| |
| |
| |
Buitenlandsch overzicht
Negatie overal
26 Nov. 1932.
Een vruchtbare discussie over het nieuwe Fransche ontwapeningsplan, dat den truc meent gevonden te hebben formeele tegemoetkoming aan Duitschland met feitelijke bevestiging der bevoorrechte positie van Frankrijk te vereenigen, is eerst mogelijk als men weten zal hoe de binnenlandsche verhoudingen in Amerika en in Duitschland zich zullen ontwikkelen. Duitschland en Amerika beide hadden een non possumus uitgesproken. Duitschland van niet aan de ontwapeningsconferentie te kunnen blijven deelnemen, tenzij zijn ‘rechtsgelijkheid’ verzekerd was; Amerika van aan geen oorlogsschuldvernietiging te kunnen denken, eer Europa's ontwapening in overeenstemming met een daartoe ingediend Amerikaansch voorstel verzekerd was. Maar van de regeeringen die deze onvervankelijke voorwaarden hadden opgesteld, is die van von Papen inmiddels weggevaagd, en is aan die van Hoover door den uitslag der presidentsverkiezing de toekomst afgesneden.
Von Papen had met zijn ontbinding eenig resultaat bereikt, maar geen voor zichzelven bevredigend resultaat. Het stemmental der nationaal-socialisten, sociaal-democraten en van het Centrum in den Rijksdag wat afgenomen, dat der communisten, Duitsch-nationalen en Duitsche volkspartij wat toegenomen. Het sprekendste resultaat was de achteruitgang der nationaal-socialisten met een goed aantal stemmen, maar nog altijd blijven zij de talrijkste partij, en de opmerkelijkste toewas viel den communisten ten deel. Zou von Papen er nu in slagen wat vroeger niet mogelijk bleek: zijn in de lucht hangend bewind op eene meerderheid in den Rijksdag te doen
| |
| |
steunen? Hindenburg verlangde dat hij er de proef van zou nemen, en die proef is te eenen male mislukt. Noch Hitler noch Kaas wilden van hem weten, en met Hugenberg en Dingeldey alleen kon von Papen niet in zee. Trouwens de Duitsch-nationalen keurden dit heele onderhandelen met partijen af, en verlangden de voortduring eener ‘presidentieele’ regeering. Dit beteekent òf de bestendiging eener labiliteit, òf drastische reorganisatie van het Rijk door een staatsgreep.
Von Papen heeft eenmaal gepocht dat zoo de partijen hem bij die reorganisatie niet steunen wilden, hij ze niettemin kon doorzetten door ‘de macht’. Dat klonk goed, maar beteekende toch niet anders dan dat Hindenburg hem verlof gaf een burgeroorlog te doen ontbranden en dien met kracht van wapenen tot beslissing te brengen. Doch nu het er op aankwam heeft Hindenburg hem dat verlof niet gegeven, en von Papen moest dus òf alsnog bij den Rijksdag slagen, òf heengaan; - en toen de onderhandeling met de partijen het duidelijk had gemaakt dat hij niet slagen zou, is hij heengegaan.
Hindenburg heeft daarop Hitler als den leider der sterkste partij de opdracht gegeven, door bespreking met andere partijen vast te stellen of hij een parlementaire regeering zou kunnen vormen. Een merkwaardige opdracht aan een man die als de vervloeker van alle parlementarisme naam heeft willen maken. Het nationaal-socialisme, tot zijne consequentie gebracht, moest eindigen in eene fascistische revolutie; - Hitler heeft die consequentie niet aangedurfd toen zijn aanhang met den dag wies, en nu die is geslonken wordt hem aangezegd, dat hij rijkskanselier mag worden bij de gratie van anderen. Ondervindende dat hij noch van Kaas noch van Hugenberg die gratie zou kunnen verkrijgen dan op voorwaarden die hem van zijn aureool ontdoen, heeft Hitler de opdracht geweigerd. Hij heeft dit evenwel niet met een simpel ‘neen’ gedaan, doch is met Hindenburg in een pennestrijd getreden omtrent de vijf voorwaarden die de rijkspresident te kennen gegeven had, aan de eventueele opdracht tot vorming van een parlementaire regeering te zullen moeten verbinden: 1e. dat de benoeming van den rijksweerbaarheidsminister buiten Hitler's voordracht aan den rijkspresident zou
| |
| |
zijn te laten; 2e. zelfde voorwaarde omtrent den minster van buitenlandsche zaken; 3e. het grondwetsartikel niet aan te tasten dat tot regeering bij noodverordening volmacht geeft; 4e. vastlegging van een oeconomisch program; 5e. geen herstel van het ‘dualisme’ tusschen Rijk en Pruisen. Deze voorwaarden werden Hitler in een onderhoud met Hindenburg op 21 November gesteld. Hitler antwoordt (21 Nov.) met de vraag, of den rijkspresident een presidentieel dan wel een parlementair kabinet voor den geest staat? Hij zelf beschouwt zich niet als partij- doch als bewegingsleider: ‘alleen om Duitschland van het marxisme te verlossen, stichtte en organiseerde ik een beweging die ver buiten de grenzen van het Duitsche Rijk leeft en werkzaam is. Dat wij in de parlementen traden, vindt zijn reden uitsluitend in de grondwet, die ons dwong, dezen legalen weg te betreden. Ik zelf heb mij echter bewust van iedere parlementaire werkzaamheid verre gehouden.’
Hier heeft men den heelen Hitler in zijn grootspraak en vaagheid. In zoover de fascistische beweging internationaal is mag zij niet gesticht heeten ‘om Duitschland van het marxisme te verlossen’ en is Hitler er de stichter niet van. En de man, die bij zijn eerste ontmoeting met Hindenburg, 19 November, verzekert ‘dat hij in besprekingen met de partijen een basis voor zijne regeering zou kunnen vinden’, geeft 21 November te kennen dat hij voor zich het heele parlementarisme aan zijn laars lapt.
Beteekende de brief van 21 November dat Hitler alleen nog in aanmerking zou willen komen als leider van een ‘presidentieel’ kabinet? Zoo vat Hindenburg het op en laat 22 November antwoorden wat hij onder een presidentieel kabinet verstaat:
I. Het presidentieel kabinet, uit den nood van den tijd geboren, zal in den regel de noodige regeeringsmaatregelen zonder voorafgaande goedkeuring van het parlement op grond van art. 48 van de grondwet in werking doen treden.
Het ontvangt zijn machtsbevoegdheid dus in de eerste plaats van den Rijkspresident en heeft het parlement in het algemeen slechts noodig voor het sanctioneeren en tolereeren van deze maatregelen.
Hieruit volgt, dat de leider van zoo'n kabinet slechts een bijzonder vertrouwde van den Rijkspresident kan zijn.
II. Het moet boven de partijen geleid en samengesteld worden en een
| |
| |
door den Rijkspresident goedgekeurd, boven de partijen staand program uitvoeren.
Een parlementaire regeering zal in den regel door den leider van één van de voor een meerderheids- of coalitieregeering in aanmerking komende partijen en uit leden van deze partijen gevormd worden, en streeft doeleinden na, waarop de Rijkspresident slechts in geringe mate en indirect invloed heeft.
Daarom kan een partijleider en dan nog bovendien leider van een uitsluitend haar eigen beweging voorstaande partij, niet leider van een presidentieel kabinet zijn.
III. Rijkskanselier Brüning heeft oorspronkelijk een gedecideerd parlementair kabinet gevormd, dat zich pas langzamerhand tot een presidentieel kabinet gewijzigd heeft, toen de Rijksdag bij de wetgeving in gebreke bleef en de heer Brüning in den ruimsten zin het vertrouwen van den Rijkspresident verworven had. In gelijken zin zou natuurlijk ook een door u gevormde parlementaire regeering in den loop van den tijd een presidentieel kabinet kunnen worden.
IV. Het kabinet-von Papen was een zuiver presidentieel kabinet, dat alleen is afgetreden, omdat het in het parlement geen meerderheid kon vinden tot bevestiging of tolerantie van zijn maatregelen. Een nieuw presidentieel kabinet zou dus alleen een verbetering zijn, indien het dit gebrek uit den weg zou kunnen ruimen en tegelijk de eigenschappen van het kabinet-Papen bezat.
V. Volgens de verleende opdracht kan er voor Hitler dus alleen sprake zijn van vorming van een parlementair meerderheidskabinet.
Een tekst om van te smullen. Een presidentieel kabinet een kabinet dat de volksvertegenwoordiging ‘slechts’ noodig heeft.... om te worden getolereerd. En als de tolerantie uitblijft, valt het kabinet (zie IV). Wat blijft, bij deze erkenning, van de dictatoriale heerlijkheid eener ‘regeering boven de partijen’ over?
Na een lange inleiding, waarin rake opmerkingen in de soep van een verward betoog te gronde zinken, eindigt nu Hitler met een ultimatum (23 November):
1. De Rijkspresident verzoekt mij binnen 48 uur een kort programma over te leggen aangaande de voorgenomen maatregelen op het gebied der binnenlandsche, buitenlandsche en oeconomische politiek.
2. Nadat dit programma is goedgekeurd, zal ik binnen 24 uur een ministerlijst overleggen.
3. Behalve eenige andere persoonlijkheden, zal ik ook de ministers van buitenlandsche zaken en van rijksweerbaarheid uit het kabinet-von Papen overnemen.
4. De Rijkspresident benoemt mij tot rijkskanselier.
5. De Rijkspresident draagt mij op, voor dit kabinet de voorwaarden te scheppen om te kunnen werken en geeft mij de volmachten, welke in moeilijke tijden ook aan parlementaire rijkskanseliers niet zijn onthouden.
6. Ik beloof, dat ik mij met mijn persoon en mijn beweging wil opofferen voor de redding van het vaderland.
| |
| |
Hindenburg heeft echter, blijkens zijn slotcommuniqué, in het ‘offer’ geen fiducie gehad:
In zijn brief van 23 November 1932 heeft de heer Adolf Hitler de hem gegeven opdracht, een parlementaire meerderheid te scheppen voor een door hem te vormen regeering, afgewezen en zijnerzijds voorgesteld, dat de rijkspresident hem zonder reserves en zonder een tevoren gevormde meerderheid in den Rijksdag zal belasten met de vorming van een regeering en de presidentieele volmachten ter beschikking zal stellen.
De rijkspresident heeft dit voorstel van de hand gewezen, aangezien hij meent het tegenover het Duitsche volk niet te kunnen verantwoorden den leider van een partij, welke steeds haar exclusiviteit op den voorgrond heeft gesteld, zijn presidentieele volmachten te geven, daar hij moet vreezen, dat een door den heer Hitler geleid presidentieel kabinet zich zou ontwikkelen tot een partijdictatuur met al haar gevolgen voor een buitengewone verscherping der tegenstellingen in het Duitsche volk, hetgeen de rijkspresident niet kan overeenbrengen met zijn eed en geweten.
Hitler af; wat nu? Kaas is geroepen, doch heeft gisteren aan Hindenburg moeten mededeelen, ‘dat het geen nut had zijn besprekingen met de partijleiders voort te zetten.’ Hitler had in en uitgepraat: een program ontwerpen en dat ten grondslag leggen aan de vorming van een meerderheid, welja; evenwel gesteld dat zulke zakelijke beraadslagingen succes hadden, het ware den moriaan geschuurd: ‘de instanties, welke de beslissing over de crisis hebben, zouden er zich toch niet aan storen.’ Dus de zakelijke beraadslaging toch maar liever niet aan te vangen. Nog afwijzender Hugenberg: ‘parlementsheerschappij was schadelijk en ongeschikt voor het Duitsche volk. In den jongsten tijd is men begonnen dit euvel uit den weg te ruimen. De Duitsch-nationale partij wil dezen voortuitgang handhaven’. Dus von Papen terug? Kaas heeft niet nagelaten te verklaren, dat dit door het centrum als een oorlogsverklaring zou worden opgevat. Dus nu Gessler, Schleicher of een andere figuur? Men noemt zelfs namen die voor den buitenstaander nog niet den minsten klank hebben.
In zijn Angriff publiceert Hitler het volgende manifest:
Toen de heer von Papen in het begin van dezen winter beloofde de werkloosheid te doen dalen tot twee millioen, toen hij voorgaf den oeconomischen nood te lenigen en verzekerde de binnen- en buitenlandsche politieke problemen tot een oplossing te brengen, waren talrijke Duitschers weer met één slag vol vertrouwen. Ik heb toen gewaarschuwd en meer dan gelijk gekregen. De oeconomische nood duurt voort, de werkloosheid stijgt, het bolsjewisme in Duitschland neemt toe en de isoleering van het Rijk van de rest van de wereld is bijna voltooid. Nog nooit heeft in Duitschland
| |
| |
een kabinet meer macht gehad, doch nog nooit ook heeft het meer gefaald dan deze regeering van een kleine exclusieve groep van ons volk. Millioenen aanhangers van onze beweging zullen thans innerlijk dankbaar zijn dat ik de partij, waarin zich de laatste reserve van Duitsch geloof, Duitsche kracht en Duitsche hoop bevindt, niet heb gebonden aan dit onzalige politieke en oeconomische dilettantisme. In de toekomst kan ik dat nog veel minder doen. Ik weet dat deze regeering haar noodlottig werk zal voortzetten. Ik kan dat op het oogenblik niet verhinderen. Wat ik echter zoolang ik leef zal verhinderen, is het prijsgeven van onze beweging aan dit regiem. Men heeft mij naar Berlijn geroepen om mee te werken aan de oplossing van een regeeringscrisis, en men wilde niets anders dan het kabinet-von Papen redden. Zoo heeft men ons, nationaal-socialisten, weer eens de hooge er aangedaan, te mogen bijdragen tot den glans van de ietwat mat geworden regeering door een of twee nationaal-socialistische ministers. Ik heb daarop de houding aangenomen, die ik als leider van onze beweging moest aannemen. ....Ik kreeg opdracht een parlementaire oplossing te vinden, die opzettelijk door de daaraan verbonden voorwaarden van tevoren onmogelijk werd gemaakt. Niettemin besloot ik in verband met den grooten nood van ons volk een aanbod te doen, dat tevens opheldering zou brengen. Het aanbod werd afgeslagen.... Wat ik op den avond van de verkiezingen verklaarde herhaal ik thans: dit systeem moet in Duitschland afgebroken worden, wanneer de Duitsche natie niet te gronde wil gaan. De strijd wordt daarom voortgezet en wie den weg van dit kabinet van Juli tot heden met open oogen heeft gevolgd weet, wie de overwinnaar zal zijn.
Ik ben er niet van overtuigd, dat het Hindenburg bovenal er om te doen is geweest, von Papen te redden. Een inschakeling der nationaal-socialisten in eene meerderheid waarmee te regeeren viel ware hem dunkt mij liever geweest. Hitler wil echter in werkelijkheid zich niet ‘opofferen’, zooals hij het in zijn ultimatum van 23 November aanbiedt, maar ‘overwinnaar’ zijn. Wat, na de ervaring bij de jongste verkiezingen opgedaan, nauwelijks meer mogelijk schijnt dan langs extralegalen weg. En dat Hitler de qualiteiten bezit om langs dien weg te slagen, lijkt mij meer dan ooit problematiek geworden.
Men herinnert zich dat de Engelsche begrooting voor het loopende jaar alleen sluitend gemaakt is kunnen worden, door er geen post ter hervatting der schuldbetaling aan Amerika in op te nemen.
December nadert, en daarmede de noodzaak om bij Amerika te informeeren of het opnieuw zijn vordering opschorten wil. Hetgeen, behalve Engeland, ook Frankrijk, België, Polen en Tsjechoslowakije hebben gedaan.
Nu bestaat echter thans in Amerika het befaamde ‘dood
| |
| |
tij’; de zittende, doch verslagen president met vernietigd zedelijk gezag, de verkozen, doch nog niet opgetreden president wettelijk zonder macht.
Kennis nemende van de stemming der leden van het Congres, wil Hoover geen nieuw moratorium voorstellen, tenzij Roosevelt dit uitdrukkelijk verlangen zou. Roosevelt en Hoover zijn hierover 22 November in gesprek geweest; na afloop heeft Hoover de verklaring afgelegd, dat Amerika de opschorting der 15 December vervallende betalingen weigert, doch zich voorstelt, zijn gedelegeerden op de oeconomische en ontwapenings-conferenties volmacht te verstrekken tot onderhandelingen met de schuldenaars, welke zoowel hun toekomstige capaciteit tot betalen ten onderwerp zullen hebben als de middelen om deze betalingen te bewerkstelligen. Indien zich voor bepaalde staten buitengewone omstandigheden voordoen (depreciatie der valuta; algemeene verslapping van den wereldhandel) waardoor onmiddellijke transfer in dollars bij de aanstaande betaling onmogelijk wordt, zal men niet weigeren de annuïteiten van 15 December in buitenlandsche deviezen te aanvaarden, te verrekenen wanneer de toestand dit toelaat, met garantie voor de waarden van deze deviezen. - Hoover vervolgt:
Ik heb herhaaldelijk mijn tegenstand tegen het annuleeren der schulden geformuleerd. Ik ben bovendien van meening, dat het Amerikaansche volk niet tot nieuwe opofferingen geroepen mag worden. Ik ben altijd van meening geweest, dat er voor de Vereenigde Staten andere mogelijkheden bestaan dan betalingen in geld, zooals opening van afzetgebieden voor de producten van Amerikaanschen landbouw en arbeid, die een tastbare compensatie zouden opleveren. Ook de ontwikkeling van de oeconomische betrekkingen zou mogelijkheden bieden, waardoor de prijzen en de handel hersteld zouden kunnen worden.
Het is ondenkbaar, dat het Amerikaansche volk zou weigeren om een onderzoek in te stellen naar vraagstukken, die voor ons allen van zoo vitaal levensbelang zijn. Wij zijn van meening geweest, dat regelingen, die vrijwillig getroffen waren, gehandhaafd moeten worden, tot zij met wederzijdsche goedkeuring gewijzigd worden. Dit is van fundamenteel belang voor de handhaving van het bouwwerk der internationale verplichtingen en van het crediet en het vertrouwen, waarvan het oeconomisch leven afhankelijk is.
Van den aanvang af heeft de regeering der Vereenigde Staten het standpunt ingenomen, dat met elken schuldenaar afzonderlijk onderhandeld zou worden. De schuldenregelingen hebben in elk afzonderlijk geval rekening gehouden met den oeconomischen toestand van het betrokken
| |
| |
land en zijn betalingscapaciteit, en het Congres heeft dat beginsel door de ratificatie bekrachtigd.
De schulden zijn door de Amerikaansche regeering steeds volkomen gescheiden beschouwd van het herstelvraagstuk.
De Vereenigde Staten hebben geen enkele verplichting tegenover de andere landen aangegaan, en geen enkele concessie zou door een tegenprestatie beantwoord kunnen worden. Integendeel, concessies zouden er slechts toe leiden, dat de lasten van de belastingbetalers der an dere landen op de Amerikaansche belastingbetalers zouden overgaan.
De oeconomische wereldconferentie komt over eenige maanden bijeen; de ontwapeningsconferentie is nog bijeen. Volgens de Amerikaansche opvatting staat het schuldenvraagstuk in nauw verband met het ontwapeningsprobleem en de lasten, die de concurreerende wapeningen Amerika en de rest van de wereld opleggen.
De schuldenregeling heeft in elk geval reeds rekening gehouden met de betalingscapaciteit: inderdaad wordt van Italië nog slechts 20%, van Frankrijk 40%, van Engeland 70% van het oorspronkelijk in rekening gestelde bedrag gevorderd. - De schulden gescheiden van het herstelvraagstuk; de V.S. hebben geen enkele verplichting aangegaan: dit ziet op Lausanne, dat het ‘herstelvraagstuk’ nog volstrekt niet voor goed uit de wereld heeft geholpen. Immers is door Engeland, Frankrijk, Italië en België de ratificatie der overeenkomst van Lausanne afhankelijk gesteld van een bevredigende regeling van hun eigen schulden jegens derden. De besprekingen die volgens Hoover's opvatting ‘in nauw verband’ met oeconomische conferentie en ontwapeningsconferentie zullen moeten volgen hebben dus wel een enorm verre strekking en hebben niet alleen voor Amerika's schuldenaars, doch ook voor Duitschland ingrijpend belang.
In overeenstemming met Hoover's verklaring is het antwoord van staatssecretaris Stimson aan Engeland (de antwoorden aan de andere schuldenaars zijn overeenkomstig):
De Vereenigde Staten hebben steeds vastgehouden aan de opvatting, dat het vraagstuk der herstelbetalingen een zuiver Europeesche kwestie vormde, waarbij de Vereenigde Staten niet betrokken waren. Men mag niet de gevolgtrekking maken, dat de regeling, die men te Lausanne ten aanzien van de herstelbetalingen heeft getroffen, is gesloten in de verwachting van eenige verbintenis van de Vereenigde Staten....
Het ligt niet in de macht der Vereenigde Staten om een opschorting van de betaling der Britsche schuld op 15 December toe te staan. Geen enkel feit is ter beschikking van de Amerikaansche regeering gesteld, dat aan het Congres zou kunnen worden voorgelegd ter overweging in gunstigen zin. De regeering en het Amerikaansche volk hechten een zoodanig belang aan de volledige handhaving van de oorspronkelijke overeenkomsten, dat dit
| |
| |
veel zwaarder weegt dan de redenen, die nu voor opschorting zouden pleiten. Ik ben van meening, dat door het verrichten van deze betalingen de vooruitzichten op een gunstige regeling van de kwestie in haar geheel zeer zouden toenemen.
Hetgeen beteekent: als gij maar eerst goed in de beurs voelt wat het treuzelen met oeconomische wereldconferentie en ontwapeningsconferentie u kost, zult gij u misschien meer inspannen, op die conferentiën iets wezenlijks, ten genoegen bepaaldelijk ook van Amerika, te bereiken.
Men zou hiermede gereeder instemmen, wanneer Amerika er bij zeide, dat het in tarief-afbreuk vóór wil gaan. Doch dit geluid wordt noch bij Hoover, noch bij Stimson vernomen. Straks bij Roosevelt?
In de Engelsche troonrede is onderwijl het heele vraagstuk der schulden aan Amerika niet aangeroerd. Het bescheid van Stimson was toen nog niet ontvangen en men vreesde, te ontstemmen. - Nu het antwoord er is, moet de Engelsche minister van financiën, Neville Chamberlain, erkennen dat hij in zak en assche zit:
In de eerstvolgende twee weken zal de regeering één van de moeilijkste en delicaatste beslissingen moeten nemen, die ooit op de tegenwoordige regeering hebben gerust.
Wij hadden nooit voorzien, dat men van ons eischen zou, betalingen te doen, die neerkomen op een shilling in het pond extra op de inkomstenbelasting, terwijl we gedurenden dien tijd niets van onze debiteuren ontvangen.
Dit zou een toestand zijn, die uit een oogpunt van rechtvaardigheid absoluut ondragelijk is en eveneens uit het oogpunt van de mogelijkheid van handhaving van de welvaart van onze industrie....
Deze schuldenaar is tegelijk crediteur, en zijn schuldenaren betalen niet....
Hoe dikwijls en van alle kanten hebben wij deze klacht al vernomen, en hoe veel zal er nog moeten gebeuren eer zij verstommen kan.
De behandeling van het rapport-Lytton in den Volkenbondsraad heeft Japan en China geen stap nader tot elkaar gebracht. Japan heeft alle conclusies van het rapport verworpen behalve deze ééne negatieve: dat terugkeer tot den ouden toestand in Mandsjoerije van vóór September 1931 niet
| |
| |
gewenscht is. De Volkenbond moet nu, volgens de Times, met de meeste beslistheid weigeren, den staat Mandsjoerije te erkennen....
Niet gewenscht, weigeren, bedanken, afslaan.... in deze maand November was het negatie overal.
C. |
|