De Gids. Jaargang 95(1931)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 16] [p. 16] Verzen Maneschijn Te Tsing Tao De maan weent over de waatren Om 's werelds leed te verzachten, Zij heeft maar enkele nachten En weet dat het niet zal baten. Het bare zwarte gebergte Ligt hard in het milde vlieten. De golven zijn moegetergd en Willen geen glans meer genieten. De wereld wankelde lang Tusschen geluk en ellende, Maar duldt nu rampen en dwang, Alsof hij nooit anders kende. Maan straal liever niet meer, Of wordt een groot rond brood En daal zoo in Shan Si neer, En redt het van hongersnood. [pagina 17] [p. 17] Herdenken Deze winter is 't gekwelde weer Niet tot rust gekomen: door de boomen Trok de storm in onophoudlijk stroomen, Sloeg het leger van de regen neer. 't Licht heeft afscheid van het land genomen In een vale bui en keert niet weer. Men denkt soms aan een warm zuidlijk meer Waar 't geluk woont, maar kan niet ontkomen. En ik vind dat het zoo blijven moet: Grauw, zoo wordt de dood met warmte ontmoet; Doet het denken aan zijn komst geen zeer; Wel het denken dat denzelfden dag Voor een jaar aan 't meer ik bij haar lag.... Nu staat de aarde op dezelfde plek Maar 't azuur is hol, de zon een vlek, En ikzelf de schim van toen niet meer. J. Slauerhoff Vorige Volgende