flict liefde of verte, eenheid of veelheid, gedeeld geluk of ongedeelde zwerversvrijheid in een acuut en zeer menschelijk geval wordt samengetrokken: Deirdre en Christian overdenken wat hen bindt en wat hen scheidt, en het noodlot is, dat Christian niet kiezen kan, de zwerversliefde is een doem, het achtergelaten geluk een elegie. Hij zwerft van het klein geluk onstuimig weg, hij draagt in het wilde zwerversgeluk het kleine achtergelatene mee als een schrijnende droom. Om dit menschelijk conflict zijn in slordige wanorde al die boeiende waarnemingsfragmenten heengeslingerd. Daar zijn prachtige fragmenten bij, die ademlooze tocht langs de telefoondraden eer het gesprek Londen-Berlijn tot stand komt, de geboorte (o, hoe hulpeloos moeten mannen dit beschrijven), de moderne wonderlegende van het kind dat dagenlang in het drukst van Berlijn ongedeerd temidden der razende autos speelde (typische verwijtdroom van den verren vader), de vele journalistieke bladzijden, over een overstrooming, het
Berlijnsch panopticum, Berlijn bij nacht, een treinreis naar Parijs, Pruisisch landleven, jagen, hondendressuur, klimmen in een hoogen den tot de kraaiennesten, en die prachtige bladzijden reportage over de havenwijken van Hamburg, St. Pauli (laten we hopen, dat de beloofde reportage van de Oostzeehavens niet bij deze weinige bladzijden blijft), met een groote, wilde liefde voor dit ruwe, warme, genadelooze leven (zóó moet nog eens de Rotterdamsche Dijk beschreven worden, met dezelfde liefde en kennis van zaken! Jef Last misschien?) Maar binnen dat alles ligt als een bloem onder groote blaren de roman, het levensverhaal van een vrouw, die niets dan liefde en liefdesverlangen is en enkel uit dat verlangen en uit die rijkdom leeft (een goed vrouwenhart is te rijk voor iederen man). Hoe doodeenvoudig en verpletterend ontroerend, die eenvoudige woorden: ‘Mein Liebling, es geht mir wirklich gar nicht gut ohne Dich.’
Het is het leed van een vrouw die lijdt om haar puur, sterk en enkelvoudig verlangen, en omdat de man uit duizend andere verlangens leeft, een zwerver is die geen rust heeft en geen enkelvoudig vuur, groot en sterk genoeg om die liefde te beantwoorden. En zijn tragisch antwoord: ‘Ich sehne mich sosehr nach Hause und danach etwas aufzubauen, und dabei rolle ich immer wie ein Stein, der kein Moos ansetzt, in der Welt umher. - Ich fühle, dass ich mit aller Anstrengung aus eigener Kraft nie jene Lebenshaltung erreichen könnte in die Du hineingeboren bist. Es ist eine verfluchte Sache.’
En tusschen deze beide menschen is er het kind, het zuivere, ontbloesemende, enkel belofte en begin, vraag en verwachting, knop en voorjaarswind, en goed, zoet vertrouwen. Het is jammer, dat Hauser de roman hiervan niet rijpen liet; de levenstragiek van dit onvolgroeid verhaal moet men opdelven, maar zij is er toch, geheel en aangrijpend in een aantal bladzijden, zoo louter menschelijk en onmiddellijk als weinig boeken bevatten. Dat ze bijna schuilgaan, behoort, ongewild, haast tot de compositie van het boek - de zwerver had duizend andere dingen te vertellen dan dat ééne, dat toch tegen die duizend dingen volkomen opweegt.
Anthonie Donker