De Gids. Jaargang 96(1932)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 76] [p. 76] De soldaat en de zee Wanneer ik mijn lamp vergeet En de kamer donker laat blijven, Zie ik, buiten, een houten keet Waarin een soldaat zit te schrijven. Om de kaars en het schrijfpapier heen, Om het dak der kantine, wijken De huizen der voorstad uiteen Naar een einder van sluizen en dijken. De soldaat heeft zijn brief voltooid. Hij dooft de vlam op zijn tafel. De deur heeft hij dichtgegooid. Hij gaat langs 't kanaal naar de haven. Ik kan van licht tot licht, Tot de laatste lantaarn, hem nog volgen. Bij den vuurtoren raakt hij uit zicht In een wolk van den nacht verzwolgen. Soldaat, gij loopt in een wolk, Gij loopt langs zee, maar later Zult gij weer weten dat volk Schooner zee is dan water. Ook ik droeg de blauwe tuniek, Zoodat, toen gij daar zat te schrijven, Ik dacht dat mijn jeugd het was die 'k In het spiegelend glas zag drijven. [pagina 77] [p. 77] Ook ik heb, als gij in dit uur, In de ruige stilte gekomen, Beginselen onzer natuur En roepende stemmen vernomen. Dan buigt voortdurend de brug Van 't leven over ons leven Naar wat wij geweest zijn terug En wij worden wat wij zijn gebleven. Zoo kom ik, zoon, bij u thuis, In mijn oog nog het ongeziene, In mijn eigen, eindelijk huis, En al is het een kleine kantine. Ik zit op den strooien stoel, Ik heb de kaars weer ontstoken, Ik heb, God weet wat ik voel, De hars in het hout weer geroken. En al is in mijn blauwe tuniek Nog blauw van de zee verdronken, Al heeft een vreemde muziek In mijn eerste woorden geklonken, Bevolkt met vaderlijk bloed Ontwaak ik als kind dezer aarde, En droom wat ik droomen moet In de taal die mijn moeder bewaarde. M. Nijhoff Vorige Volgende