| |
| |
| |
Mussolini en Hitler
Het is geen vage imitatie van de parallele levens der illustere staatslieden, zooals zij door Plutarchus te boek zijn gesteld, die ons tot een vergelijking van Italië's dictator met Duitschland's demagoog heeft gebracht. Deze vergelijking dringt zich als vanzelf aan het huidige politieke denken op, hoewel zij geenszins, als bij het genoemde klassieke voorbeeld, uitgaat van de gelijkwaardigheid der beide levens, ja, hoewel zij zelfs tot de conclusie zal komen, dat die levens geenszins parallel verloopen. Het punt van analogie bepaalt zich in hoofdzaak hiertoe, dat twee mannen in twee groote Europeesche Staten die tijdens eenzelfde tijdsgewricht gedeeltelijk dezelfde problemen onder het oog hadden te zien, ook gedeeltelijk dezelfde oplossing voor die problemen hebben gezocht.
Verder dan tot het gemeenschappelijk zoeken kan die analogie echter niet worden uitgestrekt. Hoewel beider bewegingen in 1919 zijn geboren, blijft het feit bestaan, dat Mussolini sedert tien jaren Italië als dictator beheerscht, terwijl Hitler na dertien jaren strijd in Duitschland nog altijd aan den drempel van de macht staat. Het zal de taak van de volgende studie zijn, de zakelijke en persoonlijke oorzaken van dit onderscheid nader te beschouwen.
I. Het najaar van 1918 beteekende voor Italië een gewonnen, voor Duitschland een verloren oorlog. Dienovereenkomstig heeft het fascisme tot taak Italië tot het plukken van alle vruchten der overwinning te brengen, het nationaal-socialisme daarentegen, Duitschland van de lasten van het Versailler verdrag te bevrijden. En zelfs al toont de ervaring, dat Duitschland's streven naar bevrijding voorloopig meer resultaten bracht dan Italië's weg naar hegemonie, dan is dat gedeeltelijk hieruit te verklaren, dat het Versailler verdrag
| |
| |
voor een belangrijk deel zijn beteekenis door het enkel verloop van den tijd moest verliezen, terwijl Italië's aanspraken slechts door nieuwe verdragen zouden kunnen worden bevredigd. In elk geval is het fascisme a.h.w. onder een gelukkiger gesternte geboren dan het nationaal-socialisme.
II. De overwinning aan gene, de nederlaag aan deze zijde van de Alpen bracht een zware moreele, politieke en economische crisis voor beide landen. Deze crisis was in Italië van meer acuut, in Duitschland echter van chronisch karakter. In Italië konden derhalve de gezonde krachten der natie na een strijd van een drietal jaren de moreele en politieke crisis overwinnen. In Duitschland echter bestaat, in groote lijnen gezien, de algemeene crisis van 1919 nog heden, hoewel verschillende schommelingen de continuiteit ervan misschien uit het oog zouden kunnen doen verliezen. In Duitschland is tot op heden het leven in al zijn geledingen problematisch gebleven, terwijl het in Italië in een strenge orde is opgebouwd.
III. De crisis in Italië kwam voor een groot deel daaruit voort, dat de Staat onvoldoende technisch voorbereid ten oorlog was gegaan, en dus het volk, ondanks de overwinning, door de te groote inspanning was uitgeput. Daarbij kwam nog het weinig ontwikkelde nationale bewustzijn in breede lagen der massa's. Hiermede was de taak van het fascisme als vanzelf gegeven: betere organisatie van de machtsmiddelen van den Staat en versterking van het nationale bewustzijn.
In Duitschland daarentegen was de nederlaag geleden, ondanks een meesterlijk geschoold en geéquipeerd leger, en ondanks een nationaal bewustzijn dat jaren lang methodisch was opgewekt. Daardoor moest bij velen de meening postvatten dat juist dat goed geschoolde en geéquipeerde leger, en juist dat nationale bewustzijn het euvel waren, waartegen de strijd moest worden aangebonden. Juist een volk, aan hetwelk het resultaat van een oorlog als een soort Godsoordeel was voorgehouden, moest ook de nederlaag als een Godsoordeel beschouwen. De taak van het nationaal-socialisme was hierdoor naar verhouding yeel moeilijker dan die van het fascisme: zij bestond er in, den nederlaag pragmatisch voor te stellen als een gevolg van verraad en hongersnood en een nieuw rijk, waarin alle internationale elementen zouden zijn
| |
| |
uitgedelgd, als een noodzakelijke voorwaarde voor nieuwen opbloei te proclameeren.
IV. In Italië was het communisme een typisch na-oorlogsverschijnsel, een geïmporteerde ziektebacil. Het was tijdelijk in staat de werkzaamheid der Regeering en het economische leven te verlammen, maar in werkelijkheid hebben het Latijnsche ras en de Latijnsche cultuur niet de minste verwantschap met het half rationalistische, half aziatische communisme en kon dit laatste na een betrekkelijk korten, hoewel hevigen strijd worden uitgebannen. Dat dit laatste niet mogelijk was zonder tevens vele waarden, die den West-Europeeschen mensch dierbaar waren geworden, overboord te werpen, wijst op een intensiteit van de crisis, die het nemen van radicale maatregelen raadzaam maakte.
Anders staat Duitschland tegenover het communisme. Op den bodem van het Duitsche bewustzijn sluimert het vormelooze, ja, tragische en chaotische element, dat vooral in tijden van nood aan de oppervlakte komt en dan gemakkelijk aansluiting vinden kan aan altijd vage, maar ook altijd gewelddadige aspiraties als van het oostelijke communisme. Trouwens had Duitschland zelf in 1917 het gevaarlijke spel aangevangen, zich tegenover Rusland van het communisme te bedienen, een spel dat zich later tegen Duitschland zelf zou keeren en het in de jaren 1918-1919 inderdaad aan den rand van den afgrond bracht. Daarbij komt, dat het communisme, in Rusland aan de macht gekomen, als factor van buitenlandsche politiek voor Duitschland een waardevol, voor velen zelfs een te waardevol, element werd. Voegt men hierbij de belangrijke Slavische bloedmenging in vele Duitsche stammen, dan moet men concludeeren, dat in Duitschland het communisme, wel verre van een vreemde import te zijn, maar al te zeer tot een deel van het dagelijksch leven geworden is. Tegen een dergelijken vijand kan het nationaal-socialisme met onvergelijkelijk minder slagvaardigheid optreden, dan het fascisme in Italië tegen het geïmporteerde communisme.
V. En zelfs, tegen het commurisme optredend, heeft het nationaal-socialisme zeer veel elementen aan zijn tegenstander ontleend. Dit geldt zoowel voor het programma als voor de politieke strijdmiddelen. Als het fascisme iets van het com- | |
| |
munisme overgenomen heeft, dan betreft dat voornamelijk de strijdmiddelen: tegen de cellenvorming door het communisme stelde Mussolini zijne cellen; tegen de communistische partij: eerst de fascistische beweging, vervolgens de fascistische partij; tegen de communistische vakbeweging: zijn vakbeweging; tegen de communistische benden: zijn militie; tegen de communistische jeugdorganisatie: zijn Balilla en Avanguardisti. Maar: tegenover het revolutionnaire karakter van het communisme plaatste hij de kracht der Romeinsche traditie; tegenover het internationalisme: het nationale Italië; tegenover de ontbinding van het huwelijk: de onontbindbaarheid van het huwelijk; tegenover het agressieve atheïsme: de aansluiting bij den godsdienst; tegenover de onverbloemde dictatuur der communistische partij: een persoonlijke dictatuur zonder formeele afschaffing van het Parlement en met handhaving van het Koningschap; tegenover de confiscatie van het particuliere vermogen: de handhaving daarvan; tegenover den klassenstrijd: de samenwerking der klassen; tegenover de verabsoluteering der techniek als sleutel tot den vooruitgang op alle gebieden des levens: den steun aan den landbouw als den grondslag van de volkskracht. Doordat na den marsch op Rome de fascistische partij, de vakvereenigingen en de militie geleidelijk door den Italiaanschen Staat werden geabsorbeerd, en dus tot integreerende deelen van dien staat werden, bleek ook uiterlijk, hoezeer deze organen, die oorspronkelijk tot afweer tegenover het communisme hadden gediend, haar taak ontvingen bij den positieven opbouw van den nieuwen Staat.
Om kort te gaan: het levensgevoel is bij communisme en fascisme hemelsbreed verschillend. Daardoor was het fascisme ook in de mogelijkheid, een even volledig georganiseerden Staat aan den communistischen tegenover te stellen. In dezen Staat is in de verhouding van individu tot gemeenschap het overwicht wel aan de gemeenschap, doch, zooals reeds uit de boven doorgevoerde antithese blijkt, niet in den volstrekten zin als dit bij het communisme het geval is.
Natuurlijk blijft als punt van analogie: beider fundeering op de kracht; beide zijn door kracht aan het bewind gekomen; beide spelen met de kracht een gevaarlijk spel. Doch waar die
| |
| |
kracht zich omzet in het plegen van geweld, blijkt het verschil tusschen beide bewegingen toch weder duidelijk: bij het communisme is het doel zeer chimeriek en bezitten de toegepaste geweldmiddelen een buiten alle proportie onmenschelijk karakter; bij het fascisme is het doel zeer reëel en waren de geweldmiddelen meer adaequaat aan dat doel.
Totaal anders is de physiognomie van het nationaalsocialisme. Zijn onderscheidende kenteekenen tegenover het communisme laten zich geenszins zoo duidelijk vaststellen als dit bij het fascisme het geval is. Zooals wij reeds hierboven aangaven, laat zich dit verklaren, doordat het nationaalsocialisme, naast de politieke strijdmiddelen, ook gedeelten van het programma van het communisme heeft overgenomen. Ook om deze reden bezit het nationaal socialisme onvergelijkelijk minder vormkracht dan het fascisme. Het is er nimmer tee overgegaan, gelijk in Italië Rossoni met zooveel succes heeft doorgevoerd, nationaal-socialistische vakvereenigingen in het leven te roepen. De reden, die Hitler hier altijd voor heeft opgegeven, was het primaat der politiek tegenover de economie; de overweging, dat de vakvereenigingen, ingesteld als zij waren op het naaste doel, hoogstwaarschijnlijk in het beslissende moment een rem voor een politieke revolutie zouden vormen. Inderdaad echter is het zeer waarschijnlijk, dat Hitler geen personen als leiders dezer vakvereenigingsbeweging heeft kunnen vinden, zoodat hier inderdaad van een manco gesproken kan worden. De nationaal-socialistische partij heeft zichzelf hierdoor van een belangrijke mogelijkheid, om op de marxistisch georienteerde arbeiders blijvend invloed uit te cefenen, beroofd.
Daarentegen werd door Hitler alles aangewend tot organisatie en uitbreiding van zijn partij en van zijn stormtroepen. Ondanks toeneming van het ledental bleef deze partij - om redenen nader uiteen te zetten - voornamelijk een volksbeweging. Intellectueele krachten gaven er weinig leiding aan. Daardoor bleef het politieke en economische programma vaag. Ook het fascisme begon met als inzet een vaag programma, dat echter in den loop der jaren op politiek en sociaal gebied uitermate gepreciseerd werd. Het nationaal-socialisme echter bleef zijn dreigende onbestemdheid behouden, ook tengevolge
| |
| |
van het feit, dat alle verhoudingen hier van een veel meer voorloopig karakter zijn dan bij het fascisme. Het is zeer wel denkbaar dat duizenden, die indertijd van het communisme naar het nationaal-socialisme zijn overgegaan, hetzij den omgekeerden weg inslaan, hetzij het nationaal-socialisme in communistischen geest òmvormen. Reeds het feit, dat het nationaal-socialisme in deze tijden van zeer reëelen nood van het Duitsche volk geen ander economisch programma heeft weten op te stellen dan dat van nationale autarkie, toont aan, dat men bij een aan de macht komen dier partij, gespeend van zin voor realiteit als zij is, gevat moet zijn op een even gevaarlijk economisch experimenteeren als bij het communisme in Rusland.
Daarnaast is de geestelijke bagage van het nationaalsocialisme in vele opzichten zeer onrijp: beslist anti-religieuse tendenties wisselen af met aansluiting aan bestaande staatskerken, terwijl overigens een quasi-wetenschappelijke rassentheorie - een tweede uitgave van de voor den wereldoorlog verspreide theorieën van Houston Stuart Chamberlain - een soort van mythologische substitutie voor een ware levensbeschouwing vormt. Een en ander toont weder aan, hoe het Duitsche volk, aan zichzelf overgelaten, weinig of geen politieke vormkracht bezit. Het is verbijsterend welke schatten van goeden wil, kracht en geld hier jarenlang doelloos zijn verbruikt.
Van de stormtroepen kan men zeggen, dat hun bestaan bij het aanwezig zijn van een welgewapende en goed georganiseerde staatstroepenmacht, zelfs tegenover een opdringend communisme, in vele, zoo niet alle opzichten, thans overbodig is. De stormtroepen hebben hun deel in de verantwoordelijkheid voor het voortduren van den burgeroorlog. Het oude Duitsche lansknechtenwezen kon zich hier in den breede openbaren en de Duitscher kon zijn overoude eigenschap van wèl voor zijn vaderland te kunnen sterven, maar er niet voor te kunnen leven, in deze organisatie ten volle manifesteeren.
VI Als men zich dan afvraagt, hoe het mogelijk was, dat het fascisme in 1922 bijna zonder slag of stoot, formeel zelfs op legalen weg, de staatsmacht veroverde, hoewel het geen noemenswaardige vertegenwoordiging in het parlement bezat,
| |
| |
terwijl het nationaal-socialisme in 1932 ondanks het aanwenden van de grootste moeite en met ruim tweehonderd leden in den Rijksdag, steeds aan de poort van de macht blijft staan, dan stoot men op een aantal verklaringen, die onderling in nauw verband staan.
In het Italië van 1922 waren de bestaande politieke partijen en hare leiders verbruikt. Het fascisme daartegenover bracht een nieuwe gedachte en een nieuw ideaal, en door zijn samensmelting met het bestaande nationalisme en de nationale vakbeweging begon het alle groepen der bevolking hermonisch te omvatten. Deze samensmelting kwam in 1922 op het juiste tijdstip tot stand en zou waarschijnlijk later niet meer gelukt zijn; het fascisme wist toenmaals het land in een jeugdigen storm te veroveren; het land had eigenlijk een opbouwende politieke traditie nimmer gekend en zag thans voor het eerst een scherp geaccentueerde beweging voor zich, waar het zich met vertrouwen aan overgaf.
In Duitschland zijn de politieke partijen nog steeds goed georganiseerd en niet van plan tegenover het nationaal socialisme te capituleeren. Ook hebben enkele partijen vaak boven verwachting bekwame leiders voortgebracht. Het nationaal socialisme bracht slechts nieuwe leuzen, terwijl de inhoud van zijn streven in de meeste opzichten een herhaling van dat van het Wilhelminische Duitschland bleek te zijn. Het bleef in den grond der zaak geïsoleerd, daar het ondanks alles niet met blijvende geestelijke en sociale krachten der natie samensmolt; de crisis in Duitschland is chronisch en kan door het nationaal socialisme niet beter of slechter worden opgelost dan door andere partijen, terwijl met name Pruisen, ondanks de spreekwoordelijke politieke onbegaafdheid van den Duitscher, toch een eeuwenoude traditie heeft gekend, waarin, naast de militaire, ook een belangrijke politiek opvoedende kracht in het spel is geweest: een traditie te sterk, dan dat zij door een nieuw opgekomen beweging als het nationaal socialisme blijvend kon worden op zij gezet.
VII. Terwijl het fascisme in 1922 door het wegvallen der oude parlementaire partijen voor een politiek vacuum stond, dat het slechts behoefde in te vullen om te kunnen regeeren, vormde het nationaal socialisme zelf een deel van den chaos
| |
| |
dien het op zijn wijze, tevergeefs, trachtte te overwinnen. Op het oogenblik nu, dat het hoopte de macht te veroveren, stootte het onverwacht op een meest geduchten vijand: het Pruisische conservatisme, dat in de Regeering von Papen aan de macht was gekomen.
Wanneer men thans van nationaal socialistische zijde aanvoert, dat de Regeering von Papen slechts op de persoon van den President von Hindenburg steunt en met het wegvallen van dien steun ook zelf zal ondergaan, dan miskent dit argument toch de diepere krachten, die aan de politieke ontwikkeling in Duitschland ten grondslag liggen. Dat het optreden van de presidiale Regeering-von Papen mogelijk was, bewijst dat deze Regeering kwam op een moment dat een politiek vacuum ook in Duitschland ontstaan was. Dit vacuum was hier echter van een geheel ander karakter dan in het Italië van 1922: in Duitschland was het ontstaan op het oogenblik, dat het nationaal-socialisme waarschijnlijk voorloopig zijn maximum aan ontwikkeling bereikt had, terwijl de andere partijen in de toekomst stationnair zouden blijven, zoodat de Duitsche politiek voor onbepaalden tijd op een dood punt gekomen was.
Teneinde het conservatieve karakter van de Regeeringvon Papen nader te analyseeren, dienen wij terug te gaan tot het Duitschland van na den oorlog. Sedert 1919 vormden de nationaal voelende studenten, met medewerking van gelijkgezinde docenten, den Deutschen Hochschulring. Deze Hochschulring, die talrijke politieke cursussen organiseerde, werd een terrein van ware politieke scholing voor een bepaalde generatie van studenten. Uit haar kwam die conservatiefpolitieke beweging voort, die zich verzamelt om het, uitstekend geleide, jong-conservatieve tijdschrift ‘Der Ring’. In nauw verband met deze beweging staat de z.g. ‘Herrenklub’ te Berlijn, waarbij ook vele ouderen zijn aangesloten. In dezen ‘Herrenklub’ dient men den waren tegenstander van Hitler en zijn nationaal-socialisme te zien. Het is wel typeerend, dat de eenige rechts-politieke geestelijke beweging, die in Duitschland stuwkracht heeft, zich tegen Hitler heeft geplaatst.
De ‘Herrenklub’, die zijn gebouw sedert eenige jaren te Berlijn aan den Pariser Platz en thans aan de Fr. Ebertstrasse, heeft, is een gezelschap van jongconservatieven,
| |
| |
die met alle kracht streven naar een herleving van Duitschland op nationaal-monarchistischen grondslag. Uit haar komen de huidige regeeringspersonen voort. Lang heeft een deel van de academisch gevormde jeugd in haar sympathieën geaarzeld, en aarzelt zij nog, tusschen het nationaal-socialisme en het conservatisme. Oorspronkelijk scheen haar de Hitlerbeweging, als een nieuwe beweging in een nieuwen tijd, vol beloften en van een groote toekomst zwanger, terwijl de ‘Herrenklub’ belast scheen met te veel feodale herinneringen uit een verleden, waaraan men ontgroeid scheen te zijn. In den loop der jaren echter, toen de geestelijke en politieke beteekenis van de Hitlerbeweging stationair bleef, terwijl de conservatieve groep, aan de macht gekomen, den weg opging van politieke realiseeringen, is een zekere evolutie in de geesten der intellectueelen ingetreden. Het aantrekkelijke, dat oorspronkelijk gelegen kon zijn in het onbestemd-romantische van het nationaal-socialisme, zal die beweging waarschijnlijk noodlottig worden, daar zij niet verstaat hare beloften tijdig in realiteiten om te zetten.
VIII. Een beslissende factor voor de evolutie van fascisme en nationaal-socialisme vormt de persoonlijkheid van de leiders der beide bewegingen. Mussolini is te zeer in biografieën en interviews beschreven, dan dat het hier noodig zou zijn, opnieuw een schets van zijn karakter te ontwerpen. Als conclusie van deze verschillende beoordeelingen is wel algemeen blijven staan het beeld van een man, wiens wilskracht en inzicht tegen vele moeilijke omstandigheden opgewassen zijn. Hitler is echter niet door wilskracht, maar door fanatisme groot geworden, ja, hij kenmerkt zich door een fantastische grilligheid, die in sommige opzichten aan Wilhelm II herinnert. Uit een geestelijk troebele bron (romantische Wagnervereering!) stroomen bij hem de krachten, die het Duitsche volk den weg tot herleving zouden moeten wijzen. Het verschil tusschen beide mannen is reeds voldoende gekarakteriseerd als men er aan herinnert, dat Hitler bij elk obstakel dat zich op zijn weg voordoet, in een stemming van ergernis verkeert, terwijl voor Mussolini de obstakels er slechts zijn om overwonnen te worden. Voornamelijk wordt Hitler geremd door het bewustzijn, niet uit de hoogere kringen der samenleving
| |
| |
voort te komen en geen wetenschappelijken graad te bezitten, terwijl Mussolini zich zonder moeite over dergelijke hindernissen heeft heengezet.
Mussolini heeft de veelzijdigheid van het leven zelf, terwijl Hitler de typische figuur is van het ééndimentionale denken en handelen, dat dan echter plotseling, als in den zomer van 1932, om onverklaarbare redenen wordt afgebroken.
Het is dan ook niet onmogelijk dat de ‘Herrenklub’ te Berlijn ook met het oog op den persoon van den nationaalsocialistischen leider het noodig heeft geoordeeld, aan diens beweging de wind uit de zeilen te nemen. Daarbij is wel even belangrijk de overweging geweest, dat het nationaal-socialistische programma, toegepast op de wijze waarop vele jongeren van Hitler dit hadden aangekondigd, geëigend zou zijn Duitschland opnieuw in een isolement te brengen en de herleving, inplaats van te bespoedigen, voor langen tijd onmogelijk te maken. Men verwacht dan ook dat het Duitsche volk, ziende dat het een krachtige Regeering boven zich heeft, die het nationaal-socialisme niet gunstig gezind is, zich langzamerhand van die beweging zal afwenden. Hierbij blijft voor den Nederlander de vraag open, of de regeering-von Papen dan wel een regeering-Hitler voor de Europeesche samenwerking een bruikbaarder element vormt.
IX. Een conclusie, die voor ons Nederlanders uit het voorafgaande te trekken valt is wel die van de onmogelijkheid om een vreemde beweging als fascisme of nationaal-socialisme bij ons te imiteeren. Ziet men reeds, welke haast tragische ontwikkeling het nationaal-socialisme doorloopt in een land, waar volkskarakter en omstandigheden over het algemeen toch gunstig waren voor een dergelijke beweging, dan moet het oordeel zich wel aan ieder opdringen, dat in Nederland de mogelijkheden voor een analoge politieke partij veel beperkter zijn. Het is echter niet uitgesloten, dat voor eenigen tijd de nationaal-socialistische gezindheid hier te lande aanstekelijk zal worden gelijk zij het het laatste jaar in Duitschland is geweest. Doch die epidemische aantasting der gemoederen zal dan slechts de laatste uitlooper van een in principe reeds ten ondergang gedoemde beweging zijn.
J.C. Baak
|
|