De Gids. Jaargang 95
(1931)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 38]
| |||||||||||||||||||||||||
Willem I en de mogendheden
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 39]
| |||||||||||||||||||||||||
stelsel van Europa door een federatief verband er het gevolg van zoude zijn. Slechts in schijn heeft de Europeesche alliantie deze verklaring nog eenige jaren overleefd. De betrekkingen tot Engeland als individualiteit nu bleken voor Nederland geenszins dreigend, maar daarom nog niet gemakkelijk. Willem I wenschte niet Engeland's ondergeschikte te zijn, en het viel Engeland moeilijk hem niet als zoodanig te zien. Na vestingbouw, legerinrichting, toezicht op vreemdelingen en hunne pers, zijn achtereenvolgens slavenhandel, koloniën, Rijnvaart in het diplomatieke verkeer met Engeland op den voorgrond gekomen. Het derde additioneele artikel van den tweeden vrede van Parijs van November 1815 hield de belofte in eener conventie tot verbod van den slavenhandel, te ontwerpen door eene Europeesche conferentie welke zou bijeenkomen te Londen. In afwachting dezer conferentie had Engeland met Spanje en Portugal reeds afzonderlijke conventiën gesloten waarin nopens de uitoefening van het recht van visite tot wering van het slavenvervoer over zee de volgende bepalingen waren opgenomen: 1o. het recht is wederkeerig; 2o. het wordt alleen uitgeoefend door bepaaldelijk hiertoe in dienst gestelde oorlogschepen wier sfeer van actie bij de conventie wordt omschreven; 3o. alle aangehouden schepen worden voor eene gemengde commissie gebracht die ten spoedigste uitspraak doet en ingeval de aanhouding ten onrechte heeft plaats gehad, schadevergoeding toekent. 3 Febr. 1818 zendt Castlereagh deze conventiën aan Clancarty toe ter voorbereiding eener gelijkluidende conventie met Nederland, dat mede niet op de Europeesche conferentie zal willen wachten: Reliance is placed that the government of the Netherlands will at once see that without such a reciprocal concession on the part of the powers whose flags are found on the coast of Africa, the illicit slave trader must, by a fraudulent use of whatever flag may at the moment best serve to conceal his real national character, continue to defy every attempt at detention.Ga naar voetnoot1) Van Nagell oordeelde dat de zaak geen moeite opleveren kon; Clancarty kon gerust aanstonds zijne volmacht vragen. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 40]
| |||||||||||||||||||||||||
Maar Clancarty vreesde dat de Koning zijne bereidwilligheid tot medewerking aan Engeland zou trachten te verkoopen voor eene vermindering der som van £ 962.000, denzelfden 3 Febr. 1818 hem door Engeland uit anderen hoofde in rekening gebracht.Ga naar voetnoot1) Te eerder vermoedde Clancarty zoodanig bescheid, daar uit den tekst der conventiën bleek dat zij èn aan Spanje èn aan Portugal feitelijk waren betaald. Hij nam zich voor, van Nederland zulk een eisch a limine af te wijzen. De Koning trachtte inderdaad op de £ 962.000 af te dingen, maar legde tusschen dit verzoek en de zaak van den slavenhandel geen verband; 26 Februari zendt Clancarty een project van artikelen over, om bij goedkeuring gemachtigd te worden op dien voet te sluiten. Toen de volmacht ontvangen was, opperde de Koning echter tegen de rechtsmacht der gemengde commissie een hem door van Maanen gesuggereerd grondwettig bezwaar (art. 166 gw.: ‘de regterlijke magt wordt alleen geoefend door regtbanken, welke bij of ten gevolge dezer grondwet worden ingesteld’). Voor deze zaak de omslachtige procedure eener grondwetsherziening in gang te zetten (‘we are not in England,’ verduidelijkt Clancarty, ‘there the King, Lords, and Commons, are supreme’) scheen niet wel doenlijkGa naar voetnoot2); er was dus geen ander middel dan tractaat boven grondwet te laten domineeren, en later uitvoering aan het tractaat te doen verleenen bij de wet, waartoe op advies van van Nagell door den Koning wordt besloten; het tractaatGa naar voetnoot3) wordt 4 Mei 1818 geteekend. Gedurig werden echter Nederlandsche koloniale autoriteiten bij de publieke opinie in Engeland er van beschuldigd, het tractaat, of althans den zin dien Engeland er aan gehecht wilde hebben, niet strikt na te leven. Gedeeltelijk werd dit veroorzaakt doordat een publieke opinie tegen den slavenhandel van gelijke kracht als in Engeland, in Nederlandsche koloniale milieus nog geenszins bestond; gedeeltelijk doordat men bespeurde dat ook Spanje en Portugal den zin van het tractaat niet strikt naleefden, terwijl Frankrijk zelfs in het teekenen eener conventie ad hoc met Engeland, op die met | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 41]
| |||||||||||||||||||||||||
Spanje, Portugal en Nederland gelijkende, volstrekt weigerachtig bleef. Nederland legde de conventie en zijn eigen daaraan uitvoering verleenende wetgeving zóó uit, dat daarbij alle vervoer van slaven van de Afrikaansche kust naar zijn W.-I. koloniën verboden werd; doch de gouverneur van Suriname bleek invoer van slaven van de Fransche Antillen en per Fransch schip toe te laten, en daar nu Frankrijk uit zijn Afrikaansche bezittingen facto zooveel slaven naar zijn Antillen vervoerde als het verkoos, werd de werking der conventie, tenzij zij door bijzondere instructiën aan de koloniale autoriteit gecompleteerd werd, voor Suriname verijdeld. Van Nagell verdedigt bij nota van 9 Nov. 1820 de zienswijze, dat de conventie slechts den directen invoer uit Afrika verbiedt, maar Clancarty ontkent dit bij scherpe nota van 23 December 1820 ten stelligste. Spoedig op een antwoord aandringende, wordt hij door van Nagell verwezen naar den minister van koloniën Falck, die meent dat alleen een nieuwe conventie de zaak in het reine brengen kan, aangezien die van 1818 onvoldoende blijkt. Ik doorzie het al, meent Clancarty: de onderhandeling omtrent een kolonialen ruil in Oost-Indië is in 1820 vastgeloopen, en Falck wil nu als prijs voor het weder vlot brengen daarvan een nieuwe slavenhandelconventie in uitzicht kunnen stellenGa naar voetnoot1). Clancarty blijft op dit gansche stuk zoo strak mogelijk en doet een nieuwe nota aan van Nagell vergezeld gaan van een verzoek om gehoor bij den Koning: It is my intention to press this matter still further, ever to what may grow to a breach between me personally and this government, which, however much I sincerely hope it will not take place, as its result would hazard my situation here, yet I shall consider it my duty to incur the risk, rather than admit a point on the clear decision of which the King and his ministers are so much interested not to be longer held in a state of suspense.Ga naar voetnoot2) En als het gehoor zonder gevolg blijft: This will not do, and must not be allowed. I have therefore to renew my request to you to do nothing which, on the part of his government, shall be asked of you by Fagel; and however kindly, as an individual, you may treat him, I pray you that, as the representative of his master, | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||||||||||||||||
he may not be better treated than such master deserves, till the master shall learn to deserve better.Ga naar voetnoot1) Daar Clancarty van geen nieuwe conventie hooren wil, moet het absolute verbod van slaveninvoer in instructiën worden vervat. Falck verzekert hem na eenigen tijd dat dergelijke instructiën door hem zijn afgezonden, maar Clancarty wenscht er afschrift van opdat ze kunnen worden overgelegd aan het Engelsche parlement, gelijk ook Engeland zelf ten allen tijde bereid is van zijn eigen uitvoeringsmaatregelen ter zake volledige inzage te geven. Hij wenscht opnieuw gehoor bij den Koning zelven: ‘the King here is his own minister in every branch and department of the State, those called his ministers being little more than mere chefs de bureau, as is amply proved in this very identical case, in which all those styled ministers, including the whole Council of State, are with us, the King alone against us.’Ga naar voetnoot2) Te juister tijd komt echter Wellington de vestingen inspecteeren, en kan van diens tusschenkomst bij Z.M. worden gebruik gemaakt. De Koning toont zich geraakt over het stopzetten der koloniale onderhandeling en beklaagt zich dat blijkbaar Frankrijk doen mag wat men Nederland verbiedt; mag Nederland zelfs geen slaven vervoeren tusschen Curaçao en Suriname? Tusschen twee Engelsche koloniën zou het vervoer verboden zijn, antwoordt Wellington, maar wat tusschen twee Nederlandsche koloniën geschieden mag, maakt alleen de Nederlandsche wetgeving uit. Het tractaat echter verbiedt naar Engelsche opvatting wel degelijk het vervoer van een vreemde naar een Nederlandsche kolonie. Van de koloniale onderhandeling is hij niet op de hoogte, maar acht het mogelijk dat er inlichtingen gewacht worden van den gouverneur-generaal van Britsch-Indië.Ga naar voetnoot3) - In Januari 1822 is de zaak eindelijk zoo ver dat de instructiën worden overgelegd, met verzoek evenwel ze niet te vertoonen aan het Parlement, daar Falck in die instructiën den gouverneur van Suriname verwijst naar een | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 43]
| |||||||||||||||||||||||||
particulieren brief dien hij, Falck, hem geschreven heeft, en waarvan hij geen minuut heeft gehouden.Ga naar voetnoot1) Clancarty stelt nu voor dat hij zelf eene dépêche zal mogen verzenden die in plaats van de instructiën aan het parlement kan worden overgelegd, en die moet inhouden dat hij, Falck, gemachtigd is namens den Koning te verklaren, dat deze de Engelsche explicatie van het tractaat aanvaardt. Hierop geen antwoord vernemende, en dus concludeerende dat de Koning bedoelde machtiging niet verleent, laat Clancarty zijne regeering over, de instructiën, gelijk zij zijn, al of niet aan het parlement over te leggen.Ga naar voetnoot2)
Een geweldigen omvang verkreeg de gedachtenwisseling met Engeland over het wrak van het Engelsche koningsfregat de Lutine, dat, koerszettende van Yarmouth naar Hamburg met specie en staafgoud aan boord,Ga naar voetnoot3) 9 Oct. 1799 op zij van Terschelling vergaan was. Voor rekening der Bataafsche regeering was in 1800 en 1801 f 669.240 aan waarde uit het wrak gehaald; daar dit echter meer en meer bedolven raakte, moest de berging worden gestaakt. In 1821 vestigde zich bij den opperstrandvonder van Terschelling, Eschauzier, de meening, dat bij gebruik van beter duikmiddelen nog heel wat van de lading te bergen zou zijn; een K.B. van 14 Sept. '21 gaf tot die poging verlof tegen uitkeering aan het Rijk van 50% der geborgen waarde. De arbeid werd ondernomen, voorloopig zonder resultaat. De waarde, in 1799 voor een deel door het Engelsche gouvernement, voor een deel door Engelsche particulieren, aan de Lutine toevertrouwd, was verzekerd geweest bij Lloyd's, die de eigenaars de verzekerde bedragen had uitgekeerd. Toen in 1822 Lloyd's van de Nederlandsche poging tot berging vernam, ging het er, zonder kennisgeving aan de Nederlandsche regeering, ook zelf op uit, maar werd door de Nederlandsche kanonneerboot die het werk van Eschauzier | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 44]
| |||||||||||||||||||||||||
beschermde, verhinderd, zijn poging aan te vangen. Op last zijner regeering eischte de zaakgelastigde Chad (Clancarty was met verlof) bij nota van 29 Juli 1822 de lading voor Engeland op. Bij nota van 31 Aug. 1822 weigerde van Nagell; staatsbesluiten van 1800 hadden de lading van dit in Bataafsche wateren gezonken Engelsche oorlogsvaartuig beschouwd als aan de Bataafsche Republiek vervallen; te Amiens had Engeland niet gereclameerd; 14 Sept. '21 was over dit deel van het Nederlandsch staatsdomein beschikt. Chad protesteert 3 Oct. 1822, een protest dat door Clancarty, na zijn terugkeer, in een aantal vehemente nota's wordt herhaald;Ga naar voetnoot1) - van Nagell antwoordt met verzoeken om geduld te oefenen: reeds naar aanleiding van Chad's protest was men in de retroacta van 1800 en 1801 aan het snuffelen gegaan, hetgeen geruimen tijd bleek te vorderen. 13 Maart 1823 dan werd Clancarty medegedeeld, dat uit eene order, in 1800 door het Uitvoerend Bewind aan een kapitein-luitenant der Bataafsche marine gegeven en 1 Mei van dat jaar door het Vertegenwoordigend Lichaam goedgekeurd, bleek dat de toenmalige regeering het wrak als prijs beschouwde. Op uitdrukkelijk verlangen des Konings (bij schrijven van 12 Maart aan hem te kennen gegeven) voegt van Nagell hieraan toe, dat wanneer zaken van vóór Amiens mogen worden opgehaald, Nederland moet toegelaten worden de waarde op te vorderen der rijkgeladen Nederlandsche schepen die Engeland, zonder oorlogsverklaring, in Engelsche havens, waar zij eene toevlucht hadden gezocht, in 1795 had buitgemaakt. Hiertegen merkt Londonderry's opvolgerGa naar voetnoot2) George Canning in een nota aan Hendrik Fagel van 11 April 1823 op: H.M.'s government consider the general principle of law applicable te be as follows: ‘The intervention of hostilities puts the property of the enemy in such a situation that confiscation may ensue; but unless some step is taken for that purpose, unless there is some legal declaration of the forfeiture, the right of the owner revives on the return of peace.’ In captures at sea, the general law is: ‘That the bringing infra praesidia, and even a sentence of condemnation, is necessary to convert the property.’ If any positive institutions of Holland to a contrary effect existed, they ought to have been produced. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 45]
| |||||||||||||||||||||||||
18 April gelast de Koning, dat Fagel Canning antwoorde: dat het Nederlandsche gouvernement niet kan instemmen met de gronden in zijne nota voorgedragen, ten betooge van het voortdurend regt der Engelsche belanghebbenden op het wrak, aangezien die gronden enkel ontleend zijn aan de wetgeving van Engeland, volgens welke, naar het schijnt, regterlijke vormen en een regterlijke uitspraak in zulke zaken alles afdoen. Dat zulks, naar de staatsregeling der Nederlanden, hier te lande even weinig als in de meeste andere staten het geval is, terwijl bijzonderelijk in de zaak van de Lutine de hoogste administratieve en wetgevende magten der Bataafsche Republiek op den 28 April en 1 Mei 1800 dat fregat en deszelfs lading, krachtens het oorlogsregt, beschouwd en verklaard hebben als eigendom van den Staat, en geen regtbank bevoegd zoude zijn geweest om daarin verandering te maken. 14 Mei accepteert Canning, en een K.B. van 23 Mei bepaalt: 1o. afstand der 50% aan Engeland; 2o. een Engelsch agent mag zich bij Eschauzier vervoegen, ten einde alle zoodanige bepalingen te maken als ter bevordering van hunne wederzijdsche belangen zullen raadzaam gevonden worden. De Engelsche agent dient zich 29 Mei aan, en beweert dat Eschauzier, die tot dusver niets geborgen heeft, de hulp van Engelsche duikers aanvaarden moet die van zulk werk ondervinding hebben. Hij vraagt hiervoor ⅖ van het aan Eschauzier besproken deel; Eschauzier wil hem ¼ toestaan. Hierover nieuwe nota's van Clancarty, die er toe leiden dat de gouverneur van Noord-Holland Eschauzier beleest de ⅖ toe te zeggen, op voorwaarde, dat, zoo de Engelsche bergers niet slagen, alle door hen gemaakte onkosten voor hunne rekening | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 46]
| |||||||||||||||||||||||||
blijven. De Engelschen hebben evenmin iets kunnen bergen als Eschauzier te voren.Ga naar voetnoot1)
Bij de overneming der teruggegeven bezittingen in Oost-Indië, in 1816, had de Commissie-Generaal het met Fendall niet eens kunnen worden omtrent de valuatie van verschillende door de Engelschen aangelegde voorraden en opgerichte gebouwen; om eindelijk als regeering te kunnen optreden, had zij er in berust dat over dit geschil de regeeringen in Europa zouden beslissen. Er moest dus tusschen deze een onderhandeling plaats hebben, maar toen zij kon worden geopend, bleken er heel wat meer en belangrijker zaken regeling te vereischen dan de commissie-generaal in 1816 had voorzien. Sir Thomas Stamford Raffles, die gedurende het grootste gedeelte van het Engelsche bewind als Luitenant-Gouverneur Java bestuurd had, was naar Indië teruggekeerd zonder voornemen zich tot het aan Engeland verbleven Benkoelen te beperken: hij was van meening dat, ook na het verdrag van 13 Augustus 1814, elke plek in den Archipel waar de Bataafsche Republiek op 1 Jan. 1803 geen garnizoen had onderhouden, evengoed door Engeland als door Nederland mocht worden bezet, en achtte verder het bezit der toegangspoorten tot den Archipel, Straat Malaka en Straat Soenda, beslist noodig tot verzekering der positie die de Engelsche handel in den Archipel sedert 1784 en voornamelijk tijdens het Engelsche tusschenbewind had verkregen, en waarvan het verdrag van 13 Aug. '14 niets uitdrukkelijk had opgeofferd. Over dat bezit der toegangen heeft hij met de Commissie-Generaal een vinnigen strijd gevoerd, dien hij, voor zoover Straat Malaka betreft, heeft gewonnen. De conventie van 1814 gaf Nederland het recht, het oude steunpunt der Compagnie, het sinds lang ontluisterd Malaka, weer over te nemen. Doch nauwelijks is dit in 1818 geschied, of Raffles maakt zich van een tot beheersching der zeestraat beter gelegen plek, het eiland Singapoer, meester. Dit kleine eiland, met 150 inwoners, was den sultan van | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 47]
| |||||||||||||||||||||||||
Djohore onderhoorig. De laatstoverleden sultan had twee zoons gehad, waarvan de jongste (als van voornamer moeder) in 1812 door de Engelschen als opvolger was erkend. Met hem hernieuwde nu het gouvernement te Batavia een in 1784 met den toenmaligen sultan gesloten contract; Raffles erkende daarop eensklaps den ouderen broeder en liet zich door dezen, in Februari 1819, Singapoer afstaan. Een protest van het N.-I. gouvernement bij dat van Calcutta, waaraan Raffles ondergeschikt was, had geen gevolg. Het was lang niet de eenige moeilijkheid die hij de Commissie-Generaal in den weg legde. Wat indertijd door de Compagnie met inlandsche vorsten gecontracteerd was, rekende hij vervallen. Zijn gouvernement had geheel hetzelfde recht, overeenkomsten met inlandsche vorsten aan te gaan als dat van Batavia. Het werd dus een wedloop. Raffles vreesde dat Batavia voorhad, alle oude Compagnie's contracten waarbij Engeland van den handel was uitgesloten, te hernieuwen. De Engelschen nu waren op dit oogenblik in het bezit van den handel en wilden zich daar niet laten uitstooten. De politiek van Raffles vond dus steun bij belanghebbenden in Britsch-Indië en in Engeland; slechts tot zekere hoogte bij het Britsch-Indische gouvernement, dat zijn scherpe methodes afkeurde en geen politieke verwikkelingen in den Archipel wenschte. Aan een der kusten die in de richting van Straat Malaka strekten: die van West-Borneo (Sambas, Pontianak) had, toen Raffles verscheen, Batavia het reeds gewonnen, - en zich zeer goed bewust, hoe gering de beteekenis van Malaka geworden was, had de Commissie-Generaal zelf ook voor, Singapoer te bezetten, waartoe de hernieuwing van het contract van 1784 met den sultan van Djohore-Riouw volle gelegenheid liet. Maar thans was Raffles vóór. Andere wrijvingspunten waren Palembang, Sumatra's Westkust, de Lampongs; - en Billiton, dat Batavia als onderhoorigheid van Bangka opeischte, doch dat Raffles weigerde uit te leveren. Palembang op Sumatra's Oost-, Padang op Sumatra's Westkust moesten beide Nederlandsch worden volgens de bepalingen van 1814. Palembang werd overgenomen door | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 48]
| |||||||||||||||||||||||||
den ambtenaar Muntinghe, in 1818. Dáár had Raffles in 1812 het spel gespeeld dat hem in 1819 met Djohore gelukte: in de plaats van den sultan dien hij er vond, een broeder erkend, om van dien Bangka en Billiton afgestaan te krijgen. Muntinghe hoopte met den naijver tusschen den sultan van vóór en dien van nà 1812 zijn voordeel te kunnen doen en stelde ze naast elkaar; - Raffles, dit vernemende, eischte bevestiging van den sultan van 1812 en dreigde Padang niet te zullen ontruimen tenzij hieraan voldaan werd. Eene Engelsche expeditie rukte van uit Benkoelen het gebied van Palembang binnen en eene voorhoede er van plantte in de stad zelve de Engelsche vlag. Muntinghe verdreef die Engelschen en zond hun handlanger, den sultan van 1812, op naar Batavia. Inderdaad weigerde nu Raffles de ontruiming van Padang. In de Lampongs vestigde hij, aan Straat Soenda, een militairen post. Het werd Batavia duidelijk dat hij beide zeestraten wilde beheerschen en nu Java voor Engeland verloren was, Sumatra tot een Engelsch eiland wilde maken. Maar de Britsch-Indische regeering steunde hem niet ten volle. Wat Singapoer en Billiton betreft avoueerde zij hem omdat zij zich behalve de vaart naar China ook die naar Java wilde openhouden, maar één toegang tot den Archipel rekende zij genoeg: zich met de zorgen van het bestuur over het groote eiland Sumatra belasten wilde zij niet en desavoueerde hem dus ter zake van de Lampongs, Palembang en Padang. Groote teleurstelling deed zich in Voor-Indië op, waar krachtens de bepalingen van 1814 een groot aantal posten aan Nederland terugviel. Zij verslonden geld en rendeerden niet. Koromandel en Soerate hadden voor ons geen beteekenis meer; het waren de oorden geweest waar de Compagnie de kleedjes vandaan haalde die zij, als eenig invoerder, in den Archipel sleet, maar thans bleek het uit Engeland aangevoerde Manchester-fabrieksproduct het Voor-Indische handwerkartikel geheel te hebben verdrongen; men zou er alleen tegen kunnen concurreeren met een Nederlandsch fabrieksproduct. Uit Bengalen had de Compagnie amfioen en salpeter betrokken; thans waren die producten zóó vast door Engeland in de hand genomen, dat wij ze toch alleen van Engelschen konden verkrijgen of wij er in Bengalen factorijen op na hielden of niet. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 49]
| |||||||||||||||||||||||||
Er bestond dus van Nederlandsche zijde geneigdheid de posten in Voor-Indië af te staan als wij er onze positie in den Archipel door verbeteren konden en Singapoer verwerven; - omgekeerd was Engeland wel bereid, Benkoelen en Billiton af te staan indien op andere wijze de positie van den Engelschen handel in den Archipel bevestigd werd; maar Singapoer afstaan wilde men niet.
Vreemdelingen, die Nederland opnieuw in de rol van koloniale mogendheid zagen optreden, hadden van zijn succes geringe verwachting: La flotte qui conduit à Batavia les troupes qui doivent en prendre possession, a mis enfin à la voile le 29 octobre. Elle a à son bord 3700 hommes et le gouverneur-général de l'île de Java. Si l'esprit commerçant des anciens Hollandais existait encore dans la nation, ce retour d'une île précieuse serait un moyen de prospérité; mais aujourd'hui on craint que le rapport ne couvrira pas les frais de l'expédition.Ga naar voetnoot1). Iets later Czernicheff: Peut-on raisonnablement admettre que la reine des mers, si fière et jalouse de la toute-puissance qu'elle y exerce, si avide de profiter seule de tous les avantages du commerce, si prompte à réprimer le moindre effort de tout Etat désirant relever son commerce maritime, puisse jamais permettre à la Hollande de s'émanciper sur les mers? La ville d'Amsterdam ne se fait point illusion sur le peu de solidité qu'offre le système colonial....Ga naar voetnoot2) De eerste uit Batavia ontvangen berichten schenen deze ongunstige verwachting te bevestigen: De weigering der overgave wordt gegrond op het niet ontvangen van eenige orders daartoe hetzij uit Engeland of Bengalen. Overgroot was onze verwondering, want reeds 15 Dec. 1814 was ons officieel kennis gegevenGa naar voetnoot3) dat Lord BuckinghamshireGa naar voetnoot4) gezegd had, ‘qu'on a transmis des instructions générales dont la teneur était de remettre la colonie et ses dépendances aux troupes du Prince Souverain, dès qu'elles y arriveraient.’ Eenige lieden verzekeren uit den mond van den gouverneur Raffles vernomen te hebben, dat er orders tot de overgave gekomen waren, maar dat hij, Raffles, onder goedkeuring van Lord Moira besloten had, daarop zonder nadere bevelen niet te zullen afgaan....Ga naar voetnoot5) | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 50]
| |||||||||||||||||||||||||
Iets later: Er zijn zooveel punten te verevenen en daartoe zijn zooveel ophelderingen in te winnen, zooveel verwarring te ontwikkelen, dat wij nog niet met de Britsche commissarissen hebben kunnen sluiten. Sommige belangrijke items zullen in Europa moeten beslist worden....Ga naar voetnoot1) Geruststellend klonk het evenmin, dat Raffles, eer hij zijn nieuwe bestemming volgde, zich tegenover een Nederlandsch staatsman uitliet: Java is dear to me on many accounts, and by many a sacred tie, and while I live I will endeavor to watch over her interests....Ga naar voetnoot2) De eigenlijke beslissing omtrent Nederlands toekomst als koloniale mogendheid, werd gevoeld, viel nog altijd te nemen, en zou te Londen moeten vallen: Mijne meening is dat men bij het ministerie in Engeland het veel verder ten onzen nutte zal brengen dan hier, waar men nog niet bekomen is van het verlies van Java, vooral na die opgesmukte tafreelenGa naar voetnoot3) van den heer Raffles....Ga naar voetnoot4) De richting, waarin de oplossing der bestaande moeilijkheden zou moeten worden gezocht, was ook geen oogenblik twijfelachtig: Nauwlijks is de heer Raffles op de plaats zijner bestemming, of hij zoekt zijne voornemens tot uitbreiding van de Britsche bezittingen en macht op Sumatra ten uitvoer te brengen.... Men zorge, dat ook in Europa de zaak met die standvastigheid worde behandeld, waarmede wij hier zullen te werk gaan. Men doe dadelijk de noodige stappen om eene ruiling der Engelsche bezittingen op Sumatra tegen de onze op de vaste kust van Indië daar te stellen; men denke ook om Poeloe Pinang..Ga naar voetnoot5) Ik twijfel geenszins, of het belang van het Maleische schiereiland in onze macht te hebben is ook bij Uwe Exc. gevat.Ga naar voetnoot6) Hendrik Fagel is op het treffen eener bevredigende regeling niet zonder hoop: Le sieur Raffles est un busy body et je me souviens très bien que lorsqu'il était encore gouverneur de Java, feu lord Buckinghamshire, tout en rendant justice à ses talents, me dit qu'il embrassait trop et qu'on n'était pas content de lui sous ce rapport. Je suis à peu près sûr que ni | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 51]
| |||||||||||||||||||||||||
le gouvernement suprême à Calcutta, ni les autorités suprêmes at home n'approuvent ce qu'il fait, et que lord Castlereagh n'en avait aucune connaissance lorsque vous lui en avez parlé.Ga naar voetnoot1) Il n'a nullement été envoyé à Bencoolen pour nous inquiéter. Il avait déjà ce gouvernement quand lord Minto le prit avec lui lors de l'expédition de Java, et dès cette époque Sa Seigneurie lui a assuré la conservation de ce poste pour le temps où celui qu'il allait avoir à Java lui manquerait. J'ai lieu de croire que sur le compte qu'il a rendu ici de ce qu'il a fait dernièrement par rapport à Padang, il a été renvoyé au gouvernement suprême au Bengale. Ce sera toujours un voisin incommode à Sumatra, et j'avoue que l'idée de M. Elout d'échanger nos établissements sur la côte de la presqu'île de l'Inde contre les comptoirs anglais à Sumatra me plairait bien si c'était mon affaire. Je ne sais jusqu'à quel point on la goûterait ici, mais je croirais assez qu'on serait disposé à quelques sacrifices pour se débarrasser d'établissements étrangers dans le coeur de l'empire britannique aux Indes.Ga naar voetnoot2) De nieuwe minister van Koloniën, Falck, is van meening dat de ruil weinig waarde heeft als niet ook Pinang er in wordt begrepenGa naar voetnoot3), maar Fagel betwijfelt of Engeland dit ooit zal afstaan: ‘c'est un établissement considérable qui a coûté de grandes sommes’Ga naar voetnoot4). Castlereagh, door Fagel aangesproken, zegt zich eerlang met dzaak te zullen bezig houden; over Raffles behoeft men zich niet ongerust te maken, die is ultra crepidam gegaan; maar men behoort wel te begrijpen dat voor Engeland de zaak niet alleen neerkomt op een ruil, maar op waarborgen dat de Nederlanders hun politiek van buitensluiting van vreemden handel uit den Archipel niet zullen kunnen hervatten.Ga naar voetnoot5) Het duurt tot Augustus '19 eer Castlereagh zich nader over de zaak uitlaat; hij verzoekt het Nederlandsche gouvernement, in November a.s. gemachtigden naar Londen te zenden tot eene koloniale onderhandeling; grondslag zal moeten zijn, dat de Britsche handel niet van den Archipel worde uitgesloten, en Straat Malaka zich niet uitsluitend in Nederlandsche handen bevinde.Ga naar voetnoot6) Men wist nu in Engeland en in Nederland dat Singapoer in Engelsche handen was, en | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 52]
| |||||||||||||||||||||||||
Falck achtte den gestelden grondslag onaannemelijk: ‘aan de inwilliging van dit sine qua non’, schrijft hij aan van der Capelle, ‘is niet te denken’: Lord Clancarty heeft zich niettegenstaande zijne gewone onaangenaam dringende manier, met de overtuiging moeten behelpen dat ook wij niets liever dan eene al de geschilpunten omvattende schikking zien zouden; dat Fagel daartoe reeds in Januari voorstellen had gedaan, en dat de Koning plenipotentiarissen zoude zenden, zoodra de terugkomst der gewezen Kommissarissen-Generaal ons zoude hebben gesteld in het bezit van bescheiden en opgaven die dubbel noodzakelijk waren geworden bij de nieuwlings van Engelsche zijde geopperde vorderingen.Ga naar voetnoot1) Daar dus de Koning op Elout wachtte (dien hij nevens Fagel tot plenipotentiaris wilde benoemen), kon de onderhandeling eerst in 1820 worden gevoerd. Zij nam dezen gang, dat Engeland aanbood bekrachtiging der reeds op bevel uit Calcutta bewerkstelligde ontruiming van Padang en van den post aan Straat Soenda; goedkeuring der door Nederland gesloten contracten met de vorsten van West-Borneo, omdat zij geen prohibitie van den Engelschen handel bleken in te houden, die ook elders niet zal mogen worden beproefd; ruil van Billiton tegen Singapoer. - Het Nederlandsche antwoord eischt Singapoer en biedt voor Billiton een kantoor in Bengalen; hierop wordt van Engelsche zijde de onderhandeling afgebroken. Het duurt eenige jaren, eer men in Nederland tot de overtuiging komt dat Singapoer zal moeten worden opgegeven. Falck spreekt dit het eerst uit bij een rapport van 31 Juli 1823Ga naar voetnoot2). De onderhandeling wordt dan in het najaar van 1823 te Londen hervat (Falck en Fagel met Canning) en leidt tot het tractaat van 17 Maart 1824, in de wandeling Sumatratractaat:
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 53]
| |||||||||||||||||||||||||
De eischen van commercieele mede-exploitatie door Engeland, van uitsluitend territoriaal gezag door Nederland gesteld, waren zooveel mogelijk met elkander in overeenstemming gebracht. Op de handelsvrijheid voor Engeland vormde de bepaling over de Molukken, op Nederlands territoriaal gezag de afstand van Singapoer en het Maleische schiereiland eene uitzondering. Er was eene andere uitzondering die het Engeland niet gelukt was in het tractaat zelf te doen opnemen. De letter daarvan legt aan Nederlands uitbreiding over geheel Sumatra niets in den weg, doch eene notawisseling van denzelfden 17den Maart 1824 maakt deze, tot beter bevestiging van het in Engelsche oogen allesbeheerschende bezit van Singapoer, niettemin onmogelijk. 22 April 1819 had Raffles met den sultan van Atjeh een contract gesloten ‘to exclude the subjects of every other European power, and likewise all Americans, from a fixed habitation or residence in his dominions’; voorts bevatte het contract bepalingen tot het weren van zeeroof. De Britsche | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 54]
| |||||||||||||||||||||||||
gevolmachtigden, na de verzekering te hebben doen voorafgaan: that they record with sincere pleasure the solemn disavowal on the part of the Netherland government of any design to aim, either at political supremacy, or at commercial monopoly, in the Eastern Archipelago erkennen dat Raffles' Atjeh-tractaat met art. 3 van het Sumatra-tractaat onbestaanbaar is, en vervolgen: The treaty with Acheen shall, as soon as possible, be modified into a simple arrangement for the hospitable reception of British vessels and subjects in the port of Acheen. But as some of the provisions of that treaty will be conductive to the general interests of Europeans established in the Eastern seas, they trust that the Netherland government will take measures for securing the benefit of those provisions. And they express their confidence, that no measure hostile to the King of Acheen will be adopted. De Nederlandsche gevolmachtigden antwoorden: Le gouvernement s'appliquera à régulariserGa naar voetnoot1) ses rapports avec Acheen de manière que cet Etat, sans rien perdre de son indépendance, offre au navigateur et au commerçant cette constante sécurité qui semble ne pouvoir y être établie que par l'exercice modéré d'une influence européenne. De inleiding der Britsche nota komt met het vervolg, en met den geheelen geest van het Sumatra-tractaat, niet overeen, en Fagel en Falck hadden haar niet mogen laten passeeren. Een eisch tot beteugeling van Atjehschen zeeroof te stellen aan eene mogendheid die in de Atjehsche wateren geen politiek overwicht mocht laten gelden had geen zin; en te zeggen dat een staat als Atjeh, voor welken onafhankelijkheid en zeeroof één en hetzelfde begrip zijn, bij beteugeling van zijn zeeroof niets van zijn onafhankelijkheid verliest, heeft het evenmin. De zaak is dat Engeland geen Nederlandsche vestiging aan de noordelijke invaart van Straat Malaka wilde, en er den zeeroof beteugeld wilde hebben op een koopje. Falck had voorgesteld (maar niet kunnen verkrijgen) eene demarcatielijn, beginnende midden in Straat Malaka ter | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 55]
| |||||||||||||||||||||||||
hoogte van 6o N.B. (en dus Atjeh en geheel Noord-Sumatra ten Westen, Pinang en geheel het Maleische schiereiland ten Oosten latende) en die eindigde in de Chineesche Zee aan het einde van Straat Singapoer, latende Singapoer ten Noorden en Karimon, Bintang en Riouw ten Zuiden. Nederland zal zich niet inlaten met inlanders ten O. en N. dezer lijn; Engeland niet met inlanders ten W. en Z. der lijn. De (inmiddels gerepatrieerde) ambtenaar Muntinghe had geadviseerd de lijn zóóver in de Chineesche Zee door te trekken dat geheel Borneo aan de Nederlandsche zijde viel, maar hiervan had Falck niet durven reppen. Met Soeloe en Broenei hadden wij geen oude contracten; Engeland wèl (van 1756 en 1774), al waren er op het oogenblik geen Engelschen gevestigd. In 1831 is te Batavia het sluiten van een contract met Broenei in overweging geweest; nog in 1838 is er vruchteloos op aangedrongen door den assistent-resident van Sambas. In 1841 begint, met James Brooke, de Engelsche vestiging. Door de bijgevoegde nota's ernstig ontsierd, heeft niettemin het Sumatra-tractaat ons koloniaal bezit aan samenhang en toekomstkansen reusachtig doen winnen. Het heeft de moderne ontwikkeling van ons Indisch imperium eerst mogelijk gemaakt, door ons van de ongelukkige basis ‘bezit van 1 Jan. 1803’ af te helpen. Engeland had van de vestiging van een politiek Archipelrijk naast het onze afgezien, maar zich in het onze de open deur, benevens een vrijen weg naar China, verzekerd. Het kon zich noch op Sumatra, noch ten Zuiden van Straat Singapoer meer vestigen, en had al wat het aan gene zijde van Falck's demarcatielijn bezeten had, opgeofferd. In hoofdzaak is waar wat van Ouwerkerk de Vries na kennisneming van het tractaat betuigt: ‘elke mogendheid staat nu op een regelmatig gelegen, vrijen en onbelemmerden grond.’Ga naar voetnoot1)
In een bericht over zijne missie naar de Nederlanden in 1817 laat Czernicheff zich uit als volgt: L'Angleterre exige en faveur de son commerce le libre transit par Rotterdam jusqu'an Rhin, pour pouvoir aisément inonder de ses fabrications la plus grande partie de l'Allemagne. Ce libre transit est un | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 56]
| |||||||||||||||||||||||||
point essentiel, et une faveur que dans le tems l'inflexible Lord Clancarty a extorqueé au Roi, au grand détriment du commerce hollandais.Ga naar voetnoot1) Dit beteekent niet dat er geen doorvoerrecht geheven werd, maar dat doorvoer te water naar vreemde landen ook van goederen die niet in Nederland mochten worden ingevoerd, mogelijk was. De beginselenwet van 12 Juli 1821 verbiedt echter zulken doorvoer. Clancarty vestigt hier de aandacht op bij dépêche van 8 Januari 1822: I had always considered that that part of the act of Congress which treats of the navigation of rivers passing into or through more than one state, had for its object the entire freedom of commerce, and consequently that the prohibition of free passage to any particuler species of goods in transit cannot be legally effected by any one of the river states.. To declare that such and such articles shall be prohibited from entering the river with a view to passage into another state is to arrogate a control over the internal affairs of that state, which however admitted in similar cases prior to the act of Congress, it was one of the special objects of that great treaty to prevent in future.... If Y.L. should see this matter in the same light in which I confess it strikes me, I should humbly take the liberty of recommending it to your earliest and most serious consideration.Ga naar voetnoot2) In een ter mededeeling aan de Nederlandsche regeering bestemd antwoord van 12 Februari '22 geeft Lord Londonderry hem gelijk, en vervolgt: It is hoped that H.M. will reconsider this point prior to the enactment of those laws which are to give force and efficiency to his new finance system.Ga naar voetnoot3) Aan dezen wenk werd niet voldaan, waarop Lord Londonderry's opvolger Canning 25 October 1822 aan Wellington, die voor Engeland het congres van Verona bijwoont, verzoekt de zaak aan de vergaderde mogendheden voor te leggen, in het bijzonder aan de Rijnoeverstaten Frankrijk en Pruisen.Ga naar voetnoot4) Wanneer Wellington hieraan gehoorzaamt, blijkt dat deze staten gedeeltelijk dezelfde, gedeeltelijk weer andere grieven tegen Nederland hebben, en wordt de discussie overgebracht op veel ruimer terrein: The Prussian minister complains that the Netherlands insist upon vessels coming down the Rhine from Cologne not passing by Rotterdam or any of their seaports, or vessels from sea going up to Cologne. The | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 57]
| |||||||||||||||||||||||||
French minister considers any prohibition of transit as contrary to the treaty of Vienna.... The examination which I have made of the subject gives me strong doubts that the government of the Netherlands, or any government situated on the Rhine or any other river, has a right, under the treaty of Vienna, to levy any transit duty on goods passing through their territories by such river. I observe that neither the late Lord Londonderry nor Lord Clancarty entertained such doubts, nor does the Prussian minister. But I conclude that the two former meant as long as the règlementGa naar voetnoot1) is not agreed to. The latter certainly contends that the powers on the river have a right to transit duties. The levy of transit duties, however, is evidently contrary to the principle of the treaty; they are not noticed in the treaty, and cannot be considered as douanes; and very little consideration of the subject will show that on the Rhine, for instance, a very moderate transit duty levied by each power may amount to a prohibition. We will take, for the instance, Rhine wine from Frankfort coming to England. This article would pay a transit duty to the Grand Duke of Darmstadt, the Duke of Nassau, the King of Prussia, and the King of the Netherlands; and, if it came from the Rhine a little higher up, it might pay to the Grand Duke of Baden and the King of Bavaria, and possibly to France. I doubt the powers on the river having the right to agree among themselves to levy a transit duty, even by the new règlement, as all the powers of Europe are parties to, and interested in the execution of this treaty....Ga naar voetnoot2) Na overleg met zijn Fransche en Pruisische collega's stelt Wellington 27 November het congres voor, en het congres neemt aan: that an effort may be made by the ministers of the five courts at the court of Bruxelles to induce H.M. the King of the Netherlands to adopt measures in relation to the navigation on the Rhine, in concert with other powers bordering on that river, which may have the effect of carrying into execution the treaty of Vienna on this subject. Een zonderling verzoek aan den Koning der Nederlanden: de leiding te nemen tot regelingen die beantwoorden moesten aan een nog niet geproduceerd reglement, krachtens de bepalingen van Weenen te ontwerpen door eene commissie der Rijnoverstaten vergaderende te Mainz. De eerste gezant te Brussel die zijn instructie ontving, was de Oostenrijker, de tweede Clancarty, de derde Salviati; Frankrijk, aanvankelijk ook Rusland lieten de zaak loopen. Zoodra Clancarty zijne order ontvangen had, gaf hij er van Nagell vertrouwelijk kennis van, in de hoop dat de bedreiging met officieele nota's | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 58]
| |||||||||||||||||||||||||
misschien genoeg zou zijn de zaak onmiddellijk te doen schikken. De Koning was ten hoogste verbolgen en deed Falck een vehement antwoord opstellen, dat, door van Nagell onderteekend, als vertrouwelijke nota aan Clancarty overhandigd werd. Clancarty las het den Oostenrijker voor, waardoor wij den inhoud kennen: Il y était dit que le Roi avait été très peiné d'apprendre que c'est le gouvernement anglais qui avait suscité contre Lui ces réclamations; que d'après les relations intimes qui existaient entre les deux cours, la chose aurait pu s'arranger confidentiellement, au contentement réciproque des deux gouvernements; que l'ambassadeur aurait pu prévenir le gouvernement des Pays-Bas, lors de la discussion dans les deux chambres du nouveau tarif, des réclamations que sa mise en exécution pourrait lui attirer de la part du gouvernement anglaisGa naar voetnoot1); que le Roi comme souverain du royaume des Pays-Bas, de concert avec les Etats Généraux, était le maître d'y introduire toute loi financière qui Lui paraîtrait la plus avantageuse au pays; que si le Roi se décidait de se conformer aux stipulations du Congrès de Vienne sur la navigation du Rhin, ce ne serait qu'en autant qu'on Lui assurerait des avantages qui compenseraient ses pertes par la mise en exécution des dites stipulations; que les puissances devraient d'abord engager la Prusse à souscrire aux propositions équitables que le Roi lui avait fait soumettre à Mayence, et qu'alors il ne trouverait aucune difficulté de se conformer aux stipulations du Congrès de Vienne sur la libre navigation du Rhin.Ga naar voetnoot2) Clancarty stond er op dat men dit stuk intrekken zou; hij verkoos niet het aan zijne regeering over te leggen; men had nu de gezamenlijke nota der drie gezanten maar af te wachten. Toen hij dit zeide had hij echter geen kennis van de instructies aan den Pruis, die met de zijne, welke hem gelastten zich over het doorvoerverbod te beklagen, volstrekt niet overeen kwamen: zij beklaagden zich alleen over de Nederlandsche opvatting van het jusqu'à la mer. Er moesten dus drie verschillende nota's worden ingediend, en het was des te gemakkelijker die met een verwijzing naar Mainz te beantwoorden. Intusschen werd het beklag, dat Clancarty niet had willen aannemen, uitgebracht aan Canning zelf bij (door Falck gestelde) nota van Fagel van 13 Maart 1823: Le comte de Clancarty rejette toute la faute sur les règlemens relatifs au transit, et croit pouvoir en exiger le rapport immédiat. Supposé que ce rapport immédiat eût lieu, quel avantage en résulterait-il pour la navigation du Rhin? Les règlemens auxquels cette navigatoin sera sou- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 59]
| |||||||||||||||||||||||||
mise, et auxquels les puissances, à en juger par le protocole, prennent tant d'intèrêt, ne doivent-ils pas être le sujet d'une convention séparée? ....La Prusse se refuse obstinément à abolir le droit d'étape à Cologne, quelques positifs que soient les termes de l'art. 19Ga naar voetnoot1) qui en prescrivent la suppression. Aux termes du traité de Vienne les Pays-Bas n'ont d'autre obligation que de concourir avec zèle et bonne foi à une convention à faire pour régler la navigation du Rhin sur des bases libérales et favorables au commerce. Le gouvernement des Pays-Bas n'a jamais perdu cette obligation de vue. La preuve en est non seulement dans la part non-interrompue qu'il a prise aux négociations de Mayence, mais aussi dans les efforts qu'il n'a cessè de faire auprès du cabinet de Berlin pour parvenir à l'égard des principaux points en dispute, à une manière de voir uniforme et à une prompte conclusion.Ga naar voetnoot2) Eer hij deze nota overgaf, had Fagel nog een anderen last vervuld: hij had Canning vertrouwelijk gepolst, of Clancarty niet kon worden teruggeroepen. Niet dan wanneer ik den Koning mag mededeelen, antwoordde Canning, dat hij den Koning der Nederlanden onaangenaam is, want ikzelf heb geen reden tot beklag over hem. Maar tot verlof van mededeeling aan den Koning bleek Fagel niet gemachtigd. Wellington, bespeurende wat Clancarty boven het hoofd hing, zond hem aanstonds eene waarschuwing: ik heb uwe nota's over de Lutine, den slavenhandel en de Rijnvaart gelezen, zegt hij, ‘written in a style of familiar acrimony.... You may be as strong, but a great deal more polite’.Ga naar voetnoot3) De Koning vergeeft mij niet, antwoordt Clancarty, dat ik hem het congres van Verona op den hals heb gezet: With what delicacy we proceeded, by previous communication and advice, to prevent the King from falling into this scrape, your Grace is aware. He has, however, for the moment forgot all this.... With his ministers, I will confess, I have in my notes been harsh at times.... I shall, however, be most wary in future.Ga naar voetnoot4) Het gevolg der ontvangen waarschuwing (waarvan hij niet weet), bespeurt Mier in een verminderden ijver van zijn collega ter zake van de Rijnvaart: ‘le zèle de Lord Clancarty s'est beaucoup ralenti; il paraît ne plus y attacher tant de prix, et m'a répondu en dernier lieu qu'il attendait de nouvelles instructions de M. Canning.’Ga naar voetnoot5) In Augustus bevond zich | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 60]
| |||||||||||||||||||||||||
Wellington te Brussel met de mondelinge boodschap namens Koning George IV aan Clancarty, dat men hoopte dat hij met Willem I op goeden voet zou trachten te blijven. Ook Fagel was toen met verlof te Brussel. De Koning bood hem het ministerie van buitenlandsche zaken aan in plaats van van Nagell, die reeds meermalen ontslag had gevraagd wegens hoogen leeftijd en verminderde vermogens,Ga naar voetnoot1) en nu verklaard had in geen geval langer dan tot het einde van 1823 minister te willen blijven. Fagel, die te Londen vastgegroeid was, nam zeer ongaarne aan en kwam er onmiddellijk na zijn terugkeer te Londen op terug. De Koning was buitengemeen verstoord op Fagel, want hij had met diens benoeming een dubbel doel willen bereiken: zich den besten minister van buitenlandsche zaken te verschaffen dien hij achtte te kunnen vinden, en ontslagen te raken van Clancarty; immers hij had Fagel's opvolger slechts den rang van minister willen geven, waarna Engeland te Brussel geen ambassade had kunnen aanhouden. Dit was niet naar den zin van Canning en George IV, die èn Fagel te Londen, èn een ambassadeur te Brussel wilden houden, maar op het behoud van Clancarty niet bijzonder gesteld waren; George IV verzocht dus Clancarty, zijn ontslag te willen vragen, waaraan deze onmiddellijk voldeed (3 Oct. 1823). Tegelijk met de verleening van zijn ontslag werd een opvolger als ambassadeur, Lord Granville, benoemd. De Koning weet het Fagel dat zijn toeleg ten halve mislukt was, en gaf hem zijn ontslag uit den post te Londen, in te gaan na afloop der koloniale onderhandeling; Falck werd tot zijn opvolger bestemd, in den rang (gelijk thans kwalijk anders kon) van ambassadeur. 17 April 1824 herinnerde Lord Granville bij nota aan de Rijnvaart; de Koning liet antwoorden dat de zaak te Londen behandeld zou worden tusschen Falck en Canning. Hun notawisseling betreft niet langer het doorvoerverbod, maar de kwestie der grens van rivier tegen zee. H.T. Colenbrander |
|