De Gids. Jaargang 94(1930)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 321] [p. 321] Gedichten Tusschen bloemen.... Zijn wij niet tusschen bloemen opgebloeid? Drenkte ons de regen, drenkte ons de zon? Waarom dan worden wij zoo snel vermoeid? Geen die dit spel spelend voleinden kon? Wij dwalen langs een dichte dorenheg, Daarachter ruischt een onbereikbre bron. Vroeger of later gaan wij uit het leven weg, Teleurgesteld voordat het goed begon. [pagina 322] [p. 322] Sterren. De kleine sterren zijn op reis gegaan, Fonklende vogels in den hoogen nacht. Sterren en vogels trekken hiervandaan, De wind is in de duisternis op jacht. Diep ademhalend, stroomt in mij de kracht Met sterren, wind en vogels weg te gaan. Mijn hand raakt trillende het venster aan, Geruischloos gaat het open in den nacht.... Een reizend licht door diepste duisternis, Een kleine van zichzelve zeekre ster, Vertrek ik uit de lage vensternis Den nacht in, even zwevend, even ver.... [pagina 323] [p. 323] Er blijft niets over.... Wij sterven allen, tusschen U en mij Is er ternauwernood verschil, want menschen - Landlooper, dichter en koopman - zijn wij, Wij dwalen allen, wij reeknen en wenschen. Er blijft niets over, alles gaat voorbij, Om 't even het mislukken of bereiken. Heb lief! Heb lief! Eens, ergens zullen zij, Die liefhadden, gerust de zeilen strijken. [pagina 324] [p. 324] Silhouet. Eén venster voor de duisternis is licht. Een smal figuurtje in 't raam geteekend ligt Er onbeweeglijk. Met het stil gezicht Vurig vertrouwelijk omhoog gericht Bidt het zijn kleine, angstige bericht. Zoo God bestond, hiervoor waar' hij gezwicht. [pagina 325] [p. 325] Terugweg. Alles vervluchtigt hier als bloemengeuren, Het liefelijkste, het zwaarste gaat voorbij. Waarom dan langer met mijn leed te leuren? Herfstbloemen bloeien op de dorre hei. Er waren hier en daar gastvrije deuren, Soms was er iemand zacht en goed voor mij. En 't andere, het moest wel zoo gebeuren, Er is geen thuisvaart zonder averij. Alleen wie door en door berooid en poover Werd, zoo dat niets ter wereld hem kan deren, Houdt eindelijk een handvol wijsheid over: Langs het verregend pad terug te keeren, De zon zien glinsteren op het druipend loover En het verleden glimlachend bezweren. Anthonie Donker. Vorige Volgende