De Gids. Jaargang 96(1932)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 299] [p. 299] Verzen Inbreuk Zijn dagen waren in kalmte begonnen, Van huis en kind en zorgen niet te groot. Hij had zijn leven wel bezonnen En dacht zich vaag een verre dood. Een kleine fout, hij wist niet wanneer Was in het bestek geslopen, Toen bleek zijn plan van geen waarde meer, Zijn huis lag voor de golfslag open. Zijn aandacht greep een verre kim, Hij hoorde nog slechts de seinen Van schepen op zee en verschietende treinen, En jaagt sindsdien naar een hersenschim. [pagina 300] [p. 300] Ik stortte mij over de grenzen, Jij bleef waar je was begonnen - Wij bleken dezelfde menschen En niemand had iets gewonnen. Want of wij al zoeken en trekken Of uitzien van ons balcon, Niemand kan meer ontdekken Dan de rand van de horizon. [pagina 301] [p. 301] Wanneer de stroom u roepen mocht, Doe niet als ik, die om wat vage plichten Dat roepen te vergeten zocht En streed om voor die lokstem niet te zwichten. Want, wie de golven te volgen vroegen, Diens hart past nooit meer in de oude voegen. Wanneer de stroom u roepen mocht, Herneem die vreemde vrijheid dan. 't Verleden, dat u nog raken kan, Wordt wel vergeten op die tocht. Er is bij water en winden Allicht wat meer te vinden Dan een huis en kortstondige vrinden. Het verlies van die wij minden Komt toch eens, ongezocht. Cl. Bloem Vorige Volgende