nooit heil meer. Regelrechte omkeer immers beteekent dat wij elkander met zekerheid in den afgrond terugsleuren waaruit wij, zoo deerlijk gehavend, waren opgeklauterd.
De moeilijkheden zijn er. Amerika, waar de Senaat zelfs nu nog roet in het internationale eten gooit. Rusland, nog steeds in afzondering, en wat voor een, volhardend. De tegenstelling Frankrijk - Duitschland oogenschijnlijk verscherpt. Mussolini impenitent. Spanje in vuur. China te nauwernood tot rust gekomen. Nationale minderheden zoo onbevredigd als ooit. En om en over dit alles heen, de economische ontwrichting.
Hoe roept de tijd om de opmerkzaamheid, de zelfbeheersching, de aanhoudende inspanning van ons allen. Om kalmte, om begrip, om wil ten goede.
Wordt dit alom gevoeld? Ja. De vrees voor het kwaad is even verbreid als de wetenschap het is, dat eene neiging ten kwade in veel opzichten niet is te ontkennen. Wij willen allen wel, maar hebben het gevoel rond te tasten in den blinde.
Dit tasten is evenwel de eenige hoop; in rust, dit gevoelt ieder, zouden wij verrast worden. Elk oogenblik komt het nu al voor, dat wij ons gedwongen wanen tot handelingen, besluiten, wettelijke maatregelen die wij eigenlijk niet wenschen en in theorie veroordeelen. Wij dringen elkander achteruit, en achteruit ligt niets goeds.
Ons tijdschrift erkent met schaamte, dat het eene eertijds vaste rubriek te lang verwaarloosd heeft. Dat moet veranderen en wij willen trachten het te doen veranderen. Niet in de illusie waarheden te ontdekken die aan anderen verborgen zouden zijn gebleven. Maar in de overtuiging, dat een gepaste gelegenheid om te doen gevoelen dat de zorg van allen ook de onze is, in een Nederlandsch tijdschrift niet langer straffeloos zou worden verzuimd.
Voor ditmaal deze belofte alleen. De volgende maand de eerste hernieuwing der poging om, zooals vóór, gedurende en in de eerste jaren na den wereldoorlog hier placht te geschieden, iets althans van wat voorbijvliegt te grijpen en te vragen wat het is en waarheen het wil.
C