dit werd afgeslagen. Hij had steeds geweigerd zich met het leger van Boussu te vereenigen, maar inruiming van steden verzocht die hem bij uitsluiting zouden worden overgelaten; toen hij die niet verkreeg kwam hij Henegouwen niet uit, waar zijn krijgsvolk weinig tegen den vijand uitrichtte maar tegen de bevolking veel moedwil bedreef, zoodat zij hartelijk verlangde van hem ontslagen te wezen. In Henegouwen roept onderwijl de stadhouder Lalaing de Staten bijeen; zij beramen hoe een einde te stellen aan een ondragelijk geworden toestand, ‘non pas pour attenter chose nouvelle et contraire au bien de la cause commune, mais sous protestation bien expresse de se maintenir et conserver suivant les termes de la Pacification et Union contre la plus que barbare insolence et tyrannie, excédant l'espagnole, des sectaires et leurs adhérens, et obvier à l'extinction et anéantissement qui se prétend de notre sainte foi et religion, de la noblesse et généralement de tout ordre et état.’Ga naar voetnoot1) Dus nog geen opzegging van de generaliteit, maar deze terug te schroeven tot den toestand van 1576, alsof dit mogelijk ware! Doch dit is een verklaring voor de generaliteit bestemd: tot de bondgenooten waarop gerekend wordt spreekt men anders. Tegelijkertijd (midden October) immers wordt den Staten van Artois het aangaan eener liga voorgeslagen, ‘ce que une fois empris et mis en lumière, n'est à douter que les catholiques déchassés et oppressés, mêmement plusieurs quartiers et villes catholiques, dont y en a encore beaucoup à tous côtés, se déclareront et joindront aussi et y assisteront de tous leurs moyens et puissances.’Ga naar voetnoot2) Het is geen rasbewustzijn, maar katholiek bewustzijn dat hier spreekt. Men denkt niet over een waalsch ‘kantonnement’, maar hoopt, met hulp van gelijkgezinden, de generaliteit weder katholiek te maken: doel is ‘la conservation et exécution de la première Union tant solemnellement avouée et | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 109]
| |||||||||||||||||||||||||||
jurée par toutes les provinces.’ - Volkomen overeenstemming met Artois is evenwel nog niet bereikt. Mathieu Moulart legt het toe op verzoening met Spanje; Lalaing's hoop is gevestigd op den in Oranje teleurgestelden Anjou. Nauwelijks was de stap der Staten van Henegouwen bij die van Artois bekend geworden, of de atrechtsche patriotten staan op, en bezetten, onder het oranje-blanje-bleu, het stadhuis (16 October). Maar de katholieken zijn veel talrijker dan de bende van Le Duc: de meeste van de burgervendels hebben zij gewonnen, en 21 October jagen zij hem de stad uit; de XV worden ontbonden, Gosson en acht zijner medestanders op de markt onthalsd. Te Rijsel verjaagt men een agent van Oranje die er de wet komt verzetten. Douai doet de gevolgen van een patriotschen oploop van den 16den October reeds den 30sten te niet; Doornik alleen, dat d'Epinoy met zijn bezetting vast voor Oranje in de hand houdt, weerstaat de algemeene beweging. Moulart te Atrecht, La Motte te Grevelingen, werken voor Farnese, de eerste bij de Staten van Artois, de ander bij Montigny. Lalaing hoopt nog op Anjou, maar krijgt zijn Hennewieren, die vanouds en thans meer dan ooit de Franschen haten, voor die keus niet mede. Anjou, die zich eindelijk een pand voor zich alleen verschaffen wil, doet een aanslag op Bergen maar wordt door de burgers afgeslagen (23 December). Zonder geld, niet in staat het verloop zijner troepen tegen te houden, trekt hij zich naar Condé, en weldra naar Parijs terug. Nu zijn candidaat hem uit de hand glipt, moet Lalaing zich wel met de anderen vereenigen. 6 Januari 1579 komen afgevaardigden der Staten van Artois en van Henegouwen, en van de stad Douai, in de abdij van St. Vaast bijeen en onderteekenen de Unie van Atrecht, waarbij zij zich tot handhaving der Unie van Brussel, van den katholieken godsdienst, van de gehoorzaamheid aan den koning en van de Gentsche Bevrediging en tot wering van den geloofsvrede, verbinden. Zij schrijven aan de Staten-Generaal dat zij besloten zijn ‘à chercher les voies pour redresser les affaires, mêmement d'aviser par quels moyens raisonnables, certains et assurés l'on pourrait parvenir à une générale réconciliation avec le roi catholique, notre seigneur et prince naturel.’ Niet zij, de tegenpartijders hebben | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 110]
| |||||||||||||||||||||||||||
Unie en Pacificatie verbroken: kunnen die niet worden hersteld, ‘vos seigneuries ne doivent trouver étrange si tenons pour desjoints et séparés de la dite Union, comme de fait sont, tous ceux qui contreviennent à aucuns des points et articles d'icelle, directement ou indirectement, par quelque voie ou manière que ce soit.’Ga naar voetnoot1)
Hoe zou zich tegenover het verloop der zaken in het Zuiden het Noorden gedragen, welks voorbeeld en pressie zooveel tot het algemeen maken van den opstand in 1576 hadden toegebracht? Moesten Holland en Zeeland verloren zien gaan al wat toen gewonnen scheen, en weder alleen overblijven? Dit ware in ieder geval te voorkomen door wie inderdaad te moede was met Holland en Zeeland den strijd tegen Spanje tot het uiterste vol te houden, door een veel hechter band dan dien der Pacificatie aan die twee provinciën te verbinden. Met Utrecht, Gelderland, Overijsel, Friesland, Groningen en Drente, een gebied waar de hervorming met den dag veld won, ware het te beproeven. Er bestonden in dien verwijderden, nog altijd wat onzekeren hoek plannen voor een noordoostelijke liga buiten Holland om, die het in Hollands belang dringend noodig scheen, te verijdelen. Vóór de uitnoodiging aan Oranje in '77 had men te Utrecht sterk over een bijzondere unie met het toen mede nog katholieke Gelderland gedacht, en in Juni '78 komt Utrecht bij den landdag te Arnhem op de zaak terugGa naar voetnoot2). Dan heeft evenwel juist Jan van Nassau zijn stadhouderschap aanvaard, en weet haar een andere richting te geven. Niet onder elkander, maar met Holland en Zeeland moeten zich de noodoostelijke provinciën verbinden, zooals ook Renneberg, de stadhouder van Overijsel, Friesland en Groningen het begrijpt. Moet de verdediging tegen den landsvijand op den voorgrond staan, dan is bovenal de nauwe verbinding met Holland en Zeeland noodig, die over rijker middelen dan de anderen beschikken. In Juli is Jan van Nassau te Utrecht, met een in dezen zin opgesteld ontwerp, waarover van 2 tot 15 September Utrecht, Gelderland, Holland en Zeeland te Utrecht vergaderen. Tegen 15 October wordt een nieuwe vergadering belegd te Utrecht, die om slechte opkomst spoedig weder uiteen gaat; | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 111]
| |||||||||||||||||||||||||||
intusschen ijvert Renneberg sterk voor de zaak bij de noordelijke provinciën. Op het eind van November is te Utrecht nogmaals vergaderd; in Januari nog eens; 23 Januari 1579 is daarop de Unie geteekend door Jan van Nassau voor Gelderland, voorts door Holland, Zeeland, Utrecht en de Ommelanden. 4 Febrauri volgt Gent, 23 Maart eenige steden en grietenijen van Friesland, 11 April Venlo, 10 Juli Ieper, 29 Juli Antwerpen, 13 September Breda; - 1 Februari 1580 volgen Brugge en het Vrije, 16 Februari Lier, en 11 April Drente. In de inleiding der Unie wordt verklaard, dat zij niet strekt om scheiding te brengen in de generale unie bij de pacificatie te Gent gemaakt, ‘maer om dezelve noch meer te stercken.’ Wel te verstaan, dat ten aanzien der religie de onderteekenaars, behalve Holland en Zeeland, die zich zullen gedragen ‘naer haerluyden goetduncken,’ zich hetzij naar den religievrede, hetzij naar eene orde, door henzelven ‘generalick oft particulierlick’ gesteld, zullen richten, ‘sonder dat hem hierinne bij enyge andere provinciën enich hynder ofte belet gedaen sal moegen worden.’ Van bevestiging der pacificatie, die de Staten-Generaal ter zake eene bevoegdheid heeft toegekend, waaraan de onderteekenaars uitdrukkelijk verklaren zich niet te zullen storen, is hier waarlijk niet anders dan in naam sprake. Waarom Oranje, die van de plannen alles geweten heeft, ze dan niet heeft gestuit? Hij wil niet den naam hebben de Unie aan te raden, maar heeft ze niet verhinderd. Bovenaan staat bij hem en blijft bij hem staan de ruimere generaliteit, maar nu deze door katholieken wordt opgeofferd, acht ook hij het van belang dat althans een engere generaliteit door calvinisten in ieder geval zal worden verdedigd. In de plechtige verbintenis elkander met lijf, goed en bloed te zullen bijstaan tegen ieder die de onderteekenaars geweld aandoet ‘uyt en onder dexel van den naem van de Conincklijcke Majesteyt ofte van sinentwegen, al waert oick onder coleur alleene van de catholicque Roomsche religie met wapenen te willen restablisseren,’ en dit te zullen doen ‘ten ewygen daeghen, als off siluyden maer één provincie waeren,’ is de volstrekte zekerheid uitgedrukt, dat het Noorden onder geen beding onder Spanje terug wil keeren. Zulk een tegenwicht kan medewerken om van de generale unie nog te redden wat na den | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 112]
| |||||||||||||||||||||||||||
afval der waalsche gewesten te redden valt. Reeds is het een veeg teeken, dat voor zoodanige verbintenis noch Brabant, noch Vlaanderen in hun geheel meer te winnen zijn, alleen Gent en Antwerpen met eenige dependentiën. Men ziet er de generaliteit, die het geheele jaar '78 door met geldgebrek geworsteld heeft, niet op aan, dat zij voortaan beter zal slagen: de onderteekenaars nemen zich dan ook voor, zich te verdedigen met krijgsvolk, betaald uit hun eigen middelen (art. 1). Een groot aantal imposten op levensbehoeften en kleedingstoffen wordt genoemd, waaruit deze middelen gevonden zullen worden (art. 5); - m.a.w., de onderteekenaars wanhopen aan de functie der groote generaliteit als staat, en voorzien hun eigen optreden als staat in den staat. Een eigen uitvoerend college der Unie wordt ingesteld te Utrecht, met Jan van Nassau aan het hoofd. Moet zulk een opzet niet medewerken om wat er nog van de generaliteit rest, nog verder te desorganiseeren? Oranje heeft voorwaar tot de Unie niet van harte medegewerkt, maar zich niet verantwoord geacht, haar tegen te houden.Ga naar voetnoot1) Inderdaad blijken de Staten-Generaal geen klem meer aan hunne regeering te kunnen geven. De provinciën dragen niet meer tot de uitgaven bij, en het nieuwe Statenleger, sedert den dood van Boussu (21 December 1578) onder den Hugenoot La Noue en den Engelschman Norris gesteld, kan niets ondernemen. Het weerstaat een schijnaanval, door Farnese 2 Maart '79 tegen Antwerpen gericht, maar is niet in staat te verhinderen, dat de aanvaller, rechtsomkeert makende, Maastricht insluit. 23 Februari '79 richt de Unie van Atrecht tot de Staten-Generaal een soort ultimatum. Zij is besloten op eigen hand met den koning overeen te komen, indien niet aanstonds de generaliteit dit doet op den voet der eerste Unie van Brussel en van het Eeuwig Edict, ‘sans y admettre ou coucher chose quelconque au contraire signamment de notre sainte foi et religion catholique romaine.’Ga naar voetnoot2) De vermaning die de Staten in antwoord tot hun richten ‘à déchasser le cruel tyran et ennemi | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 113]
| |||||||||||||||||||||||||||
commun de tout le nom belgique,’Ga naar voetnoot1) gaat het gemoed der katholieke reactie voorbij, dat in Gent thans erger vijand dan den Spanjaard meent te herkennen. Gents hoogmoed kreeg overigens geen nieuw voedsel meer. Elisabeth, eindelijk overtuigd dat de aanwezigheid van Joan Casimir de zaak van den opstand niet versterkte, had haar beschermeling losgelaten, die teleurgesteld de Nederlanden den rug toekeerde (November 1578). Dathenus, nu verlegen met zijn houding, vlucht zijn held achterna. 16 December '78 - Oranje is in de stad - wordt de religievrede aangenomen, en de stipte uitvoering daarvan onder toezicht van een comité van achten gesteld, vier katholieken en vier protestanten, die kerken en scholen tusschen beide confessiën verdeelen. Montigny maakt nu geen bezwaar meer Meenen te ontruimen (9 Januari '79), op voorwaarde dat de katholieke eeredienst daar ongestoord zal blijven, Gent zijne gevangenen uitlevert, en hem drie maanden soldij voor zijne troepen betaalt. Montigny had 7000 Walen onder zich; zouden zij alsnog, tezamen met de soldaten van Rijhove die het accoord van 9 Januari bewerkt had, voor de generaliteit terug te winnen zijn? Een nieuwe gentsche opschudding vernietigt die hoop. Hembize wapent een eigen bende (26 Januari '79), de aan de katholieken toegewezen kerkgebouwen worden uitgeplunderd, de gevangenen, die men naar Dendermonde gebracht had, teruggehaald en opnieuw opgesloten. Montigny gaat thans tot de unie van Atrecht over. 6 April levert hij Meenen en Kassel aan een commissaris van Farnese uit. 17 Mei sluiten de Staten van Artois, van Henegouwen, van Rijsel, Douai en Orchies met Farnese den vrede van Atrecht. Hij had hun den weg geplaveid door toezeggingen en gunsten.Ga naar voetnoot2) Pacificatie, Unie van Brussel en Eeuwig Edict gehandhaafd. Generale amnestie. De benoemingen van Matthias en Raad, voor zoover op katholieken uitgebracht, bevestigd. Spaansche en andere vreemde soldaten (er lagen er in een deel van Henegouwen)Ga naar voetnoot3) zullen binnen de zes weken de gewesten moeten ruimen, en door nationale troepen, die de Staten der verzoende | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 114]
| |||||||||||||||||||||||||||
gewesten lichten mogen, worden vervangen; in de vestingen zullen inheemschen kommandeeren. De koning kan geen troepen inlegeren dan op consent. Alle privilegiën hersteld, ‘et si aucuns ont été violés, seront réparés et restitués.’ De landvoogd der Nederlanden zal voortaan een prins van den bloede zijn; in afwachting zal Parma voor zes maanden in die hoedanigheid worden erkend. De Raad van State zal in meerderheid worden samengesteld uit leden die van het begin tot het einde de Staten-Generaal hebben aangehangen, en de brieven van den koning ter inzage krijgen. Geen belastingheffing zonder bewilliging der Staten. Dezelfde voorwaarden worden toegestaan aan alle provinciën, steden, kasselrijen of personen die binnen de drie maanden in onderwerping komen.Ga naar voetnoot1) Het schijnt de capitulatie van den spaanschen voor den bourgondischen staat, maar voor een bourgondischen staat die katholiek wil blijven, dat is te zeggen, die zichzelf in tweeën scheurt. Die thans niet toevalt, is voor dien staat verloren, tenzij hij met de wapenen mocht worden teruggewonnen. Door wien anders dan door Spanje? De unie van Atrecht was, uit eigen krachten, zeker tot herovering van Brabant en Vlaanderen, om van het Noorden te zwijgen, niet in staat. Dat de scheuring onherroepelijk is, blijkt te Keulen, waar in Augustus 1579, onder bemiddeling van den keizer, afgevaardigden der Staten-Generaal en van Philips elkander ontmoeten. De hertog van Terranova slaat slechts één geluid: gehoorzaamheid aan den koning en uitsluitende oefening van den katholieken eeredienst. De Staten-Generaal spreken in den geest der Vindiciae contra tyrannos: de vorst is er om der onderzaten wil, beveelt niet over de conscientie, en als hij het beproeft, mogen de onderzaten hem verlaten. Een tusschenpartij vindt geen bodem meer waarop zij zich zou kunnen staande houden. De abt van St. Geertrui beseft het, die zich met den koning verzoent; Aerschot weet het, die naar Venetië uitwijkt. Oranje wijkt niet uit. Ruwaard af, zal hij opnieuw rebel zijn; tegen zijn wensch, zal hij den strijd moeten winnen of verliezen alleen met en voor monarchomachen en calvinisten. Onverdraagzaamheid; - daarvoor stond hij niet in 1566, niet | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 115]
| |||||||||||||||||||||||||||
in 1576; - hij moet er nu voor staan, omdat er voor den calvinist geen keus meer is dan tusschen overwinning of ondergang. Voor het geestelijk goed dat, gedurende bovenmenschelijke beproeving, ook het zijne geworden is, en dat niet verloren mag gaan, zal hij sterven. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 116]
| |||||||||||||||||||||||||||
V
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 117]
| |||||||||||||||||||||||||||
afvalligen Renneberg Oranje tot stadhouder; hij zal er zich eerst doen vertegenwoordigen door Merode, heer van Rummen, en na diens dood in 1583 door Willem Lodewijk, oudsten zoon van Jan van Nassau. Deze zelf vertrekt in 1580 naar Duitschland en in zijn plaats wordt tot stadhouder van Gelderland graaf Willem van den Bergh gekozen, niet tot Oranje's genoegen die de geringe waarde van zijn zwager kent. - Utrecht beleeft 18 Juni '80 zijn calvinistische revolutie; de beelden worden stukgeslagen en de uitoefening van den katholieken eeredienst verboden. Amsterdam en Haarlem vernietigen hunne satisfactiën; dat Coornhert, in gedachte nog den religievrede trouw, voor de Haarlemsche katholieken een request om vrijheid van eeredienst opstelt, geldt reeds als een publiek schandaal. Een eerste provinciaal plakkaat tot verbod van den katholieken eeredienst - tot dusver was in Holland de materie aan de steden overgelaten - volgt 20 December 1581. Een nationale synode te Dordrecht (Mei 1581) brengt voor het geheele Noorden een kerkelijke indeeling tot stand. Met de toenemende zelfstandigheid in den godsdienst gaat in het gebied der Unie van Utrecht toenemende politieke zelfstandigheid gepaard. De Unie voorziet in haar eigen defensie. Zij volgt hierin slechts Holland en Zeeland na, die, volgens de Staten-Generaal ‘ne convertissent la levée qu'ils font des moyens généraux en bénéfice de la généralité, comme tenus y sont, ains en leur usage particulier, chose assez absurde en regard à l'union, laquelle ne doit être léonine, ains du tout égale et sincère’ (6 Januari '79).Ga naar voetnoot1) De Staten-Generaal vermogen enkel te klagen; kracht kunnen zij aan geen vertoog tegen het Noorden bijzetten; zij hebben zelf aan Parma de handen meer dan vol. Consolideeren zich in het Noorden de calvinistische gewesten tot een staat, in het Zuiden doet Parma het de koningsgezinde. Reeds 19 Juli '78 heeft Don Jan den Raad van Brabant die te Brussel zetelt vervallen verklaard en er een opgericht te Leuven; na den val van Maastricht (29 Juni '79) verkrijgt die nieuwe Raad daar een tweede kamer. Een nieuwe rekenkamer van Brabant, een nieuwe Groote Raad van | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 118]
| |||||||||||||||||||||||||||
Mechelen, worden voorloopig te Namen gevestigd (7 Juni '80); een nieuwe Raad van Vlaanderen te Douai. Het overgroote deel van Brabant en het overgroote deel van Vlaanderen zijn voorshands nog vrij, maar de Statencolleges oefenen er nauwelijks gezag meer uit; dit is aan de steden, en in de steden aan de calvinisten vervallen. Na een aanslag van den graaf van Egmond om de stad voor de malcontenten te winnen (4 Juni '79) krijgt Brussel schotsch garnizoen, onder welks bescherming de calvinisten, die er één tegen zeven staan, nu de katholieken verdrukken. De kommandant Olivier van den Tempel en de pensionaris Cornelis Aerssens zijn in het geheel geen fanatieken, maar oprechte orangisten: zij laten toe wat hun niet behaagt, omdat de katholieken, in vrijheid gelaten, de stad aan den vijand zouden leveren, gelijk zij zoo even te Mechelen hebben gedaan (29 Mei '79), en aanstonds zullen doen in den Bosch. Op stadskosten wordt te Brussel een protestantsche school onderhouden voor honderd kinderen. - Antwerpen gaat denzelfden weg op. 28 Mei '79 wordt er een processie, waaraan Matthias deelneemt, verstoord. In 1581 wordt de katholieke eeredienst tot één kerk (die open blijft ter wille van Matthias) beperkt. - Te Gent worden 30 Mei '80 de katholieken uit de burgervendels verwijderd. - Zooveel zij kunnen wijken de katholieken uit: naar Luik, naar Rijsel, naar Douai; te Brussel staan er in 1581 2000 huizen leeg. - De calvinisten die Brussel, Antwerpen, Gent beheerschen behooren voor het grootste deel tot de lagere klasse; figuren als de Hollandsche stadsregenten vindt men er bijna niet onder. Zij toonen weinig politieken zin; iedere stad zorgt maar voor zichzelf. Hun calvinisme is weinig meer dan anticlericalisme. Hun toetreding tot de Unie van Utrecht is het uitsteken van een vlag; het heeft niet de geringste beteekenis voor de practijk. Het valt Oranje zwaar, als orgaan eener generaliteit in welke niemand meer gelooft en die men dus ook geen middelen meer ter beschikking stelt, de regeering te blijven voeren. 26 Juli 1579 laat hij door zijne vrienden voorstellen ‘que vu le jeune âge et inexpérience de l'archiduc, le prince d'Orange entreprenne seul et absolument la connaissance des affaires’; de Staten-Generaal moeten een Raad van State, een Geheimen | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 119]
| |||||||||||||||||||||||||||
Raad en Raad van Financiën instellen en vervolgens uiteengaan; tweemaal 's jaars moeten zij bijeenkomen om zich over het gevoerde staatsbeleid verslag te laten uitbrengen.Ga naar voetnoot1) Maar de Staten-Generaal laten zich niet naar huis zenden. En zoo wordt een oorlog die om machtsconcentratie vraagt, gevoerd met werktuigen die blijven haperen. ‘Wat zijt gij’, voert Oranje de afgevaardigden tegemoet, ‘dan advocaten van uwe provinciën? Sedert vijftien maanden blijven de contributiën in gebreke, het is een wonder dat men den vijand nog weerstaat, en indien er geen beterschap komt zal ik mijn post moeten nederleggen’ (26 November 1579)Ga naar voetnoot2). Een besluit tot vervanging van den Raad van State door een nieuw uitvoerend college, welks samenstelling in overstemming zal zijn met het feit dat er nog maar elf provinciën aan den opstand deelnemen, is al wat er op volgt (27 December '79). Deze elf zijn echter zeer ongelijkmatig vertegenwoordigd; de vergadering gelijkt soms veel op een bijeenkomst der Staten van Brabant met eenige afgevaardigden uit Vlaanderen, Doornik en het Noorden er bij. De noodzakelijkheid van nauwer contact met het Noorden, nu de voornaamste krachtbron tot voortzetting van den opstand geworden en waar Oranje noodzakelijk van tijd tot tijd in persoon moet verblijven, doet in November '80 de vergadering naar Delft verleggen; tot Januari '81 vergadert zij daar, gaat dan voor het eerst sedert 1576 uiteen, doch komt in Mei '81 weder bijeen te Amsterdam, welke bijeenkomst in Juni '81 verlegd wordt naar den Haag. Hier is het dat de Landraad, die volgens het besluit van December '79 den Raad van State moet vervangen, eindelijk georganiseerd wordt; de Staten-Generaal gaan nu inderdaad voor geruimen tijd naar huis. De Landraad wordt gesplitst in een college dat in het Zuiden, en een (de ‘Landraad beoosten Maze’) dat in het Noorden vergadert, en in de functiën van het college der Nadere Unie treedt. Van Juli 1582 tot Mei '83 hebben vervolgens de Staten-Generaal te Antwerpen vergaderd, vervolgens in Augustus '83 te Middelburg, van September tot December '83 in den Haag, van Januari '84 af te Delft, welke vergaderplaats | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 120]
| |||||||||||||||||||||||||||
zij in October '84, na 's prinsen dood, voor den Haag zullen verwisselen, waar zij sedert zijn verbleven. Het is in overeenstemming met het toenemend antikatholiek karakter van het nationale verzet, dat Oranje zich sedert 1578 als calvinist gedraagt ook in het Zuiden. Hij gaat ter preek, doet zijn dochter Catharina Belgica volgens den gereformeerden ritus doopen. Philips ziet meer dan ooit het verzet in hem verpersoonlijkt en machtigt Parma tot het publiceeren van den banvloek dien hij, Philips, op raad van Granvelle,Ga naar voetnoot1) tegen den prins heeft doen opstellen, ‘seul chef, auteur et promoteur des troubles et principal perturbateur de tout notre état;.... traître et méchant;.... ennemi du genre humain.’ - ‘En parole de roi et comme ministre de Dieu’ belooft hij 25.000 gouden schilden en brieven van adeldom aan wie kloekmoedig genoeg zal zijn deze pest van den aardbodem te doen verdwijnen (15 Juni 1580). 13 December 1580 antwoordt de prins met de Apologie, in den vorm van een brief aan de Staten-Generaal: wat ik deed was voor het publiek welzijn en de overwinning der ware religie; (in 1576 zou hij zóó niet gesproken hebben). ‘Si vous jugez ou que mon absence ou que ma mort même vous peut servir, me voilà prêt à obéir: commandez, envoyez-moi jusques aux fins de la terre, j'obéirai. Volià ma tête, sur laquelle nul prince ni monarque n'a puissance que vous.’ De afzwering ligt hierin virtueel opgesloten. In hun antwoord spreken de Staten-Generaal het onherroepelijk woord nog niet uit, doch ook zij zullen eerlang moeten kiezen of deelen: het zal hun voorkomen, dat hun behoud alleen nog in het kiezen van een nieuwen landsheer gelegen kan zijn.
De afloop van het congres te Keulen had voor de zooveelste maal den indruk bevestigd, dat van het Rijk geen hulp te wachten stond. Elisabeth had haar dubbelhartigheid opnieuw bewezen. Anjou was door den afloop van zijn avontuur van 1578 nog niet afgeschrikt. Zijn betrekking tot Lalaing had in de verzoening der waalsche provinciën haar einde gevonden. Hij kan naar niemand meer uitzien dan naar Oranje, en deze maakt van de verhouding tot Anjou de spil zijner staatkunde. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 121]
| |||||||||||||||||||||||||||
Een vergissing? Omtrent de persoonlijke waarde van ‘le petit moricaud’, zooals het fransche hof den jongsten Valois noemt, kan hij niet in illusie verkeerd hebben. Maar Frankrijk is nu eenmaal de macht, zóó gelegen dat wanneer zij zich roert, de aandacht van een Spaansch landvoogd over de Nederlanden onmiddellijk en noodzakelijk wordt afgeleid. Dat het in Holland en Zeeland in '72 niet bij den Briel en Vlissingen bleef, werd mogelijk doordat Alva zich naar het Zuiden richtte, en het effect hiervan ging niet te loor ook nadat de hoop op Coligny vervloog. De klaarblijkelijke verlamming der Spaansche krijgvoering in de tweede helft van '78 was mede een gevolg van de onzekerheid, veroorzaakt door het binnendringen van Anjou. Ook de geringste kans op verlichting van den druk door vreemde tusschenkomst mocht men niet versmaden. Maar het offer om die te verkrijgen was wel groot, en het zou te vergeefs zijn gebracht.
Waren het in 1577 en '78 katholieken geweest die op Anjou het oog sloegen, thans moest het aanzoek van protestanten uitgaan. Een Valois - zij waren er moeilijk toe te bewegen.Ga naar voetnoot1) Maar God, moet Oranje later argumenteeren, heeft zich ook van heidenen weten te bedienen om Israël te bevrijden.Ga naar voetnoot2) 13 Januari 1580 legt Anjou den Staten-Generaal het ontwerp voor eener conventie waarbij hij met zijne wettige erfgenamen tot landsheer der Nederlanden wordt aangenomen;Ga naar voetnoot3) 27 Juni nemen de Staten-Generaal het ontwerp tot basis eener onderhandeling aan, waartoe 12 Augustus een gezantschap, waarbij Marnix, naar Anjou vertrekt. Het verdrag wordt geteekend te Plessis, 19 September 1580; de Staten-Generaal bekrachtigen het 30 December 1580, en Anjou 23 Januari 1581. Vóór de gezanten vertrokken, had Anjou Oranje de verzekering moeten geven, hem als souverein over Holland, Zeeland en Utrecht te zullen erkennen (9 Augustus).Ga naar voetnoot4) Dit bleek | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 122]
| |||||||||||||||||||||||||||
het eenig middel, deze provinciën in de onderhandeling met Anjou te doen berusten. In overeenstemming hiermede bepaalt art. 13 van het verdrag, dat Holland en Zeeland onafhankelijk zullen blijven in de religie als anderszins, maar in munt, oorlog, contributie aan de generaliteit onderworpen. Na de ratificatie reikt Anjou Oranje acte uit, dat Holland, Zeeland, Utrecht volledige vrijheid zullen bezitten, 't zij Oranje en zijn nakomelingen tot souverein aan te nemen, 't zij bestuurd te blijven ‘avec l'advis et sous l'autorité dudit seigneur prince’ (23 Januari 1581).Ga naar voetnoot1) Oranje haakt niet naar dien bijzonderen titel; het is hem voldoende dat hij dien in reserve heeft. Voor het overige houdt het verdrag in, dat Anjou de titels zal voeren van den vroegeren landsheer; zijn erfgenamen zullen opvolgen, mits de Staten zich de keus van een der zonen mogen voorbehouden (om den gerechtigde tot de Fransche kroon te kunnen uitsluiten). In geval van minderjarigheid houden de Staten de regeering aan zich. Tot zijn inkomen strekken de domeinen, mits hij ze doet bedienen door inboorlingen; kan hij met de domeinen niet volstaan, men zal hem in het redelijke met beden bijstaan. Hij moet de privilegiën onderhouden, verblijf houden in de Nederlanden, zijn hofhouding uit Nederlanders samenstellen. Zijn Raad van State zal uit Nederlanders moeten bestaan, een of twee Franschen, den Staten aangenaam, uitgezonderd. De Nederlandsche leden worden voor de eerste reis benoemd door de Staten, later door den hertog op nominatie van de Staten. Tot de ambten van stadhouder en veldoverste benoemt de hertog uit een nominatie van drie, hem door de Staten aangeboden. Hij zal de eerediensten handhaven bij hun tegenwoordigen staat. De Staten-Generaal moeten éénmaal 's jaars bijeenkomen; bovendien vergaderen zij zoo dikwijls zij verkiezen. Tot het voeren van den oorlog wordt den hertog een vaste som van f 2.400.000 's jaars toegelegd (wat de oorlog hem meer kost, blijft voor zijn rekening). Zoodra de Staten-Generaal het verlangen, zullen alle vreemde soldaten het land moeten ruimen. Zoodra de hertog een der artikelen overtreedt, zijn de landen van allen eed en gehoorzaamheid ontslagen. De hertog zal zorg dragen | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 123]
| |||||||||||||||||||||||||||
dat Hendrik III van Frankrijk gemeene zaak make met de Nederlanden.Ga naar voetnoot1) Hoe heeft men zich voorgesteld dat Anjou deze voorwaarden eerbiedigen zou? Te Plessis had hij duidelijk doen uitkomen dat hij meer verlangde; zoo hij teekende was het alleen uit de overweging: ‘si une fois nous sommes aux Pays-Bas, la fortune nous viendra en aide pour nous rendre maître de l'autorité que nous désirons.’Ga naar voetnoot2) Ten opzichte van het punt dat hun het naast aan het hart lag, de alliantie met Hendrik III, bedroog hij de Staten zonder schaamte. Zijn broeder was volstrekt niet bereid, Spanje den oorlog te verklaren. Wel schreef hij Anjou een brief met belofte dezen te zullen bijstaan ‘jusques à sa chemise’; maar Anjou mocht dien brief alleen aan de gezanten toonen en beloofde er zich tegenover Hendrik III nooit op te zullen beroepen.Ga naar voetnoot3) Catharina de Medicis verbeeldde zich dat Philips haar zoon een infante tot vrouw zou willen geven om hem van de Nederlanden af te trekken. 5 Augustus 1581 belooft hij haar in dit geval van zijn onderneming te zullen afzien, en 23 September 1581 krijgt de Fransche gezant te Madrid formeele instructie, den koop voor te slaan, die met minachting wordt afgewezen. Granvelle noemt Anjou en zijn geheele optreden een slechte grap, ‘une farce.’Ga naar voetnoot4) Dit gevolg had althans de nieuwe grap, dat men met de oudere niet voort kon gaan. Rudolf II had Matthias doen weten dat er voor hem geen plaats bleef naast een Franschen landsheer. 30 December 1580 verzoekt hij de Staten-Generaal om regeling zijner achterstallen; van f 233.333 waarop hij aanspraak zou hebben gehad, blijken hem eerst f 39.603 te zijn uitgekeerd.Ga naar voetnoot5) Men scheepte hem af met de belofte van een jaargeld van f 5000 dat hij nooit ontvangen heeft; 7 Maart 1581 namen de Staten-Generaal zijn ontslag aan. De regeling zijner schulden hield hem nog maanden lang vast; eerst 29 October kon hij naar Weenen vertrekken. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 124]
| |||||||||||||||||||||||||||
Na de uitwisseling der ratificatiën stond het aan Anjou, te bepalen wanneer hij de landsheerlijke waardigheid tot zich nemen wilde. Toen hij zich eindelijk, in den zomer van 1581, daartoe opmaakte, werd het onvermijdelijk, Philips af te zweren (26 Juli 1581). Het geschiedde door Brabant, Gelderland, Vlaanderen, Holland, Zeeland, Friesland, Mechelen, Overijsel en Utrecht. Men beriep zich op historische en op revolutionnaire gronden: op de Blijde Incomste van Brabant zoowel als op de leer dat de vorst er is om het volk, en dat dit tegen zijn zin geen vorst hoeft te dulden. Alleen de revolutionnaire gronden waren goed, want ‘privilegiën’ bevestigde Philips sedert 1579 in het Zuiden zooveel men begeerde. - Een paar weken later verscheen Anjou en noodzaakte Parma het beleg van Kamerijk op te breken (17 Augustus), maar hij had zóó weinig geld medegebracht dat hij onmiddellijk zijn volk weer afdankte, zijn huldigingsreis uitstelde en naar Londen vertrok om, ten dienste van het bij Catharina de Medicis met het spaansche concurreerende engelsche huwelijksplan, zijn hof aan de overrijpe Elisabeth te maken. Granvelle kreeg gelijk, dat het alles een grap leek.
Geen kortswijl is de toenemende invloed van Parma. Toen hij in het najaar van 1578 van Don Jan's ziekte vernam, had Philips Parma tot de successie in het opperbevel aangewezen (13 October). Hij volgde daarin, onwetend, na, wat zijn broeder zelf op zijn sterfbed had verricht: 1 October reeds was Don Jan overleden. Parma is een Italiaan; de opvoeding in het Escuriaal heeft van hem geen Spanjaard gemaakt. Hij is tegelijk geslepen diplomaat en energiek veldheer. Zijn koelbloedigheid verliest hij nooit. Aan het toeval laat hij niets over. Hij beraamt zijn plannen lang vooruit, tot den oorlog gelijk tot onderhandeling, en wacht zijn uur af. De eerste ook als staatsman Oranje volwaardige tegenstander. Zijn persoonlijke distinctie weet aanhangers te winnen. In zijn brieven naar Spanje laat hij zich, eerste Spaansche gouverneur wien dit overkomt, over de Nederlanders zonder minachting uit.Ga naar voetnoot1) Het is niet met per- | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 125]
| |||||||||||||||||||||||||||
soonlijk welgevallen, dat hij den banvloek tegen Oranje gepubliceerd heeft. Op het oogenblik dat hij zijne taak aanvaardt is de macht waarover hij beschikt geheel onvoldoende om hem tot iets anders dan verdediging in staat te stellen, en Philips, die zich in het Portugeesch avontuur gaat steken, zendt hem geen nieuwe toe. Hij moet dus Duitschers aanwerven, 24.000 voetknechten en 7000 ruiters, en kan, in het voorjaar van 1579, tot den aanval overgaan. Eerst verzekert hij zich de verbinding met Duitschland door het innemen van Maastricht, bij storm gevallen 29 Juni 1579 na een heldhaftige verdediging van vier maanden. De soldaten werden van de gebruikelijke gruwelen niet teruggehouden; ditmaal vielen zij al zeer beestachtig uit. Nu kunnen de opgestane provinciën van het Oosten zoowel als van het Zuiden uit worden bewerkt, en volgt het eene succes op het andere: Mechelen, den Bosch, Groningen;Ga naar voetnoot1) Kortrijk volgt 27 Februari 1580; alleen Mechelen wordt in '80 door Olivier van den Tempel teruggewonnen. Bij het verdrag van Atrecht had het katholieke Zuiden Parma's gezag slechts bij povisie erkend, tot de komst van een gouverneur van den bloede. Op raad van Granvelle geeft Philips 3 Maart '80 de landvoogdij aan Margaretha van Parma terug. Zij installeert zich in den zomer van '80 te Namen, maar behalve Mansfeld, die zich de dagen zijner vroegere grootheid herinnert, neemt niemand notitie van haar. Haar zoon laat haar, ondanks haar verwijten en tranen, geen gezag over, en Philips zelf doet de onnutte benoeming te niet door 13 December 1581 Parma zelven tot landvoogd aan te wijzen; eerste schending van het verdrag, maar die tot geen protest aanleiding geeft, zoozeer is men overtuigd, slechts door Parma tegen de rebellen iets te zullen bereiken. Parma weet trouwens met de Nederlanders om te gaan. In zijn omgeving laat hij geen Spanjaarden toe; zijn eerste minister is Jean Richardot, geboren Bourgondiër, maar door een lang verblijf in de Nederlanden (waar hij tot den vrede van Atrecht in den raad van Matthias had gezeten) volkomen geacclimatiseerd. De militaire kommandementen worden aan Nederlanders gegeven; | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 126]
| |||||||||||||||||||||||||||
Mansfeld is ‘maître de camp général’, de markies de Roubaix generaal der cavalerie. In de collaterale raden, in de gerechtshoven geen vreemdelingen. Zoo de landvoogd zich van persoonlijke gunstelingen omringt, zijn het Italianen, die met de Nederlanders den haat tegen de Spanjaarden gemeen hebben. Het beleg van Kamerijk, in 1581, bedoelde Anjou den kortsten weg naar de Nederlanden te verleggen. De stad was nog niet gevallen toen Anjou verscheen, en Parma trok zich terug. Doch het verloopen van Anjou's leger stelt hem spoedig in staat het offensief te hernemen door het beleg te slaan voor Doornik, en dit valt 30 November 1581. Thans is er geen sprake meer van de bestialiteit, waaraan tot dusver veroverde steden werden prijsgegeven. De artikelen der capitulatie zijn het werk van Richardot: de prinses van Epinoy (geboren de Lalaing), die in afwezen van haar gemaal de stad verdedigd heeft, mag vrij met het garnizoen uittrekken; de burgerij komt er met een boete van f 200.000 af en behoudt hare privilegiën; van bevestiging der Pacificatie is evenwel nu geen sprake meer. De protestanten die beloven geen aanstoot te zullen geven (versta: op geen vrijheid van eeredienst te zullen aanspraak maken) mogen in de stad blijven; de anderen moeten zich verwijderen, maar mogen eerst hunne bezittingen te gelde maken.Ga naar voetnoot1) Het is het systeem, dat vervolgens bij de reductie van de Vlaamsche en Brabantsche steden zal worden toegepast.
10 Februari 1582 was Anjou (zonder Elisabeth vermurwd te hebben) uit Londen terug, werd gehuldigd, en voegde zich bij Oranje te Antwerpen. Troepen bracht hij zeer weinig mede: niet voldoende om Parma de insluiting van Oudenaarde te beletten, dat 5 Juli '82 viel. Te Antwerpen, waar Anjou weder ééne kerk aan de katholieken laat inruimen, wantrouwen de calvinisten hem zoodanig, dat zij hem zelfs het attentaat van Jean Jaureguy op Oranje (18 Maart '82) durven toeschrijven. Alras beginnen zijn klachten, dat de gewesten nalatig zijn in het opbrengen van beloofde subsidiën.Ga naar voetnoot2) Hij bereidt een aanslag | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 127]
| |||||||||||||||||||||||||||
voor, om zich van de voogdij der Staten-Generaal te bevrijden. 17 Januari 1583 vallen de Fransche troepen, die onder de muren van Duinkerken, Dendermonde en Antwerpen gelegerd zijn, deze steden binnen. Te Antwerpen mislukt de aanslag: in een allerhevigst straatgevecht werpt de burgerij de aanvallers terug. Is er van Anjou nog eenige partij te trekken? Oranje bewerkt, in Maart, dat de hertog voorloopig naar Duinkerken verdwijnen zal maar zijn troepen in dienst der Staten laat. Hij begeeft zich inderdaad naar Duinkerken, maar tracht het aan Parma te verkoopen, tegen afstand der aanspraak van Philips II op de souvereiniteit over Kamerijk. Parma veroorlooft zich een weelde die Oranje zich ook nu nog ontzegt: hij keert die misgeboorte den nek toe.
In het jaar van de onvruchtbare proefneming der rebellen met een Franschen landsheer heeft Parma, behalve het militaire succes van Oudenaarde, ook een groot staatkundig succes behaald. Had hij eerst na den vrede van Atrecht, ter voldoening aan de voorwaarden daarvan, zijn spaansche en italiaansche troepen heengezonden, in Januari 1582 overreedt hij de Staten van Artois en van Henegouwen, van de verdere vervulling dezer voorwaarde af te zien; de rebellen immers schromen niet, Franschen in het land te halen! Philips, nu meester van Portugal, heeft troepen en heeft geld ter beschikking. In Augustus '82 komen drie spaansche tercio's aan, gevolgd door italiaansche regimenten. De rebellen hebben in het Zuiden maar 6000 man meer te velde; de rest hunner krijgsmacht wordt gebruikt, om in de groote steden de katholieke bevolking te terroriseeren. Parma's krijgvoering vermijdt voortaan het eigenlijke beleg met zijn bresschieten, stormloopen en verwoesten; hij wil geen ruïnes, maar gave steden onder zijn gehoorzaamheid zien terugkeeren. Hij sluit de steden in en hongert ze uit, onderwijl zijn geld en beloften doende spelen. Het begint met Ieper, in Januari 1583 ingesloten, en dat zich, om niet van den honger om te komen, 7 April '84 overgeeft. Tijdens de insluiting verrast Parma Diest (28 Mei) en Duinkerken (16 Juli), waaruit Anjou zich kort te voren naar Parijs verwijderd heeft; met Duinkerken vallen de kleine | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 128]
| |||||||||||||||||||||||||||
steden in den omtrek, Veurne, Dixmuiden, Nieuwpoort. In Juni is Oranje, uit Antwerpen, naar het Noorden teruggeweken; de Gentsche calvinisten, wien hij geen hulp meer kan bijzetten, betichten hem van verraad, en nemen tot stadhouder van Vlaanderen een jeugdig windbuil aan, Charles de Chimay (Aerschots tot het calvinisme overgegane zoon), die zich in Maart '84 aan Parma onderwerpt. Brugge en Gent zijn dan ingesloten, en verkeeren in de diepste ellende; te Brugge sterven dagelijks honderd menschen aan de pest; het geeft zich 20 Mei '84 over. Te Gent vallen katholieken en calvinisten elkander aan en krijten vrede! de een, religie! de ander; de stad zal 17 September 1584 overgaan; Oranje is dan niet meer.
Zijn laatste levensjaar is in het Noorden doorgebracht. De prins neemt daarheen zijn vierde gade mede; Louise de Coligny, 12 April 1583 te Antwerpen gehuwd; nog bij zijn leven is (29 Januari '84) Hendrik Frederik geboren. - Ook het Noorden werd in deze jaren zwaar beproefd. 17 September 1582 verrast Verdugo Steenwijk; het wordt een wapenplaats tegen westelijk Friesland en Overijsel; Verdugo's naam zal, tot Maurits' overwinningen, de schrik van het Noordoosten blijven. 23 September '83 verovert Tassis Zutfen en stroopt op de Veluwe tot bij Nijkerk. 15 November '83 moet graaf Willem van den Bergh, 's prinsen zwager, te Arnhem gevangen genomen worden als verdacht van verstandhouding met Parma; naar den Haag gevoerd, wordt hij geslaakt onder belofte van neutraal te zullen blijven; spoedig loopt hij met zijn drie zoons, Herman, Frederik, Oswald, naar Parma over. Anjou overlijdt in Frankrijk, 10 Juni 1584. Bij de onderhandelingen, op aanstichting van Oranje tot zijn dood toe nog met Anjou door de Staten-Generaal gevoerd, berusten de Staten er in (23 April '84) Hendrik III als eventueelen opvolger van Anjou te erkennen, daarmede de personeele unie met Frankrijk aanvaardende, waartegen zij in 1580 bezwaar hadden gehad. Ook dit was Oranje's werk, en het aanbod der souvereiniteit aan Hendrik III in 1585 is in zijn geest geschied. Oranje heeft de kracht niet vermoed, waarmede het Noorden, later dankbaar de hulp van Hendrik IV aanvaardende, | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 129]
| |||||||||||||||||||||||||||
zich tegenover dezen als zelfstandige macht zou weten te handhaven ook zonder het middel te baat te nemen dat tegenover Anjou was uitgedacht, en dat, in de gedachte van 1584, ook tegenover Hendrik III gediend zou hebben: de bijzondere souvereiniteit van Oranje over Holland en Zeeland. Eigenaardig is het gemis aan begeerte van de eene, van geestdrift aan de andere zijde, waarmede over deze zaak tusschen Oranje en de Staten onderhandeld wordt. Men maakt de opdracht gereed om er zich van te bedienen, tot meerder zekerheid van de protestantsche religie en de vrijheid der Hollandsche handelspolitiek, voor het geval de betrekking tot Frankrijk zich van een spooksel tot een realiteit verdicht; meer niet. Tijdens het jaar van Anjou hadden Holland en Zeeland er zich toe bepaald, den prins nog eens de ‘hooge overheid’ op te dragen (14 Augustus 1582); tot de opdracht der grafelijkheid zelve lagen in December 1583 de artikelen gereed. Toen het moordschot viel ontbraken nog enkele onderteekeningen. Amsterdam vreesde dat Hollandsche kooplieden in Spanje er nadeel van zouden kunnen ondervinden;Ga naar voetnoot1) Middelburg wilde de rechten van Vlissingen en Veere, die het in den opstand waren voorgegaan, wat teruggedrongen zien, en draalde tot het dit doel bereikt mocht hebben. Utrecht wist nog niet of het mee zou gaan; de burgerij was er vóór, de adel en het eerste lid waren er tegen.
Oranje is gevallen onder de huiskrakeelen van een klein volk, dat donkere dagen beleefde, en niet wist wie het redden zou. Wel mocht hij, zooals hij de dingen zien moest, op zijn doodsbed uitroepen: ‘Mijn God, erbarm u over dit arme volk.’ Zijn ideaal, de bevrijding der gezamenlijke Nederlanden, is ondergegaan. Ondergegaan zijn hoop op beteugeling der godsdienstige hartstochten. De Unie van Utrecht en niets dan die over te houden is nooit zijn wensch geweest; de geunieerde provinciën als groote mogendheid, hij heeft ze in den droom nimmer gezien. Wij kennen hem grooter dan het Holland, grooter dan de Nederlanden van zijn tijd: wij zien in hem den martelaar eener vruchtbare gedachte, die Europa | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 130]
| |||||||||||||||||||||||||||
heeft leeren zegenen. Het oog van meer dan één vreemdeling bleef sedert vol belangstelling op zijn vroeg vervallen trekken rusten. In ons stugge volk heeft hij een liefde ontvonkt, die een onzer kostbaarste nationale goederen is geworden, en het blijven moge, om ons van dorperheid af te keeren en tegen twistzucht te sterken. Onze herder, nòg waakt hij, en wil niet, dat wij ons verstrooien.
H.T. Colenbrander |
|