Bibliographie
D. Loenen, Vrijheid en gelijkheid in Athene (N.V. Seyffardt's boeken muziekhandel, Amsterdam).
Een Nederlandsch boek op het gebied der oude geschiedenis, een gebied waar zoo uiterst weinig boeken verschijnen, verdient zeer zeker bijzondere aandacht.
Loenen, die zich vroeger vooral heeft bezig gehouden met de studie van Plato, doet met dit boek, gelijk hij het zelf uitdrukt, een poging, de geschiedenis te beschrijven, den inhoud en de functie vast te stellen van de politieke en maatschappelijke begrippen vrijheid en gelijkheid in Athene gedurende de vijfde en vierde eeuw vóór Christus. Zonder verder verband hebben die woorden vrijheid en gelijkheid een zeer weinig nauwkeurig omschreven beteekenis. Slechts op vage wijze duiden zij steeds wisselende ervaringen, verschijnselen en gebeurtenissen aan in het leven der individuen en op het terrein der samenleving. Er is geen objectieve maatstaf om de vrijheid en de gelijkheid te meten. Onze maatstaf is zonder twijfel anders dan de maatstaf van een Athener uit de vijfde en de vierde eeuw vóór Christus en door ons, menschen van een anderen stam en een andere ontwikkeling, met een ander verleden en een andere beschaving, is die maatstaf, na meer dan tweeduizend jaren, zeer moeilijk te beoordeelen. Het gaat hier bovendien eerder om gevoelens dan om begrippen en deze gevoelens worden voor ons slechts door enkele reëele gegevens toegelicht. Het zijn deze enkele gegevens, die ons het materiaal moeten leveren voor onze voorstelling. Op deze wijze is het zonder twijfel duidelijk, dat dit boek niet anders kan zijn dan een poging. Niemand zal in dit geval een definitief resultaat verwachten en het boek bedoelt ook niet anders te geven dan de persoonlijke voorstelling van den schrijver over begrippen en gevoelens, die ons uit den aard der zaak vreemd moeten blijven.
‘Toch zocht ik naar het onvindbare’, zegt Loenen, en met dit denkbeeld is, naar mijn meening, ook aangeduid, waarop de bekoring berust van dit boek. Maar alleen zij kunnen die bekoring ondergaan, voor wie de groote tijd van Athene nog een ruime plaats inneemt in hun bewustzijn, voor wie Euripides en Plato, Themistocles en Demosthenes nog wezenlijke gestalten zijn uit het verleden, voor wie de klassieke beschaving nog een levend bestanddeel is van hun kultuur. Want dat zijn de lezers, die Loenen veronderstelt.
Met hen wil hij de vraag overdenken, wat de Atheners zich bij de begrippen vrijheid en gelijkheid hebben gedacht, hoe zij de vrijheid hebben hooggeschat, maar hoe zij die vrijheid hebben opgeofferd, hoe zij genood-