| |
| |
| |
Amerikaansche letteren
De kunstkunst van John Roderigo Dos Passos.
Wij leven in een tijd, waarin intelligente, snedige, roekelooze, zoogenaamd moderne menschen een groote zonde bedrijven, zonder dat deze ooit als zoodanig wordt erkend. Bij klaarlichten dag en met uitdagende, lachende gezichten plegen zij diefstallen, tijgen zij op roof. 's Avonds treden zij met hun buit voor het voetlicht en de toeschouwers klappen in de handen en juichen en de stralende, charmante schavuiten buigen met iets van slimme onderlinge verstandhouding in hun tronies en voor het publiek meewarige geringschatting, omdat dit publiek de wijde zalen niet kent, waarheen zij zelf telkens rap verdwijnen, met hun lenige lichaam en fonkelenden geest om beladen weer te keeren.
Gij zult mij niet gelooven, wanneer ik U het voorwerp van hun roofzucht noem. Het zijn de ongeboren kinderen der kunst, de ongeschapen werken der toekomst, waarmee zij gaan strijken.
Soms, in tentoonstellingszalen van schilder- en beeldhouwkunst worden wij een lichten weerzin in onze ziel gewaar bij het bekijken der merkwaardige, altijd interessante voortbrengselen der moderne kunst, waar wij om redenen, waar deze ziel buiten staat, wel nieuwsgierig naar wezen moeten. Als wij die lichte droefheid in ons gemoed bespeuren kunnen wij ervan verzekerd zijn dat wij getuige zijn van een godslasterlijke zonde. Hier werd kunst, vóór dat ze rijp was in deze sferen te gedijen, met alle chemicaliën van 't geavanceerd vernuft opgefokt met als resultaat een prognose der toekomst in effigie, een anachronistisch schilderij of beeld, echter zoo caricaturaalgrijnzend, dat deze blik in de wereld die komen moet, ons bezoekers kil om het harte maakt.
| |
| |
Er bestaat hiervoor een zeer eenvoudige reden: het verleden heeft zich nog niet opgelost tot een nieuwe harmonie, pas is het bezig te ontbinden en het geschetter van jonge heethoofden met kunst-programma's ten spijt, is in deze jaren geen andere vernieuwing mogelijk dan die, waarbij men tracht de heerschende stroomingen te volgen en haren zin te vatten. Het schoone voorbeeld van een eerlijk beleven van den dag van heden vinden wij in de persoon van mevrouw Roland Holst. Er zijn andere reacties dan de hare mogelijk, maar geen enkele stap, die zich verder in het ongewisse waagt is verantwoord en zeker zijn het niet de braniepassen onder het fluiten van een deuntje met de handen in den broekzak, vol dédain voor de oude wereld, die zij achter zich lieten van zekere arrogante nieuwlichters.
Thans past het ons de letterkundigen in bescherming te nemen. Voornamelijk komt het gewraakte type der valsche profeten onder de beeldende kunstenaars voor. Des te eer echter mogen we op ons quivive zijn, wanneer we onder de schrijversbent een begaafd vrijbuiter ontdekken, die tusschen de vele suffe en tamme of ook wel welige en diepzinnige psychologische romans de synthetische parel van ‘Den Modernen Roman’ heeft geworpen, waarover nooit de zeeën der dichterlijke emotie geruischt hebben, doch die vervaardigd werd in het laboratorium van den intellectueelen scribent.
Toen, thans alweer zes jaren geleden, ‘Manhattan Transfer’ verscheen van den jongen Amerikaan Dos Passos, - want het is aan de avantgarde romans van dezen schrijver, dat wij thans denken, - ontstond er een groote beroering onder de boekenvrienden aan deze zijde van den Oceaan. Dos Passos had eerder al in Amerika de aandacht op zich gevestigd. Niet zoover we na konden gaan met zijn debuut (‘One Man's Initiation) maar met zijn ‘Three Soldiers’. De opschudding veroorzaakt door dit oorlogsboek geschreven door den jeugdigen ex-combattant (hij had onder Amerikaansche vlag in Italië en in Frankrijk gediend) heeft zich bij ons niet voortgeplant. Voor ons debuteerde hij met ‘Manhattan Transfer’, in 1925. Welk een opzet! De schrijver wilde de techniek versmaden om uit den mierenhoop der maatschappij een enkele mier uit te lichten en die met alle meewarigheid, eerbied en geestdrift eener ver- | |
| |
goddelijkt mier waardig, te beschrijven. Dos Passos' vermetele plan was het om den grootsten mierenhoop ter wereld New York zelf tot onderwerp van zijn boek te verheffen, deze stapeling van beton en staal, samengedrongen op het eiland Manhattan en uit plaatsgebrek samengeperst naar omhoog, deze verticale doorbraak van menschengedrang. Hij zou zijn geest als een zoeklicht scheren laten over de millioenenstad en in den wentelenden lichtkegel zouden telkens weer andere menschelijke wezens gegrepen worden en een intens oogenblik verschijnen in 't felle licht. Menschen, zooals ze leven en lieven, in barens- en in stervensnood, verstopt in de onderaardsche tunnels, voortjakkerend tusschen de nauwe spleten der stad, dobberend op stinkend havenwater of gevangen in de cellen van den wolkenkrabberraat. Eén flitsend oogenblik zouden we ze zien, snakkend naar lucht, hunkerend naar geluk, hijgend om uitkomst. En wanneer dan eenige malen dezelfde figuren voor ons uit het duister opgedoemd waren, zouden we uit deze serie
momenten een beeld hunner volledige levens kunnen construeeren.
Deze opzet van ‘Manhattan Transfer’, die de droom had kunnen zijn van een dichter, welke dan door titels als ‘zoeklichten over de wereldstad’ of ‘Menschen tusschen het beton’ voor ons getypeerd ware, was grandioos. We kunnen ons nog met heimwee verdiepen in de kansen, die dit epos der metropolis, den schrijver bood. Welk een mogelijkheden waren hier opgetast voor een Homeros der 20ste (of zal het worden 21ste) eeuw. Mocht evenwel een schrijver met de capaciteiten van Dos Passos, hoe hoog ik zijn gaven ook aansla, zich aan dit onderwerp wagen? Hier zijn kundigheid, kennis van literaire desiderata, begrip van de mode der kunst, technische bedrevenheid en voortvarende geest niet toereikend. Het eenige wat noodig is is dichterlijk genie. Bij het concipieeren van den opzet moet het poeëm en marche zijn. Er is een diep verschil tusschen den noodwendig in bepaalde gedaante gegroeiden vorm en het brilliante verzinsel dat een dergelijke vorm imiteert, een verschil even diep als tusschen waarheid en leugen, tusschen leven en dood. We kunnen het slechts betreuren wanneer een radicaal en intelligent prosaïst, zich aan de droomen vergrijpt, die rijpende lagen te wachten op den poeët, die
| |
| |
ertoe geboren worden zou, wanneer een modern schrijver, pronkt met de veeren der toekomst, vooral als zulk een schrijver dank zij zijn letterkundig instinct en speculatief vernuft onze nieuwsgierigheid ten opzichte der toekomst min of meer bevredigt. Aan dit laatste is het fenomenale succes te danken dat deze Amerikaan met zijn modernen roman heeft geoogst. Voor zijn oorspronkelijke gedachte heeft hij wel zijn honderd procent lof geïncasseerd.
Toch willen wij geenszins beweren dat dit de eenige goede hoedanigheid van Dos Passos zou zijn. Zijn beeldend vermogen steekt gunstig af tegenover dat van het meerendeel zijner landgenooten, die over het algemeen een verbijsterend tekort op dit gebied vertoonen; leggen wij hem den maatstaf aan onzer eigen literatuur dan stijgt onze waardemeter niet ver boven voldoende.
Het is echter zijn grimmige, wrange en op het essentieele gerichte levensvisie, die zijn pen bovenal waarde verleent. Het zijn nooit willekeurige handelingen, die in den schijn van het zoeklicht worden gesteld doch intensifieeringen van leven. Het doen en laten van Ellen en Gus, van Jim en de vele anderen wordt telkens tot één fel en hevig gebeuren gecondenseerd, de bijkomstigheden zijn er uit verdampt. Het talent van Dos Passos is een simplicissimus-talent. Felle caricaturale prenten kan hij teekenen. Zijn werk is niet neergeademd, maar neergehijgd, hoewel we bedenken moeten dat dit hijgen minder het gevolg is van teveel aan hartstocht dan van een tekort aan adem. Uit ‘Manhattan Transfer’ viel reeds af te leiden, dat het rustige, bezadigde schilderij, het bezonken conterfeitsel dezen jongen Amerikaan minder goed zou liggen. Misschien zou zijn talent zich het zuiverst ontplooien in een bundel korte schetsen, doch dan ook zonder verdere mooidoenerij, geen interessante experimenten en literaire salto mortales om van dien ademnood een deugd te maken, want we moeten bij dezen schrijver twee kanten goed onderscheiden, de deksels knappe, brilliante aanstellerij, waarmee hij een leemte in zijn kunnen camoufleert en een ernstig, vermoeid, schrijvershart.
De bundel korte verhalen is er, helaas wèl met een heeleboel mooidoenerij. De titel van het boek luidt ‘The Forty-second parallel’ en is gebaseerd op een quasi-metereologische mede- | |
| |
deeling, als motto afgedrukt vóór in het boek, waarin geconstateerd wordt dat in Amerika de stormen zich bewegen vanaf het rotsgebergte naar den Atlantischen Oceaan langs een baan, die min of meer overeenkomt met de twee en veertigste parallel. In de vijf afzonderlijke verhalen, waaruit het boek bestaat zullen we eenzelfde verplaatsing der hoofdfiguren van West naar Oost aantreffen. Zoowel Fainey Mac Creary, de afgevallen Socialist, als Janey, de naar liefde en romantiek hunkerende typiste, de arriviste Eleanor Stoddard en haar mannelijke tegenhanger Moorehouse, zoo ook het kleine, met lot en leven meedobberende menschje Charley Anderson, zij allen bewegen zich van West naar Oost en zooals de wind de richting niet kiezen kan, waarheen hij waaien zal, zoo zijn deze vijf menschen afhankelijk van de omstandigheden, die hen dwingen zich te verplaatsen. Om de krachtcentra, die de beweging dezer menschen bepalen uit te beelden doorschiet Dos Passos deze vijf romannetjes binnen den grooten roman met wat hij noemt ‘Newsreels’ en ‘Camera-eyes’.
De ‘Newsreel’ is een filmjournal in woorden, waarbij het nieuws van den dag keuzeloos, critiekloos, hot en her door elkaar heen werd gemonteerd. Een lappendeken van krantennieuws. De aanhef van een politieke rede met het slot van een gemengd bericht aan elkaar geplakt. Scherven van wereldgebeurtenissen, die rammelend voor ons neer worden gesmeten. Een sneeuwstorm, waarin vlokken politiek, levensberichten en modepraatjes dooreendwarrelen. Vlarden van zinnen, zonder interpunctie, zonder hoofdletter, doorzigzagd met refreinen van 't liedje van den dag. Het beeld scheurt zich los van zijn beteekenis is de leuze van een modern cineast. Ook de beelden van de Newsreel zijn losgescheurd van hun beteekenis tot er ergens één fragment traag verëbt en stolt tot het ‘Camera-Eye’, in de praktijk een impressionistisch stukje proza, een genrebeeldje (soms heel verdienstelijk) nog altijd buiten eenig verband met de kleine romans.
Begrijpen we den schrijver goed dan dient deze techniek, die klakkeloos overgenomen werd van de nog tastende, prille techniek van de avant garde film, ertoe om den lezer ervan te doordringen dat hij zich op een bijzondere wijze dient in te stellen bij het lezen over Eleanor en Charley en Mac. Hij mag
| |
| |
niet uit het oog verliezen dat deze figuren slechts roode vlaggetjes zijn, die langs een stippellijn verplaatst worden langs de kaart van Amerika. En na eenig geredeneer kunnen de lezers uit de volkomen afhankelijkheid der figuren van de economische factoren in de Newsreel verwerkt, afleiden dat de schrijver vermoedelijk de historisch-materialistische levensopvatting is toegedaan.
Eenlijke zonder begripsverwarring. Tot dusver drukte een kunstenaar zijn levensvisie nolens of volens in de figuren van zijn schepping uit. Deze auteur even wel schenkt ons ledige gestalten, uit onmacht dan wel uit principe en hecht dan, bij wijze van compensatie als een luid puffende en kwalijk-riekende buitenboordmotor, zijn visie toch nog aan zijn werk. Erger, hij is merkbaar trotsch op dit procédée. We hooren hem als 't ware smalen op de ouderwetsche stilte, die toch maar de dood in den pot was. Wij zijn echter niet zoo erg enthousiast over zijn vinding, des te minder omdat de vaak onbegrijpelijke potsenmakerij van de newsreels, die de frissche, opgeschoten kwajongens der kunst tot pleizierige rellen en manifestaties tegen patricieërs-kunst zou kunnen aansporen, volstrekt overbodig blijkt. Want de vijf kleine romannetjes binnen het boek, die ons in een zoo excentrieke, gekunstelde omraming worden gebracht, hebben een waarde, die met dezen gewild modernen poespas niets te maken heeft, hun timbre vloekt zelfs met het holle alarm der newsreels. Koud en naakt zijn deze schetsen, als een gezicht zonder oogharen, teekeningen hard en vlak zonder clair obscur, zonder de heimelijkheid van een enkele schaduw. Bij 't lezen bekruipt ons de stemming alsof we op een killen wintermiddag door een raam naar buiten keken naar een bleek en ijzig landschap, terwijl boven ons onbeschermd de peer brandt van 't electrisch licht. Maar deze harde contouren, die sfeer van 't laboratorium, van witkalken muren en staal, deze anti-vrouwelijkheid, deze wereld waaruit als een kwade bacterie het sentiment is weggesteriliseerd, deze charmelooze, blikkerende straten met als getolereerd vuil op regelmatige afstanden belten der zinnelijkheid, dit zijn de tafereelen, die de ziel weerkaatsen van dezen waarachtigen schrijver, van wien boeken als ‘Manhattan Transfer’ en vooral ‘The Forty-second Parallel’ een zonde beduiden.
| |
| |
Want een andere verklaring weten wij er niet voor te vinden dat een cynisch man als Dos Passos meedoet aan de plundering der arsenalen der toekomst en toegetakeld met kleeren en requisieten die hij daar vindt, buigt bij het handgeklap der velen, wien het om een kijkspel te doen is.
Jeanne van Schaik-Willing
|
|