of van onder de navel, doch uit een verlangen grootendeels geboren uit - al of niet juist - historisch bewustzijn, ontwikkelde hij aanstonds een speculatieve functie, en werd, hoewel niet onbezield, theoretisch. En de theorie wakkert het hart van den kunstenaar aan met het energieke ongeduld van den wil, omdat zij van de hersens is, en dwingt de woorden of de lijnen, waarin het hart zich uit, tot een strakheid van betoog of stijl, die, ontijdig zijnde, nooit, gelijk die van het kristal, een organische strakheid kan zijn.
Is het in den kunstenaar niet het hart dat den wil aanwakkert, dan zal het werk - te zeer ontstaan onder toezicht en bemoeizucht der theoretische gedachte - nooit die afstand van de leerzaal en de pers kunnen bewaren, die het leven, hevig of teeder, der ziel behoeft.
Het ongeduld van het hart echter, dat niet energiek maar creatief is, kan den wil aanwakkeren tot gedachten, die niet theoretisch en slechts van de hersens zijn, doch ook van de huid en het bloed, van den oogopslag en den gang der beenen, van het gansche lichaam, want het ongeduld van het hart, dat nooit ontijdig is, komt pas als de lente met plotseling verlangen in de lucht is, of als de herfst in de lucht is met een vreemder, verder verlangen. Van de kunsten was de muziek, waarschijnlijk door wat Bolland haar zieligheid noemde van een onpersoonlijker wijsheid zijnde, minder bedreigd door het historisch bewustzijn en de bemoeizucht der hersens, en als het waar is, dat voor ons de lente nog eens in de lucht zal komen (ik hoorde een kind eens zeggen ‘de lente is al voor de wolken’), dan zal een helder lied er wellicht het eerst van getuigen. Of zou ons late hart niet meer in zingend ongeduld uit kunnen breken dan enkel door dat vreemder verlangen, dat met de herfst in de lucht is, en waarvan - ook al waait de geheele wereld verdord en ritselend weg uit den naakten boom des levens - de roep nooit van déze zijde der wolken klinkt?
A. Roland Holst