| |
| |
| |
De blanken in Zuid-Afrika
Anderhalf millioen blanken, aan de zuidpunt van een werelddeel tegenover een drukkende meerderheid van zwarten geplaatst, hebben andere plicht dan hun krachten in onderlinge strijd te verspillen.
Er zijn teekenen dat deze waarheid wordt beseft. De hoofdredacteur van het orgaan der Hertzog-partij alhier ontving onlangs de uitnoodiging der Sons of England (een sterk engelsgezinde vereeniging) om in hunne vergadering de positie van het Afrikaans als taal te bespreken. De burgemeester van Kaapstad, engels-afrikaans geestelike, hield als gast op het feestmaal waarmede kort geleden alhier de geboortedag van de Koningin der Nederlanden werd gevierd, 'n zeer hartelike toespraak.
Dr. Nikolaas van der Merwe, lid van de Volksraad voor 'n oranje-vrijstaats kiesdistrikt en leider der republikeinse beweging, voerde het woord op een bijeenkomst van grotendeels Engelsen in de zeer britsgezinde hoofdstad van Natal. Hij heeft er waarschijnlik weinig indruk gemaakt, maar is met alle beleefdheid behandeld, terwijl generaal Hertzog, onze huidige Eerste Minister, tijdens de Wereldoorlog in datzelfde Pietermaritzburg door 'n achterdeur de wijk moest nemen.
Onze Oppositie-partij, hoofdzakelik bestaande uit Engelsen, wordt in de Volksraad geleid door generaal Smuts en nog 'n paar vooraanstaande hollandse Afrikaners. In de Senaat is advocaat F.S. Malan (een man die stelselmatig vriendschappelike betrekkingen onderhoudt met de Nederlanders in Z.A.) de leider der Z.-Afr.-Partij.
Tot de Arbeiderspartij, die indertijd engels van opzet
| |
| |
was, treden hoe langer hoe meer afrikaans-sprekenden toe, terwijl ook een russies-joods element ertoe bijdraagt om haar 'n minder scherp omlijnd raskarakter te geven. De Nationalisten zijn, wat dit aangaat, nog 't meest eenzijdig. Ook hun gelederen zijn echter de laatste jaren versterkt door de steun van engels-sprekende suikerplanters en andere nijveraars, terwijl altans één hunner senatoren Thompson heet en de zoon is van 'n man die indertijd warm bevriend was met Cecil Rhodes.
Deze feiten kenschetsen een nieuwe toestand die bezig is zich te ontwikkelen. Nog zijn de lagen onzer blanke bevolking voortdurend in wrijving met elkander, en het zal nog wel een tijd duren voor ze geheel tot rust komen. Welbegrepen eigenbelang zal daarbij 'n grotere rol spelen dan tot dusver. Reeds zijn de bovengenoemde feiten niet aan zuiver idealistiese overwegingen te danken. Indien de Nationalisten steun krijgen van engelse industriëlen, is het uithoofde van hun op de spits gedreven politiek van bescherming. Dat een groot aantal Engelsen zich schaart onder de banier van een Afrikaner als voorman der Zuid-Afrikaanse partij is o.a. omdat zij zelf geen sterk op de voorgrond tredende figuur, met het nodige magnetisme en prestige, bezitten.
Bij de Arbeiders (d.w.z. Sosialisten) ligt een internationaalgetint lidmaatschap voor de hand, zou men zo zeggen. Als gevolg van onze geschiedenis waren ze echter overwegend engels-sprekend, tot op een goeie dag de mijneigenaren van de Witwatersrand baas bleven in 'n grote staking, en, in de plaats van vele afgedankte of weggelopen engels-sprekende werklieden, Boeren aannamen. Dit gebeurde hoofdzakelik ten gevolge van een wenk, daartoe gegeven door wijlen generaal Botha en diens kollega's, die weinig dachten dat ze, quâ politici, daarmee het trojaanse paard hadden binnengehaald. Immers niet lang daarna bleek, bij 'n nieuwe staking op grote schaal, dat het eertijds volgzame Afrikaner-element door de geest van verzet sterk was aangestoken. Sinds die tijd zijn niettemin steeds meer afrikaans-sprekenden tot mijnwerker aangenomen. In de gewone ambachten nam hun aantal nog niet sterk toe, maar in de laatste jaren valt er een Groote Trek te bespeuren in omgekeerde richting
| |
| |
dan de oude, waarbij men zich verplaatste van de kuststrook naar het binnenland. Tegenwoordig komen duizende min of meer verarmde Boeren uit 't binnenland naar Durban, Oost-Londen, Kaapstad en vooral Port Elizabeth om daar in fabrieken werk te zoeken. Dit alles heeft tot gedeeltelike verafrikaansing der organisatie van Sosialisten geleid.
Na de opneming van sosialistiese ministers in ons kabinet (dat gewoonlik dat der Nationale Partij heet, doch inderdaad een koalitie vertegenwoordigt) is groot meningsverschil onder de Arbeiders ontstaan. De vrienden der twee Arbeiderministers, Creswell en Sampson, besloten op hun jongste jaarvergadering, de koalitie op te zeggen. Er worden nu krachtige pogingen gedaan tot verzoening met de ‘remonstranten,’ de volgelingen van het Hoofdbestuur der oorspronkelike partij of z.g.n. Weinstockianen, wier leiders sterk onder russies-joodse invloed staan. Inmiddels vormde zich in de, tot dusver niet invloedrijke, ‘Onafhankelike Arbeiderspartij’ een faktie nummer drie, en is de Onafhankelik-Nationalist Dr. W. Steenkamp (die in Holland en Amerika gestudeerd heeft en zowel medikus als predikant-Volksraadslid is) bezig een vierde werkmanspartij te stichten, die tussen sosialisme en nationalisme het midden houden moet. Duizende afrikaans-sprekenden zullen waarschijnlik toetreden, tot dusver stembus-ondersteuners der Nationale Partij, hoewel formeel meest niet bij haar aangesloten.
Onder de kleinere groepen der blanke bevolking nemen de Nederlanders nog altijd 'n niet te versmaden plaats in, lang niet te vergelijken evenwel bij die in de Transvaal van het Kruger-tijdperk. Hun overwicht in het ambtelik leven leidde daar dikwils tot naijver; de hoekige nederlandse landaard kwam in botsing met de gemakkelike levensbeschouwing der Boeren. Er ontstond een verhouding die niet altijd aangenaam was. Sommige Nederlanders maakten door hun gedrag en gemis aan beschaving 'n slechte indruk; de Engelsen wisten in de dagen vóór de oorlog van 1899-1902 deze omstandigheid sterk te eksploiteren. Toen de vrede van Vereeniging gesloten werd hadden de Nederlanders weinig vrienden meer, hoe trouw ze de Republieken ook bijgestaan hadden. Het uit Nederland afkomstig per- | |
| |
soneel der Z.A.S.M. was verwijderd; vele andere Nederlanders verlieten Zuid-Afrika uit vrije wil. Maar anderen kwamen weer in, en ook onder de oud-ambtenaren werd menigeen door de nieuwe omstandigheden verlokt het op eigen beenen te beproeven. Vooral te Pretoria, Johannesburg en Kaapstad zijn Nederlanders in de handel of als bouw-aannemers werkzaam. Botha nam in zijn transvaalse ministerie van 1907 de geboren Nederlander wijlen Johann Rissik op, die bij de Unie van 1910 administrateur van Transvaal werd, zoals de andere geboren Nederlander mr. Nikolaas (later Sir Frederick) de Waal (die nog onder de levenden is) administrateur van Kaapland.
In staatkundige zin hebben de Nederlanders sinds de oorlog van 1899-1902 geen afzonderlik geheel gevormd. Zij kozen na Vereeniging de zijde van wijlen Botha; sinds de Hertzog-krisis van 1912 hebben zij meest tot de Nationale Partij behoord. Tegen deze partijkeus komt in de laatste tijd een beetje reaktie op. De vervanging van Nederlands door Afrikaans als ambtstaal bleek voor velen, vooral onder de ouderen, 'n struikelblok; de meesten passen zich echter goed aan. Wij hebben in Zuid-Afrika verscheiden Nederlanders als ingenieurs, bouwmeesters, dokters, prokureurs, en ook nog steeds als onderwijzers en geesteliken, en zelfs als boeren. Kort geleden werd bij Potchefstroom een bizondernederlandse landbouwonderneming gesticht. 'n Paar maanden geleden werd te Pretoria een Nederlands Weekblad opgericht. Van Hollander-haat hoort men dezer dagen maar heel zelden.
'n Interessante groep vormen de Duitsers. Het nageslacht van de lang geleden door 't Berlijnse Genootschap e.a. organisaties uitgezonden zendelingen onderscheidt zich op menig terrein. In de buurt van Oost-Londen wonen heel wat nakomelingen van duitse boeren, meest leden van 't Vreemdelingen Legioen dat Engeland hierheen bracht. Ook nabij Kaapstad vindt men tientallen families. Velen hunner zijn opgegaan in 't Engels-Afrikanerdom; anderen handhaven de oude taal en godsdienst. In Oemvoti (Greytown), Natal, hebben de van Duitsers afgestamde boeren heel wat in de melk te brokken. Geleidelik gaat de duitse taal bij hen eruit.
| |
| |
In de meeste onzer grote steden leggen de Duitsers zich toe op handel en bedrijf. Tijdens de Wereldoorlog had elkeen met duitse naam 't zwaar te verduren van de zijde der britse medeburgers. Die wonden helen langzamerhand. Politiek staan de meeste Duitsers, sinds die dagen, aan de zijde der Nationale Partij; een eigen politiek lichaam vormen ze niet. Wel in ons mandaatgebied, Z.W.-Afrika, waar zo goed als alle Duitsers vereenigd zijn tegen de Engelsen en Afrikaners. In dat gebied hebben ze drie gewone nieuwsbladen en een geïllustreerd maandschrift. In de Unie bezitten ze twee weekbladen. Bij 't bezoek van de kruiser Karlsruhe aan de Unie en Z.W.-Afrika zijn de Duitsers zeer vriendschappelik bejegend ook door onze Engelsen.
De Grieken zijn bij ons meest fruithandelaars en eigenaars van kleine koffiehuizen. Nu en dan wordt een beetje broodnijd tegen hen merkbaar, maar ze zijn alles tezamen genomen goede, rustige ingezetenen en vormen geen faktor in de verhouding tussen de rassen. Van de Italianen en Portugezen zijn bijna 90% eigenaars van groentetuinen en warmoezeniers. Ook zij leven verspreid en komen als gemeenschap nauweliks tot uiting. Van de Syriërs, die hun brood verdienen als venters, vooral in de goudmijn-streek, kan men hetzelfde zeggen.
Van alle minderheids-groepen zijn de russiese Joden de talrijkste. Ze vormen een vrijwel aaneengesloten geheel (ook de roemeense en poolse Joden worden daartoe gerekend), o.a. dank zij hun taal, 't Jiddiesj. Daarentegen behoren de Joden, afkomstig uit andere landen van Europa, tot de Duitsers, Engelsen enz. Russiese Joden waren er al in Z.A. voor de ontdekking der diamant- en goudvelden. De ontwikkeling dier streken trok hen echter in groten getale aan. In de Z.-A.-Republiek vormden ze 'n aanzienlike faktor. Sinds de Wereldoorlog is hun aantal ook elders in ons land zó toegenomen, dat men het bekende verschijnsel zag: zodra het aantal Joden in een gebied meer dan 'n zeker percentage gaat bedragen - sommigen noemen 5% - ontstaat antisemitisme. In Transvaal was 'n jaar of wat geleden een, geheel anoniem gehouden, anti-joodse beweging, bekend als The League of Gentiles. Men nam daarvan weinig nota;
| |
| |
toch schijnt het uitgestrooide zaad ontkiemd te zijn. Verleden jaar altans brak plotseling over de russiese Joden een onweer los in de vorm van 'n nieuwe wet op landverhuizers: de immigratie uit Oost-Europa werd zo goed als geheel verboden.
't Woord ‘Jood’ werd niet genoemd, zodat west-europese Joden nog altijd ongehinderd kunnen binnenkomen. Elkeen wist echter waar het om te doen was. In hoe ver de wet werd ingegeven door het optreden van handelaars, die hun winsten bedreigd zagen door konkurentie, is moeilik te zeggen. De voorstanders - en die vond men bij onze Oppositie nog sterker dan aan Regeringszijde - verklaren dat ze ons volk de noordse (‘Nordic’) kenmerken die het heeft willen laten behouden. Men vreest voor bolsjewistiese e.a. stromingen, indien het aantal inkomelingen niet radikaal wordt besnoeid. Van joodse zijde, georganiseerd hoofdzakelik door het Zionisme, is de bedoelde stap zeer kwalik genomen. Er is op gewezen dat de Joden het land grote diensten bewezen hebben, als pioniers in afgelegen distrikten, als mijn-kapitalisten, en ook in de laatste tijd als boeren op grote schaal.
We hebben een joodse rechter. Aan joodse advokaten, prokureurs, dokters, finansiers is geen gebrek. Op onze universiteiten gaan de joodse kinderen met 'n onevenredig hoog aantal prijzen strijken. Muzikaal treden ze eveneens op de voorgrond. In de sport laten ze zich niet onbetuigd. Kortom, het eerste in ons land geboren geslacht assimileert zich bijna volkomen. Mag men van de immigranten uit O.-Europa al zeggen dat hun manieren en voorkomen veelal onsympathiek zijn, dit bezwaar vervalt grotendeels bij hun kinderen en nog meer bij hun kleinkinderen. Vele takken van nijverheid hebben hun ontstaan of bloei te danken aan joodse ondernemingsgeest. In onze oproerige bewegingen hebben Joden 'n rol gespeeld, maar naar verhouding niet buitensporig groot. 't Geldelik sukses van de meesten is merkwaardig, in aanmerking genomen de nadelen waaronder ze bij aankomst hier gebukt gaan. Van spekulatiezucht en lichtvaardig kredietnemen zijn velen niet vrij te pleiten. Ofschoon dikwijls beschuldigd kosmopoliteis- | |
| |
onverschillig te zijn, hebben zeer velen onze Nationalisten bij de verkiezingen, in de pers en bij 't bekostigen van hun organisatie gesteund.
Wat te zeggen over de waarschijnlike toekomst van het blanke volk, dat moet ontstaan uit de genoemde, (benevens 'n paar ongenoemde, zeer kleine) groepen? Men kan de minderheden daarbij bijna uitschakelen, d.w.z. ze zullen natuurlik hun invloed uitoefenen, maar die zal bijna niet na te gaan zijn. Voor zover waarneembare vervorming en wrijving voor de deur staan, komen die om zo te zeggen geheel op rekening van de Boeren enerzijds, de Engelsen anderzijds. Er is 'n tussen-faktor, waarvan men zou kunnen verwachten dat die als stootblok zou optreden, maar hij is tot dusver verrassend klein gebleven. Bedoeld worden hier de Afrikaners die eigenlik niet goed weten of ze tot de hollandse dan wel de engelse faktie behoren.
Wij hebben families als bijv. die van oud-minister Burton. Hijzelf praat ongeveer even goed Afrikaans als Engels, maar schrijft beter Engels. Zijn echtgenote is 'n Duits-Afrikaanse. Zijn kinderen behoren bijna allen aan engelssprekend Z.-A. Er zijn families als de Cloetes, de Myburghs, de van der Bijls, van wie sommige leden niets anders dan Boer willen wezen, terwijl anderen hun naam op z'n Engels uitspreken en in hun hele doen en laten engels-afrikaans begeren te zijn; zij behoren veelal tot engelse kerken, al behouden ze onbewust nog veel dat aan hun afkomst herinnert. Bij onze echte Boeren wordt altijd de spot met hen gedreven. Met welk recht? Vindt men niet even goed de Fagans, de Tomlinsons, de Frasers, de Macdonalds en vele anderen met ‘engelse’ namen - meestal kwamen de stamvaders uit Ierland of Schotland - die uiterst Boeren-gezind zijn en ijveraars voor 't Afrikaans? Ik ken 'n Annandale die geen woord Engels praat.
Het Boeren-element heeft ook in onze tijd heel wat Duitsers voorgoed in zich opgenomen. Van de afstammelingen van Hollanders in de afgelopen halve eeuw keerden weinigen zich tot 't engelse bevolkingsdeel. De kinderen van Hollanders bewaren nog meestal de taal en zeden hunner ouders. De kleinkinderen worden haast altijd Boeren. Van 't por- | |
| |
tugese en joodse bloed is 'n beetje overgegaan in de hollandssprekende Afrikaners zowel als in engels Z.-Afrika.
Onze blanke bevolking blijft dus verdeeld in twee grote sekties: Engelsman en Boer. Op dagen als 16 December, wanneer wij de overwinning op Dingaan herdenken, komt dat uit. Heel weinig Engelsen nemen aan die feesten deel, ofschoon elkeen dan een vrije dag heeft. Verder toont zich 't verschil in de kerk. De drie Afrikaner-kerken (Hervormd, Gereformeerd en Nederduits Geref.) zijn in de afgelopen kwart eeuw verzwakt door de onder de jeugd toenemende neiging tot Rationalisme, door luidruchtige sekten, vooral uit Amerika, en andere knagers. Ze blijven echter 'n machtige geestelike en maatschappelike eenheids-band tussen de afrikaans-sprekenden. De Engelsen zijn Anglikanen, Katholieken, Wesleyanen, Presbyterianen enz. Van hun genootschappen is enkel 't laatstgenoemde, de Schotse Kerk, sterk kalvinisties. Dit geeft 'n aanknopingspunt met de Afrikaners en er is al dikwijls gepraat over 'n soort vereniging. Kort geleden besloot ook de Anglikaanse Kerk in Transvaal, toenadering te zoeken o.a. langs de weg van diensten in 't Afrikaans; 'n eigenaardig verschijnsel bij deze intensnationale gemeenschap. De Katholieken zijn onder ons weinig talrijk. Feitelik is Z.-A. 'n protestants land, zodat de toestand heel anders is dan in Kanada, waar op 't gebied van onderwijs, huweliks-wetgeving e.a. zaken 'n klove gaapt, die gelukkig ons volk niet uit mekaar houdt.
Van Kanada gesproken, bij ondervinding kan ik verklaren dat de Frans-Kanadezen, om gegronde redenen, tot de meest verknochte aanhangers der britse konnektie behoren. Van de andere kant bezigt 'n engelse Kanadees niet de uitdrukking ‘Home’ wanneer hij het over Engeland heeft. In Z.-Afrika hebben (ook de hier geboren) engelssprekenden nogal veel deze gewoonte, die vanzelf hatelik klinkt voor de goede Afrikaner. 't Is ook meer dan bloot spraakgebruik. De doorsnee-engels-sprekende bij ons zit nog met onbewuste geestelike banden vast aan 't moederland. Z'n leesstof, z'n sport, z'n kerk, z'n kleding draagt alles daartoe bij. Hij wil met Engeland handeldrijven. De Boer zoekt ook andere markten. En ofschoon de moderne Boer
| |
| |
in vele opzichten de Engelsman nadoet, wordt hij toch geprikkeld door de tastbare aanhankelikheid van de ander aan 'n vèr land.
't Zijn echter niet alleen imponderabilia die de twee grote rassen der Unie nog gescheiden houden. De taalkwestie, ofschoon in theorie opgelost, geeft nog veel hoofdbrekens in de praktijk. Deze zijde van 't onderwerp zou voor enigszins degelike behandeling 'n afzonderlik opstel vereisen. Hier kan slechts worden aangestipt dat er aan beide zijden schuld is. De Engelsman is niet zelden onverdraagzaam en traag tegenover 'n andere taal. De Afrikaner wil zich niet altijd tevreden stellen met 't vele dat hij reeds op de weg van gelijkheid won, doch overdrijft menigmaal. De sympathie van ons, Hollanders, is aan de kant der Boeren, al heeft men onze eigen taal de eens erkende ereplaats, op 'n beetje vreemde manier, afhandig gemaakt. Aan Hertzog komt de eer toe dat hij al vroeg de ekonomiese betekenis heeft ingezien van volslagen taalgelijkheid voor de Afrikaner. Onze Unie-grondwet van 1909, waaraan ook Gen. Smuts en wijlen Gen. Botha zowel als vele engels-sprekenden meewerkten, kende die gelijkheid toe. Dit is geheel billik want de twee elementen zijn ongeveer even talrijk. De oorspronkelike meerderheid der Engelsen verdween door 't afnemen van immigratie en de grote gezinnen der Boeren.
In de Staatsdienst leidt de aanwezigheid van twee rassen veelal tot naijver, ofschoon de positie gunstiger moet heten dan in menig ander land waar 't volk heterogeen is. Men heeft aan weerskanten heethoofden en geniepigers, maar door de bank is John Bull zowel als Willem Boer 'n gemoedelike meneer, die 'n ander ook iets gunt. In de grond der zaak worden onze twee grote volksgroepen niet meer gescheiden door diepgaande verschillen. Nu onze gewestelike status binnen 't Rijk vaststaat, we 'n eigen vlag hebben en er hoe langer hoe meer Afrikaans wordt aangeleerd door de Engelsen blijft er niet zo heel veel verkeerds meer over. De kafferkwestie is nog wel 'n moeilikheid; de Engelsen zijn daarover verdeeld, maar bijna alle Boeren staan, min of meer geprononseerd, aan de éne kant.
‘Spes Bona’ was steeds ons motto. 't Is te voorzien dat
| |
| |
de kleingeestigen aan weerskanten nog 'n hele tijd de pot aan 't pruttelen zullen houden. Toenemende wederzijdse aanraking, gemengde huweliken, samenwerking in openbare lichamen, en vooral de sport, sturen echter in goede richting. Als de Engelsen ook nog nieuwsbladen en boeken in 't Afrikaans wilden lezen, zou de goede zaak sterk bevorderd worden - en de Afrikaanse uitgevers 'n welverdiende aanmoediging krijgen -, maar zo ver zijn we, geloof ik, nog lang niet.
Kaapstad.
N. Levi
|
|