De Gids. Jaargang 96(1932)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 48] [p. 48] Cinema militans voor Menno ter Braak. I Ik lijk op Harold Lloyd, maar in het leelijk dan, Want Harold Lloyd is een begeerlijk man Hetgeen ik van mezelf niet zeggen kan. Wat is hij kundig: hij kan liedren zingen, Op daken klautren, over slooten springen! Ik ben te corpulent voor zulke dingen. Hij breekt brutaal het hart der kamermeiden, Waarom de kappersknechts hem sterk benijden; Met mijn physiek valt niets meer te verleiden. Hij woont in villa's en eet aldoor kreeft, Natuurlijk, als hij zooveel centen heeft; - Ik heb geen auto en blijf toch beleefd. Kortom, hij is de Praeses der Elite, Ja méér: de Held van de Moderne Mythe.... God, geef me toch een kilo melinite! [pagina 49] [p. 49] II Terwijl ik op het schelle lichtscherm staar Waar hij verschijnt, onstuimige barbaar, Voel ik me een kleine, scheeve kankeraar, Een uitgedroogde, illuzielooze man, Die niet meer met de kindren lachen kan. 'k Heb sceptisch willen zijn: dat kòmt er van. Hij is zoo prachtig bête, zoo gaaf en sterk; Hij durft nog opgewekt te zijn bij 't werk En gaat waarschijnlijk argloos naar de kerk. Wij hebben ongelijk, naar 'k vrees, Ter Braak: De Yankee met zijn zwaargespierde kaak Schiet spelend, zonder lang te mikken, raak. Onmachtig zijn we, sukkels, idioten; - En balanceerend in zijn hooge goten Hoort Harold Lloyd waarachtig tot de Grooten! J. Greshoff. Vorige Volgende