keerdelijk zou kunnen meenen, een ontaard mensch of een vulgair zwalpei. Bij de minste ontroering smelt zijn hart weg en vloeit als 't ware tot in de toppen zijner vingeren. Dit is hem wellicht bijgebleven uit den tijd dat hij opstandige verzen dichtte. Want M. Piston heeft harde noten te kraken gehad. Den mageren kost heeft hij gekend, de ajuinsaus, de aardappels met de pel, de scheefgehakte schoenen, de halve mouwkens in zwarte lustrine. Maar ook de gestereotypeerde idealen die zulk een hondeleven dragelijk maken. Jaren lang heeft Tuurke Piston in de schaduw gepeuterd, brochuurtjes doorbladerd, gekreund, gehoopt en geknikt. Toen de oorlog kwam die de eenen naar onder en de anderen automatisch naar boven duwde, behoorde Tuurke gelukkig tot de laatsten. Nu is hij een gezaghebbend mandataris. Gedurig staat hij op de bres, schrijft, spreekt, reist, zetelt, interpelleert, bezoekt kunsttentoonstellingen, neemt nota's en lijdt wel eenigszins aan vroegtijdige slijtage. De dichter in hem is nochtans niet dood. Op een nacht dat hij zich met eene der beschermelingen van Madame Loulou vertrouwelijk teruggetrokken had, is hij plotseling het bed uitgewipt, bij het verhaal der droeve autobiografie zijner troosteres. Toen het meisje de lamp opdraaide stond M. Piston, in zijn onderbroek, midden in de kamer, met tranen in de oogen. Dit ware nog zoo erg niet geweest, maar de meid zelf heeft er niets van begrepen en beneden den ganschen boel verklapt. Sindsdien neemt M. Piston zich eenigszins in acht en poogt hij, zooals zijn vriend, de kapitein der brandweer, een cynische en gebiedende houding aan te nemen. De kapitein komt luidkeels lachend het lokaal binnen, stekt, zonder inleiding, Madame Loulou in de lendenen, wrijft over zijn snor, heft het pekinhondje bij zijn staart in de hoogte en verklaart
op plechtigen toon:
‘In naam der wet, wij komen om het vuur te dooven!’
Helaas! M. Piston zal het waarschijnlijk nooit zoover brengen. Overigens, hij is vader van familie en gaat prat op zijn twaalfjarige dochter die een herbarium aanlegt, Engelsche brieven schrijft en klassieke fuga's tokkelt. Dat zijn dingen die een steen zouden vermurwen en nu zelfs in het gepijnigd hoofd van M. Arthur wat verluchting brengen. Behalve een huiselijken kring, bezit M. Piston nog twintig