| |
| |
| |
De Russische moslims en de sovjets
VI. Turkije en de Sovjets.
In hunne aanrakingen met de Russische Mohammedanen zijn de sovjets gestuit op onberekenbare weerstanden. Vergeefs hebben zij getracht, nu eens deze, dan weer een andere strooming in de Moslim-wereld voor hunne Aziatische staatkunde te benutten. Elke beweging in de Russisch-Mohammedaansche wereld, bleek, zonder uitzondering, zich te keeren tegen de belangen van het sovjetbewind, zoodra dit pogingen aanwendde om haar in de beddingen der Russische politiek te leiden. Zoowel het nationalisme der kleine Moslimrijken, een geschenk der sovjets, als het Panislamisme en het Pantoeranisme, die van over de grenzen kwamen, namen onmiddellijk vormen aan, die vijandig staan tegenover Sovjet-Rusland. Elke poging, om door eene weegschaal-politiek de eene kracht door een andere te compenseeren, is gefaald. Het is gebleken, dat de Russen met hunne Moslim-politiek uit den ondergrond van het oude tsaristische Rijksverband een typische ‘koloniale volkenverhouding’ hebben opgegraven.
Hoe heeft het Pantoeranisme in Rusland kunnen wortel vatten? Onder het tsarisme was er nooit een reden geweest, om er in Rusland ernst mede te maken. Wel is het Pantoeranisme, dat reeds vóór den oorlog in Constantinopel zijn hoofdkwartier en zijn organen had, uit Rusland afkomstig, om dezelfde redenen, die het Panslavisme hebben doen ontstaan, niet in Moskou maar in den Balkan, waar het Slavendom onderdrukt werd en zich tegen vernietiging te weer stelde. Maar de Tataarsche kooplieden uit het Wolgagebied, die droomden van een nieuw Toeraansch rijk, dat Finnen en
| |
| |
Hongaren, Turken uit Klein-Azië, Tataren en Turco-tataren uit Europa en Azië zou vereenigen, hadden in Rusland geen medestanders gevonden. Nog geruimen tijd na den val van de dynastie der Romanof's heeft geen Russische Moslim eraan gedacht om zich in de armen te werpen der Turken als hegemonen der Toeranische volken.
Tijdens de vredespreliminariën te Brest-Litovsk werd voor het eerst vanuit het Duitsch-Turksche kamp de lokstem hoorbaar van het Turkendom, dat alle Toeranen in Eur-azië - van Finland tot den Stillen Oceaan - opriep tot samensluiting tegen het ‘Russische gevaar’. Rusland stond niet meer tegenover de Tataarsche wereld met het onvergelijkelijke gezag zijner keizerlijke theocratie. Het werd bewogen door aan den Islam vreemde beginselen, en scheen een kruistocht tegen de Halve Maan te zullen aanvangen. Desniettemin was de door EnverPasja gevoerde politiek niet bij machte om de breede massa's der Mohammedanen voor zich te winnen.
Zoo nauw waren de Kaukasische Moslims met Rusland samengegroeid, dat zij, bij nadering der Turken, instinctief bij Rusland hun heil zochten. Na de sluiting van den wapenstilstand aan het Kaukasische front op 5 Dec. 1917, drongen de Turken met kracht aan op de vorming van een onafhankelijke Transkaukasische republiek, die als bufferstaat tusschen Rusland en Turkije dienst zou doen. Doch het Commissariaat van Transkaukasië weigerde, zich bij Rusland te doen inlijven.
Toen bij den vrede van Brest-Litovsk de sovjets - teneinde den buitenlandschen oorlog te beëindigen en aan den innerlijken opbouw des lands te kunnen beginnen - aan den drang der Centrale mogendheden toegaven, en de Kaukasische provinciën Batoem, Ars en Ardahan allerijls aan den Turk prijsgaven, sloeg het Transkaukasische Comité dien vrede af, en zond naar alle hoofdsteden der geallieerde landen afgevaardigden die rondgaven, dat de sovjetregeering het recht miste, om uit naam van Transkaukasië naar buiten op te treden. Dit beteekende geen onafhankelijkheidsverklaring; tegelijkertijd verklaarde de Transkaukasische landdag, dat Kaukasië weigerde, zich van Rusland af te scheiden. De Sovjets genoten zoodoende het moreele voordeel dezer aan- | |
| |
hankelijkheidsbetuiging, zonder er tegenover de Centrale mogendheden de verantwoordelijkheid voor te dragen.
Toen de sovjetlegers in Maart 1918 in den Kaukasus binnentrokken, brachten zij duizenden tegenstanders om. De sympathieën der bevolking werden verdeeld, en de Turksche propaganda in den Kaukasus slaagde er hier en daar in, om de Turken voor te stellen als de natuurlijke verdedigers van den Moslim tegen het roode schrikbewind.
In den haat tegen de politiek en de vrees voor de geweldmiddelen der sovjets lag het begin der Pantoeranistische beweging onder de massa's, en de sovjets zagen er terstond het gevaar van in. Van hun zijde voelden de Turken trouwens niet de minste sympathie voor de beginselen der sovjetregeering.
De staatkunde zoowel van Enver als van Kemaal, was gegrond op de gedachte eener sterke nationale afzondering. Einde 1921 verklaarde Moestafa Kemaal: ‘Wij zijn een volksregeering en wij hebben een klare politiek, welke niet die is van de democratische groep, of der socialistische partij’. Omstreeks terzelfdertijd verklaarde de vertegenwoordiger der Angora-regeering in Rome, Djelaleddin Arif Bey, aan den Tempscorrespondent aldaar: ‘De Islam is ten eenenmale onvereenigbaar met het communisme; de eerste is gebaseerd op het privaatbezit.’
Elke poging der sovjets om, gebruikmakende van hun normale diplomatieke betrekkingen met de Turken, in hun land communistische propaganda te voeren, was met vruchteloosheid geslagen. Er is indertijd nogal gerucht geweest om een zekre Moestafa Subhi, leider van een kleine groep Mohammedaansche communisten in Moskou, die door de Komintern naar Anatolië gezonden was om er het communistische evangelie te prediken, en er op bevel van Kemaal was ter dood gebracht.
Er bestond dus aan geen van beide zijden een grond voor een vriendschappelijke toenadering tusschen Russen en Turken. Het zijn de Geallieerden geweest, die, door hun onzinnige staatkunde jegens de Turken, erin geslaagd zijn, om een onnatuurlijke coalitie tusschen Rusland en Turkije, en tengevolge daarvan tusschen de Sovjets en de Russische
| |
| |
Moslims tot stand te brengen. De Engelschen baseerden hunne na-oorlogs staatkunde op de vooronderstelling, dat de Islam had uitgediend, dat de Turken noch in Europa, noch in Klein-Azië energieën in reserve hadden, en dat een hardhandig optreden op dit oogenblik hen voor goed als militaire macht zou vernietigen.
De bezetting van Constantinopel door de Engelschen op den 16 Maart 1920, voerde den Turk in de armen der sovjets. Voor hulp in geld, wapens en munitie tegen de Engelsch-Grieksche coalitie, was de Turk van nu af tot elke concessie aan Rusland bereid.
Maar ook elders hadden de Engelschen een onverwoestbaren haat gewekt. Naar aanleiding van hun optreden in Arabië, heeft de vermaarde agent van den Intelligence Service kolonel Lawrence in Augustus 1920 de volgende verklaring aan de pers afgegeven: ‘Wij staan niet ver meer af van een groote ramp. Onze regeering treedt met erger middelen op dan het gehate Turksche stelsel. Dit hield 14,000 gewestelijke lotelingen op de been, en doodde gemiddeld 200 Arabieren per jaar om den vrede te handhaven. Wij onderhouden hier een staand leger van 90,000 man met vliegtuigen, pantserwagens, kanonneerbooten, en geblindeerde treinen. Enkel in dezen zomer hebben wij bij een opstand 10,000 Arabieren gedood.’
Stemmingen van intensen haat tegen Engeland doorstroomden de gansche Moslimwereld. Als van zelf richtten aller oogen zich naar de Turken om leiding en hulp.
In den Kaukasus, in Centraal-Azië, in Perzië, traden talrijke Turksche officieren, als leiders van Moslim- en Russische troepen, die tegen de Engelschen optrokken, in dienst van de sovjets. Aan hun aanwezigheid en medewerking is het te danken geweest, dat de Moslimbevolking niettegenstaande haar haat tegen de sovjetregeering, het toch met haar heeft opgenomen.
Toen b.v. het sovjetleger op 27 April 1920 in Azerbeïdjan zijn intocht deed, werd het door de Moslimbevolking met bewijzen van vreugde ingehaald, niettegenstaande de in alle gemoederen levende herinnering aan het schrikkelijke bloedbad, dat twee jaren tevoren onder de Kaukasiërs was aangericht. De reden dezer onverwachte toenadering was, dat de roode
| |
| |
regimenten begeleid werden door Turksche officieren, leden eener Turksche militaire missie, die geleid werd door een oom van Enver Pasja.
Het bondgenootschap der regeeringen van Moskou en Angora, sleepte ook de Russische Moslims in de tegen Engeland gerichte politiek der sovjets mede, en bracht alle grieven tegen de Bolsjewieken tot zwijgen.
Het ‘Congres der Oostersche volken’, dat in September 1920 in Bakoe onder voorzitterschap van Zinovief-Radomysslsky gehouden werd, was eigenlijk niets dan een in grootschen stijl afgekondigde oorlogsverklaring aan Engeland. Deelnemers van het congres hebben er ons het uitvoerige verhaal van gedaan.
Negentienhonderd afgevaardigden uit Rusland en alle Moslimlanden ter wereld, uit Noord-Afrika, Klein- en Centraal-Azië, Voor-Indië en het verre Oosten, vergaderden in het Maïlof-theater in Bakoe. Beurt om beurt kwamen de leiders der delegatie's op de tribune de bitterste aanklachten uitspreken tegen de Gealliëerden. De Arabieren klaagden, dat zij met een huichelachtige belofte van onafhankelijkheid door Engelsche militaire agenten tot een gewapenden opstand tegen Turkije verleid waren, en dat al deze fraaie beloften vergeten waren, zoodra de oorlog beëindigd was. Soortgelijke klachten werden door de Syriërs tegen de Fransche regeering geuit. Honderdduizend man Fransche troepen in Syrië, evenvele manschappen in Mesopotamië verspreidden er volgens de gedelegeerden een terreur, die vergeleken werd met de ergste gruwelen welke in 1914 aan de Duitschers in België verweten waren. De protesten der meest uiteenloopende Moslimstammen zwollen meer en meer aan, de bitterste opwinding maakte zich van het congres meester. De opgezweepte hartstochten werden door den voorzitter Zinovjef geleid tegen den ‘ergsten vijand van den Islam’. Elke redevoering eindigde met een onstuimig requisitoir tegen Engeland. Alle grieven tegen den Rus schenen vergeten te zijn.
De Turken hadden op dit congres - onder bescherming van Rusland - hun leidende rol onder de Moslims herkregen. Hun openlijke verklaring wekte groote geestdrift. Wij lichten er slechts de volgende passages uit:
| |
| |
‘Tegen de wenschen der leugenachtige Europeesche staatslieden in, beschouwen wij het als een geluk, dat wij heden, als getrouwe bondgenooten der Derde Internationale, die de waarheid liefheeft, naast haar aangezeten zijn. Ik verklaar bij dezen, dat de revolutionaire organisaties in Marokko, Algiers, Tunis, Tripoli, Egypte, Arabië en Koerdistan, die mij hierheen gezonden hebben, als hun afgevaardigde, het met ons eens zijn’. Hij, die deze verklaring had opgesteld en onderteekend, en die oorspronkelijk aangewezen was, om haar ter kennis te brengen van de vergadering, was niemand anders dan Enver-Pasja in eigen persoon. Toen hij voor de eerste maal de theaterruimte binnentrad, verhieven alle Moslims zich van hunne zetels en riepen: ‘Yachasen Enver!’ (Leve Enver!). Een groote opgewondenheid maakte zich van de vergadering meester. Een stentorstem riep: ‘Waarom ben je hier gekomen, onder de bolsjewieken? Kon je niet eerder komen, toen wij nog vrij waren?’
Na dit incident weigerde Zinovief, die onmachtig het rumoer had bijgewoond, om Enver het woord te verleenen, of de voorlezing van zijn rede in het Turksch toe te staan, en de Turksche missie, wier voorzitter Enver was, legde zich zonder protest bij dit veto neer. Enver kreeg een eereplaats in een loge grillée. De Russische communist Ostrovsky las de rede in het Russisch voor; hij voegde er, uit eigen inspiratie, dertien malen het woord kameraad (Yoldach) aan toe.
Dit beteekende voor de Turksche staatkunde, de verduistering der Pantoeranistische idee in haar Aziatische invloedssfeer. Voor de Turksche regeering waren van nu af, de eischen van ras en van religie met elkaar in tegenspraak gekomen. Uit gehechtheid aan hun ras, rekenden vele Turken zich verplicht, gehoor te geven aan de talrijke bittere klachten, die uit alle Turco-tataarsche stammen in den Kaukasus en in Centraal-azië tegen de Russen oprezen. Maar wilde Turkije aan de spits blijven van den Islam, en, als eenige erfenis van het gevallen Chalifaat, de geestelijke leiding aller onderdrukte Mohammedaansche volken op zich blijven nemen, dan moest het tijdelijk aan de grieven tegen de sovjets het zwijgen opleggen.
Van sympathie voor Rusland was even weinig als vroeger
| |
| |
sprake. Maar de Turksche politici offerden willig hunne traditioneele vijandschap jegens den Rus op aan den algemeenen haat aller Moslimvolken - waarover zij hoopten de hegemonie te heroveren - tegen den Engelschman.
Op een beslissend oogenblik had Engeland hulp in geld en bewapening verstrekt aan de Grieken, die als voorhoede der Christenheid tegen de Turken, voorpost van den Islam, waren naar voren geschoven. Ook in de toekomst zou Rusland verder voor de Turken onmisbaar zijn, indien dezen zich in grooten stijl tegen Engeland's aanspraken in Klein-Azië, Arabië, den Kaukasus, wilden teweerstellen, en, wie weet, wellicht later tot een revanche overgaan. Van de beide idealen, die in de laatste tien jaren voor den vrede de Turksche buitenlandsche staatkunde beheerscht hadden, Panislamisme en Pantoeranisme, moest het laatste worden prijsgegeven. Alle oude rancune's moesten opgeofferd, alle krachten van den Islam gewonnen worden voor een bondgenootschap met Rusland tegen Engeland. Dit beteekende in Turkije de overwinning van Kemaal's op Enver's politiek. Maar Enver gaf zich niet gewonnen.
| |
VII. Enver Pasja's epos.
De verhouding tusschen de sovjets en de Moslims in Centraal-Azië is nooit vriendschappelijk geweest. De afkondiging in Dec. 1917 van de drie rijken: Toerkestan, Boechara en Chorezm, had alle geesten wel met vreugde maar niet met dank baarheid vervuld. Hoe vreemd het schijnen moge, het Russische juk, waarvan de inboorlingen onder het wijze tsaristische beleid nooit het gewicht gevoeld hadden, scheen door de bevrijding op eenmaal ondragelijk geworden te zijn. Zóó spoedig hadden de Moslims zich met hun nieuwe vrijheid vertrouwd gemaakt, dat zij met ongeduld wachtten op de verdwijning van den laatsten Rus. De blijde boodschap was nauwelijks in Tasjkent en Boechara aangeland, of onlusten tegen de apostelen van het nieuwe evangelie braken overal
| |
| |
uit. Benden strijdbare inboorlingen, onder bevel van beruchte roovers, welke de revolutie uit de tsaristische gevangenissen had bevrijd, vielen overal sovjettroepen en sovjetbureaux aan. Het bleek weldra, dat in den vertegenwoordiger der sovjets niet alleen de communist, maar ook de Rus bestreden werd.
Nadat hier en daar een paar garnizoenen in de pan gehakt waren, zonden de verraste sovjets versterkingen, waartegen de minder goed bewapende opstandelingen zich niet konden handhaven. Dezen riepen de hulp in van eenige dier talrijke officiersdetachementen, die - in gansch Rusland verspreid - trachtten een anti-sovjetfront te vormen. Niet geheel zonder medewerking van Engelsche agenten kwam een ‘Oostersche Federatie’ tot stand tusschen de dappere maar regellooze basmatsji's (Moslimbenden) met den Emir van Boechara en de gewestelijke organisaties van Wittegardisten met Orenburgsche kozakken onder generaal Doetof.
Hier zag Engeland een gunstige gelegenheid, om de nationalistische beweging, en zelfs de Pantoeranistische stroomingen in Centraal-Azië voor eigen doeleinden te gebruiken. Met medewerking van een Engelsch consulair agent in Tasjkent (Aug. 1918) en van generaal Malesson in zijn hoofdkwartier in Mesjhed (Sept. 1918) kwamen verdragen tusschen de Oostersche Federatie en de Engelsche regeering tot stand, waarbij de laatste zich verplichtte om niet alleen hulp te verleenen in geld, wapenen en munitie, maar zoo noodig, in troepen. Zoo hebben Britsch-Indische regimenten een groote rol gespeeld bij de verovering van den Transkaspischen spoorweg.
Van Russisch-Turksche zijde werden alle pogingen in het werk gesteld, om deze ‘monsterachtige’ alliantie op te lossen. Turksche emissarissen werden door de sovjets naar de opstandige koerbasji's (bendehoofden) afgezonden, om hen terug te brengen naar de inzichten der Turksch-Russische politiek. Menig verhaal daaromtrent heeft ons bereikt.
‘In het vilayet van Garm voerde een vermaarde koerbasji uit Ferghana, Ischan Soeltan, krijg. De bolsjewieken zonden als afgevaardigde een Turkschen officier naar hem toe. Door twee mannen gevolgd, zocht hij het bendehoofd op in zijn kamp. Hij sprak de opstandelingen toe, en bepleitte
| |
| |
de taak van Sovjet-Rusland, dat het Engelsche imperialisme bestreed, teneinde de Mohammedanen te bevrijden. Hij spoorde de rebellen op hartstochtelijken toon aan, om den strijd tegen de Russen te staken, daar een overwinning op de sovjets alleen ten goede zou komen aan den Emir, die een bondgenoot der Engelschen was. Eindelijk barstte de Turk in tranen uit, Ischan Soeltan eveneens, en de basmatsji's volgden hun voorbeeld. Ischan Soeltan beval, de wapens in te leveren, en den Turk ter hand te stellen. Deze gaf de driehonderd geweren, die hem aangeboden werden, aan Ischan Soeltan terug, en deelde hem mede, dat hij benoemd was tot voorzitter van het revolutionaire Comité van Garm’.
Werkelijk gelukte het hier en daar, de krijgshaftige benden een inzicht te geven in de internationale strekking hunner daden, hen te doen begrijpen dat zij een grootere zonde begingen door Engelsche hulp te aanvaarden, dan door zich tijdelijk te onderwerpen aan den Rus, en dat hun plicht als Moslims gebood, met alle andere volken vrede te sluiten, om de Engelschen tot den dood te bekampen.
Meest bleken de redeneeringen te abstract voor de eenvoudige nomaden of bergbewoners. De grieven tegen de plaatselijke onderdrukkers waren hun te diep in de ziel geprent. Het historisch bevattingsvermogen dier Toeraniërs vermocht niet uittegaan boven het bewustzijn van de verwantschap in stam en godsdienst tusschen Oezbek's, Kirghiezen, Toerkmenen, Kiptschak's en Karakalpak's.
Het is Enver Pasja geweest, die bij deze verspreide en verdeelde volksstammen de voorstelling gewekt heeft van een rijk, dat zich zou uitstrekken van de Kaspische Zee tot diep in China. Enver heeft niet alleen voor een korte poos een vasten vorm gegeven aan den gemeenschappelijken droom dier tot een hernieuwd cultuurleven ontwakende volken. Hij heeft ze voor goed vereenigd in eenzelfden haat tegen den Rus en den Europeeër.
Reeds in 1919 had Enver's Pantoeranisme hem bij de sovjetcommissarissen even verdacht gemaakt als bij de Turksche regeering. Uit Angora verdreven, had Enver in Moskou alleen daarom een gunstig onthaal gevonden, wijl
| |
| |
men er zoowel hoopte, hem te gelegener tijd tegen Kemaal te kunnen uitspelen, als hem in den strijd tegen de Centraalaziatische nationaliteiten te kunnen benutten.
Eerst naar den Kaukasus gezonden om er een separatistische beweging tegen Kemaal op touw te zetten, toen brusk teruggeroepen, in Moskou door Karachan en Tsjetsjerine met groote onderscheiding doch door de andere sovjetcommissarissen met een beleedigend wantrouwen behandeld, vatte Enver, vernederd en verbitterd, het voornemen op, in de stichting van een groot Pantoeranisch rijk, een ouden droom te verwezenlijken, en zich op de sovjets te wreken.
De eerste manifesten van Lenine en Staline hadden hem de volledige bevrijding der Turco-tataarsche volken en hunne vereeniging tot zelfstandige staten doen hopen. Maar toen hij zich persoonlijk wilde vergewissen van de nieuwe orde, welke de sovjets aan zijn rasgenooten hadden geschonken, vond hij in Boechara, in Chorezm en Toerkestan, slechts Russische rijksprovinciën, door sovjetambtenaren met behulp van sovjettroepen beheerd. De oude ‘koloniale’ overheersching was gebleven, en had door de plechtige onafhankelijkheidsbeloften en door de gewelddadige invoering van aan de Moslimcultuur vijandige beginselen, een ondragelijk karakter verkregen.
Den 11 Nov. 1921 vertrok Enver uit Boechara, door slechts drie vrienden vergezeld, op de jacht. Zijne sovjetvrienden zagen hem niet meer terug. Hij was vertrokken om de benden te organiseeren, die tegen de sovjets krijgvoerden! De verjaagde Emir van Boechara benoemde hem tot bevelhebber aller Boechaarsche benden. Aan alle basmatsji's van Centraal-Azië, dat in een ongeloofelijken staat van gisting verkeerde, werd een oproep toegezonden, om zich te vereenigen en tegen de sovjets te strijden voor een groot Mohammedaansch rijk.
Op 19 Mei 1922 richtte Enver aan de sovjetregeering een ultimatum, waarin met bedreiging van krijg geëischt werd, dat alle sovjetbeambten en troepen uit Centraal-Azië zouden worden teruggeroepen. Door een staf van Turksche officieren vergezeld, bevocht Enver op de rooden, eenigegeruchtmakende overwinningen, die zijn roem bevestigden. De strijdbaarste stammen van Midden-Azië, de Lak's sloten zich bij hem aan. In deze Moslimvolken, die chaotisch gebleven waren onder het
| |
| |
tsaristische bewind, die onder den sovjetregel meer dan ooit tevoren van elkaar gescheiden werden door de grenzen, welke hen hadden behooren te bevrijden, kwam voor de eerste maal uit de diepten hunner historische overleveringen het legendarische staatsbeeld van Timoer-Lenk en Djenghis-Khan oprijzen. Van alle uithoeken in Mohammedaansch Azië kwamen betuigingen van aanhankelijkheid aan den gewezen Turkschen opperbevelhebber. Met hoe langer hoe grooter duidelijkheid begon een vaste omtrek zich in het vizioen van een Centraal-Aziatisch Moslimrijk af te teekenen. Enver had gronden, te verwachten, dat Toeraansche stammen uit naburige rijken zich bij de Centraal-Aziatische sovjetstaten zouden aansluiten. De Chineesche provincie Si-Kian wordt bewoond door een Turksche bevolking, die verwant is met de Oezbek's van Ferghana, die herhaaldelijk maar vergeefs getracht heeft, het Chineesche juk af te schudden, en die zich zonder twijfel bij het nieuwe rijk zou aansluiten. Ook van de Toeraansche Afghanen kon worden gehoopt, dat zij aan Enver's roepstem zouden gevolg geven. Het ontzaggelijke gebied, dat zich uitstrekte van de Kaspische Zee tot diep in China en in Afghanistan, werd door Enver Toerkestan genoemd. In Juni 1922 riep hij zich uit tot Emir van den nieuwen staat. Op zijn officieelen rijksstempel liet hij graveeren: ‘Opperbevelhebber aller strijdkrachten van den Islam, Schoonzoon van den Chalief, Vertegenwoordiger van den Profeet’.
Maar Enver's eerzucht reikte verder. Hij verzekerde zich bij voorbaat bondgenooten in den Kaukasus, in het Perzische Azerbeïdjan, en in Turkije, die zouden arbeiden aan eene oplossing ook dier landen in het nieuwe rijk.
Aanvankelijk scheen het, alsof het plan zou slagen. Gansch Midden-Azië was in opstand tegen de sovjets en tegen alles wat Europeeër was. In Ferghana, in Samarkand, Boechara, Toerkmenië en tot in de oase van Chiwa, werden de roode garnizoenen door fanatieke Moslim-benden bestookt. De Basmatsji's werden door de bevolking op de handen gedragen. Aanvankelijk wegens hun roofzucht gevreesd, werden zij weldra in den volksmond verheven tot Moedjahid's, d.i. helden die den heiligen oorlog, den Djihad, voerden.
Geen Moslim van beteekenis bleef vreemd aan de zaak van
| |
| |
zijn volk. Mohammedaansche sovjetambtenaren gingen naar de rebellen over, o.a. Djanzakof, voorzitter van het Uitvoerend (sovjet) Bewind van Toerkestan, Moella Sadraddien Chan, een zeer invloedrijk lid van de volksrechtbank aldaar, en anderen.
Het waren alweer de Turken van Angora, die - onder inspiratie van Moskou - Enver afvielen en bestreden. In Mei 1922 werd diens politiek als volgt door Djemal Pasja in een Moskousch persorgaan gewraakt:
‘De door Enver ondernomen krijg beteekent een bres in het eenheidsfront der Mohammedaansche wereld. Het Engelsche imperialisme zal er ongetwijfeld partij van trekken. Willen de Moslimsche massa's haar vrijheid herwinnen, dan moeten zij als één man opstaan tegen de Engelsche koloniale politiek. De gevaarlijkste, en wellicht de eenige vijand der Moslim-wereld is het Engelsche imperialisme. De Mohammedaansche wereld in Azië is overtuigd, dat alleen het sovjetgoevernement haar de onafhankelijkheid kan teruggeven.’
In de Turksche pers werd een veel heftiger toon aangeslagen. Het Turksche blad ‘Tezel’, dat in Trebizonde verschijnt publiceerde in zijn nummer van den 15 Juli 1922:
‘Dit trotsche en bloeddorstige monster zoekt in Toerkestan gewillige paarden om zijn zegekar voort te trekken, en slaafsche menschen om hen voort te zweepen.... De tijd voor religieuze avonturen is verstreken. De voornaamste strijd in onze dagen, is die tusschen het Oosten en het Westen. Het Oosten stelt bovenmenschelijke pogingen in het werk, om zich van het Westersche juk te bevrijden. Hij, die de krachten van het Oosten verdeelt en ontbindt, zal beschouwd worden als de grootste misdadiger in de wereld. En dit juist is hetgeen Enver kenmerkt. Verjaagt dit monster uit uw midden. Zijn handen en lippen zijn vergiftigd, zijn hart is een stinkend graf’.
Dat ten slotte Enver's grootsche onderneming niet geslaagd is, is te wijten aan twee redenen: aan het onvermogen der eerst onlangs tot politiek denken gebrachte wilde volksstammen om alles op te offeren aan de ideeën van het Pantoeranisme en het Panislamisme, en aan het ontoereikende karakter van Enver's antecedenten.
| |
| |
Politiek denken is het vermogen, om de maatschappelijke waarden (individu, gezin, gemeente, staat, ras, religie) te rangschikken volgens een schaal van belangrijkheid, zijne handelingen door dit inzicht te laten beïnvloeden, en de lagere waarden aan de hoogere te kunnen offeren. De Moslimstaten in Centraal-Azië waren door hun levenswijs, door het overweldigende patronaat der Russen, door hunne lange onmacht tot zelfbestuur, en door de verregaande versplintering in kleine stammen, ja benden, die om plaatselijke geschillen met elkaar krijgvoerden, onvermogend na zoo korten tijd, niet om de theoretische belangrijkheid van Enver's historische denkbeelden te kunnen bewonderen, maar er hun gedragslijn door te laten bepalen. Nu eens toegankelijk voor de stormachtige suggestie's van Enver's actie en welsprekendheid, dan weer met even groote spontaneïteit vatbaar voor stemmingen van naijver, onverschilligheid en ontmoediging, waren basmatsjis, hoe krijgshaftig en hoe vijandig ook gezind jegens den Sovjetrus, niet het materiaal, dat Enver voor zijn zwaren strijd tegen de sovjetlegers behoefde.
Bovendien ontbrak aan Enver, in de oogen der aan een orthodoxe, traditionalistisch gezinde geestelijkheid gehoorzamende stammen, het prestige van een erfelijk recht op het heerscherschap. In hunne oogen compenseerde zijn huwelijk met een dochter van den laatsten Soeltan van Turkije niet voldoende de omstandigheid, dat hij niet verwant was met een der Centraal-Aziatische vorstenhuizen.
Voor een ander, zeer talrijk, deel dezer Toeranen was echter deze dynastische mythologie allang in rook opgegaan. In de keuze tusschen den roemrijken, ongeloovigen tsar en den onmachtigen, ontaarden landsvorst, waren hunne voorkeuren ten slotte gevallen op den eersten. Zij hadden er zich aan gewend, den Russischen tsar te beschouwen als den rechtmatigen opvolger van hun legendarische Chan's, terwijl het gezag van hun eigen landsvorsten wegens hun lijdelijke aanvaarding van een lucratief Russisch protectoraat voorgoed was verloren gegaan. Zoo had de Emir van Bochara, de voornaamste grand seigneur in Centraal-Azië, zich in Rusland gevestigd, wijl hij het niet waagde, om in zijn eigen ‘heilige stad Bochara’ enkel onder de bescherming van zijn eigen
| |
| |
lijfwacht te leven. Slechts éénmaal in deze eeuw had hij - in 1910 - een bezoek gebracht aan zijn voorvaderlijk paleis, en hij had zich daarbij door een escadron Russische kozakken doen escorteeren.
Zoo kon dus de oude glorie van de tsarenmacht noch door het geweld der weerzinwekkend goddelooze sovjets, noch door de pretentie's van een avonturier vervangen worden. Voor Enver was nergens in de amorphe gezagsverbeelding der ontredderde Moslimstammen een plaats, tenzij dan dat hem gelukken zou, om in een atmospheer van glorie en geweld, een nieuw krachtig rijk te stichten en een nieuwe gezagsmythologie te scheppen.
Ook persoonlijk is Enver voor de ruwe Centraal-aziatische volksstammen altijd min of meer een vreemdeling gebleven. De titels waarmede hij zich sierde, konden licht in twijfel getrokken worden. De verfijndheid zijner opvoeding, zijn wetenschappelijke vorming, zijn breedere blik op quaestie's van ras en godsdienst, zijn verwaarloozing van honderd lokale, voor de groote beweging waardelooze elementen, stempelden hem voor altijd tot een Turk van Stamboel, en vervreemden hem van de kleine Moslimsche condottieri. Na een nederlaag kropen zij om hem samen, teneinde van zijn militaire gaven voordeel te trekken. Na het kleinste meeningsverschil vielen zij van zijn commando af.
Zoo is Enver er dan ook niet in geslaagd, een geordend leger te vormen. Zijn geïsoleerde benden werden achtereenvolgens alle door de sovjetlegers verslagen. In de week van 12 tot 19 Juli 1922 werden alle voorname steden in Bochara door hen heroverd. Den 4 Augustus van dat jaar vonden Enver en zijn laatste partijgangers, door de roode kavalerie nagezeten, nabij het vlekje Waldjoean, den dood.
L.H. Grondijs.
(Slot volgt). |
|