Buitenlandsch overzicht
Duitsche crisis
27 Augustus 1932
Hitler, die bij de Rijksdagsverkiezingen geen meerderheid verkregen heeft, schijnt de kans te verwerpen, door overeenkomst met het centrum zijne partij een ruim aantal zetels in een parlementair kabinet te zien toewijzen. Hij wil afdreiger blijven, maar een afdreiger die nooit toeslaat, moet zijn prestige op de baan verliezen. Zijn aanhang laat het bij geisoleerde, weerzinwekkende knokpartijen blijven, en als er dan vonnissen worden geveld als te Beuthen, doet Hitler alsof hem en den zijnen grievend onrecht geschiedt. Deze rol moet zelfs in het lijdzame, humorlooze Duitschland op den duur niet zijn vol te houden. Von Papen en Schleicher verwachten een Rijksdag die geen regeering zal kunnen vormen en dien zij aanstonds kunnen ontbinden. Daarmede is wat tijd gewonnen; voor hen of voor Hitler? Dat de laatste het er bij een nieuwe verkiezing beter zal afbrengen dan bij de vorige, verwacht niemand. Dat hij vóór die nieuwe verkiezing toegrijpt en Duitschland overhoop zet, ook niet meer. Het zou niet lukken: de tegenstand is te sterk en te wel georganiseerd. Het aanblijven van von Papen gedurende langer tijd dan eerst vermoed werd, behoort niet tot de onmogelijkheden.
Voor het overige, hondsdagen. Er gaat, voor het oogenblik, weinig vermeldenswaardigs om, maar er zal ongetwijfeld een belangrijk najaar op deze zomerstilte volgen. Er is, vóór die begon, te veel aanhangig gemaakt dat, in welken zin dan ook, moet worden afgedaan. Men heeft tijd gehad tot inkeer en nadenken, die de zekerheid dat eerlang belangrijke beslissingen