De Gids. Jaargang 95
(1931)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 373]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bij het aftreden van gouverneur-generaal De GraeffI.Legendevorming is geen ding van het verre verleden alleen, maar geschiedt nog iederen dag. Zij hoopt op vrij spel waar het een onderwerp geldt als het Indisch beleid der jongste jaren, waarover, uit een kring waar men het ‘er dik pleegt op te leggen,’ voorstellingen tot het Nederlandsch publiek worden overgebracht die grif plegen te worden aanvaard door zoodanigen die niet de gewoonte hebben wat nicht X of neef Y, immers ‘people on the (Indian) spot,’ met veel aplomb in hun mailbrieven verhalen, aan informatie van solider aard, die toch ook hun, zoo zij ze slechts lezen wilden, ter beschikking staat, te toetsen. De schrijver van dit artikel heeft Indië nooit gezien. Hij heeft enkel belangstelling voor Indische feiten, en pleegt die door kennisneming van Indische officieele publicatiën, ook van particuliere mededeelingen die hem betrouwbaar schijnen, te bevredigen. Die over Indië wat substantieels vernemen wil behoeft immers niet verlegen te zijn. Indië timmert aan den weg; tot tweemaal toe in één zomer aan den weg om het Lac Daumesnil. Wij Nederlanders mogen daar gaan kijken; - wij behoeven het niet. Wij hebben toegang tot Koloniaal Instituut, Volksraadsdebatten en regeeringsverslagen. Als wij nòg niet begrepen hebben dat Indië te groot is om door den eersten den besten Europeaan, in een hoekje ginds in een ondergeschikte betrekking geplaatst, in zijn geheel te worden overzien en beoordeeld, is het waarlijk onze schuld. De Staat der Nederlanden beslaat niet alleen meer oppervlak, maar heeft ook talrijker bevolking in Azië dan in Europa. Hoe talrijk die is en op welke wijze samengesteld, Indië zelf deelt het ons, in de resultaten zijn er jongste volks | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 374]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
telling, voor het eerst met eenige juistheid mede. Nimmer te voren waren de geperfectioneerde telmethoden toegepast, sedert lang in Nederland in gebruik. In den loop van het jaar 1930 is onder leiding van het Volkstellingskantoor, in de eerste plaats door de ambtenaren van het Binnenlandsche Bestuur, een omvangrijke arbeid verricht ten behoeve van de volkstelling, welke van 22 September tot en met 7 October werd gehouden. Deze telling week in zooverre van alle voorgaande af, dat daarbij voor het eerst (voor geheel Java en Madoera, alsmede voor een groot deel der Buitengewesten) eene momenttelling is gehouden (op den avond van 7 October). Het was de eerste maal dat het beginsel der gelijktijdigheid, waardoor zooveel fouten en onnauwkeurigheden in de uitkomsten van volkstellingen worden vermeden, in Indië werd toegepast. De organisatie moest tot in onderdeelen zijn verzorgd om een vlot verloop mogelijk te maken, en voor de uitvoering moest een veel grooter aantal tellers te werk worden gesteld dan ooit het geval was geweest. Populariseering der telling heeft in de beslissende weken de aandacht der bevolking allerwege op den tellingsarbeid gevestigd en onverschilligheid weggenomen, zoodat de tellers bij hun arbeid zeer weinig moeilijkheden van de zijde van het publiek hebben ondervonden. Reeds 10 October 1930 kon het voorloopig cijfer voor Java en Madoera worden vastgesteld, dat later slechts zeer geringe wijzigingen heeft behoeven te ondergaan. Tegen het eind van de maand was ook het cijfer der Buitengewesten bekend. Kort samengevat zijn de uitkomsten de volgende:Ga naar voetnoot1)
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 375]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De bevolkingsdichtheid per KM2 is voor Java en Madoera te stellen op het zeer hooge getal 314.5, voor de Buitengewesten op 10.7. Het afleiden van het bevolkingsaccres sedert 1920 levert moeilijkheden op, daar de uitkomsten der volkstelling van dat jaar, door het ontbreken eener momenttelling, minder betrouwbaar waren. Vooral in de steden en cultuurcentra moet het aantal getelde personen destijds te laag zijn geweest. Buiten Java en Madoera, Bali en Lombok, Sumatra's Oostkust, werkte men toen nog met schattingscijfers. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 376]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Niettemin staat vast, dat de bevolkingsvermeerdering sedert 1920 nog aanzienlijk is geweest, op Java en Madoera door geboorte-overschot, in de Buitengewesten bovendien door vestiging. Vergelijking met de uitkomsten der volkstelling-1920 (die Ned.-Indië 49.350.834 inwoners gaf, waarvan 48.304.620 Inlanders, 169.708 Europeanen, 876.506 Chineezen en andere vreemde oosterlingen) zou de volgende accrescijfers doen aannemen:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 377]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voor de Europeanen moeten deze cijfers zeer betrouwbaar worden geacht: ook in 1920 zijn zij nauwkeurig geteld. Voor de Chineezen (in het bijzonder in de groote steden en in de Westerafdeeling van Borneo) moge dit in mindere mate het geval zijn; niettemin staat ook voor hen het feit eener snelle toeneming vast. Bij alle niet-inheemsche bevolkingsgroepen (met uitzondering der Chineezen op Java) is het aantal vrouwen veel sneller gestegen dan dat der mannen, hetgeen op toenemende gezinsvorming bij deze groepen wijst. Ten aanzien der Inlanders is op te merken, dat de dichtst bevolkte deelen van Java (Kedoe, Bagelen) en vele eilanden in den Oostelijken Archipel bij de gemiddelden der tabel ver ten achter blijven, terwijl de minst bevolkte deelen van Java (Krawang, Besoeki), evenals vele gewesten op Sumatra, veel hoogere cijfers dan die der tabel vertoonen. Neemt men in aanmerking dat 48.304.620 voor de Inlanders van 1920 een te lage schatting is geweest, dan zal men hunne toeneming over heel Indië sinds dat jaar op 13 à 15% mogen stellen. In ieder geval geven de cijfers van 1930 het beeld eener maatschappij in snelle ontwikkeling, waarin niet-inheemsche elementen zich meer en meer vastzetten en verstevigen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IIIndië's verkeersontwikkeling kenmerkt zich door uitbreiding, versnelling en verschuiving. Het motorverkeer neemt snel toe, maar deze groei beteekent slechts ten deele een uitbreiding van den geheelen verkeersomvang, immers een inkrimping van omvang en beteekenis van het railverkeer gaat er mede gepaard. In den laatsten tijd begint deze verschuiving, die aanvankelijk vrijwel uitsluitend op het personenverkeer betrekking had, ook voor het goederenverkeer beteekenis te krijgen. Spoor | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 378]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en tram trachten door tariefsverlagingen dezen achteruitgang tegen te gaan. De reizigerstarieven werden daartoe teruggebracht tot het peil van vóór den oorlog. Daarmede werd bereikt, dat voor de beide laagste reizigersklassen het vervoer althans eenigermate bleef toenemen. Het vervoer in de 1e en 2e klasse heeft echter ondanks dezen maatregel 15 à 25% aan auto en taxi verloren. Dank zij het motorverkeer worden alle grootere plaatsen langs de hoofdwegen met hunne markten, zoo voor goederen als voor arbeidskracht, voor de bewoners der in het binnenland gelegen desa's snel en gemakkelijk bereikbaar. Zóó dicht wordt het net der verbindingslijnen, dat men van een min of meer geïsoleerd binnenland op Java nauwelijks nog spreken kan. Op de marktprijzen van consumptie-artikelen en van voortbrengselen der inheemsche nijverheid en derhalve op de oeconomische positie van den inlander kan dit verschijnsel zijn invloed niet missen. Het benzineverbruik in Ned.-Indië is van 1925 tot 1930 verdubbeld en gestegen tot bijna 250 millioen Liter. De ontwikkeling van het motorverkeer heeft aan de bestaande groote landwegen haar oude beteekenis teruggegeven en een toenemende behoefte aan nieuwe hoofd- en binnenwegen doen ontstaan. Het aanbrengen van ontbrekende schakels in de Noordelijke en Zuidelijke hoofdnetten van Java wordt urgent, evenals de verdere aanleg van den grooten asweg met de vier belangrijke zijtakken op Sumatra. Tegenover deze toenemende behoefte aan gewone wegen staat een afnemende urgentie van spoorwegaanleg. In opkomende streken kan thans voor een reeks van jaren door den aanleg van gewone wegen de ontwikkeling voldoende worden verzekerd. Eerst in een later stadium, als het vervoer een massaal karakter gaat aannemen, zal spoorwegaanleg noodig zijn. Gunstig is de ontwikkeling der burgerlijke luchtvaart, terwijl de postvluchten van Nederland naar Indië en terug den duur van het vervoer van belangrijke postzendingen tot ongeveer 10 dagen heeft teruggebracht. Ook de reisduur van de gewone mail is verkort. De reis van Genua of Marseille naar Batavia, die de laatste jaren omstreeks 23 dagen placht te vorderen, wordt tegenwoordig door de nieuwe | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 379]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
schepen in 21 of 20 dagen afgelegd. Gebruik van de luchtlijn Batavia-Medan verkort voor passagiers en post den verbindingsduur tot 18 dagen. Alleen voor interinsulair vervoer van post en 1e klassepassagiers kan van verschuiving van het verkeer te water naar het luchtverkeer eenigermate sprake zijn. In het algemeen bleef het verkeer te water zich regelmatig ontwikkelen. Het schepenbezoek aan de havens nam van 1925 tot 1929 met ongeveer 30% toe wat het aantal, met omstreeks 40% wat de tonnage betreft. Indië's scheepvaartverbindingen met omringende landen nemen in aantal en regelmaat toe. Door hare lijnen naar de Straits eener- en naar Australië anderzijds heeft de K.P.M. een geregelde verbinding Singapore-Australië via Java tot stand gebracht, die ook voor het toeristenverkeer in Ned.-Indië van belang is. Voorts heeft dezelfde maatschappij hare lijnen uitgebreid tot Siam, Indochina, China, Zuid-Afrika, terwijl daarnaast de Java-China-Japanlijn verschillende geregelde diensten op de in haar naam genoemde landen onderhoudt. De omvang van het binnenlandsch postverkeer is van 1925 tot 1929 met ± 25% toegenomen, die van het buitenlandsche met ongeveer 50%. Het aantal telefoonaansluitingen nam van 1925 tot 1929 met 30% toe. De radiotelegrafie is van groote beteekenis geworden voor het buitenlandsch verkeer (in 1925 werd ruim 15% van het totaal aantal woorden per radio verzonden, in 1929 ruim 40%). Na de in 1928 tot stand gebrachte verbinding met Nederland worden in het radio-telefonisch verkeer geleidelijk andere landen opgenomen. De cijfers voor 1930 bewijzen dat, ondanks de oeconomische malaise, de strekking naar grooter snelheid en gebruik van moderne verkeersmiddelen doorwerkt. Het benzineverbruik nam in vergelijking met 1929 met ruim 10% toe, hetgeen ongeveer overeenkomt met de jaarlijksche vermeerdering over 1925-'28 en slechts bij die van 1929, welke 25% had bedragen, achterstaat. Het aantal telefoonaansluitingen nam met minder dan 2% toe (tegen een gemiddelde van 7½% in de laatstvoorafgegane jaren). Het percentage | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 380]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van het aantal woorden, per radio-telegraaf verzonden of ontvangen, steeg van 41 tot 44. In het postverkeer was in de tweede helft van 1930 een lichte achteruitgang merkbaar. Het schepenverkeer in de havens nam in vergelijking met 1929 met 5% af, de goederenbeweging met 10%. Het aantal Mekkagangers verminderde aanzienlijk. De luchtvaart bleef zich in 1930 zeer bevredigend ontwikkelen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IIIEen land dat door zijn ligging, zijn in- en uitvoer, zijn volksgroepen en godsdiensten met verscheidene deelen der wereld verbonden wordt, moet vele zijner vraagstukken, meer dan tot nu toe, in internationaal verband leeren zien. Deze taak rust ook, zelfs juist op de Inheemschen, die ervan doordrongen mogen worden, dat de mate van zelfbestuur over deze gewesten voor een groot deel mede afhankelijk is van de vraag, in hoeverre aan internationalen standaard kan worden voldaan. Aldus Jhr. de Graeff bij de opening van den Volksraad in 1929, toen hij de eerste verschijning van Inheemschen in eene vergaderzaal van den Volkenbond te vermelden had. De persoonlijke belangstelling van den landvoogd op het gebied van Indië's internationale betrekkingen is groot geweest. Bij eene reorganisatie der Algemeene Secretarie zijn de Volkenbondszaken in één bureau gecentraliseerd. Markante personen uit het cultureele en zakenleven die Indië bezochten zijn gaarne officieel ontvangen. Den koning van Siam, den G.G. van Indochina, de gouverneurs van Straits en Filipijnen had men op bezoek; aan Hanoi en Bangkok werd tegenbezoek gebracht. Op onderscheiden internationale conferenties en congressen is Ned.-Indië officieel vertegenwoordigd geweest. Ik noem de Xe en XIe Volkenbondsvergadering (Djajadiningrat, Soejono), de bijeenkomst der Interparlementaire Unie (Soejono), de conferenties tot voorbereiding eener gezamenlijke oeconomische actie, de voorbereidende conferentie inzake het steenkolenvraagstuk, de XIIe en XIVe internationale arbeidsconferenties (Djajadiningrat, Soejono, Salim), het wegencongres te Washington, de maritieme volkenbondsconferentie inzake kustbebakening en verlichting te Lissabon, de zendingsconferentie te Jeruzalem in 1928 (Moelia) en ga er nog verscheidene voorbij. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 381]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Door de toetreding van Nederland, voor het geheele Staatsgebied, tot de Luchtvaartconventie, werd het luchtvaartrecht van Ned.-Indië onder internationale overkoepeling gesteld. Talrijke toepassingen van Volkenbondsverdragen in Ned.-Indië kwamen voor. Ook de oeconomische depressie van 1930 werd in internationaal verband bezien. Pogingen om door in internationaal overleg vastgestelde restrictieschema's den druk op de marktprijzen te verlichten slaagden ten aanzien van de suiker (Chadbourneconferentie), de tin en de thee; een rubberrestrictieplan kon niet worden verwezenlijkt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IVDat ook de Inlandsche beweging eene stijging zou moeten vertoonen, is reeds bij zijn ambtsaanvaarding in 1926 de Graeff's vermoeden geweest. De eenig mogelijke doeltreffende bestrijding van het extremisme achtte hij in erkenning van het recht van een constructief nationalisme gelegen. Welwillend en waardeerend sta ik tegenover de wenschen en idealen van elke staatkundige richting, hoe ook genaamd, welke den weg tot gezamenlijke overweging en overleg niet bij voorbaat afsluitGa naar voetnoot1). Deze overtuiging is bij hem niet bezweken toen hij zich in 1927 door communistische beroering in de noodzaak zag gesteld zijne machtsmiddelen te versterken,Ga naar voetnoot2) de gewestelijke en algemeene recherche uit te breiden en beter toe te rusten, en op groote schaal extremisten naar Boven-Digoel te verbannen. In December 1929 werd opnieuw een ingrijpen noodig geacht: huiszoeking bij leden en leiders der P.N.I. Bij de toepassing van machtsmiddelen ten aanzien van extremisten is steeds zooveel mogelijk vermeden, organisaties als zoodanig te treffen, aangezien daarin naast bewuste revolutionairen veelal ook bonafide nationalisten zijn opgenomen. Reeds bij zijn ambtsaanvaarding in 1926 trok hij te dezen opzichte zijn lijn: hij zou de machtsmiddelen niet op nationalisten toepassen: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 382]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ik ben er van doordrongen dat zij voor uitzonderingsgevallen zijn gegeven en dus slechts in uitzonderingsgevallen toegepast mogen worden.... Ik zal er tegen trachten te waken dat de bestrijding van hen die anarchie prediken en daarop aansturen, ontaardt in een stelselmatige jacht op zoogenaamde extremisten, waarbij de grens tusschen hen die werkelijk staatsgevaarlijk zijn en die dit niet zijn, moet verflauwen, en waarbij in de gelederen van hen die zich communisten noemen, velen worden gedreven die daar in het geheel niet thuis hooren, b.v. zij die, geleid door gevoelens van een geheel andere orde, nationalistische idealen nastreven, idealen waarvoor op zich zelve - ik zou geen rechtgeaard Nederlander zijn als het anders was - bij mij slechts eerbied kan bestaan. Ook de maatregelen tegen de P.N.I. waren slechts gericht tegen de daarin vereenigde gevaarlijke elementen: Tenzij verdere ontwikkeling van het onderzoek of van de situatie tot andere gedragslijn noopt, zullen van de P.N.I. niet die deelen worden vernietigd, wier waarde voor reëele verbetering der Inheemsche samenleving aan geen redelijken twijfel onderhevig blijktGa naar voetnoot1). Aan de sociaal-constructieve elementen moesten, om hun afscheiding uit de extremistenorganisatiën te bevorderen, gelegenheid tot vrije meeningsuiting, en de middelen worden verstrekt ter inschakeling van hun opbouwenden arbeid in het staatkundig leven. Bij zijn ambtsaanvaarding werd door Jhr. de Graeff uitgesproken dat het vertrouwen der inheemsche bevolking in hare regeering schade had geleden en moest worden hersteld: Sprak ik zoo juist over de hanteering van machtsmiddelen, ik draag de diepe overtuiging in mij, dat daarmede niet kan worden volstaan. Met machtsmiddelen kan wel tot op zekere hoogte en voor zekeren tijd het optreden naar buiten van staatsgevaarlijke personen worden gekeerd en bedwongen, maar niet de ontvankelijkheid worden weggenomen van de groote massa der bevolking voor hunne onverantwoordelijke, veelal ondergrondsche propaganda. Daarvoor is in de eerste plaats noodig dat, voor zoover het teloor is gegaan, het vertrouwen van de inheemsche bevolking in den rechtvaardigheidszin van de Regeering en in Haren ernstigen wil om steeds aan de belangen van die bevolking boven elk ander belang voorrang te geven weder worde hersteld. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 383]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
die door hun opvoeding en opleiding de aangewezen personen zijn om aan het gedachte- en gemoedsleven van hunne landgenooten leiding te geven. Deze verklaring heeft in Europeesche kringen eene ontstemming veroorzaakt die gedurende de geheele landvoogdij is blijven doorwerken. Men zag er onbetamelijke critiek in op het beleid van Mr. Fock. Doch, blijkens mededeeling van den R.G.A.Z. in den Volksraad van 24 Juli 1931, was het Mr. Fock zelf, die kort voor zijn aftreden in een brief aan den minister van een in wijden kring ‘geschokt vertrouwen’ gesproken had en op maatregelen tot herstel aangedrongen. De woorden van zijn opvolger waren de weerklank daarop; de bedoeling, aan Fock's beleid een stigma op te drukken, is de Graeff op het oogenblik dat hij ze bezigde, voorzeker vreemd geweest. Fock heeft het bewind moeten voeren in een tijd die noopte aan het herstel der financiën tijdelijk alles ondergeschikt te maken; - de Graeff is, gedurende het grootste gedeelte zijner landvoogdij, in deze noodzaak niet geweest. Gelegenheid om aan het staatkundig leven actief deel te nemen is onder hem geboden door groote vrijheid te laten aan vereeniging en vergadering; - eene vrijheid, onvermijdelijk trouwens tot de behoorlijke ontwikkeling der decentralisatie, en in het algemeen van een stelsel van vertegenwoordigende lichamen. De klachten meermalen in deze zaal vernomen, dat vrijheid van politieke vereeniging en vergadering voor de Inlandsche maatschappij meer in naam dan in werkelijkheid bestond, hebben de volle aandacht der Regeering. Voor zoover wat van deze klachten gegrond mocht zijn door de Regeering kan worden verholpen, is Haar streven erop gericht hierin verandering te brengen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 384]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
elementen naar die uiterste richtingen stuwt. Die stuwing maakt de maatschappij labiel. Natuurlijke zelfordening daarentegen, waarbij de onderscheidene groepen elkander en daarmede het geheel in evenwicht houden, stabiliseert. In een aantal gemeenteraden (Malang, Manado, Cheribon, Tegal, Soerabaja, Kediri) is de inlandsche vertegenwoordiging versterkt, in den Volksraad is haar de grootst mogelijke minderheid ingeruimd, de Raad van Indië is uitgebreid met twee door Inlanders bezette zetels. Tegen benoeming van nationalisten in den Volksraad is niet opgezien. ‘Non-coöperatie’ komt in Ned.-Indië voor, doch draagt er eer een opportunistisch dan een principieel karakter. Dit geldt van verschillende non-coöperatieve politieke vereenigingen als de Partai Sarekat Islam Indonesia, Partai Bangsa Indonesia (vroeger Soerabajasche Studieclub) en de Partai Nasional Indonesia, die niet aan den arbeid van vertegenwoordigende lichamen wenschten deel te nemen doch niettemin er prijs op bleken te stellen door persoonlijk contact van hun vertrouwensmannen met vertegenwoordigers der Regeering of door het zitting nemen in Regeeringscommissies de in hun kring levende inzichten bekend te maken. Ook bleek men prijs te stellen op de benoeming van Volks- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 385]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
raadsleden, waarin men vertrouwen had en die, doordat zij niet aangesloten waren bij een vereeniging die ‘noncoöperatie’ in haar vaandel schrijft, in openbare colleges zitting konden nemen. Het duidelijkst komt dit karakter van de huidige noncoöperatie in Indië tot uiting in de Partai Bangsa Indonesia onder leiding van Dr. Soetomo. Wat haar verhouding tot de overheid betreft, houdt de P.B.I. evenals de Studieclub vroeger het midden tusschen het coöperatieve en het non-coöperatieve beginsel. Dr. Soetomo gaf op een der vergaderingen als zijn oordeel te kennen, dat de vraag of men coöperatief of non-coöperatief moet zijn geen onderwerp van principieele gedachtenwisseling kan uitmaken. Coöperatie of non-coöperatie, zoo wordt deze gedachte in een redactionaal artikel van de Soeloeh Ra'jat Indonesia nader uitgewerkt, geven slechts den weg aan waarlangs men aan de nooden en behoeften van het volk tegemoet wil komen: die nooden en behoeften alleen mogen als richtsnoer gelden. Eischen die belangen non-coöperatie of coöperatie, dan moet men zich in een oogwenk daaraan kunnen aanpassen. Daarom wordt elk lid vrijgelaten ten aanzien van de wijze waarop hij de belangen van het volk wil dienen. Hun non-coöperatieve of coöperatieve houding geeft niet die van de P.B.I. als zoodanig weer, en leden die in raden zitting nemen mogen niet als vertegenwoordigers van de P.B.I. in die lichamen beschouwd worden. In een ander redactioneel artikel van dit blad wordt opgemerkt, dat de coöperatief-gezinde vereenigingen, die alleen uit intellectueelen bestaan, geen aanraking hebben met het volk, zoodat tusschen het volk en hen, ondanks het feit dat zij in de vertegenwoordigende raden voor de belangen en de wenschen van het volk opkomen, ook geen verband bestaat. Daartegenover wordt in de non-coöperatieve beweging, hoewel men deze zonder twijfel in overeenstemming acht met de opvattingen van het volk, dat van regeerings- en bestuursbemoeienis weinig moet hebben, veroordeeld, dat de als leiders optredende personen niet in staat zijn om de doeleinden, waarnaar zij streven, in korten tijd bij het volk ingang te | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 386]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
doen vinden, zoodat de beweging, bij gebrek aan intellectueele leiding, gaat ontaarden. In de praktijk neemt de P.B.I. ten aanzien van de noncoöperatieve gedachte dit standpunt in, dat zij op elke kwetsing van hare nationale gevoelens reageert door niet meer deel te nemen aan dat deel van het politieke leven, dat haar in aanraking zou brengen met de macht, door wie zij, wat ze noemt, een nationaal leed heeft ondervonden. Zoo was het uittreden der Soerabajasche gemeenteraadsleden, die behoorden tot de Soerabajasche Studieclub, te verklaren, en van denzelfden aard is de afzijdigheid, die de P.B.I. betracht ten aanzien van den Volksraad, waarin de leden dier vereeniging bij den aanvang van de periode 1931-1935 geen zitting wenschten te nemen, volgens de Soeloeh Ra'jat Indonesia van 11 Februari 1931 ‘wegens de bezwaren, die men heeft tegen de houding van de Regeering in de P.N.I.-zaak, waardoor niet voldaan wordt aan het verlangen naar rechtvaardigheid in het hart van de bevolking van Indonesia, in het bijzonder niet in de kringen van de Persatoean Bangsa Indonesia.’ Doch in den Provincialen Raad en de Regentschapsraden van Oost-Java hebben ook thans nog leden van de P.B.I. zitting. Bij de jongste algemeene beschouwingen in den nieuwbenoemden Volksraad is door onderscheiden leden het beleid van den aftredenden Gouverneur-Generaal gekarakteriseerd, o.a. naar aanleiding der volgende passage uit de Memorie van Antwoord: Tegenover het beleid van aantasting van elken radicalen partijgroei bij de kiem, als door sommige leden wordt voorgestaan, zoude de Regeering willen wijzen, eenerzijds op de fatale uitkomsten welke een dergelijk beleid, vooral op den langen duur, in vele landen en tijden opgeleverd heeft, anderzijds op den stabiliseerenden en evolueerenden invloed welken Haar beginsel, - vrij laten opgroeien doch wilde of giftige loten onverbiddelijk wegsnoeien -, zoo in verleden als heden, zoo hier als elders, heeft gehad. En bij die vergelijking wordt Zij wederom gesterkt in Haar overtuiging naar het goede beginsel te hebben gehandeld, daarbij het verschijnsel indachtig dat, wat in den loop der eeuwen den tijdgenoot soms zwak en onzeker voorkwam, later veelal als doorzettend en vooruitziend werd erkend, terwijl de zoogenaamde ‘sterke man’, althans na langdurig bewind, door wie na hem kwamen voor velerlei onheil verantwoordelijk werd gesteld. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 387]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De heer van Zalinge (vertegenwoordiger der K.P.M.) erkent in de Graeff's beleid een vaste lijn, die een bepaald einddoel in het oog hadGa naar voetnoot1) en gebaseerd was - en daar kwam het op aan - op het vertrouwen der Inlandsche bevolking. De heer Soejono (regent): De vermeerdering van het aantal zetels voor ons inheemschen danken wij in de allereerste plaats aan de huidige Indische Regeering, in het bijzonder aan den Landvoogd, die ondanks felle cririek niet terugweek. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 388]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
men niet belangloos is, niet objectief kan zijn, vindt men in de Nederlandsche pers, die sympathiek stond tegenover de Britsch-Indische adspiraties van de afgevaardigden op de z.g. round-table conference te Londen. Zij stond tegenover de Britsch-Indische verlangens heel wat objectiever dan de Indische pers ten opzichte van de koloniale vraagstukken hier te lande, en ook veel objectiever dan de Engelsche pers tegenover de politiek van Ramsay Macdonald. Zooals ik zeide, dat is vanzelfsprekend, juist omdat het eigen belang medespreekt.... De heer Fournier (vrijzinnig): Wij moeten aan het ontwakend bewustzijn leiding en richting geven.... Ik geloof, dat door de Regeering in dit opzicht zeer juist is gehandeld.... In deze zaal wordt dikwijls gesproken over de onafhankelijkheid van Indonesië; men maakt zich op dit oogenblik al zorgen over de vraag, of dit inderdaad een in de naaste toekomst liggend feit is of niet, maar het is natuurlijk begrijpelijk, dat, waar een individueel zelfbewustzijn zich begint te uiten, ook een begrip van onafhankelijkheid zonder meer opkomt. Overal, waar emancipatie in de wereld plaats heeft, is een verlangen naar onafhankelijkheid daaraan onafscheidelijk verbonden. Het is zeer begrijpelijk, dat de nationalisten zich die onafhankelijkheid gaarne als een in de naaste toekomst liggend feit voor oogen stellen en die gaarne zoo vlug mogelijk zouden willen hebben. Aan den anderen kant vraagt men zich dikwijls af of daar de belangen daarmee wel zullen zijn gediend. Men aanvaardt het feit dan ook niet, zooals het zich voordoet, maar tracht het als het ware te verschuiven en zoo mogelijk te voorkomen, en hierin ligt de fout. Wanneer men een ontwakend zelfbewustzijn ziet geboren worden, moet men ook het einddoel erkennen, waartoe dit eenmaal onvermijdelijk leidt. Maar tusschen het bereiken van dit doel en het begin van de ontwikkeling ligt dikwijls nog een heel lange weg en het is nu maar de kwestie, hoe die weg wordt bewandeld. Wanneer men dit beseft, wanneer men in de historie ziet, dat geen enkele overheersching eeuwig is geweest, maar aan alle overheerschingen op een gegeven oogenblik een einde komt, dan weet men ook, dat dit einde wordt ingeluid op het oogenblik, dat zich in het volk het groeiend nationalisme openbaart, aanvankelijk schuchter, daarna dikwijls zich ontwikkelend met horten en stooten, om langzamerhand pas in de juiste banen te worden geleid. Welnu, wanneer men met een zekere overtuiging, gevestigd op historische, sociologische en psychologische gronden, kan aannemen, dat dit eenmaal komen zal, dan is het met een staatsmansblik gezien wanneer men het oogenblik onderkent, dat dit gebeuren gaat. Het is dan ook zeker, dat die wissel op de geschiedenis moet worden gehonoreerd. Men kan zich dat feit niet wegdenken; het is er en men heeft er rekening mede te houden, en wanneer ik het beleid van de welhaast afgeloopen bewindsperiode naga, dan zeg ik: Volgens mijn overtuiging is daarmede op de juiste wijze rekening gehouden; daarmede is niet getransigeerd; men heeft het onderkend, men heeft gezien, dat een levenskrachtig volk eenmaal dien weg opgaat en men heeft getracht deze periode te laten gaan langs geleidelijke wegen. Men zie de geheele wereldgeschiedenis na, men zal altijd zien, dat wanneer in een onderworpen volk het bewustzijn begint te groeien zichzelf te willen zijn, dit altijd met zeer veel horten en stooten gaat. Het is onjuist op dat horten en stooten te veel den nadruk te leggen, en vooral daaruit te willen demonstreeren, dat het nationalisme onjuist zou zijn.... Gebeurt dat nu ook niet, wanneer | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 389]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
men het heeft over de nieuwe Vereeniging P.I.? Zijn er niet veel stemmen opgegaan, die zeggen: Het is een voortzetting van de P.N.I.? Weg ermede, dadelijk weg, niet wachten tot moeilijkheden komen, dadelijk zorgen, dat deze vereeniging niet kan uitgroeien? Ik zou dat een zeer verkeerde taktiek en politiek vinden, want wanneer een vereeniging ontstaat, al is het uit een oude vereeniging, beteekent dat niet, dat de leiders niet in staat zouden zijn die nieuwe vereeniging tenslotte langs andere banen te leiden. Het is in deze periode altijd noodzakelijk om te zien, wat de eigen groeikracht geeft, wat de eigen mentale verwerking en bezonnenheid kan opleveren, en daarom gaat de geheele kwestie.... De heer Abdoel Rasjid (groep Thamrin): Buiten in het publieke leven, krachtens mijn beroep als bevolkingsarts mij bewegende in alle lagen der bevolking van hoog tot laag in mijn omgeving, heb ik meer dan eens onomwonden als mijn volle overtuiging kenbaar gemaakt, dat het tegenwoordig gevoerde bestuursbeleid der Regeering juist is.... De heer Soeangkoepon (zelfde groep): Heeft de Regeering bij de uitvoering van Haar maatregelen in deze gewesten gehandeld op de basis van en overeenkomstig de grondgedachte, neergelegd in de Indische Staatsregeling? Deze vraag kan ik met volmondig ‘ja’ beantwoorden.... | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 390]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
volkomen bewezen, dat een volk een ander volk nooit eeuwig kan opvoeden; er zal een tijd aanbreken, waarbij elke opvoedingstaak voleindigd wordt en het opgevoede volk het beschikkingsrecht over zijn eigen lot moet verkrijgen. Het is evenwel voor een Regeering moeilijk de vraag te beantwoorden, wanneer deze tijd zal komen, omdat dit geheel afhankelijk is van de bekwaamheid en parate kennis van het opgevoede volk. De bepaling van deze kwestie ligt m.i. geheel in de handelingen en daden der inheemsche bevolking. Een stimuleerenden invloed van de zijde der Regeering op de politieke ontwikkeling van de inheemsche bevolking heeft deze wel daadwerkelijk gevoeld en begrepen en de inheemsche massa is thans tot zoodanige ontwikkeling gebracht dat onderscheid behoort te worden gemaakt tusschen de Regeering en Haar uitvoerende gezagsorganen. Zij begrijpt thans dat de ‘Kompenie’ niet alleen wordt gevormd door Europeanen, maar ook door de inheemsche bevolking zelf.... De heer Thamrin zelf (leider der nationalisten): Wij gelooven dat het gevoerde beleid in de bestaande omstandigheden het eenig mogelijke is geweest.... Ik zie den tijd nog komen, dat de Nederlanders den Landvoogd dankbaar zullen zijn, dat te hunnen behoeve een dergelijk beleid gevoerd is geworden. Wat men dezen Landvoogd als vriend en vijand na moet geven, is de moed, waarmede hij voor eigen overtuiging uitkomt. De wijze, waarop de Gouverneur-Generaal gereageerd heeft op inmenging, zelfs van de hoogste zijde, welke hem niet juist voorkomt, verdient vermelding, waardeering en hulde. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VUitvloeisel van den wensch der Regeering, aan het bestaande wantrouwen zoo mogelijk een einde te maken, waren de in 1927 ingevoerde Regentenconferenties, waarin de hoogste Inlandsche bestuursambtenaren in de gelegenheid werden gesteld rechtstreeks en mondeling van hun gevoelen te doen blijken en in onderlinge besprekingen hunne inzichten te toetsen aan die van de Regeering en de Hoofden van Gewestelijk bestuur. Vele maatregelen zijn mede van deze conferenties het gevolg geweest, b.v. het verplichten van de bestuursambtenaren tot het doen van meer tournée's waarbij in het bijzonder de kleinere plaatsen moeten worden bezocht, betere behuizing van de wedanas en assistent-wedanas en waar noodig (Bantam) betere bezoldiging der desahoofden, beter samenwerking tusschen het Inlandsch bestuur en verscheidene landsdiensten, de herhaalde verklaring door de Regeering dat verouderd en overdreven hormatbetoon niet meer ge- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 391]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
oorloofd is, de waarschuwing om niet meer elke uiting van ontevredenheid dadelijk toe te schrijven aan extremistischen invloed en dienovereenkomstig te handelen, de ruimere toepassing van de bepalingen inzake vrijheid van vereeniging en vergadering. Van gunstigen invloed op het contact tusschen Inlandsch bestuur en bevolking is voorts geweest de omstandigheid dat de Inlandsche bestuursambtenaren door de bevolking gekozen kunnen worden in Regentschapsraden, waardoor vanzelf hun streven versterkt werd, het vertrouwen der bevolking te winnen.
Een belangrijke aangelegenheid met betrekking tot het bestuur in Ned.-Indië, die in 1930 de bijzondere aandacht had, was de taakverdeeling tusschen het Europeesch en Inlandsch bestuur in het rechtstreeks bestuurd gebied op Java en Madoera. Dadelijk na de invoering van de bestuurshervorming in West-Java deden zich verschillende moeilijkheden en bezwaren voor, doch de regeering meende niet aanstonds te moeten ingrijpen. Eerst wilde zij kunnen beoordeelen, welke bezwaren uit het hervormde stelsel zelve voortkwamen en welke het karakter droegen van die, welke zich altijd voordoen bij belangrijke omzettingen, waaraan de verschillende geledingen van het bestuursapparaat nog moeten wennen. Deze gedragslijn, die er mede toe deed besluiten de doorvoering van de hervorming in Midden- en Oost-Java om der wille van die bezwaren niet uit te stellen, bleek juist. Een aantal van de in den aanvang gerezen bezwaren bleken inderdaad overgangsmoeilijkheden, die het bestuursapparaat zelve overwon. Ten aanzien van een aantal andere mocht een algemeene voorziening niet uitblijven. Een werkcomité, bestaande uit Europeesche zoowel als Inlandsche bestuursambtenaren, werd ingesteld, dat onder leiding van den Regeerings-Commissaris voor de Bestuurshervorming zijn taak verrichtte. Hoofdbeginselen der bestuurshervorming tegen welker practijk de bezwaren zich richtten waren (voor zoover zij | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 392]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
betrekking hebben op de verhouding tusschen het Europeesch en het Inlandsch bestuur) de volgende:
De uitwerking dezer beginselen kwam voor het Inlandsch bestuur hierop neer, dat de Regent het hoofd werd van het Inlandsch bestuur en van de bestuurspolitie in het regentschap, niet meer ondergeschikt aan den Assistent-Resident zooals vroeger, maar aan den Resident. Het Europeesch bestuur bleef een belangrijk aandeel nemen in de bestuursen politievoering in de plaatselijke sfeer, getuige de opdracht aan den Resident van de bevoegdheden van den Assistent-Resident-oude-stijl (Hoofd van plaatselijk bestuur), en getuige de aanstelling van een groot aantal (35) Residentenafdeelingshoofd, bijgestaan door vele assistent-residenten. Deze beginselen en de hoofdtrekken van haar uitwerking moesten naar het inzien der Regeering in zoover gehandhaafd blijven, dat van een terugkeer naar den vroegeren toestand, waarbij de Assistent-Resident de chef was van den Regent geen sprake mocht zijn. De Resident-afdeelingshoofd vereenigde de bevoegdheden van het voormalig Hoofd van gewestelijk bestuur (voor zoover niet aan den Gouverneur voorbehouden) met die van den Assistent-Resident-oude-stijl. Tegen deze combinatie rees het bezwaar van tweeslachtigheid, en overbelasting der residentsfunctie. Om het op te heffen zal naar het gevoelen der Regeering het ambt zijn te ontlasten van de vele be- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 393]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
moeiingen in de plaatselijke sfeer, die daaraan nog nu verbonden zijn, en zullen die bemoeiingen zooveel mogelijk zijn over te dragen op lagere bestuursorganen n.l. den Regent en den Assistent-Resident. De plaatselijke bestuursvoering wordt dus nader bij de ingezetenen geplaatst. De Regent komt voor deze overdracht in aanmerking, omdat voortgegaan moet worden met het scheppen van zijn zelfstandigen werkkring, de Assistent-Resident, omdat anders aan het Europeesch bestuur het aandeel in de plaatselijke bestuursvoering ontnomen zou worden, dat aan dit bestuur, overeenkomstig de bestaande uitwerking der hervormingsbeginselen, toegekend zou blijven. Deze overdracht maakt noodzakelijk om in elk regentschap een Assistent-Resident te plaatsen, wat weer meebrengt, dat in het huidige corps Assistent-Residenten een onderscheid wordt aangebracht tusschen de Assistent-Residenten, die in elk regentschap samenwerken met den Regent, en lagere bestuursambtenaren - waarvoor de Regeering ter onderscheiding van de eerstbedoelde groep wederom den naam ‘controleur’ wenscht in te voeren - die aan deze Assistent-Residenten zullen zijn toe te voegen. Gewaarborgd is dan, dat de Assistent-Resident een ambtenaar zal zijn van voldoenden diensttijd en ervaring, hetgeen met het oog op zijn nieuwe positie noodzakelijk is te achten, terwijl daardoor tevens in het Assistent-Residentsambt de thans slechts gebrekkig aanwezige gelegenheid tot scholing van toekomstige Residenten geboden wordt, en in de vervulling van dat ambt de bevrediging wordt gegeven, die de lagere Europeesche bestuursambtenaren in hun dienstvervulling misten. Bij een dergelijke overdracht zal voorts niets meer in den weg staan aan vergrooting van de afdeelingen, welke ten goede komt aan verheffing van de zelfstandigheid van het Inlandsch en lager Europeesch bestuur, en eene scherpere selectie voor het residentsambt mogelijk maakt, waaruit in de toekomst verlichting van het gouverneursambt moet voortvloeien, door overdracht van verschillende gouverneursbevoegdheden aan den Resident. De bevoegdheden van den Resident, die voor overdracht aan lagere autoriteiten in aanmerking komen, omvatten het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 394]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
grootste deel van de bemoeienissen en verrichtingen, welke de wetgeving aan het ‘Hoofd van plaatselijk bestuur’ opdraagt. Onder die omstandigheden lag het voor de hand dien term uit de wetgeving te doen verdwijnen, voor zoover deze van toepassing is op het rechtstreeks bestuurd gebied op Java en Madoera. Ter verwezenlijking der nieuwe taakverdeeling werden in den loop van 1930 twee ontwerp-ordonnantie's uitgewerkt, die op 21 Maart 1931 aan den Volksraad zijn aangeboden en op 24 April 1931 door dit college werden aangenomen.
Ten aanzien van de bestuursvoering in het algemeen merkte de heer de Graeff in 1929 bij de opening van den Volksraad op: De instelling der nieuwe openbare organen is niet enkel van groote beteekenis voor de Indische maatschappij, ook voor verschillende landsdiensten, vooral - en daartoe beperk ik mij nu - voor het Europeesch en Inlandsch Binnenlandsch Bestuur. Deze beide bestuurscorpsen hebben hun groote tradities voornamelijk ontwikkeld in tijden, toen het bewind over deze landen op geheel andere beginselen berustte dan thans. Het is dus vanzelfsprekend, en zelfs een blijk te meer van de karaktervastheid dier twee corpsen, welke langer dan een eeuw de trots zijn van Nederlands Overzeesch Bestuur, wanneer zij zich niet even snel laten omvormen als de woorden van een wet. Maar, hoe geleidelijk ook, het ontwikkelingsproces is ook hier aan den gang, en het Bestuur als orgaan van de uitvoerende macht zal zich mede moeten gaan richten naar de opvattingen, welke aan de instelling der nieuwe organen ten grondslag liggen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 395]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vooral door innerlijke kwaliteiten en door gevoel voor goede vormen van den gezagsdrager, doch zoo min mogelijk door kunstmatig gehandhaafde tradities en etiquettes dient te worden gehandhaafd. Aan verouderd hormatbetoon mag niet langer worden vastgehouden. De ambtelijke omgang in en tusschen beide bestuurscorpsen mag door geen andere vormen worden beheerscht, dan voor dien omgang bij andere diensten en in het algemeen onder beschaafde menschen bestaan. Meer en ook niet minder dan de algemeene, goede omgangsvormen mag een bestuursambtenaar geven noch eischen of zelf aanvaarden. In de omstandigheid dat aan instandhouding van niet meer van dezen tijd zijnde omgangsvormen nog te veel waarde wordt gehecht, ligt voor een deel de verklaring van het bedenkelijk feit, dat juist de jonge hoogerontwikkelden, die in vrijere omgeving gemakkelijk een plaats kunnen krijgen, de neiging vertoonen zich verre te houden van een corps, dat hen toch zoo dringend noodig heeft. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VIKrachtige steun is onder het bewind-de Graeff verleend aan het inheemsch initiatief op het gebied van studiefondsen, onderwijs, internaten, ziekenverzorging, volksnijverheid, credietorganisatie, weezen- en armverzorging, reclasseering. De sociale arbeid van inheemsche vereenigingen als Boedi Oetomo, Pasoendan, Moehamadyah, de Soerabajasche Studieclub werd door waardeering en advies bevorderd. Commissiën zijn ingesteld om te rapporteeren over de versnelling der vorming van een inlandschen middenstand, over de wenschelijkheid, regelen te stellen op de inlandsche vennootschap op aandeelen, op de inlandsche hypotheek. Op het gebied van het materieel recht is de belangrijke beslissing gevallen dat afgezien wordt van de jaren lang voorbereide rechtsunificatie (ontwerp-Cowan) en dat zal worden overgegaan tot codificatie van het adatrecht, met de voorbereiding van welken arbeid in 1930 een begin is gemaakt. Een nieuwe koelieordonnantie is ingevoerd (1931) strekkende ter geleidelijke afschaffing van de poenale sanctie, ‘een uitzonderingsmaatregel die als zoodanig reeds niet langer mag worden gehandhaafd dan strikt noodzakelijk is.’ Naar arbeidstoestanden (ook die voor de Europeesche employé's in de bergcultures op Java) heeft een onderzoek plaats gehad. Eene commissie is ingesteld (en heeft in 1930 gerapporteerd) over de vraag in hoeverre het wenschelijk is het ‘domeinbeginsel’ als grondslag van agrarische wetgeving los te laten. Een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 396]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
andere, om te rapporteeren over de mogelijkheid en wenschelijkheid van grondbezit van Indo-Europeanen. De Hollandsch-Inlandsche-Onderwijscommissie ter bestudeering van de organisatie en uitkomsten van het Westersch onderwijs voor Inlanders en Vreemde Oosterlingen heeft voor het eerst een groot aantal gegevens verzameld omtrent de kosten, de resultaten, het leerlingenverloop en de arbeidsmarkt voor niet-europeesche abiturienten van het westersch lager onderwijs. Inzake de toepassing van art. 177 Indische Staatsregeling is een nieuwe gedragslijn aangenomen: dubbele zending wordt niet langer geweerd (in de Bataklanden, tot dusver alleen door de Rijnsche zending bewerkt, is de R.K.-missie toegelaten; de scheidingslijn op Nieuw-Guinea is vervallen). Moderne Mohammedaansche stroomingen zijn bevredigd door wijziging der huwelijksordonnantie voor Java en MadoeraGa naar voetnoot1) (in gelijken geest zijn de uitvoeringsvoorschriften van de huwelijksordonnantie voor de Buitengewesten gewijzigd), en door wijziging der oude voorschriften inzake de oprichting van moskeeën en het instellen van vrome stichtingen. De bedrijvenwet is ingevoerd waardoor Landsbedrijven op meer oeconomische basis gesteld kunnen worden, met eigen begrooting. Commissiën van advies zijn ingesteld inzake de financieele verhouding tusschen het Land en de autonome ressorten, inzake de rechtsverhouding tusschen het Land en de zelfbesturende landschappen (exterritorialiteitscommissie), en inzake de financieele verhouding tot deze landschappen. Op den voet van gewestelijke inlandsche gemeenteordonnanties is in verschillende gedeelten der Buitengewesten het aantal inlandsche gemeenten uitgebreid. Hoe ook het oordeel der geschiedenis over de bewindsperiode-de Graeff luiden zal, zeker zal zij vermelden dat hij een ijverig Landvoogd is geweest. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VIIVerdeelt men het veelomvattend centrale Indische gouvernement in sectoren, dan spreekt het wel vanzelf dat geen Landvoogd zich in alle tegelijk krachtig gelden | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 397]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
doet. In welke wèl, hangt van zijn aanleg en van de omstandigheden af. Jhr. de Graeff heeft zijn voornaamste aandacht gewijd aan de sociale en politieke ontwikkeling der Inheemschen, aan de machtsmiddelen, waarvan de deugdelijkheid aan de gevaren dier ontwikkeling evenredig moest blijven, aan de bestuurshervorming, de arbeidswetgeving zoowel voor Inlanders als Europeanen, aan Indië's internationale betrekkingen. Op het gebied der financiën, oeconomie en landsbedrijven-politiek, op dat van onderwijs, eeredienst en volksgezondheid, neemt men den persoonlijken invloed van den bewindvoerder minder waar. Men heeft het wel voorgesteld, alsof de keuze der regeeringssferen welke in het bijzonder de belangstelling van den Gouverneur-Generaal hadden, willekeurig, subjectief was; alsof de evolutie en de emotie in zulk een sfeer welhaast kunstmatig werden geprikkeld. Bij die voorstelling van zaken miskent men de feiten. Jhr. de Graeff heeft geen beleidsproblemen gemaakt, doch ze uit de tijdsomstandigheden zien geboren worden. Het was zijn taak, elk rijp probleem te hanteeren en naar eigen visie tot oplossing te brengen. Op financieel gebied was door Mr. Fock het belastingstelsel hervormd, een aanvang gemaakt met de saneering van den gewonen en buitengewonen dienst, alsmede met de centrale bemoeienis en contrôle van de Generale Thesaurie, en het bezoldigingsstelsel - grondslag van een jaarlijksche uitgave van ± 200 millioen - was onder diens bewind tot stand gekomen. De noodzakelijke continuïteit van het regeeringsbeleid vereischte dat dit alles doorwerkte. Voor groote nieuwe financieele hervormingen was onder die omstandigheden geen plaats. Behalve de groote sprong in de uitgaven na de communistische troebelen, ten behoeve van de uitbreiding en verbetering der machtsmiddelen, stijgen de uitgaven met niet veel meer dan het natuurlijk accres. Voorzoover er in verband met het bezoldigingsstelsel - dat in lagere rangen salarissen toekent die het twee- of drievoud zijn van hetgeen in het particuliere bedrijfsleven wordt betaald, - vragen en bedenkingen rezen, scheen de ervaring nog te kort om | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 398]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
reeds herziening ter hand te nemen. Achteraf kan men betreuren, dat niet eerder met versobering van de Landsdiensten begonnen is, dat geen liquide reservefonds is gevormd, maar ook al had de Landvoogd de huidige wereldcrisis reeds eenige jaren van te voren zien aankomen, hij zou toch niet den Volksraad, en de Minister niet de Kamers, van de juistheid dier visie hebben kunnen overtuigen. Een sterke begrootingsbesnoeiïng in die jaren ware Cassandrapolitiek geweest. Op oeconomisch gebied kwamen, behalve de internationale restrictie-vragen waaraan de Regeering groote aandacht heeft gewijd, ook weinig groote vraagstukken vanzelf op. Zeker waren er personen, die een nieuwe welvaartspolitiek wilden zien ingeleid, maar er heeft zich in Indië reeds te zeer een publieke opinie gevormd dan dat ideeën van een enkeling effect kunnen verkrijgen, die niet door maatschappelijke en staatkundige groepen worden aanvaard. Massale aandrang tot intensiveering der welvaartspolitiek bestond tot voor korten tijd niet - nu wel, want nu zit men in de miserie. Velleïteiten in die richting, voor zoover zij er al waren, bleven, in vergelijking tot de politieke aspiraties, zwak. De tijden schijnen voorbij waarin een Indische regeering (in belangrijke dingen) nieuwe banen in kan slaan zonder dat de massa zelf daartoe nog eenige neiging toont. Op onderwijsgebied vigeerde nog het stelsel-Creutzberg. De wenschelijkheid dit te herzien werd allereerst door Mr. Creutzberg zelf op den voorgrond gesteld. De Hollandsch-Inlandsch-Onderwijs-Commissie (H.I.O.C.) was er het gevolg van, met hare vooral uit een sociologisch oogpunt merkwaardige rapporten. Rijp voor een beslissing leek de zaak nog niet. Zij is dit misschien nu, onder invloed van de crisis, geworden. In de politiek jegens de Zelfbesturen kwam beweging (Exterritorialiteits-commissie, commissie voor de financieele verhouding, bestuurshervorming), maar nog geen lijn. Men schijnt in verband met dit alles twee feiten te kunnen vaststellen. Ten eerste. De Landvoogd is steeds bereid geweest, verschijnselen welke op financieel, oeconomisch, onderwijsgebied | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 399]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de aandacht afdwongen, ernstig te doen onderzoeken; hij heeft zich rekenschap gegeven van de veranderingen welke zich op die gebieden voltrokken. Zoodra de malaise doorzette heeft hij ingegrepen (Begrootingscommissie, Salarisvermindering; een, in verband met het onhoudbare bezoldigingsstelsel heilzame en kloeke, en uit sociaal oogpunt de minst schadelijke bezuinigingsmaatregel). Hij heeft het initiatief tot bestudeering eener herziening van het Bezoldigingsstelsel genomen, waarbij o.m. de uitkomsten van het onderzoek der H.I.O.C. een deugdelijke basis vormen. De productie toch van werkkrachten voor verschillende functies, door het onderwijs, moet verband houden met de maatschappelijke behoefte aan de vervulling dier functies. De Gouverneur-Generaal stond dus wel steeds gereed om aan opkomende vraagstukken aandacht te wijden, durfde deze ook aanpakken, maar is van oordeel geweest dat een aantal problemen wel gesteld doch nog niet opgelost konden worden; dat een oplossing geforceerd ware geweest, hetzij omdat het vraagstuk nog niet voldoende bestudeerd was, en dus de oplossing overhaast geweest zoude zijn, hetzij wijl deze problemen nog niet voldoende in de publieke belangstelling waren opgenomen, om een oplossing er van in de instemming van althans een groot deel der betrokkenen te fundeeren. Ten tweede. Onmiddellijke aandacht werd gevraagd voor problemen van politieken aard. De in haar huidige fase omstreeks 1923 onder de Inlandsche studenten te Leiden en in den Haag opgekomen nationalistische beweging, welke de volksbeweging in Indië direct en indirect sterk beïnvloedde, was vrijwel uitsluitend politiek georiënteerd. Oeconomische belangstelling was hoogstens secundair. Niet de Regeering, maar de nationalisten stelden de politiek voorop. De Regeering heeft aldoor getracht deze eenzijdig politieke belangstelling te temperen. Tegenover de wilde jeugd zonder succes. Toch, overal waar maar even een oeconomisch of sociaal initiatief was - coöperatie, vakonderwijs, internaat - werd dit, desgewenscht, gesteund. De Mededeelingen omtrent enkele onderwerpen van algemeen belang van 1930 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 400]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
geven van hetgeen op die wijze gegroeid is een belangwekkend overzicht. De voortdurend doorgevoerde onderscheiding tusschen constructief en destructief nationalisme stelde juist den socialen arbeid telkens opnieuw als doel, zelfs als eisch. De nationalisten antwoordden: eerst de nationale (politieknationale) gevoelens wakker roepen, daarnà eerst kunnen wij het gewekte enthousiasme op productieven arbeid richten. In het laatste jaar voornamelijk is hierin verandering gekomen. De P.B.I., de partij van Dr. Soetomo, thans de belangrijkste organisatie, stelt welvaartsdoeleinden voorop en wijdt zich slechts aan politiek voorzoover dit tot het bereiken van die doeleinden noodig is. Hierin openbaart zich de nieuwste fase in de volksbeweging. Het langzamerhand in voldoende mate gewekte nationaal gevoel, de mislukking van de P.N.I.-actie, de malaise en zeker niet in de laatste plaats de steun der Regeering bij socialen en oeconomischen arbeid, hebben de aandacht voor zoodanigen arbeid aanzienlijk versterkt. In de daaraan voorafgaande jaren was de natuurlijke, spontane neiging tot zoodanigen arbeid niet aanwezig. Dit was een feit dat men betreuren kon doch als werkelijkheid te aanvaarden had. Een belangrijk element bij de beoordeeling van het Regeeringsbeleid op het gebied der volksbeweging is gelegen in de aankondiging der zoogenaamde vertrouwenspolitiek. Is de Landvoogd in de taak die hij zich daarmede stelde geslaagd? De houding van Jhr. de Graeff hierbij doet denken aan het: ‘Point n' est besoin d'espérer pour entreprendre, ni de reussir pour persévérer.’ Zeker heeft de Gouverneur-Generaal met grooten tact, en onverstoorbaar, in bedoelde richting gewerkt. Men kan in wezen zijn houding met die van Lord Irwin vergelijken, maar Jhr. de Graeff volgde die houding het eerst. De tijden waren echter niet gunstig. Enkele maanden na zijn optreden braken in 1926-'27 de communistische onlusten uit, werden rond 13000 personen aangehouden, van wie er ruim 1100 naar Digoel verbannen en 4522 tot gevangenisstraf veroordeeld werden. Nauwelijks was deze sensatie wat geluwd of op 29 December 1929 veroorzaakten de P.N.I.-huiszoekingen opnieuw, en nog heviger, opschudding en verbittering. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 401]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op Kerstavond 1929 ongeveer te 7 ure, even voor de Kerstboom zou worden aangestoken, krijgt de Landvoogd te Buitenzorg een bericht van den Procureur-Generaal, dat er ernstige kans bestaat op door de P.N.I. te verwekken onlusten omstreeks het aanstaande Nieuwjaar; dat er onmiddellijk moet worden ingegrepen, dat huiszoekingen bij alle P.N.I.-leiders over geheel Indië noodig zijn; dat, in verband met de feestdagen, onmiddellijk een beslissing moet worden genomen. Wanneer haar hoogste adviseur ter zake zoo adviseert, kan een regeering niet, op zoo korten termijn, op eigen verantwoording diens advies in den wind slaan. De Landvoogd, buiten staat iemand te raadplegen, moest toestemmen. Met die toestemming bracht hij zelf zijn vertrouwenspolitiek een zwaren slag toe, want van Inheemsche zijde geloofde niemand aan opstandsplannen tegen Nieuwjaar 1930 beraamd, waarvan in het P.N.I.-proces dan ook niet is gebleken. (De Regeering heeft dit laatste in de jongste Memorie van Antwoord (Juli 1931) erkend). Van de zijde der volksbeweging volgde dus de beschuldiging, dat de Gouverneur-Generaal zich door de reactie op sleeptouw had laten nemen, dat hij de Inheemschen blijkbaar niet meer vertrouwde, immers verdacht van hetgeen zij zeiden in het minst niet te beoogen. Weshalve men hem wederkeerig dan ook het vertrouwen in breede kringen opzegde. Het Hoofdparket handelde onmiskenbaar te goeder trouw, maar is, naar achteraf blijkt, te veel op alarmeerende rapporten afgegaan.
Bij het Binnenlandsch Bestuur en andere takken van dienst waren verschillende leidende figuren, die bestuurden volgens den ‘ouden stijl.’ Respectabele menschen veelal, maar wier beleid niet in overeenstemming was met de denkbeelden der Regeering, neergelegd in de openingsrede van den Volksraad in 1929.Ga naar voetnoot1) Nu kenden de Inheemschen die denkbeelden, en zagen tevens dat de ambtenaren van den ‘ouden stijl’ gehandhaafd bleven. Daaruit trokken zij de conclusie: de Regeering geeft woorden, geen daden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 402]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dit verwijt was in zekeren zin niet geheel onjuist. Maar ook hier zat de Regeering in weefselen van het noodlot ingesponnen. Onder de wegens ancienneteit voor leidende functies in aanmerking komende B.B.-ambtenaren vond men weinig krachten die voor vervanging der bedoelde personen bij uitstek geschikt konden worden geacht. Verandering was dus heel moeilijk, wilde men er verbetering door bereiken, een verbetering die trouwens voornamelijk verkregen moet worden door geleidelijke verandering in opvattingen en methoden van het geheele corps. De Inheemschen wenschten niettemin dat er door ontslag ‘een voorbeeld gesteld worden zou.’ Dan zouden de aanblijvers hunne methoden wel wijzigen, meenden zij. Er deed zich echter (op Java) geen enkel geval voor, voldoende sprekend, om zulk een voorbeeld te stellen.
Tegenover deze factoren, die de volvoering der aanvaarde taak bemoeilijkten, waren er ook die ze begunstigden. Ten eerste de houding van de Europeanen, culmineerend in de actie der pers en in die der Vaderlandsche Club. Deze beide acties waren niet verwonderlijk, zelfs onvermijdelijk. Het spreekt vanzelf, dat de te zeer in Compagnie's overleveringen opgevoede Nederlanders, onder den invloed der toenemende spanning in Ned.-Indië zelf, in Rusland, China, Britsch-Indië, en later Indochina, zich ietwat benard gingen gevoelen, en onbewust naar symptomen zochten om dit gevoel aannemelijk te maken. Thans is de atmosfeer wat kalmer. Men gaat zich beter in de nieuwe verhoudingen schikken, en de Voorzitter van de vaderlandsche club heeft onlangs bij de Algemeene Beschouwingen een zeer kalme rede gehouden. Hoe kwam het vaderlandsche club-gerucht de vertrouwenspolitiek ten goede? De Inheemsche politiek in haar huidige stadium is nog over het algemeen reactief. Zij komt zelden met eigen constructieve denkbeelden voor den dag. De clichés ‘onafhankelijkheid,’ ‘volwaardig parlement’ worden grif aan den man gebracht, maar eigen doelmatige gedachten bijvoorbeeld over bestuur van desa, regentschap, gemeente, land, over organisatie der rechterlijke macht, belastingstelsel, practische welvaartsbevordering en al dergelijke | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 403]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
onderwerpen hoort men zelden of nooit. De Inheemschen kunnen, in de vertegenwoordigende lichamen, goedkeuren of afwijzen wat de Nederlandsche leiding voorstelt. Eigen constructieve denkkracht, laat staan daadkracht, toonen zij over het algemeen niet. In gevolge dezen aanleg reageert men slechts op de actie van Europeesche groepen en op die der Regeering. Aan zichzelf overgelaten is de Inheemsche volksbeweging over het algemeen passief en onderling verdeeld. Maar nauwelijks gevoelt zij zich bedreigd, beleedigd, of zij loopt te hoop. Het geheim van alle beleid jegens Inheemschen is daardoor: rustig laten begaan binnen onverbiddelijk getrokken grenzen, helpen waar hulp wordt verzocht, niets opdringen, ontzien, vooral: medevoelen en rechtvaardig zijn. Zoodra een Europeesche krant of partij tegen de Regeering schrijft denken de volksleiders: de Regeering doet blijkbaar iets dat goed is voor ons, en steunen zij haar. Zoodra de Regeering van Europeesche zijde geprezen wordt, worden de Inlanders achterdochtig. Alzoo heeft de Vaderlandsche Club het vertrouwen der Inheemschen in de regeering gesterkt. Doch de voornaamste steun voor de vertrouwenspolitiek is geweest de persoonlijke rechtschapenheid van den Landvoogd. Meer dan voor een compagnie mitrailleurs heeft de Javaan respect voor één hoogstaand, integer karakter. Niet het examencijfer, maar het karakter der ambtenaren geeft in deze tijden kracht aan het Nederlandsch regime, en brengt bovendien aan de Inheemschen het eerste wat zij voor deugdelijk zelfbestuur noodig hebben: moreele staling. Thans wordt de jeugd op de middelbare scholen geïntellectualiseerd, maar indirect, althans relatief, in verschillend opzicht gedemoraliseerd, en daaruit zullen over eenigen tijd, als die jeugd volwassen is, voor ons régime de grootste moeilijkheden voortkomen op het gebied van politiek, openbare moraliteit plichtsbetrachting. In dit opzicht laten wij een storm opsteken, die over een kwart eeuw moeilijk te trotseeren zal wezen. Te midden van dit alles is Jhr. De Graeff de verpersoonlijking van eerlijkheid en goede trouw geweest. De uitwerking van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 404]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
deze eigenschappen op een menigte die, wegens haar minderwaardigheidsgevoelens en vaak nog beklemde positie, begrijpelijkerwijze in een voortdurend wantrouwen leeft, moet men niet laag aanslaan. Het is in Indië nog veelszins als in de Europeesche middeleeuwen: waar het volk gewettigd vertrouwen heeft in de rechtschapenheid en toewijding van den Heer, loopt diens gezag geen gevaar. Het Nederlandsch gezag over Indië hangt voorshands niet zoozeer van stelsels en staatkundige constructies, als van personen af. Voor zoover de vertrouwenspolitiek geslaagd mag worden geacht, schijnt dit in de eerste plaats aan de persoonlijkheid van den landvoogd toe te schrijven.
Augustus 1931. H.T. Colenbrander |
|