medewerking, met waarborg dat de door het plan-Young gegarandeerde rechten onaangetast blijven. Doch wie gelooft dat de wereld de betalingen van staat aan staat in 1932 hervatten zal na er voor een jaar van bevrijd te zijn geweest?
Engeland, dat van Duitschland niet meer ontving dan het zelf aan Amerika betaalde, had geen enkele reden, bezwaar te maken. Doch nu zeggen de dominions dat het moratorium natuurlijk ook op hun oorlogsschulden aan Londen betrekking moet hebben; wordt dit toegestaan omdat Hoover het zoo begrepen heeft (er is hem nu door Engeland naar gevraagd), dan wordt ook in het Engelsche budget een gat (van elf millioen pond) geslagen.
Doch al deze bezwaren zullen voor den gemeenen aandrang moeten wijken. De wereld heeft een begin van werkelijke verlossing gezien en wil haar hoop niet opgeven. Vermoedelijk zal het Fransche tegenvoorstel inhouden dat Duitschland niet van het ‘onvoorwaardelijke’ gedeelte zijner stortingen wordt ontlast, doch dat deze niet in buitenlandsche deviezen aan de schuldeischers worden uitgekeerd, maar gedurende een jaar (op rekening der crediteuren) in handen van de Bank voor internationale betalingen blijven, die ze, in overleg met rechthebbenden, voor tijdelijke hulp aan Duitschland's economie zou kunnen gebruiken. Frankrijk's tijdelijke offer zou daardoor niet verminderd worden, maar de toekomst voorbehouden blijven. Doch Amerika laat reeds weten, dat zulk een voorstel ‘te Washington geen gunstig onthaal zou kunnen vinden’. Men wenscht daar heel, en niet half werk te doen.
De Fransche opinie redeneert als volgt: de herstelbetalingen drukken op het budget van Duitschland, dat den oorlog verloren heeft, niet eens zoo zwaar als op dat van Frankrijk, dat den oorlog won. Doch de 20 milliard francs die op het Fransche budget staan zijn eene belegging in het eigen (welvarende) land, en de 15 milliard francs die op het Duitsche voorkomen zijn voor het (niet welvarende) volk dat ze opbrengt puur verlies. Men moet eindelijk met de onderwerping van staatkundige overwegingen aan een dubbeltjesrekening ophouden, en erkennen dat bij een economischen wereldschok Frankrijk meer dan bij berusting in het voorstel van Hoover zou verliezen: immers behalve welvaart en rust ook zijn goeden naam.