De Gids. Jaargang 97(1933)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina t.o. 1] [p. t.o. 1] [Eerste deel] WILLEM VAN ORANJE, naar het portret te Kassel [pagina 1] [p. 1] De prins weergekeerd Ligt ergens nog die helm? en dat kuras, bestaat het nog? Geringschat, ongedragen, laat dit tijdperk, wat eens van geest en ras getuigde, roesten. Joelen, spot, weeklagen, heesch natellen van goud: onder de lage wolken klinkt anders niet; de rest werd asch. De rest: de handen van een prins, het hoofd dat eenmaal uit genotzucht vastberaden het edel hart bevrijdde in een geloof en in een op genade of ongenade strijden, tot geestdrift met beheerschte daden uit keurbende' een volk oogstte, schoof aan schoof. Konden de grooten, die - hun jeugd voorbij - bezield oorloogden, na een reeks geslachten weer jong terugkomen, en stond ook hij zoo en thans weergekeerd, en hier, bij machte ons te verstaan naar daden en gedachten, hoe zou hij ons dan aanzien, u en mij? De dag gaat uit; niets wordt er meer gehoord dan uit ver dorp kindren die spelend schreeuwen - Maar hier staat in wak licht, dat, nog doorgloord van eeuwen her, kwijnt door ophanden sneeuwen, dit beeld van voor hij vocht, dat na vier eeuwen thans op wat inkeer zich afvroeg, antwoordt. [pagina 2] [p. 2] Zwijgzaam en terughoudend, haast alweer afgewend, is de blik, de zijdlingsche oogen dralen mismoedig, ziende heinde en ver de hevigen ontzield, de zielsbewoognen ontmand, en zijn arm volk, den geest verloochnend, vallende uiteen in benden, her en der. Zooals den oogopslag houdt ook dien mond hoog misprijzen teleurgesteld omwreveld - De korte winterdag heeft uit, en rond dit huis, waar hoop aan wanhoop zich benevelt, ligt het voormaalge in stilte en ijs gekneveld, en wat de toekomst bergt, blijft ondoorgrond. A. Roland Holst Vorige Volgende