Bibliographie
E.G. (E. Gallut): ‘L'Oeuvre de Charles Maurras’ Ed. Les Amis des Beaux-Livres, Paris 1930.
Van weinig schrijvers is het werk zoo moeilijk te overzien als van Charles Maurras. Hij schreef véél en schrijft véél, zoodat er iedere maand bijna nieuwe nummers aan zijn bibliografie moeten worden toegevoegd; hij verwisselt telkens van uitgever; van al zijn kapitale werken bestaan verscheidene uitgaven rijk aan varianten; zijn proza werd steeds met voorliefde gekozen voor het maken van luxe-edities; en ten slotte heeft hij nog al eens de gewoonte om de materie van een boek anders te groepeeren en onder andere titels heruit te geven. Zoo vinden wij bijvoorbeeld de voornaamste stukken uit ‘Anthinéa’, waarvan de editio princeps verschenen is op 15 October 1901, en dat terecht geldt als een der hoeksteenen van het Maurassiaansche gebouw, terug in drie kleine deeltjes: ‘Le Voyage d'Athènes’ (1927); ‘Promenade Italienne’ (1929) en ‘Corse et Provence’ (1930). - Dit alles samen maakt het zeer moeilijk om een juist en nauwkeurig overzicht te krijgen van de texten, welke Maurras aan zijn vrienden en vijanden ter bestudeering voorlegd; en om zich een indruk te vormen van de plaatsing daarvan in het ensemble van zijn werk. De hierbij aangekondigde bibliografie is een vrijwel feilloos hulpmiddel: ze is vollediger - later verschenen - dan die op de kaarten van Talvart aan Maurras gewijd. Ik heb geen lacunes ontdekt. Maar het is best mogelijk - ofschoon ik het niet geloof - dat tusschen die bijna honderd vijftig nummers er mij ook een enkele kan ontgaan zijn. De boekbeschrijving is verder goed en volledig. En vrijwel het eenige bezwaar tegen deze publicatie is, dat de lijst van boeken over Maurras veel uitgebreider had moeten zijn en de daarin vermelde titels uitvoeriger beschreven worden. Wat Gallut hiervan geeft is eigentlijk minder dan het minimum. Het zijn bovendien uitsluitend geschriften pro-Maurras, terwijl - ten onrechte - de uitgebreide en dikwijls heel
pittoreske contra-Maurassiaansche litteratuur volkomen ontbreekt.
Voor wie het behandelde oeuvre door en door kent is een bibliografie toch heel wat anders en heel wat méér dan een dorre opsomming! Iedere titel in dit boekje spreekt mij aan met een eigen stem. Woorden als: ‘Anthinéa’, ‘L'Avenir de l'Intelligence’. ‘L'Etang de Berre’, ‘La Musique Intérieure’, ‘L'Allée des Philosophes’, ‘Les Amants de Venise’ klinken mij als magische formules in de ooren en wekken werelden van jeugdherinneringen op. En tegelijk bemerk ik, duidelijker dan ooit te voren, hoe ver ik nu verwijderd ben van het enthousiasme van vroeger. Zoo kan een bibliografie aanleiding zijn tot een ‘examen de conscience’; zoo kan een bibliografie ons melancholiek maken, precies alsof het een heel teedere en smachtende elegie ware....
Gr.