De Gids. Jaargang 95
(1931)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 207]
| |
Pierre Dubois en zijn statenbondsplanDen 10en April 1302 waren in de Notre Dame te Parijs vertegenwoordigers van adel, geestelijkheid en burgerij bijeen. Philips de Schoone had hen samengeroepen, om te beraadslagen ‘over zekere zaken voor den Koning en het Koninkrijk van beteekenis’. Het was niet ongewoon, dat de vorst vertegenwoordigers der standen vragen van staatkundig beleid voorlegde. Niettemin had deze vergadering een bijzonder karakter. Een vraagstuk, dat het geheele volk beroerde, was onderwerp van behandeling. De majesteit van het Keizerrijk was verzwakt. De wereldheerschappij van den Keizer, beschermer der Kerk, overwinnaar der barbaren, was utopie gebleven. De Pauselijke Stoel had de pretenties van universeele hegemonie, zoowel op wereldlijk als op geestelijk terrein, die reeds eeuwen werden verkondigd, thans met kracht geldend gemaakt.Ga naar voetnoot1) Daarnaast was de nationale gedachte in de twaalfde en dertiende eeuw gegroeid. De derde stand was opgekomen en tegelijk ontwikkelden zich volksliteratuur en leekencultuur. Het bewustzijn van volkseenheid ontstond. Krachtig werd het in het bijzonder in Frankrijk. Een strijd tusschen Paus en Franschen Koning brak uit, gelijk vroeger tusschen Paus en Keizer was gestreden; een strijd over de grenzen van de macht van de Kerk en haar hoofd. Paus Bonifacius VIII had de pretenties van de Pauselijke Stoel op het scherpst gesteld. Zijn hooge leeftijd had de heftigheid van zijn natuur niet verzacht, zijn eerzucht niet verminderd. Philips de Schoone eischte daartegenover vrijheid in zijn staatkundig beleid. De gedachte van een gemeenschap | |
[pagina 208]
| |
met den Koning als hoofd en onder hem een hierarchie van wereldlijke, zoowel als geestelijke grooten, die onder Karel den Grooten uitdrukking vond, treffen wij min of meer weder in het Frankrijk van het einde van de dertiende eeuw, hoewel niet bewust verband werd gelegd. Tegen verwerkelijking van wereldmacht van het hoofd der Kerk, verzette zich het verlangen naar nationale eenheid onder nationalen vorst. Het werd een strijd, schier zonder gelijke in de geschiedenis. Om in dien strijd instemming met de politiek van den vorst te betuigen, waren de standen bijeen. Wij volgen niet de verschillende phasen van het conflict.Ga naar voetnoot1) Slechts enkele momenten mogen worden toegelicht. Het jubeljaar 1300 was een hoogtepunt der Pauselijke macht geweest. De onvermoeibare grijsaard, Bonifacius VIII, had uit alle deelen der Christenheid de grooten der Kerk samengebracht, om zijn luister te vieren. Men zegt, dat hij beurtelings in pontificaal en in keizerlijk gewaad zich vertoonde, uitroepend: ‘Ziet hier de twee zwaarden; hier ziet gij, o Petrus, uw opvolger; aanschouwt Christus, Zaligmaker, uw plaatsvervanger.’ Het moge legende zijn. Zeker is, dat hij aan de Florentijnen, die beschermelingen van de heilige Stoel hadden mishandeld, terzelfder tijd, schreef: ‘De Roomsche Hoogepriester, plaatsvervanger van den Almachtigen, beveelt over Koningen en Koninkrijken; hij oefent oppergezag over alle heerschers. Voor dezen hoogsten machthebber der strijdende Kerk moeten alle geloovigen, welke hun positie ook zij, zich buigen. Wie anders denken zijn dwazen en ketters.’ Een jaar later vaardigde Bonifacius de bul ‘Ausculta fili’ uit, volgens een Fransch geschiedschrijver der zeventiende eeuw, P. Dupuy, een stuk ‘remplie d'infinis mauvais discours’, een uitspraak, waarbij chauvinisme zijn invloed sterk deed gelden. De Paus eischte het recht voor zich op, om Koningen in hun ambt te bevestigen en af te zetten. De prelaten der Kerk werden door hem geconvoceerd tot een algemeen concilie te Rome tegen den eersten November 1302, teneinde de onderdrukking der Fransche | |
[pagina 209]
| |
geestelijkheid te beeindigen, mede te werken tot de bewaring van de vrijheden der Kerk, de hervorming van het Koninkrijk, de bestraffing van den Vorst en het tot stand brengen van een goede regeering voor Frankrijk. De toestand was ernstig. Was het wonder, dat de vergaderden in de Notre Dame met spanning de redevoering van den Kanselier Pierre Flote, die uit naam des Konings en in zijne tegenwoordigheid sprak, volgden? Hij wist gevoelige snaren te treffen: nationaal sentiment en wantrouwen tegenover vreemdelingen. ‘Men heeft ons brieven gezonden van den Paus. Hij pretendeert, dat wij hem, ten aanzien van de wereldlijke regeering van onzen Staat, onderworpen zijn en wij de kroon door den Apostolischen Stoel hebben ontvangen. Doch het Koninkrijk Frankrijk, dat onze voorouders met Gods hulp door hun vlijt en dank zij de innerlijke kracht van het volk hebben gevormd, na de barbaren te hebben verdreven, dit Koninkrijk, dat door hen tot nu toe zoo wel werd bestuurd, hebben zij door niemand dan door Gods hulp alleen zoo krachtig gehandhaafd.’ Levenswandel en handelwijze des Pausen zijn niet als den vertegenwoordiger van Christus betaamt. Een tendentieuse verkorting van de bul ‘Ausculta fili’: ‘Scire te volumus’, versterkte de stemming bij het gehoor. ‘Wij verzoeken u derhalve - aldus het slot van Flote's rede - als meester en als vriend, ons te helpen bij de verdediging van de vrijheden van Koninkrijk en Kerk. Wij zullen wat ons betreft, moeite, goederen, leven en leven onzer kinderen niet sparen....’ De adel verklaarde zich bij monde van Robert van Artois bereid zijn bloed te vergieten voor de onafhankelijkheid van den Staat. De burgerij stemde hiermede in. Beide standen hechtten hun zegels ter vergadering aan brieven ter verzending naar Rome, waarin 's Konings politiek werd onderschreven. De geestelijkheid vroeg beraad, zocht bemiddeling, doch desavoueerde tenslotte ook Bonifacius gestie. Demonstratie van nationale saamhoorigheid; grootsche betooging voor Philips' staatsbeleid! De Paus beklaagde zich, toen de afgezanten van adel, geestelijkheid en burgerij hun brieven op Sint Jan 1302 in zijn paleis te Anagni aanboden. Hij beklaagde zich in het bijzonder | |
[pagina 210]
| |
over Flote. ‘Wat God saamgevoegd heeft, scheide de mensch niet. Deze woorden, mijn broeders, hebben betrekking op de Roomsche Kerk en het Fransche Rijk. De mensch! Welk een mensch? Ik hoor dien Achitophel, die Absalon tegen zijn vader David raadde, dien duivelschen mensch, eenoogig naar het lichaam, geheel blind naar den geest, dien man van azijn en gal, dien Pierre Flote, dien ketter.’ ‘Dorstend naar het bloed van het Christelijke volk tracht hij mijn geliefden zoon Philips op den dwaalweg te brengen.’ - De vergadering der prelaten vindt plaats in het najaar van 1302. Bonifacius vaardigt ongeveer terzelfder tijd de bul ‘Unam Sanctam’ uit, de meest absolute verkondiging van de theocratische leer in de Middeleeuwen. De Kerk, gemeenschap der Christenen, één corpus mysticum, waarvan Christus het hoofd is. ‘Eén Heer, één geloof, één doop. Ten tijde van den zondvloed was er één ark van Noach, zinnebeeld der Kerk, volgens een en dezelfde maat voltooid, die één stuurman en leider had, namelijk Noach. Wij lezen dat buiten deze ark, al het bestaande omkwam.... Derhalve heeft de eene en eenige Kerk één lichaam, één hoofd (niet twee hoofden als een monster), namelijk Christus en Christus' plaatsvervanger Petrus, alsmede Petrus' opvolger.’ Wereldlijke en geestelijke macht behooren aan de Kerk. ‘Wij verklaren alle menschen der schepping den Roomschen Hoogepriester onderworpen. Wij spreken het uit, wij stellen vast en verklaren, dat dit een absolute noodzakelijkheid tot zaligheid is.’ Philips werd geexcommuniceerd. De strijd werd met felheid voortgestreden. Nog geen jaar later is het schouwspel geheel anders. Guillaume de Nogaret, hoogleeraar te Montpellier, als kanselier opvolger van Flote, die sneuvelde in den slag bij Kortrijk, was met een klein groepje manschappen te Anagni gekomen. De Paus was gevangen in eigen paleis. Korten tijd later stierf Bonifacius terneergeslagen door den ondervonden smaad. Na een korte regeeringsperiode van Benedictus XI, werd Clemens V, een Franschman, geheel onder 's Konings invloed, gekozen. Gekroond te Lyon, bezocht hij sedert nimmer Italië. Avignon werd zetel van het Pausdom. Fransch nationalisme had over de Pauselijke pretentie van universeele hegemonie gezegevierd. De nationaliteits- | |
[pagina 211]
| |
gedachte had een plaats veroverd in het Middeleeuwsche wereldbeeld van de alomvattende gemeenschap der Christenen, de respublica of ecclesia christicolarum, aardsche afschaduwing van Gods heerschappij over het heelal.Ga naar voetnoot1) ‘Unam Sanctam’ is slotepisode, niet nieuw begin. De gedachten der bul worden nimmermeer realiteit.
Ter vergadering in de Notre Dame is te midden van de afgevaardigden van de burgerij een advocaat uit de provinciestad in Normandië, Coutances, genaamd Pierre Dubois (Petrus de Bosco)Ga naar voetnoot2). Hij is een uit de velen. Hij behoort niet tot de kringen van het hof. In de leiding der politiek speelt hij geen rol. Hij betreurt het. Immers bij de grooten des Rijks acht hij meer zijn plaats, dan bij de menigte. Zijn publicaties geven er hem, naar zijn oordeel, recht op. Blijken daaruit niet voldoende zijn gaven? Na vijftien jaar over de vragen van staatsbeleid te hebben nagedacht - hij deelt het ons mede - publiceerde hij, nu twee jaar geleden, het werk, dat zijn lievelingswerk zou blijven, ‘De abbreviatione guerrarum et litium’, over de verkorting van oorlogen en processen. Een werk was het, uit liefde voor zijn vaderland geboren. De nederlaag van Philips III tegen Aragon, waarbij de Koning overleed, had hem tot denken aangezet, ‘niet zonder groote smart’. Het probleem van den oorlog had hem gegrepen. Daarnaast vroeg hij aandacht voor hervorming van de rechtspraak en behandelde hij tal van vragen van algemeene politiek. Was het niet bewijs voor zijn helder inzicht in de belangen van den staat? Door een oud studiemakker, een van 's Konings vertrouwden, had hij het werk den Koning doen toekomen. Het | |
[pagina 212]
| |
bleef zonder succes. Er was echter meer. Getuigde het niet van een juisten blik op den politieken toestand, dat hij in Januari 1302, reeds vóór de publicatie van de bul ‘Ausculta fili’ in een geschrift ‘Rationes inconvincibiles’ overbrenging van het Pausdom naar Frankrijk bepleitte? Ook dit geschrift werd-Dubois verhaalt het-nog op denzelfden dag, waarop het gereed kwam, aan zijn vriend voor den Koning ter hand gesteld. Doch ook nu nog werd hem geen leidende positie aangeboden. Dubois ging voort door zijn geschriften de aandacht op zich te vestigen. Ten tijde der Standenvergadering in April 1302 deed hij een verhandeling het licht zien, waarin de bul ‘Ausculta fili’, of liever het tendentieuse uittreksel ‘Scire te volumus’ werd besproken. Zij werd zeer waarschijnlijk wederom den Koning toegezonden. Het geschrift verscheen onder vollen naam en titel: ‘Deliberatio Advocati Regalium Causarum Baliviae Constantiensis et Procuratoris Universitatis eiusdem loci....’ ‘Dat de Paus, nu hij aldus schrijft, degelijke stellingen zoekt te bewijzen en zoodanige beweringen uitspreekt, een ketter is en als zoodanig moet worden beschouwd, wordt door de onderstaande overwegingen duidelijk aangetoond. Als ketter moet hij gelden, wanneer hij tenminste niet weder tot zijn zinnen komt en den aller-christelijksten Koning, verdediger der Kerk, genoegdoening geeft voor het vele onrecht, hem aangedaan!’ Ook vroeger is er van wereldhegemonie geen sprake geweest. Indiërs, Assyriërs, Grieken en Romeinen beheerschten allen een deel der wereld en steeds was er plaats voor nationale eenheden, zooals de Romeinen ten tijde van Alexander den Grooten. ‘De Koning heeft de opperste rechtspraak en de vrijheid in wereldlijke zaken meer dan duizend jaar bezeten.’ De Paus kan op grond van zijn hoogepriesterschap geen heerschappij over Frankrijk opeischen. En ook al ware dit zoo - hier spreekt de jurist - dan nog zou door het feit, dat de Pausen sedert Petrus nooit zoodanige aanspraak deden gelden, ook zonder titel het recht van den Franschen Koning zijn gevestigd. Dubois zit niet stil. In den herfst van 1304 doet hij weder een geschrift over hetzelfde onderwerp het licht zien, thans in de volkstaal. Dezelfde bewijsvoering, doch meer populair uiteengezet. De vorm is een smeekschrift van het volk aan den | |
[pagina 213]
| |
Koning. ‘Supplication du pueble de France au roy contre le Pape Boniface le VIIIe.’ De beschuldiging van ketterij tegen Bonifacius wordt sterker nog dan in de Deliberatio naar voren gebracht. Ook na 's Pausen dood moet de Koning daartegen optreden. Immers de Paus is door zijn theoriën verstoorder van den vrede der wereld. ‘Dont semble il bien, que ledit Pape vouloit tout le monde detruire et mettre en guerre.’ Het vraagstuk van oorlog en vrede leeft steeds in zijn geest. De idee van Pauselijke wereldregeering acht Dubois, wanneer men haar thans wilde verwerkelijken, niets dan bron van fellen strijd der volken. Eerst in Dubois' hoofdwerk, dat in 1306 verscheen, leeren wij den persoon van den schrijver nader kennen: ‘De recuperatione terre sancte’, herovering van het Heilige Land. In 1308 wist hij ook dit werk den vorst te doen aanbieden. De karige mededeelingen, omtrent zijn leven vindt men voornamelijk in dit geschrift. Dubois' karakter en levensbeschouwing blijken hier meer dan in zijn andere publicaties. Ongeveer 1250 werd Pierre Dubois in Normandië geboren. Omstreeks 1270 studeerde hij aan de Parijsche Universiteit. Hij hoorde er Thomas van Aquino en Siger van Brabant. Van den laatsten noemt hij zich leerling. Het was een tijd van strijd. De Latijnsche vertaling van Aristoteles van Willem van Moerbeke had er toe bijgedragen hernieuwde studie van dezen wijsgeer te bevorderen. De commentaren van Averroès deden heterodoxe leerstellingen ingang vinden. Siger was leider dezer moderne richting.Ga naar voetnoot1) Hij leerde een systeem van determinisme en ontkende de onsterfelijkheid van den enkelen mensch. Slechts de menschheid als collectiviteit bestaat voort. De ziel van de enkeling is niets dan deel van de wereldziel, tijdelijk in hem geincorporeerd. Krachtig was Thomas' bestrijding. De laatste jaren van zijn leven waren hieraan goeddeels gewijd. Scherpe debatten werden aan de Parijsche Universiteit gevoerd. De Facultas Artium was verdeeld. Ook de studenten stelden zich partij. Zij waren naar landaard georganiseerd. De Natio Normannorum, waartoe Dubois be- | |
[pagina 214]
| |
hoorde, sloot zich bij Siger aan. Wij kunnen ons onzen auteur voorstellen op studentenvergaderingen het goed recht van zijn leermeester verdedigend tegenover de orthodoxe leer; debater van nature, nam hij spoedig actief aan den strijd deel. Niet slechts algemeen-wijsgeerige denkbeelden waren onderwerp van debat. Ook de staatsidee kwam in geding.Ga naar voetnoot1) Thomas van Aquino had in zijn werk ‘De regimine principum’ den stadsstaat als volkomen geheel geteekend; een stedelijke gemeenschap in eigen behoeften voorziende, onafhankelijk van de buitenwereld. Het was de gangbare opvatting van den tijd. De jongere generatie zag breeder. De gedachte van nationale eenheid vond uitdrukking, ook in de staatkundige theorie. Wanneer de studenten van toen maatschappelijke leiders zijn geworden, hooren wij duidelijk een nieuw geluid. Het laatste decennium van de dertiende eeuw, tijd van beschouwingen pro en contra het Pauselijk gezag in wereldlijke zaken, was - voorzoover Frankrijk betreft - hierin één, dat het stadstaat-ideaal had afgedaan. Een verdediger van 's Pausen macht, navolger van Thomas van Aquino, als Aegidius van Rome, staat in dit opzicht naast een hartstochtelijk voorstander van de souvereiniteit des Konings als Johan van Parijs. Ook het staatsdoel wordt ruimer geformuleerd. De staat is er niet slecht ter wille van de bevordering van materieele welvaart en zedelijkheid. De waarde van verdieping van het nationale volkskarakter en de ontwikkeling der burgers door den staat worden erkend. De volksopvoeding wordt niet meer uitsluitend als taak van de Kerk, doch evenzeer als staatstaak gezien. Het is de uitdrukking van een nieuwen tijd, weerslag van Philips' politiek. Een opleving zien wij tevens in de waardeering der rechtsstudie. Al moge een Aegidius van Rome niet van hoogen dunk van de juristen blijk geven, wanneer hij hen ‘allen min of meer idiote staatslieden’ noemt - zou het jalouzie van den | |
[pagina 215]
| |
Augustijner monnik zijn? - het geheele openbare leven toont de hoogere appreciatie van het recht. De belangrijkste gebeurtenissen spelen zich af in het kader van processen. Tegen Bonifacius VIII wordt een proces wegens ketterij gevoerd, de orde der Tempelieren wordt na proces te gronde gericht, de Pauselijke legaat, de Bisschop Saisset van Pamiers in proces veroordeeld. Dubois' scholing spreekt overal uit zijn werk. Hij is niet de man, om de philosophie verder te brengen. Men zoeke bij hem geen diepzinnige theoretische beschouwingen. Hij is electicus, hij zoekt uit alle systemen, wat hij meent practisch te kunnen gebruiken. Wat hij in het leven medenam van zijn leermeester Siger, was de tendenz tot verwerping van het overgeleverde geloof, het stellen van eigen inzicht als richtsnoer. Hij wil de waarheid zoeken, onafhankelijk van kerkleer en openbare meening. Niet toevallig noemt hij een zijner geschriften uit 1302 - het ging verloren - ‘Rationes inconvincibiles’, onwederlegbare redeneeringen. ‘Toch heb ik dit neer willen schrijven - zegt hij ergens - de leer van den Philosoof (Aristoteles) volgend, waar hij het uitspreekt: alle leeraren der waarheid moeten meer hechten aan de waarheid, dan aan vriendschap..... En in den Canon lezen wij: Het is beter voor de waarheid gepijnigd te worden, dan door vleierij voordeel te verkrijgen.’ En verder voegt Dubois er aan toe: ‘alle waarheidslievenden worden kinderen Gods genoemd.’ De waarheid zoekt Dubois - het is mogelijk mede onder invloed van den merkwaardigen Franciscaner monnik Roger Baco - voornamelijk door middel van de ervaring. Hij wenscht overal de ‘experti’, de ervarenen. De ervaring noemt hij de hoogste leermeester in alle zaken. Dubois is inderdaad een onafhankelijke geest. Hij weet zich los te maken van de vooroordeelen van den tijd. Toestanden en instellingen worden critisch bezien; hij wordt niet bedrogen door traditie. Doch - merkwaardige tegenstelling tusschen beschouwing en daad in zijn leven - de man, die nauwkeurig de ervaring wil volgen, die de voorzichtige empiricus wil zijn, geeft zich over aan tal van phantastische plannen. Hij weet overal een oplossing, meestal de goedkoope oplossing van den man, die buiten de werkelijkheid staat. Aardige frissche ideeën heeft hij. Hervorming van leger en | |
[pagina 216]
| |
rechterlijke organisatie worden aanbevolen, secularisatie van kerkbezit en kloostergoederen bepleit - wat zouden die niet een nut kunnen afwerpen! -, reorganisatie van het onderwijs voorgestaan. De noodzakelijkheid van verbetering van de opleiding der vrouw wordt door hem betoogd. Hij wenscht populariseering van de wetenschap, compendia, korte samenvattingen voor de studie. Hij behandelt tal van financieele en economische vragen. Hij is het type van een wereldhervormer. Wanneer hij slechts de leiding der staatszaken had, dan zou alles anders worden, dan het thans is! Daarbij is Dubois chauvinist en royalist als weinigen. De Franschen zijn de verstandigste menschen der wereld. De ervaring immers leert, dat de ‘constellatie des hemels’ in Frankrijk, in het bijzonder te Parijs, gunstiger is, dan waar ook. Elders verklaart hij, dat het aangewezen zou zijn, dat de geheele wereld aan den Franschen Koning ondergeschikt ware, indien deze slechts is geboren en opgevoed in Frankrijk, omdat daar de sterren den gunstigsten invloed oefenen. En.... ietwat sarcastisch klinkt het - ook voor den Paus is het het beste in zijn geboorteland Frankrijk te wonen, - hij doelt op Clemens V - en het ongestadige klimaat van Rome te vermijden! ‘De recuperatione terre sancte’, herovering van het Heilige, Land betitelt Dubois zijn hoofdwerk. Dit was een vraagstuk, dat in het centrum van de belangstelling stond. Vijftien jaren zijn verloopen sedert de groote catastrophe van de christelijke heerschappij in Palestina. De val van Accon in 1291 had de teleurstellingen der kruisvaarders bekroond. De kruistocht-gedachte blijft echter levend. De plannen zijn talrijk; telkens verschijnen nieuwe. Het getuigt van goeden blik de kruistocht als centrale gedachte te stellen en daarom heen het overig betoog te concentreeren. Tal van onderwerpen worden behandeld, die met de herovering van het Heilige Land slechts in zeer los verband staan. De titel is echter ‘schlagend’, de lezerskring erdoor verzekerd. Na een kort betoog over de moeilijkheden van een overzeesche expeditie, zet Dubois reeds dadelijk de noodzakelijkheid van den vrede voor het slagen van een zoo grootsche onderneming uiteen. De vrede is van primordiaal belang. ‘Opdat voor dat doel een zoo groote menschenmenigte daar | |
[pagina 217]
| |
heen (d.i. naar het Heilige Land) gevoerd worden en daar blijven kan, moeten de katholieke vorsten eendrachtig zijn en onderling geen oorlogen voeren. Immers, indien zij daar verblijf hielden en zouden vernemen, dat hun landen door oorlog werden geteisterd, zouden zij de erfenis des Heeren in den steek laten en naar eigen erf terugkeeren, om het te verdedigen, zooals dit vroeger herhaalde malen geschied is. Daarom is het noodig, dat onder alle Katholieken, ten minste onder diegenen, die de Roomsche Kerk gehoorzamen, de vrede zoo bevestigd wordt, dat één staatsgemeenschap ontstaat, die zoo hechte eenheid vormt, dat er geen verdeeldheid ontstaat. Want ieder rijk, dat tegen zich zelve verdeeld is, gaat te niet, zegt de Heiland.’ De Duitschers en Spanjaarden hebben reeds wegens de door hen gevoerde veelvuldige oorlogen, het verleenen van hulp voor het Heilige Land moeten opgeven. En ten slotte blijkt steeds weder, dat de oorlog den lust tot den oorlog geboren doet worden. ‘Men is niet gedachtig aan het woord van den Philosoof, den geleerden van Koning Alexander: Iedere oorlog is in zich zelve slecht en ongeoorloofd; zoozeer, dat, wie den oorlog zoekt, wegens den oorlog aan den uitersten grens van de slechtheid is.’ De oorlog is, volgens Dubois, - hij stemt hierin met Thomas van Aquino overeen - slechts geoorloofd, wanneer doel van den strijd de vrede is. ‘Doch, omdat de vrede anders dan door oorlog niet kan worden verkregen, is het rechtvaardige mannen geoorloofd den oorlog te zoeken en eraan deel te nemen, teneinde het mogelijk te maken, dat, wanneer de vrede verkregen is, na den oorlog de menschen vrijen tijd zullen hebben tot het beoefenen van deugden en wetenschappen. Anders dan tot dit doel, is iedere oorlog ongeoorloofd, ook volgens de civiele rechtsgeleerden.’ ‘Wij zien, dat, wanneer de vaders en grootvaders in een ongeoorloofden oorlog gestorven zijn, de overgebleven kleinkinderen en vrouwen van de overledenen zich, wat zij ook beloven, zoo snel mogelijk weder tot den oorlog en tot begeerden wraak bereiden.’ Oorlog brengt oorlog voort en er is geen einde. De vrede blijvend te verkrijgen, is eerste taak. Dubois ziet het als roeping hieraan mede te arbeiden. ‘Zoo is dus de | |
[pagina 218]
| |
algemeene vrede het doel, dat wij nastreven, waarop wij in de eerste plaats onze opmerkzaamheid richten.’ Al het andere is tenslotte secundair. Die vrede wordt niet bereikt door het stichten van een wereldrijk. In zijn geschrift over de verkorting van oorlogen en processen laat Dubois de mogelijkheid ertoe open. Zijn vurige vaderlandsliefde verlangde naar Frankrijks opperheerschappij over de wereld. Zijn wensch streed met zijn wetenschappelijk inzicht, gelijk wij zagen ook dat zijner landgenooten. Thans is hij positief. ‘Bijna geen mensch met gezond verstand is er, naar ik geloof, die het waarschijnlijk zou achten, dat het op dit tijdstip zou kunnen geschieden, dat er in de geheele wereld, voorzoover het wereldlijke betreft, een enkel Koninkrijk zou zijn, dat alles zou beheerschen, waaraan allen, als aan een, die boven hen gesteld is, zouden gehoorzamen. Want, indien daarnaar gestreefd zou worden, zouden er oneindige oorlogen, opstanden en oneenigheden zijn en er zou niemand zijn, die deze zou kunnen beëindigen van wege de groote menigte van volken, de groote afstanden en de aangeboren neiging der menschen, om van meening te verschillen. Inderdaad zijn er enkelen geweest, die in den volksmond wereldheerschers genoemd worden, maar nadat de bevolking zich over zooveel streken heeft uitgebreid, geloof ik niet, dat er iemand geweest is aan wien allen gehoorzaamden.’ In het geestelijke één heerscher, in het wereldlijke veelheid van staten. Een statenbond is gewenscht. Op verzoek van den Franschen Koning moet de Paus een Concilie van prelaten en souvereine vorsten in de nabijheid van Toulouse samenroepen. De omstandigheden waren gewijzigd. Niet meer een ‘Ketter’, als Bonifacius VIII bezette de pauselijke stoel. Aan Clemens Vkon zonder gevaar een leidende rol in de vredesbeweging worden toebedeeld. Ook de usurpator van het Rijk van Constantinopel en de beheerscher van het Koninkrijk Castilië moeten worden uitgenoodigd. De Paus zal voorzitter van het Concilie zijn en voorstellen moeten indienen. ‘Nadat het Concilie is bijeengeroepen, op grond van het vurige streven, om het welzijn van het Heilige Land te bevorderen, zal ten gevolge van deze poging van de Hooge Koninklijke Regeering door middel van den Heer Paus bereikt kunnen | |
[pagina 219]
| |
worden, dat de vorsten en prelaten tot eenstemmigheid komen en zoodanige besluiten nemen, dat, wanneer eenige van hen mochten beweren, dat hun rechten volgens de wetten of gewoonten van staten of landen geschonden zijn, door over hen gestelde of op de onder aangegeven wijze te benoemen rechters een snellere rechterlijke beslissing tot stand komt, dan gebruikelijk is. Geen Katholiek zal tegen een Katholiek de wapens opnemen, niemand zal gedoopt bloed vergieten. Wie lust tot den strijd heeft, zal zich beijveren tegen de vijanden van het christelijk geloof en van de heilige plaatsen des Heeren in het Heilige Land te strijden, niet tegen broeders met gevaar voor lichamelijke en geestelijke ondergang.’ De Fransche Koning zal de eigenlijke auctor zijn. De Paus is slechts instrument. De strijd tegen de vijanden van het christelijk geloof is geoorloofd, ja niet slechts geoorloofd doch plicht. De vergadering van tegenwoordigers der staten zal beraadslagen over algemeene vraagstukken van den tijd. Naast maatregelen, die direct tot bevordering van den vrede dienen, vragen tal van onderwerpen nog behandeling. Reorganisatie der rechtspleging en hervorming der kloosters, ja wat al niet. Een internationaal scheidsgerecht wordt door Dubois voorgesteld. Het Concilie zal de keuze van geestelijke en wereldlijke rechters verordenen. In geval van strijd zullen beide partijen daaruit drie wereldlijke en drie geestelijke rechters kiezen, die als rechtscollege zullen optreden, mannen van onkreukbare reputatie. ‘Maar wanneer deze staten - Dubois spreekt van de Italiaansche stadstaten - en de vele vorsten, die geen oppermacht erkennen, die over hen zou kunnen oordeelen volgens hun wetten en plaatselijke gebruiken, een twistgeding tegen elkander hebben, voor wien moet zij hun proces voeren? Men kan antwoorden, dat het Concilie dient te besluiten, dat geestelijken en anderen als scheidsrechter moeten worden gekozen, verstandige, ervaren en betrouwbare mannen, beëedigd, drie prelaten en drie leeken voor iedere partij, welgestelde mannen, van wie niet aangenomen zou kunnen worden, dat zij zich door sympathie of haat, vrees, hebzucht of wat ook, zouden laten beïnvloeden. Deze moeten tezamen komen op een | |
[pagina 220]
| |
daarvoor geschikte plaats, en een zeer strengen eed afleggen. Reeds voor de bijeenkomst moeten klacht en verweer den rechters kort en bondig schriftelijk zijn medegedeeld en met veel zorg moeten zij, nadat zij eerst het overbodige en hetgeen van geen nut kan zijn, hebben uitgeschakeld, de gerechtsstukken en getuigenverklaringen bestudeeren.’ Dubois geeft nog verder nauwkeurige aanwijzingen. Van de uitspraak staat beroep op den Paus open; hij kan deze wijzigen of bevestigen. De Paus wordt het ‘waarschijnlijke’ geestelijke hoofd genoemd. Sancties worden voorzien. ‘Allen, die in strijd met deze heilzame verordening tegen de katholieke broeders een oorlog zouden beginnen, moeten daarom met al degenen, die hen door strijdkrachten, levensmiddelen, wapenlevering en andere voor levensonderhoud en oorlog noodige zaken, hulp verleenen, hun geheele bezit verliezen.’ Bij besluit van het Concilie moet het allen verboden zijn, hem die den vrede verstoort, direct of indirect te steunen. Een hongerblokkade moet, zoo noodig, worden toegepast. En - het is het meest radicale middel - wanneer het mogelijk is, zal men de krijgslustigen naar het Heilige Land kunnen doen emigreeren. - Ook tegen hen, die hun plicht, om te assisteeren bij het bedwingen van de vredeverstoorders, verzaken, zullen gelijke maatregelen moeten worden toegepast. Interessant zijn Dubois' beschouwingen over koloniale politiek. Stelselmatige immigratie wordt bepleit. Men leere zeden en gewoonten kennen en zorge voor langzame doordringing van de kolonie met den geest der kolonisten. De bevolking profiteere van de resultaten der wetenschap. Propaganda voor het verkrijgen van goede ‘settlers’ is noodzakelijk. Aan alle tot de verovering van het Heilige Land medewerkende staten, zullen speciale gebiedsdeelen als ‘interessesfeer’ kunnen worden toegewezen. Slechts de groote havenplaatsen, als Accon, en ook Jerusalem zullen gezamenlijk door alle staten moeten worden bestuurd. Wij staan niet stil bij den verderen inhoud van ‘De recuperatione’, hoe belangwekkend deze hier en daar ook zij. Het zou te ver voeren. Het werk wordt den Koning van Engeland, Eduard I, gewijd. | |
[pagina 221]
| |
Kennelijk is het in twee deelen verdeeld, waarvan het laatste uitsluitend voor den Franschen Koning bestemd was. Philips moest het geheele werk in ontvangst nemen en het eerste, algemeene deel van het tractaat aan Eduard, den Paus en andere vorsten toezenden. Nog enkele kleinere geschriften verschenen van Dubois' hand. Een tractaat, tot Philips IV gericht, waarin de raad gegeven wordt, zich tot Keizer te laten kronen, (1308); verhandelingen tegen de Tempelieren en het laatste geschrift, dat van hem bekend is, uit het jaar 1313, een verhandeling tegen het tournooiverbod, door Paus Clemens V uitgevaardigd: ‘De torneamentis et iustis’. Hij bepleit vrijheid van tournooi. Een van de voornaamste argumenten is, dat uit een verbod veel twisten zouden voortvloeien en.... de kruistocht erdoor zou worden gehinderd en uitgesteld! Van twee kwaden moet men het minste kiezen, derhalve is het tournooiverbod onjuist. Men kan zelfs door vrijheid van tournooi aan toekomstige kruisvaarders te geven, tot deelneming aan den kruistocht lokken! Zwakke redeneering. Zou Dubois' pleidooi beinvloed zijn door den wensch Philips - tegenstander van het verbod - te behagen? Hoe het zij, hier weder hetzelfde als in ‘De abbreviatione’, als in de ‘Supplication’, en in ‘De recuperatione’: voor alles oneenigheid voorkomen, geen twist en strijd.
Wat is de beteekenis van Dubois' werk, voor zoover dit betrekking heeft op het vraagstuk van oorlog en vrede?Ga naar voetnoot1) Dubois zelf acht zich zeer gewichtig. Hij beveelt de zending van zijn werk ‘De recuperatione’ aan den Paus aan: ‘Daarbij moet er op worden toegezien, dat het werk niet dan aan de onder eede staande geheime raadslieden van den Heer Paus worde getoond, omdat het zeker is, dat dit zoo deugdzame werk, op aanzetten van den Satan en zijn goddelooze legermacht, vele naijverige tegenstanders zal hebben,....’ Hij doet het voorkomen, alsof hij voor zijn raadgevingen vervolgd zou worden, als men wist, dat hij ze gaf. ‘Want ik geloof, dat, indien het geweten werd, ik lichamelijke mishandeling en ook | |
[pagina 222]
| |
doodsgevaar niet zou kunnen vermijden en dat vele van mijn vrienden en bekenden ernstig tegen mij zouden optreden.’ Het is lachwekkend. Zoo belangrijk wordt Dubois werkelijk niet geacht door zijn tijdgenooten. Men neemt hem niet au serieux. Telkens biedt hij zijn diensten aan. Wanneer hij zijn processueele hervormingsplannen heeft voorgedragen, schrijft hij: ‘de schrijver van dit werk is bereid daarover een bijzondere verhandeling te publiceeren.’ Elders verklaart hij zich genegen zijn groote advocatenpraktijk - hij legt er ietwat parvenuachtig nog den nadruk op, dat hij daarmede een groot inkomen verdient - op te geven, om aan de verwerkelijking van zijn plannen mede te arbeiden. Het wordt hem niet gevraagd. Zijn goede relaties helpen hem niet, zijn vele publicaties zijn zonder resultaat. Hij komt niet in een leidende positie. Aan het einde van zijn leven moet hij in dienst treden van de Gravin van Artois. Tegen Paschen 1314 liet de Gravin te Parijs voor een livrei van ‘maistre Pierre du Bois’ negen el gemarmerd laken koopen. Omstreeks 1321 stierf hij. Hij bereikte zijn ideaal niet. Dubois' invloed is sterk overschat. Hij is voorgesteld als vertrouwde raadgever van Philips. Het is niet aannemelijk. Niet slechts is hiervoor geen enkel bewijs - eer het tegendeel - doch ook, Philips zocht geen mannen als Dubois, phantastische wereldhervormers, in zijn vertrouwden kring. Vergeten was zijn werk, zijn persoon schier onbekend tot De Wailly in 1847 er opnieuw aandacht voor vroeg. In zijn Gesta Dei per Francos had Bongars (in 1611) reeds ‘De recuperatione’ gepubliceerd. Een geleerde als Johannes von Müller schreef in 1798 aan zijn broeder na bestudeering van Bongars' boek: ‘Ich fand das Werk eines Mannes voll Genie, neuer kühner Ideen’ en na uiteenzetting van Dubois' gedachtengang sluit hij met den uitroep: ‘War meine Mühe nicht belohnt?’ Deze brief verscheen in 1811 in druk.Ga naar voetnoot1) Het had geen merkbaar gevolg. Sedert is, voornamelijk door Boutaric en Renan aan Dubois weder bekendheid gegeven. Hij is herleefd. Was hij het waard?. Naar mij voorkomt moet deze vraag bevestigend worden beantwoord. Er is veel kritiek op zijn werk te | |
[pagina 223]
| |
oefenen. Dat Dubois tenslotte in veel een man van zijn tijd was, bij wien booze geesten en astrologie een groote rol spelen, is hem bezwaarlijk euvel te duiden. Anders staat het met de vele inconsequenties en frappante tegenspraken, die wij aantreffen. In het begin van ‘De recuperatione’ wordt - wij vermelden slechts één voorbeeld - de excommunicatie van hen, die inbreuk op den vrede maken uitdrukkelijk afgewezen, later in hetzelfde werk laat de schrijver deze als scherpste tuchtmiddel toe. Herhaaldelijk worden middelen aanbevolen, die reeds op het eerste gezicht, als geheele onpractisch worden doorzien. Dubois' werk is door en door onsystematisch. En toch, al ware het slechts wegens zijn beschouwingen over den wereldvrede, is de kennisneming van de geschriften van dezen auteur ook in onzen tijd nog van beteekenis. Wij zagen, hoe in den strijd tusschen Bonifacius VIII en Philips den Schoonen, het Pausdom den nederlaag leed. De suprematie van den Pauselijken Stoel in wereldlijke zaken werd door de Fransche nationalisten niet meer erkend. De souvereine staat handhaafde zijn recht. Het ideaal van wereldheerschappij werd - althans door de monarchistische partij in Frankrijk - losgelaten. Het is duidelijk, dat hierdoor het vraagstuk van den wereldvrede een geheel ander aanzien kreeg. De verhouding der staten en vorsten ‘superiores in terris non recognoscentes’, die geen meerdere boven zich erkennen, moest worden beschouwd. Het is de groote verdienste van Dubois, dit te hebben doorzien. Hij blijft niet in het negatieve. Tegenover de verworpen gedachte van de gemeenschap aller Christenen onder opperheerschappij van Gods vertegenwoordiger op aarde - opperheerschappij ook in wereldlijke zaken - stelt Dubois een nieuwe constructie. Een Concilie, waarbij de vertegenwoordigers van alle staten gelijke rechten zullen hebben, zal de opperste leiding in zaken van algemeen staatsbeleid op zich nemen. Hij ziet den eisch van den nieuwen tijd. Dubois' project voor een internationaal scheidsgerecht getuigt van denzelfden scherpen blik op de consequenties van de doorwerking van de nationale gedachte en de wording van den souvereinen staat. De scheidsrechterlijke uitspraak (1298) van Bonifacius VIII, als particulier persoon, in een geschil tusschen Eduard I en Philips den Schoonen, later door | |
[pagina 224]
| |
den Paus tegen den wil der partijen uit hoofde van zijn ambt afgekondigd, stond Dubois voor oogen, heeft men betoogd.Ga naar voetnoot1) Het is waar. Dit vermindert echter de waarde van het project niet. Onze auteur zag als eerste de wenschelijkheid van de vorming van een blijvende instantie - en wel een van collegiale rechtspraak - voor de berechting van internationale geschillen. Dat de motieven van Dubois bij de uiteenzetting van zijn statenbonds- en scheidsgerechtsplan allerminst zuiver waren, moge worden toegegeven. Steeds is de wensch, voortkomend uit zijn chauvinisme, om Frankrijk een overwegende plaats in de samenwerking der staten toe te kennen, in zijn uiteenzetting te bespeuren. Tenslotte is zijn geheele plan bedoeld, om Frankrijks invloed te vergrooten. Sommige critici meenen, dat daarmede het project alle waarde verliest. Naar mij voorkomt, ten onrechte. Het plan zelve blijft merkwaardig. Ook het feit, dat het in den aanvang van den veertienden eeuw bezwaarlijk volvoerbaar zou zijn geweest, doet weinig ter zake. De oorspronkelijkheid van Dubois verdient niettemin waardeering. De Duitsche volkenrechtskenner Schücking heeft er op gewezen, dat hetzelfde systeem, dat Dubois voor de werkwijze van zijn internationaal scheidsgerecht aangeeft, is weder te vinden in art. 24 van de eerste conventie van de slotacte van de Haagsche Vredesconferentie van 29 Juli 1899.Ga naar voetnoot2) De ontwerpen voor een internationale organisatie zijn veelvuldig. Het ‘Grand dessein’, toegeschreven aan Hendrik IV, dat echter waarschijnlijk Sully als auteur heeft, het plan van den Abbé de Saint-Pierre, wij zouden voort kunnen gaan met een lange opsomming. Dubois, die gedurende geheel zijn leven, een uit de velen bleef, is het hier niet. Hij opent de rij. Hij was de eerste, die de wording van een nieuwen tijd op het gebied der staatkunde duidelijk onderkende. P.J. Idenburg |
|