| |
| |
| |
Vijftig jaar na de dood van Dostojewskij
Een halve eeuw geleden (28 Januarie/9 Februarie 1881) stierf Dostojewskij.
Gedurende zijn leven was hij buiten zijn vaderland nog weinig bekend geweest en op zijn talrijke reizen naar West-Europa had hij nauweliks behoefte gevoeld aan het aanknopen van persoonlike relaties. In het intellektuële leven van Rusland echter had hij een grote rol gespeeld en zowel tegenover de kunstenaar Dostojewskij als tegenover de door hem verkondigde religieus-politiese ideën hadden de verschillende groepen van tijdgenoten hun standpunt moeten bepalen: hij was bestreden, zelfs verguisd, anderzijds bewonderd en vereerd. Deze verering was in zijn laatste levensjaren toegenomen en zijn onverwachte dood werd door vele tienduizenden van allerlei richting en denkwijze als een nationale rouw gevoeld: zijn begrafenis leek een gemeenschappelike daad van piëteit van een gehele natie. In de tien jaren, die op zijn dood zijn gevolgd, had de Russiese ‘intelligentsija’, moe van vruchteloze sociale arbeid en politieke terreur, een sterke behoefte aan herziening van eigen leven en denken in de religieuze geest, die door Dostojewskij en, hoewel op geheel andere wijze, door Tolstoj was gepredikt. Voor West-Europa was toen de tijd voor Dostojewskij's populariteit en invloed nog niet gekomen. In 1886 verschenen twee uitvoerige literatuurgeschiedenissen: De Vogüé, Le roman russe, en: Von Reinholdt, Geschichte der russischen Litteratur von ihren Anfängen bis auf die neueste Zeit: beiden kritiseren zo uitvoerig Dostojewskij's voorliefde voor fantastiese personen en situaties en het tekort aan harmonie en evenwicht, dat een
| |
| |
deel zelfs zijner grootste werken kenmerkt, dat dit gezichtspunt domineert boven de bewondering voor psychologiese luciditeit en vèr-strekkende religieus-historiese probleemstellingen.
Naarmate Dostojewskij's werken meer gelezen werden, begon men ook in West-Europa zijn betekenis als psycholoog algemener te beseffen, al ging daarmee ook veelal een zekere tegenzin tegen het ‘abnormale’, ‘ziekelike’ van zoveel zijner romanhelden samen. En daarna begonnen ook zijn ideën de West-europese mensen te interesseren: denkende en zoekende geesten van allerlei nationaliteit aanvaardden Dostojewskij's Christendom als een blijde boodschap voor onze van eigen godsdienstige tradities afgedwaalde generatie, - anderen verheugden zich, hun eigen moderne levensopvatting terug te vinden bij die egoïstiese en intellektualistiese theorieën van sommige helden van Dostojewskij, welke wel-is-waar door de auteur nooit zijn erkend als een eigen confessie, maar die toch met zulk een dialektiese wellust door hem zijn doordacht en uitgewerkt, dat de gedachte kon opkomen, dat men hier met de meest waarachtige Dostojewskij te doen heeft. Zo is deze Rus geworden tot een centrum van belangstelling voor duizenden ook buiten zijn eigen volk, die langs zeer verschillende wegen een rechtvaardiging van hun bestaan zoeken in een onze moderne tijd waardige levensopvatting.
Onder de steeds nog aangroeiende Dostojewskij-literatuur is, naast goede, degelike geschriften, heel wat oppervlakkigs en onbekookts, maar ook dit was in 't algemeen geïnspireerd door een oprechte verering. De overweldigende kracht van Dostojewskij's genie heeft bij menigeen een geestdrift opgewekt, die noopte tot getuigen, voordat een bezonkener stemming tot een rustig nadenken en een grondig bestuderen had gevoerd. Deze onkritiese geestdrift heeft er veel toe bijgedragen, dat men tans algemeen Dostojewskij beschouwt als een der zeer grote figuren der negentiende eeuw; maar gelukkig staat zij niet alleen: de veelzijdige onderzoekingen van grote geesten als T.G. Masaryk en (om een geleerde van geheel andere richting en aard te noemen) S. Freud komen langs verschillende wegen tot hetzelfde resultaat.
Zo staat naast de verering van Dostojewskij de ernstige
| |
| |
studie van zijn persoon en zijn werk. Een belangrijke plaats neemt daarbij in de laatste jaren het onderzoek naar zijn literaire arbeidsmethodes in. Talrijke voorlopige ontwerpen en aantekeningen van de schrijver zelf zijn voor het literairhistories onderzoek toegankelik geworden. Zij hebben ons doen zien, hoe Dostojewskij jaren lang de sujetten van zijn romans met zich ronddroeg, ze telkens opnieuw omwerkend, waarbij somtijds de uiterlike feiten minder veranderingen ondergingen dan de karakters der personen. Merkwaardig is bijvoorbeeld de figuur van ‘de Idioot’, die in de allereerste ontwerpen nog heel weinig leek op de volmaakte mens, zoals Dostojewskij ons die heeft geschilderd in de definitieve redaktie van de roman. Dostojewskij zelf heeft ons verhaald van de koortsachtige drift, waarmee hij arbeidde, wanneer telkens nieuwe gedachten en teferelen elkaar met zulk een snelheid opvolgden, dat de geest ze niet kon bijhouden, laat staan dan groeperen en bewerken; een nerveus en fantasties geschreven boek als ‘De boze Geesten’ bevat menig getuigenis van deze wijze van werken, maar toch is het tegelijk een vrucht van jaren lang denken, combineren en veranderen; dit blijkt zonneklaar uit de vele en uitvoerige notities, die bestemd waren voor een roman ‘Het Leven van een grote Zondaar’, welke nooit verschenen is, maar waarvan allerlei motieven en personen gebruikt zijn voor latere werken, het meest van ‘De boze Geesten’. Voordat deze notities bekend waren, moest men de psychologiese raadsels, waarvoor deze roman zijn lezers herhaaldelik stelt, zo goed het ging aan de hand van de roman zelf verklaren; tans weten wij, hoe bijvoorbeeld een zo zonderlinge figuur als Stawrogin verschillende metamorphosen heeft ondergaan, en zijn vroegere gedaanten maken ons schijnbare contradicties in zijn karakter duidelik, terwijl ze tevens tonen, dat niet alle contradicties ‘schijnbaar’ zijn, maar dat
sommige er van voortvloeien uit een hinken op twee gedachten. Dergelijke opmerkingen gelden niet voor evenwichtiger werken als ‘Misdaad en Straf’ of ‘De Broeders Karamazow’ hier verhoogt de kennismaking met de voorstudieën in de allereerste plaats onze eerbied voor de definitieve tekst. Deze is er ons niet minder lief om, nu wij weten, dat hij de vrucht is van een langdurige denkarbeid; maar voor het begrijpen van het
| |
| |
geheel hebben wij de voorafgaande ontwerpen niet nodig. Deze bevatten weinig van betekenis, dat niet in de romans zelf is opgenomen, en deze wekken bovendien onze bewondering voor de synthetiese begaafdheid van de schrijver.
Ook aan de letterkundige invloeden, die op Dostojewskij hebben gewerkt, wijden de onderzoekers in de laatste tijd veel aandacht. Deze invloeden uiten zich deels in een overnemen of nabootsen van motieven, combinaties, zelfs namen, deels ook in een bewuste, hoewel voor de oppervlakkige lezer niet merkbare kritisering en bestrijding van anderer gedachten en stemmingen. Op zulk een wijze reageert Dostojewskij o.a. op sommige werken van Leo Tolstoj. Maar al deze invloeden komen tot uiting in de details: de gehele gedachtegang en de schildering en compositie van grotere complexen dragen steeds het persoonlike stempel van Dostojewskij, en ontleende componenten kunnen onze eerbled voor de zelfstandigheid der synthese eer nog vergroten dan dat ze die zouden verkleinen.
Zo hangt met de studie der invloeden de analyse der artistieke methoden van Dostojewskij zelf ten nauwste samen. Terwijl ik tot nog toe bijna geen namen noemde, wil ik hier in 't biezonder de, 't eerst in 't Cechies verschenen, studieën van A. Bem over de novellen ‘De eeuwige Echtgenoot’ en ‘De Hospita’ vermelden: de poging om deze grillige werken, welke zich op 't grensgebied tussen waken en dromen schijnen af te spelen, psychologies te verklaren, is een nieuw geluid in de Dostojewskij-literatuur. Tegelijk geeft deze Russiese émigré tans meer dan anderen leiding aan de wetenschappelike beoefening van Dostojewskij: hij heeft in Praag zijn Dostojewskij-seminarium, hij is een der hoofdmannen der daar gevestigde Dostojewskij-vereniging en heeft een belangrijk aandeel in de redaktie van de herdenkingsbundel, die tans, vijftig jaar na Dostojewskij's dood, wordt uitgegeven.
Helaas blijft het grootste werk, aan Dostojewskij gewijd, ook tans nog onuitgegeven. Ik bedoel het tweede deel van Masaryk's ‘Russland und Europa’. Masaryk's oorspronkelike plan was om het gehele tafereel van Ruslands geestelik leven in de negentiende eeuw te groeperen om de figuur van Dostojewskij. Om techniese redenen heeft hij dat plan opgegeven; er verscheen in 1913 een eerste deel, in twee dikke boeken,
| |
| |
over de theoretici der geestelike stromingen, en de centrale plaats van Dostojewskij bleef gereserveerd voor het tweede deel, dat de schone letterkunde zou behandelen als spiegel van Russies leven en denken. Wereldoorlog en staatspresidentschap zijn oorzaak, dat dit reeds lang geschreven tweede deel nog niet is gepubliceerd. Masaryk is geen geestverwant van Dostojewskij; zijn optimistiese visie van de toekomstige ontwikkeling der mensheid richt zich eer tegen Dostojewskij dan dat zij met hem solidair zou willen zijn, maar zijn betekenis als historiese figuur acht Masaryk groot genoeg om hem als centraal oriënteringspunt te kiezen bij de bestudering van het probleem: Rusland en Europa.
Mijns inziens laat zich dit standpunt ook tans nog handhaven, nu het bolsjewisme de ontwikkeling van het Russiese volk en zeker ook die van het nationale voelen in nieuwe banen heeft geleid.
Leninisme en Stalinisme zouden zeker evenmin Dostojewskij's sympathie hebben als oudere vormen van socialisme dat gehad hebben. Als de gewenste grondwet van elke samenleving beschouwd hij het Christelike geloof, zoals dat beleden werd door Russiese vromen: in dit geloof, zuiverder dan alle geloof van West-Europa, zag hij de nationale kracht van zijn volk, en het grootste gevaar, dat Rusland zou kunnen bedreigen, was in zijn ogen de ondermijning van het ware Christendom, die reeds zover was voortgeschreden in het Europa van zijn dagen en steeds meer ook de Russiese ‘intelligenten’ losmaakte van de ‘bodem’ van het eigen volk. Zou deze man, wanneer hij tans leefde, anders kunnen dan in heftige opstand komen tegen de fundamentele gedachten van het bolsjewisme, dat de verovering van het aardse paradijs - waarop de beste en eerlikste bojsjewieken hopen - voor onafscheidelik verbonden houdt met de uitroeiïng van het godsdienstig voelen? Tegenover zodanige maatschappijconstructies op niet-godsdienstige grondslag stelde Dostojewskij tweeërlei loochening er van: die van de egoïstiese individualist, die, eenvoudig opkomend voor de rechten en de lusten van de eigen wil, bereid is hieraan elk ‘kristallen paleis’ van maatschappelike volmaaktheid ten offer te brengen (‘Notities uit mijn Sousterrain’), en die van de waarachtige
| |
| |
Christen, in wiens ziel zowel de materialistiese maatschappijidealen als de negatie hiervan in naam der zogenaamde persoonlikheid te licht worden bevonden tegen de religieuze krachten, welke aan de mens ware vrijheid geven en hem tot een dienende broeder van zijn medemensen maken. Of Dostojewskij, als hij tans op aarde terugkeerde, zou vertwijfelen aan zijn eigen idealen (een stemming, die aan sommige passages uit zijn werken niet vreemd is), dan wel hopen op een godsdienstig réveil, - dat is een uit de aard der zaak onbeantwoordbare vraag. Hoe dat zij, ook bij de tans levenden, die weten dat eenmaal het Russiese volk zeer godsdienstig was, en die waarnemen dat de zo radikale bolsjewistiese revolutie het geloof nog lang niet geheel heeft kunnen uitroeien, komt wel eens de gedachte op aan een toekomstige religieuze reactie op de geloofsvervolging van tans.
Ook over het tegenwoordige West-Europa zou Dostojewskij niet tevreden zijn, evenmin als hij het was over dat uit de dagen van Bismarck. Dostojewskij geloofde niet aan een wereldkultuur op de basis van verstandelik overleggen en ordenen. En hiernaar streeft onze wereld bewuster en systematieser dan een halve eeuw geleden. Zeker, het opbouwen van een internationale maatschappij, die aan iedere staat en ieder volk zijn plaats onder de zon waarborgt en aan iedere mens zijn dageliks brood, gaat onafscheidelik samen met zekere idealen van rechtvaardigheid en humaniteit, die weer op allerlei wijzen voortvloeien uit het ethies en religieus denken en voelen van de mensen van onze tijd, maar dit sterk gedifferentiëerde innerlik leven van de moderne mens staat heel ver af van Dostojewskij's opvatting ener universele religie en hij zou ongetwijfeld het streven en hopen zelfs van grote idealisten onder ons beschouwen als geïnspireerd door de ‘Grootinquisiteur’ en niet door God. Intussen doorleeft onze moderne kultuur een ernstige krisis en aan menigeen dringt zich de vraag op, of wij niet vóór een onafwendbare katastrofe staan, die een ruïne der moderne kultuur zou betekenen. Mocht het daartoe komen, zou dan Dostojewskij niet in het gelijk zijn gesteld, die toch immers herhaaldelik verkondigd heeft, dat aan Europa dat geestelik bezit ontbreekt, dat de noodzakelike
| |
| |
zuurdesem is voor een gezonde mensewereld, en dat deze armoede ten verderve voert?
Gelukkig is dit perspektief slechts een van de vele gedachten, die er bij ons opkomen al naar onze geaardheid en stemming en naar de wereldconstellatie van elke dag. Maar intussen is het feit, dat de ontwikkeling onzer hedendaagse samenleving Dostojewskij's probleemstellingen nog even actueel doet blijven als zij voor vijftig jaar waren, ze zelfs nog begrijpeliker voor ons maakt - ook al aanvaarden wij ze niet als onze eigene -, een sprekend bewijs voor de grootheid van deze man. - Nog onweersprokener is zijn grootheid als kenner en uitbeelder der menschelike ziel. Wat is zonde en wat is misdadigheid? Wat is kinderlike onbedorvenheid? Wat is ethiese solidariteit en liefde? Voor de kinderen van onze tijd heeft geen ander die vragen zo suggestief beantwoord als Dostojewskij. Hoezeer hij ook een vertegenwoordiger van een andere kultuur dan onze eigene en van een voorbijgegane generatie zijn moge, zijn betekenis voor de zelfbezinning der tans levende geslachten is en blijft groot; zie ik wel, dan is zij eer stijgend dan dalend, al is de roes van onbekookt enthousiasme ook aan 't afnemen.
N. van Wijk. |
|