De Gids. Jaargang 95(1931)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 34] [p. 34] Gedichten Ballade der zwervende Russische kinderen Zij maken van de groote stad de pleinen Nòg troosteloozer met hun lompenpak. Zij bedelen bij de aankomst van de treinen En slapen in een leegen vuinisbak, Een kouden kelder of een asfaltketel, Nog van het koken overdag verhit, Of nemen, als ze talrijk zijn, vermetel Van een half-ingestort paleis bezit. Zij leerden niets, zij zijn in niets bedreven. Toch hebben zij dit wilde leven lief; Zij zijn het vrije leven trouw gebleven, Al maakte 't hen tot bedelaar en dief. Een jongen, die in plaats van een paar schoenen Eén overschoen heeft en een lap met touw, Droomt van een land, waar oogst is van meloenen, De nachten zacht zijn en de luchten blauw: Zij reizen in den trein tusschen de wielen Met boven zich den bodem der coupee, Waar roet en sintels langs hen henen vielen, Van Moskou zuidwaarts naar de Zwarte Zee, Als in dien winter met ijskoude vlagen, Waarin hun makkers doodgevroren zijn, Aaneengedoken op een open wagen Van een onmetelijken goedrentrein.... [pagina 35] [p. 35] Beethoven: sonate, op. 54 Heeft hier een wijl de Genius gerust, De handen moe van 't bovenmenschlijk vormen? Volgt hier, tusschen twee reizen zwaar van stormen, Het schip de buiging van een kalme kust? Is dit dezelfde die ons lang liet dwalen Door 't bosch waarboven Waldstein heft zijn tinn' Die ons, gewend aan ernstiger begin, Hier met een menuetmaat in komt halen? Zacht klinken door de zaal viool en fluit. Maar als de laatste pas den dans besluit, De laatste danser huiswaarts wordt gedragen, Die neuriënd de deur der draagstoel sluit - Breekt met al sneller naderende slagen Het onweer der Appassionata uit. [pagina 36] [p. 36] Bellini Zijn melodieën waren als de nachten Van 't zuidlijk eiland waar hij was geboren, Gezegend om zijn wijn en om zijn koren. Zijn melodieën waren van een zachte Zwaarmoedigheid, gemaklijk en welluidend, Als al waar smart en vreugd zijn opgeheven. Zij troostten met den dood en met het leven, Naar iets, dat ver daarachter ligt, heen duidend. Zijn leven was een gloriereis naar 't Noorden. Zijn roem bereikte Napels eerst, toen Rome, Milaan, Parijs. Daar werd hij weg genomen Van 't leven dat zijn wenschen vroeg verhoorde. In zijn muziek, hoe diep men die ook peilde, Was iets dat ging voor elk begrip verloren. Het kon alleen den nachten toebehooren Toen hij als Kind bij wijn en koren wijlde. [pagina 37] [p. 37] L'escadron des jeunes filles In Augsburg wemelde 't van hun livreien - Conti, Turenne, La Roche-Guyon - Maar niet voor lang: naar 't veld van Hongarije Vertrok een goeden morgen 't escadron. Daar werden ze om hun linten en hun veeren, Het kantwerk aan hun polsen, het gebloemd Fluweel en het borduursel van hun kleeren - Het jongemeisjes-escadron genoemd. Men zeide, dat zij in het flesch-ontkurken Behendger waren dan met hun rapier, Totdat zij in een ruiterslag de Turken Met zóó'n onstuimigheid 't veld deden ruimen, Dat den soldaten van den Grootvizier Geen tijd bleef tot bespotting van hun pluimen. J.J. van Geuns. Vorige Volgende