De Gids. Jaargang 94
(1930)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 104]
| |||||||||
Een Belgische misrekeningIDe beginperiode van de Nederlandsch-Belgische quaestie is nog slechts zeer ten deele bekend. In het hier volgende opstel zal getracht worden, eenige leemten aan te vullen voornamelijk aan de hand van de documenten, die door D.H. Miller werden gepubliceerd in zijn ‘My diary at the Peace Conference of Paris’, waarop hier te lande nog niet de aandacht gevestigd werd. Met name zal daarbij worden beschouwd de verhouding van België tot Frankrijk, voor de kennis van welke het hier te bespreken tijdvak zeer belangwekkend is.
De drijfveeren van de Fransche politiek ter vredesconferentie zijn zeer duidelijk belicht door Tardieu in zijn bekende werk ‘La Paix’. Hij ook deelt ons mede, dat van het begin dier conferentie af Clémenceau's streven erop was gericht, de eenheid (solidarité, union) van België met Frankrijk tot stand te brengen, ‘oeuvre que l'expérience de même que la prévoyance et l'appel du coeur commandaient à préparer’. Hoe kon het ook anders? De overwinning was behaald, de Europeesche rechtsorde kon nieuw, en naar der overwinnaars welbehagen, worden opgebouwd. De nationale krachten hadden vrij spel, en eeuwenoude wenschen, die in rustiger tijden min of meer verborgen gehouden moesten worden, konden thans wellicht in vervulling gaan. ‘L'avenir nous réserve probablement la réunion’ had Talleyrand berustend gezegd, toen de Fransche veroveringsoogmerken ten opzichte van België door de neutraalverklaring gedwarsboomd werden. Thans was dan misschien het uur gekomen om een stap in de | |||||||||
[pagina 105]
| |||||||||
gewenschte richting te doen. ‘Jeter bas les traités de 1839’. De oude hinderpaal moest worden opgeruimd. Na het bereiken van dit eerste doel zou de weg vrij zijn voor een Fransch-Belgisch verbond. Gelijk in de Belgische zaken een specifiek-Fransche politiek bestond was er ook een specifiek-Belgische politiek, welke met de Fransche geenszins samenviel. Deze politiek, die in de annalen der Nederlandsche geschiedenis berucht zal blijven als die van het Belgische annexionisme, was reeds sedert meerdere jaren door invloedrijke Belgen voorgestaan. Zij was niet nieuw, maar knoopte aan bij oude groot-Belgische stroomingen. De oorlog had aan deze stroomingen nieuw en krachtig leven ingeblazen. Op zeer deskundige wijze is deze annexionistische politiek verdedigd in het anonieme werk ‘La Belgique au tournant de son histoire’, dat in 1916 te Brussel verscheen. De neutraliteit, zoo wordt daar erkend, heeft België in het verleden meer voor- dan nadeel gebracht. Zij heeft echter het bezwaar, dat het voor België onmogelijk wordt gemaakt, om ter zijner beveiliging de bijzondere allianties aan te gaan, die onder gegeven omstandigheden noodig kunnen zijn, en de neutraliteitsgarantie had een vertrouwen geschapen op een papieren bescherming, die door de omstandigheden waardeloos was geworden. De neutraliteit heeft niet de kracht kunnen vervangen van het Koninkrijk der Vereenigde Nederlanden van 1815. Men ziet trouwens niet, hoe deze neutraliteit na den oorlog weer zou kunnen worden hersteld. Zij moet dus, ter betere beveiliging van België tegen rampen gelijk die van 1914, door iets anders worden vervangen. Een bondgenootschap met Engeland, ‘le seul pays qui aura toujours intérêt à l'existence d'une Belgique indépendante’? Waartoe zou zulks dienen, want ook zonder dat zijn in feite toch de Belgen de bondgenooten van de Engelschen en de Engelschen de bondgenooten van de Belgen. En van een bondgenootschap met Frankrijk kan geen quaestie zijn: ‘si une alliance avec la Grande Bretagne peut être, dans certaines circonstances, utile, un traité avec la France seule serait funeste au pays qui l'aurait conclu. La France n'est séparée des provinces belges que par une frontière conventionnelle: | |||||||||
[pagina 106]
| |||||||||
ces provinces ne seraient pour elle qu' une extension d'influence. Le péril serait d'autant plus grand que la majorité des Belges éprouvent pour la nation française une sympathie qu'ils ne songent pas a cacher. L'Angleterre a toujours mis son veto à une combinaison, soit politique, soit même économique, qui rapprocherait la Belgique de la France.’ ‘Chacune a ses tendances particulières, ses instincts héréditaires. L'histoire les révèle et jusqu'ici l'histoire n'a jamais menti.’ Neen, geen bondgenootschap. ‘Une alliance d'un petit Etat, resté faible et sans défense, avec un pays puissant, ne serait-elle pas une vassalité? Y a-t-on réfléchi? Veut-on transformer la Belgique en protectorat? Il ne faut pas placer sa sauvegarde dans le secours de l'étranger: “Aide toi, le ciel t'aidera”.’ ‘Ce qu'il faut c'est un accroissement de territoire au nord, à l'est et au sud qui mette la patrie dans l'impossibilité d'être attaquée traitreusement. Ce sont des frontières naturelles ou des solides points d'appui pour une défense avantageuse.’ Men ziet hoe weinig dit Belgische standpunt met het Fransche gemeen heeft. Bij beide komt de opheffing van de neutraliteit voor. Maar terwijl deze door Frankrijk wordt gewenscht als eerste stap om België van zich afhankelijk te maken, wenscht België haar omdat de neutraliteit niet voldoende veiligheid aan België verschafte en trouwens niet hersteld zou kunnen worden. Een innige verhouding tot Frankrijk wordt zeer bepaaldelijk niet gewenscht, en men gaat zoo ver, in het Belgische ideaal ook op te nemen een vergrooting van België met Fransch gebied, dat vroeger tot de Zuidelijke Nederlanden behoorde. Hoewel de hoofdzaak blijft het opeischen van Nederlandsch gebied in het juiste besef, dat tusschen een ideaal en een oogenblikkelijk bereikbaar doel toch wel eenig verschil is. Van Belgisch standpunt gezien wordt eigenlijk teruggekeerd tot datgene, wat de verbonden Mogendheden een eeuw geleden zich als ideaal hadden voorgesteld: een rijk sterk genoeg om op eigen krachten aan vreemde aanvallen weerstand te kunnen bieden. Maar thans zonder een element, dat in de schepping der Mogendheden de kern en de hoofdzaak was: Nederland en daarmee: de traditioneele Nederlandsche politiek. En men gaat bij de aanprijzing van | |||||||||
[pagina 107]
| |||||||||
het Belgische denkbeeld zoo ver, openlijk te zeggen: ‘Depuis 1815, dit Edmond Picard, la Belgique a vu venir du côté de la France douze projets d'annexion de même que, depuis le traité de Verdun, il était venu du même côté cent invasions.’ - C'est une réponse à ceux qui prétendent avec conviction que jamais péril français ne menacera les provinces belges. ‘Après la guerre, au contraire, la Belgique devra se garder des intrigues françaises.... La situation sera très difficile pour la Belgique si elle n'est pas fortifiée. L'Angleterre peut être à un moment donné retenue ailleurs. Les Belges seraient à la merci de la politique française. Que pourraient pour eux les Allemagnes? Jusqu'à présent ils ont pu profiter d'une politique de balance. En sera-t-il encore ainsi après cette guerre?’ - Aldus schreef men in een tijd, dat vrijwel geheel België zich in Duitsche handen bevond, en Belgen en Franschen zijde aan zijde tegen den overweldiger een hachelijken strijd streden. In het laatste gedeelte van de hier geciteerde passage raken wij een zeer zwak punt in de Belgische leer, een zwakheid, die, na de ervaring van 1914, den aanhangers dier leer wel te vergeven is. Onder den indruk van het feit, dat België wederom het slagveld van Europa was gebleken beraamden zij middelen om te voorkomen, dat België dit opnieuw zou worden, en zij verwierpen de neutraliteit, die hen tegen die ramp niet had kunnen beschermen. Maar zij vergaten, dat het niet bepaaldelijk dat onheil was, waartegen de gegarandeerde neutraliteit hun bescherming moest verleenen. Dat de Mogendheden bij het vaststellen van deze neutraliteit niet zoozeer dachten aan een inval in België als wel aan een blijvende penetratie in België. Dat zij met name beoogden te verhoeden, dat België op eenigerlei wijze blijvend aan Frankrijk zou worden gebonden, al dan niet vrijwillig. En dat Frankrijk door de gegarandeerde neutraliteit te aanvaarden plechtig had verklaard, dat het nimmer zijn handen naar België uitstrekken zou. Een invasie in België was niets anders dan één van de handelingen, welke een blijvende afhankelijkheid van het land ten gevolge zouden kunnen hebben. Al was ongetwijfeld de Duitsche inval een schending van de neutraliteit, het instituut | |||||||||
[pagina 108]
| |||||||||
had een verder strekkende beteekenis, en door onder den indruk van het België overkomen onheil de neutraliteit voor de toekomst te verwerpen schoot men zijn doel voorbij. Men speelde aldus in de kaart van de Fransche politiek, die zoodoende tegenover België weer de vrije hand zou krijgen. Het onmiddellijke gevolg zou zijn, dat België niet langer beschermd was tegen het Fransche gevaar, waartegen de neutraliteit het wel degelijk voldoende had beschut. Was die neutraliteit eenmaal ter zijde gezet, dan bleef het in ieder geval problematiek, of datgene wat er voor in de plaats kwam - gesteld al dàt er iets belangrijks kon worden verkregen - een even afdoende bescherming zou verschaffen. Ook al slaagde men erin, zich tegen toekomstige invasies te dekken, dan nog bleef het zeer de vraag, of men tegenover de Fransche penetratiepolitiek veilig zou zijn. Dit laatste was de vraag, die voor Belgiës onafhankelijkheid van verreweg het meeste belang was, maar zoo ver zag men in België niet. Of liever: men zag, onder den indruk van het oogenblik, in de eerste plaats naar iets anders. En toch was de geheele annexionistische theorie gebaseerd op de onderstelling van een vernietiging van de Duitsche macht, van een triomf der geallieerden. Werd die onderstelling werkelijkheid, dan was beveiliging tegen Duitschland niet bijster noodig, maar zou België een bescherming tegen Frankrijk meer noodig hebben dan ooit.
Tijdens den oorlog waren de annexionistische verlangens van de Belgische regeering verborgen gehouden. Wel waren in April 1916 in een nota aan Frankrijk en Engeland de bezwaren van het bestaande Scheldestatuut uiteengezet, wel wenschten de leden van de regeering allen min of meer - want er waren verschillende graden van annexionisme - wijziging van Belgiës territoriaal statuut; maar men begreep zeer wel, dat, zoolang de oorlog duurde, een breuk met Nederland moest worden vermeden, en men had trouwens gelegenheid zich te overtuigen dat Frankrijk en Engeland ten zeerste erop bedacht waren, Nederland te ontzien. De annexionistische campagne, toenmaals reeds gevoerd, was der regeering dan ook hoogst onwelkom en minister Beyens zag zich in | |||||||||
[pagina 109]
| |||||||||
Juli 1916 genoodzaakt om, in navolging van de Fransche en Britsche regeeringen, deze campagne publiekelijk te veroordeelen. Dat het internationaal statuut van België wijziging zou ondergaan stond met dat al vrijwel vast. Het voornemen om zich van de verplichte neutraliteit te ontdoen was nimmer onder stoelen of banken gestoken. En dat bij de herziening van de verdragen van 1839, die hiervoor noodzakelijk was, wellicht kon worden beproefd deze verdragen ook in ander opzicht te doen herzien ligt voor de hand. De hoop hierop schemert door in de verklaring, die de Belgische minister van Buitenlandsche Zaken op 26 Juli 1917 aflegde op de conferentie der Geallieerden te Parijs: ‘Le statut international établi en 1831-1839 pour garantir la sécurité de la Belgique est devenu caduc par la violation du traité collectif par deux de ses signataires. Il doit être revisé. A cet effet il est désirable que les puissances garantes restées fidèles à leurs engagements réunissent bientôt leurs représentants pour examiner avec la Belgique les stipulations du traité nouveau qui doit remplacer l'ancien et délibérer sur nos revendications.’ Direct na den wapenstilstand liet de Belgische regeering door de gezanten te Londen en Parijs aan die verklaring herinneren, eenigen tijd later noodigde zij de Fransche en Britsche regeeringen tot besprekingen uit. En op 17 Januari 1919 werd aan de genoemde regeeringen een uitvoerig vertrouwelijk memorandum gericht, waarin Belgiës wenschen werden uiteengezet. Het memorandum werd mede overgelegd aan de delegaties ter vredesconferentie van de Vereenigde Staten, Italië en Japan. Dit mag men ten minste wel concludeeren uit het tot nu toe alleen bekende feit, dat het aan de delegatie van de Vereenigde Staten overgelegd werd. De verdragen van 1839 - zoo werd in het memorandum betoogd - waren door de Mogendheden aan België en Nederland opgelegd, en door deze landen slechts onder pressie aanvaard. België nam de neutraliteit alleen aan ‘parce qu'elle fut induite à penser que ce statut la mettrait définitivement à l'abri du danger d'être entraînée dans des conflits armés entre les grandes puissances.’ En ‘elle ne se résigna au | |||||||||
[pagina 110]
| |||||||||
démembrement de son territoire que parce qu'en s'obstinant à défendre son intégrité territoriale contre la volonté de l'Europe elle risquait de provoquer une conflagration générale.’ Maar de opofferingen waren vergeefsch geweest. ‘Le système a donc fait faillite et les motifs qui ont déterminé les Belges à accepter les traités de 1839 ont cessé d'exister.’ In 1830 koesterden de Mogendheden wantrouwen jegens België, en na den ongelukkigen tiendaagschen veldtocht werd besloten ‘de Nederlandsche helft’ van het koninkrijk ten koste van de Belgische te versterken. Waardoor Oost-Luxemburg en Oost-Limburg aan den Nederlandschen koning werden toebedeeld, terwijl de Belgische eischen ten aanzien van Zeeuwsch-Vlaanderen systematisch werden afgewezen. ‘La neutralité conventionnelle et la garantie des Grandes Puissances devaient former compensation aux faiblesses de la constitution territoriale que l'Europe ne craignit point d'imposer à la Belgique.’ De oorlog van 1914 heeft de dwalingen van 1839 in het licht gesteld, waarbij ‘la Hollande qui devait être la moitié le plus solide de la Barrière (tegen Frankrijk n.l.) et qui avait reçu à cet effet tous les territoires enlevés ou refusés à la Belgique n'a pas joué le rôle en vue duquel elle avait été constituée. Elle a pu rester jusqu'au bout à l'écart du conflit mondial, tandis que la Belgique devait défendre contre la Germanie entière son territoire stratégiquement mutilé et anormalement faible et soutenir tout le fardeau des devoirs imposés en commun à elle et à la Hollande par les traités de 1815 et de 1839.’ ‘En reconnaissant l'impossibilité de faire revivre la neutralité permanente conventionnelle de la Belgique les Puissances alliées ont déjà admis en principe la nécessité de reviser les traités de 1839. En effet la disparition de cette clause essentielle implique logiquement la nécessité de rendre à la Belgique des éléments indispensables de solidité et d'équilibre dont la Conférence de Londres - évidemment désireuse de faire oeuvre durable - n'aurait pu la dépouiller si elle n'avait cru y suppléer en dotant le nouvel Etat belge du régime de la neutralité perpétuelle sous la garantie de toutes les puissances.’ Thans doet België een beroep op Engeland en Frankrijk tot herstel van de dwaling en het onrecht van 1839. ‘Que | |||||||||
[pagina 111]
| |||||||||
la Hollande soit restée neutre, il n'en subsiste pas moins que la guerre entraîne la violation et la destruction d'un système conventionnel auquel elle était partie, et que dans ce système dont la force des choses impose la revision, la Hollande avait reçu des avantages en vue d'hypothèses que les événements n'ont point réalisées. La Hollande - cela a été dit plus haut - a reçu une configuration déterminée dans la pensée qu'en cas de conflagration européenne elle aurait un rôle à jouer.’ ‘L'Europe a pris à la Belgique des parties importantes et même essentielles de son territoire au point de vue stratégique dans la pensée que la Belgique ne serait point capable de les défendre. La Belgique a le droit de dire qu'on l'avait mal jugée.’ ‘Si l'Europe reconnaît qu'elle nous a autrefois mal jugé, le fait que les Pays-Bas sont restés neutres doit-il l'empêcher de réparer ses torts envers nous?’ Voor zoover de quaestie van de herziening Nederland raakt moet natuurlijk met Nederland vriendschappelijk worden onderhandeld. België zal de eerste zijn om te vorderen, dat Nederland voor zijn eventueele concessies compensaties krijge. Maar ‘si les grandes puissances alliées offraient à la Hollande des compensations adéquates pour des cessions ou rétrocessions à la Belgique qu'elles jugeraient indispensables, et si la Hollande refusait obstinément une combinaison avantageuse pour elle autant que pour la Belgique, il deviendrait fort difficile de répondre que les relations d'amitié auxquelles le Gouvernement du Roi attache pour sa part une importance primordiale, ne seront point soumises dans l'avenir à une sérieuse épreuve.’Ga naar voetnoot1) Gevorderd wordt ten slotte: I. Volledige onafhankelijkheid. ‘Il appartiendra à la nation belge dans ce statut nouveau de juger si son intérêt lui commande selon les circonstances une politique de neutralité ou une politique d'alliances.’ Mocht de Nederlandsche regeering beweren, dat de Belgische neutraliteit in Nederlands belang is, dan ‘le Gouvernement du Roi compte sur l'appui de la France et de la Grande Bretagne pour faire comprendre | |||||||||
[pagina 112]
| |||||||||
au Gouvernement des Pays-Bas que, dans la revision des traités de 1839 l'intérêt néerlandais ne pourra jamais être considéré comme primant l'intérêt belge et que lorsque les deux gouvernements ne seront pas d'accord sur les solutions l'intérêt de la Belgique sera au contraire considéré comme prépondérant.’ ‘Au surplus l'affirmation d'un intérêt hollandais à la neutralité conventionnelle de la Belgique ne serait, le cas échéant, qu'une simple tactique: la Hollande céderait sur ce terrain, dans le but de se créer par cette concession apparente des titres à une compensation immédiate.’ II. Scheldequaestie. ‘Pour que la Belgique reçoive satisfaction, pour que Anvers soit à l'abri de toute surprise préjudiciable dans l'avenir, il faut que la situation ancienne soit renversée: au lieu que le cours hollandais de l'Escaut soit sous la souveraineté hollandaise avec quelques servitudes en faveur de la Belgique, il faut que la Belgique, en fait seule intéressée, soit mise pratiquement à même de disposer de l'Escaut jusqu'à la mer comme si elle en était souverain, sauf à stipuler telles restrictions à ce droit de disposition qui sauvegarderaient les rares intérêts hollandais sur le fleuve. Le contrôle belge doit être tout aussi complet sur le canal qui relie Gand à Terneuzen jusqu'à son point de jonction avec le fleuve en territoire néerlandais. Au point de vue de sa défense la Belgique doit pouvoir s'appuyer à tout le cours du bas fleuve.’Ga naar voetnoot1) III. Limburg en de Maas. Nederlandsch Limburg belemmert Antwerpens verbindingen met zijn achterland, waaraan een einde moet komen. Uit strategisch oogpunt is de toestand abnormaal en gevaarlijk. ‘La configuration du territoire rend impossible la défense du Limbourg hollandais par l'armée néerlandaise, de même qu'elle rend impossible la défense du Limbourg occidental par l'armée belge, celle-ci | |||||||||
[pagina 113]
| |||||||||
ne pouvant s'établir sur la rive orientale ni disposer de la tête de pont de Maestricht. En 1914 la Hollande n'a pas entrepris d'assurer la défense du Limbourg cédé. Il a dépendu de la seule volonté de l'Allemagne que ce territoire ne fût pas envahi. Les incidents récents de 1918 ont été plus significatifs encore. La Hollande a reconnu l'impuissance où elle était de défendre son territoire limbourgeois en laissant les troupes allemandes qui évacuaient la Belgique le traverser impunément. Ainsi l'on ne saurait contester ni dissimuler que les événements de la guerre ont mis en relief la question du Limbourg.’ Bij het memorandum waren een juridische en een historische nota gevoegd waarin, naar het heette, nog eens bewezen werd, welke gedachten de makers van de verdragen van 1839 hadden bezield, en hoezeer het noodig was, deze verdragen in al hun onderdeelen te herzien. De juridische nota betoogde, dat de verdragen van 1839 één geheel vormden, zoodat het wegvallen van één essentieele bepaling (de neutraliteit) de herziening van het geheel noodzakelijk maakte. ‘La Belgique a perdu à tout jamais une partie absolument essentielle des avantages que le traité de 1839 devait lui assurer; elle ne peut en logique ni en équité être tenu de continuer à subir vis-à-vis de la Hollande les clauses onéreuses dont les puissances lui avaient, en retour de ces avantages, imposé l'acceptation.’ België had het recht de herziening te eischen, en omdat de inhoud van de verdragen voornamelijk was ingegeven door overwegingen van algemeen Europeesch belang, moesten bij de herziening ook twee punten in het oog worden gehouden: 1) ‘D'une part, la revision de ces traités ne peut s'accomplir sans tenir compte des intérêts d'ordre européen qui en ont dicté les clauses, 2) D'autre part, cette revision appelle nécessairement l'intervention de toutes les Puissances signataires des traités qui, restées fidèles à leurs engagements, ont conservé le droit d'en invoquer les dispositions.’ ‘On ne saurait concevoir que la France et l'Angleterre se désintéressent des conséquences que la faillite du système de 1839 entraîne non seulement pour la Belgique, mais aussi pour l'ordre européen dont elles s'étaient constituées les défenseurs. Il leur appartient de rectifier les erreurs commises | |||||||||
[pagina 114]
| |||||||||
au préjudice de la Belgique en 1839; d'adapter notamment aux exigences d'un ordre politique nouveau les arrangements territoriaux qui ont été imposés à cette époque à notre pays.’ De aard der vraagstukken maakt het onmogelijk, dat Engeland en Frankrijk de onderhandelingen aan België en Nederland overlaten. ‘La Belgique a le droit d'invoquer l'appui de ses garants pour l'aider à trouver désormais dans des frontières mieux établies une sécurité que la neutralité perpétuelle n'a pu lui procurer’; en de beste vorm voor de herziening zou zijn, dat een conferentie werd belegd van Engeland, Frankrijk, België en Nederland. ‘Cette conférence serait précédé d'un échange de vues entre la Belgique, la France et la Grande Bretagne dans le but d'établir entre elles un accord sur les principes et sur les compensations à offrir éventuellement à la Hollande.’ Ook de historische nota legde het erop toe aan te toonen, dat België in 1839 onrechtvaardig werd behandeld, hoe voor de Schelde een halfslachtige oplossing werd aanvaard, hoe voor wat de Oostgrens betreft België het slachtoffer werd van de Pruisische politiek. ‘Enfin le statut de neutralité que (la conférence de Londres) nous imposa vint compléter ce système d'amputations territoriales. L'Europe de 1839 n'a pas compris que l'existence d'une Belgique libre et forte est une condition sine qua non de son propre équilibre. Par méfiance à notre égard et à l'égard de la France elle a prétendu réaliser ce paradoxe de reconnaître notre droit à l'existence, sans nous donner les moyens de remplir la mission que nous assigne notre position géographique.’ ‘A la Belgique la neutralité permanente fut présentée comme un gage d'inaltérable sécurité. Placée sous la garantie des Puissances, elle devait nous mettre à l'abri de toutes les convoitises étrangères. Dès lors ne justifiait-elle pas l'attitude de la Conférence dans le règlement des contestations territoriales? Qu'importait la valeur stratégique de nos frontières, si nous étions assurés d'une paix sans mélange? On le voit, tout se tient et s'engrène dans le système des traités de 1839.’ Het was noodig den inhoud van deze stukken zoo uitvoerig te verhalen, omdat zij het Belgische stelsel op fraaie wijze weergeven. Met eenig recht kon men verwachten, dat dit | |||||||||
[pagina 115]
| |||||||||
samenweefsel van juridische en historische verdichtsels partijdigen bondgenooten welkom, en onwetenden bondgenooten aannemelijk zou toeschijnen. Te meer omdat voor haar geen andere bron van voorlichting bestond. De toeleg is duidelijk: de machtige bondgenooten zullen met België een anti-Nederlandsche coalitie vormen, welke haar wil aan Nederland zal opleggen. Het wegvallen van de neutraliteit moet het voorwendsel opleveren, om de gebiedsuitbreiding te kunnen bereiken. De Belgische ‘voorlichting’ had aanvankelijk eenig succes. Een Britsch deskundigenrapport van 4 Februari 1919 nam de Belgische stelling over: ‘(Belgium) demands that the whole system of 1839 should be revised; this will naturally include first, that the restraint on her full sovereignty implied in permanent neutrality should be relinquished and, secondly, that the boundaries which were closely associated with this should be redrawn. We recommend that this demand should be supported and that the whole arrangement should be reconsidered.’ Het rapport beveelt verder aan ondersteuning van den eisch met betrekking tot Limburg, maar afwijzing van dien t.a.v. Zeeuwsch-Vlaanderen. Het Schelderégiem moet echter gewijzigd worden. ‘This would be most conveniently done by establishing under international guarantee a commission for the control of the river.’ - Een Amerikaansch deskundigenrapport uit diezelfde dagen onderscheidt zich van de Belgische stukken vrijwel alleen hierdoor, dat de schrijver bovendien nog weet te bewijzen, dat Nederland de verdragen van 1839 heeft geschonden,Ga naar voetnoot1) en doordat het krachtig opkomt voor behandeling van de herziening door alle groote mogendheden, niet alleen door Engeland en Frankrijk. Ook de Amerikaansche expert voor West-Europeesche zaken, Ch.H. Haskins, begaf zich geheel in het Belgische vaarwater, en de ‘intelligence section’ van de delegatie toonde zich 21 Januari in haar aanbevelingen voor de Amerikaansche gedelegeerden een warm voorstander van de Belgische eischen. Van over- | |||||||||
[pagina 116]
| |||||||||
wegende beteekenis was dit alles voor België echter niet. De beslissing lag bij den Oppersten Raad der geallieerden, die zich op 11 Februari voor het eerst met de Belgische eischen bezig hield.
Het betoog waarin minister HymansGa naar voetnoot1) op die vergadering de Belgische vorderingen voordroeg is voor een groot gedeelte reeds bekend. Kortheidshalve verwijs ik daarvoor thans naar Colenbrander: Nederland en België. Onbekend bleef tot nu toe het debat, dat over de eischen werd gevoerd. Het is opmerkelijk hoe dit debat uitsluitend plaats had tusschen Hymans eenerzijds en Wilson en Balfour anderzijds. Duidelijk blijkt, waar de Belgische oogmerken op bezwaren stuitten. Nadat de beschouwingen over de Schelde en het kanaal Gent - Terneuzen waren voorgedragen werd Hymans door Wilson onderbroken. Hoe kon Nederland tot een bespreking gebracht worden? Antwoord: Nederland had, met Frankrijk en Engeland, de verdragen van 1839 geteekend. Deze mogendheden en de andere geallieerden moesten in beginsel besluiten tot de herziening en Nederland oproepen om daarbij mede te werken. Hymans verzocht de groote mogendheden om bij de onderhandelingen België te steunen. Maar Wilson verklaarde, dat hij het wel mogelijk achtte, door onderhandelingen van Nederland een wijziging in het Schelderégiem te verkrijgen, maar niet begreep hoe dat land ertoe gebracht kon worden, den linker Scheldeoever af te staan. En Balfour meende dat de eigenlijke moeilijkheid was, dat zulke dingen van een neutralen staat moesten worden gevraagd zonder dat eenige compensatie werd aangeboden. Eerst hield daarop Hymans zijn beschouwingen over Limburg, waarbij wederom met den doortocht van de Duitsche troepen werd geschermd, om vervolgens terug te komen op de opmerkingen van Wilson en Balfour. Voor de oplossing van de territoriale quaesties was de steun van de bondgenooten noodig, en compensatie kon voor Nederland worden gevonden in Pruisisch Gelderland, Bentheim en Oost-Friesland. Neder- | |||||||||
[pagina 117]
| |||||||||
land zou dan in de Eems een sterke verdedigingslinie krijgen, de zak van Bentheim, van waar uit een Duitsche aanval in 24 uur de Zuiderzee kon bereiken, en aldus Nederland in tweeën snijden, zou verdwijnen. Niet langer zou Nederland worden bedreigd door het gevaar dat Duitschland een kanaal groef van den Rijn naar Emden, wat voor Rotterdam noodlottig zou zijn. Nederland zou in Emden een nuttige haven verkrijgen, beschermd door een gordel van eilanden, terwijl Duitschland van plan was, om van Borkum een tweede Helgoland te maken. Dan was er nog een kanaalplan, om Emden met de monden van Weser en Elbe te verbinden, en met het Kieler kanaal, waardoor de Duitsche vloot veel gevaarlijker zou worden. In 1912 had de Duitscher Dr. Groh geschreven, dat de Duitsche vloot door een Eems-Rijnkanaal via Nederland in het Engelsche Kanaal kon komen. Dan, zoo schreef hij, zullen wij Engeland bij de keel grijpen.Ga naar voetnoot1) Nadat ten slotte de Belgische wenschen met betrekking tot Luxemburg, Eupen en Malmédy waren uiteengezet en nogmaals een beroep op de bondgenooten was gedaan werd de vergadering gesloten. Het resultaat van Hymans' optreden was, dat op 12 Februari de Opperste Raad op voorstel van Balfour het volgende besluit nam: ‘A. That an expert commission, composed of two representatives each of the United States of America, the British Empire, France, Italy and Japan be appointed to consider and advise on the following questions, arising out of the statement made at the Quai d'Orsay on February 11th by the Belgian Minister of Foreign Affairs on the claims of Belgium, namely:
| |||||||||
[pagina 118]
| |||||||||
B. That the question of securing for Belgium in time of peace the full rights and liberties which according to the statement made at the Quai d'Orsay on February 11th by the Belgian Minister of Foreign Affairs she claims in regard to
Van bemoeiingen van de commissie voor de waterwegen in dezen blijkt verder niet.Ga naar voetnoot1) Voor de sub A bedoelde commissie werden op 13 Februari de leden aangewezenGa naar voetnoot2), en op 25 Februari hield zij haar eerste vergadering.
In het begin van dit artikel is reeds het doel van de Fransche politiek tegenover België vermeld. De voorzitter van de Commissie voor Belgische zaken, Tardieu, stelde zich tot taak, deze politiek te doen slagen. Hymans had herziening van de verdragen van 1839 gevraagd, met name de vervanging van de neutraliteit door iets anders. Hij speelde zoodoende den Franschen in de kaart, en het gevolg bleef niet uit: ‘l'appui | |||||||||
[pagina 119]
| |||||||||
de la France lui fut assuré sans relâche, pour briser cette chaîne surannée,’ schrijft Tardieu. Vóór alles moest duidelijk komen vast te staan, dat de verdragen niet langer zouden gelden, ‘il fallait, pour construer l'avenir, déblayer d'abord le terrain des vestiges d'un passé mort.’ Daarnevens was het dienstig om de Belgische vorderingen te steunen, indachtig aan de leer, dat men vliegen met stroop pleegt te vangen. Toen nu op de eerste vergadering der commissie Tardieu voorstelde, de quaesties van Limburg en van de Schelde te bespreken stiet hij op een moeilijkheid. Eyre Crewe en Haskins verklaarden met zekerheid te weten, uit een gesprek van Balfour met Wilson, dat eerstgenoemde niet de bedoeling had gehad om aan de commissie de bestudeering van de Belgische eischen tegenover Nederland op te dragen, maar uitsluitend om na te gaan, of er eventueel compensaties voor Nederland te vinden zouden zijn. Het mandaat van de commissie was dus zeer beperkt. Haar leden betreurden dit algemeen en Tardieu vroeg en verkreeg verlof om van den Oppersten Raad te vragen, aard en grenzen van de instructie nader vast te stellen. De vergadering werd hierop verdaagd, na eenige opmerkingen van minder belang over de eventueele compensaties, en nadat Tardieu nog wat stemming tegen Nederland had gemaakt door te gewagen van den band tusschen de Duitsche en de Nederlandsche politiek en van den doortocht der Duitschers door Limburg. Er was voor Tardieu alle reden om zich tot den Oppersten Raad te wenden, want tot nu toe liepen de zaken niet naar wensch. Voor Frankrijk was allereerst noodig, dat duidelijk zou komen vast te staan, dat de verdragen van 1839 met hun neutraliteitsbepaling zouden verdwijnen, terwijl zoo mogelijk tevens iets ten gunste van de Belgische eischen moest worden bereikt. Voorloopig had de Opperste Raad evenwel niets anders toegestaan dan een onderzoek, wat men eventueel aan Nederland zou kunnen aanbieden, zonder iets te zeggen van de verdragen van 1839, noch ook iets ten gunste van de Belgische vorderingen te beslissen. Er was dus volop aanleiding om te trachten, den raad tot nieuwe besluiten te bewegen. ‘Informé des hésitations de certains à l'égard de stipulations qui, de toute nécessité, devaient mettre en cause une neutre, | |||||||||
[pagina 120]
| |||||||||
la Hollande, je voulais, avant tout débat de détail, affirmer et motiver le principe essentiel de la libre existence d'une Belgique victorieuse,’ deelt Tardieu mede. In de vergadering van den Oppersten Raad van 26 Februari zou hij zijn slag slaan. Hij beklaagde zich dat zijn commissie in een moeilijke positie was, dat zij bezwaarlijk compensaties kon bestudeeren zonder te weten, wat er gecompenseerd moest worden. Mocht de commissie Nederlandsche afgevaardigden hooren, mocht zij de Belgische eischen bestudeeren? Hij stelde voor van wel. Als antwoord gaf Balfour een verklaring van de situatie: ‘Belgium had no claim in the ordinary sense to any territory belonging to a neutral and friendly state.... The Conference had no power to ask Holland, a friendly and neutral state, to cede anyportion of its territory; and if this were admitted, as he thought it must be admitted, the question for the commission was a purely practical one. The Belgians said that certain portions of Dutch territory were very inconvenient to Belgium, interfering with their waterborne traffic or rendering their strategic defence risky. No right to an alteration was allegedGa naar voetnoot1), but it was suggested that certain territories now under German sovereignty but Dutch in sympathy, language and tradition might be so much desired by Holland that their cession would incline the Dutch to offer Belgium the territories she desired. This he understood to be the Belgian argument. The commission had not been asked to adjudicate on the value of the exchange, only the Dutch could decide whether it satisfied them.’ En hij moest in dit verband verhalen, dat de Nederlandsche gezant te Londen hem had verklaard, dat Nederland onder geen voorwaarde ook maar een duimbreed van zijn grondgebied zou afstaan. Pichon zei, van den Nederlandschen gezant te Parijs een dergelijke mededeeling te hebben ontvangen, en zelfs een formeele verklaring van den Nederlandschen Minister van Buitenlandsche Zaken. Maar Tardieu maakte opnieuw bezwaren. Zoolang niet uitdrukkelijk was verklaard dat de verdragen herzien moesten worden, zou de commissie steeds op moeilijkheden stuiten. Zij zou niet weten wat zij bespreken mocht, zij zou in diploma- | |||||||||
[pagina 121]
| |||||||||
tieke moeilijkheden geraken, speciaal met Nederland. Eens voor al moest worden beslist, dat de herziening noodig was. Balfour was het hiermee geheel eens en gevoelde er voor aan de commissie een onderzoek op te dragen naar de stappen die genomen moesten worden om een nieuw statuut voor België vast te stellen. Waartoe ook besloten werd, nadat Lansing had opgemerkt dat men bezwaarlijk zeggen kon, dat alleen reeds door den oorlog de verdragen hadden opgehouden te bestaan, en nadat Tardieu nog getracht had verlof te krijgen, in het onderzoek officieel Belgen te betrekken, hetgeen door Balfour verboden werd. Tardieu heeft hier ontegenzeggelijk zeer tactisch gemanoeuvreerd. Door het voor te stellen alsof de commissie onmogelijk haar eigenlijke taak kon volbrengen zonder een uitbreiding van haar mandaat bereikte hij dat alsnog datgene aan haar werd opgedragen, wat in zijn oogen steeds de hoofdzaak was geweest. Vrijelijk kon thans gewerkt aan het ‘jeter bas les traités de 1839’, waarmee de commissie zich dan ook verder bezig hield. Maar bij nauwkeurige lezing van de stukken krijgt men wel den indruk, dat de overeenstemming tusschen Balfour en Tardieu niet zoo volkomen was, als het op het eerste gezicht lijkt. De tekst van het raadsbesluit is niet bekend. Het procesverbaal resumeert het besluit aldus: ‘that the Belgian commission should examine the question of the neutral status of Belgium as established by the treaty of 1839 and make recommendations to the Council concerning modifications of this status’. Nu zou men uit de slotwoorden kunnen opmaken, dat de commissie óók voorstellen omtrent het toekomstig statuut van België mocht doen, maar dit was in geen geval de bedoeling. Tardieu wenschte wèl zulk een opdracht om de Belgische eischen te onderzoeken. Natuurlijk. Zoodoende zou niet alleen de herziening worden voorbereid, maar tevens de inhoud van de nieuwe regeling worden bepaald, waarbij Tardieu zijn denkbeelden daaromtrent, via de commissie voor Belgische zaken, bij den Oppersten Raad kon trachten door te drijven. Op de commissievergadering van 25 Februari probeerde hij dan ook de Belgische eischen te doen onderzoeken, hetgeen hem toen | |||||||||
[pagina 122]
| |||||||||
belet werd. Thans trachtte hij opdracht te krijgen tot zulk een onderzoek, voorgevende dat dit noodig was om de compensaties te kunnen bepalen. Maar hij kreeg daarop ten antwoord, dat er geen Belgische eischen in eigenlijken zin bestonden en dat de Conferentie van Nederland geen gebiedsafstand kon.... vragen. Ziende dat hij zóóveel niet bereiken kon deed Tardieu toen water in zijn wijn en vroeg, dat eerst uitdrukkelijk zou worden uitgesproken, dat de verdragen herzien moesten worden, waarbij hij den nadruk legde op de bezwaren van formeelen aard, waarop de herziening anders zou stuiten. Ditmaal stemde Balfour schoorvoetend toe in een uitbreiding van de taak der commissie: ‘he felt inclined to suggest that the commission should be asked to consider the question’. En hij formuleerde de te verstrekken opdracht aldus: ‘inasmuch as circumstances have, in the opinion of the Conference, profoundly modified or destroyed the Treaty of 1839 the commission should consider what steps ought to be taken to put the status of Belgium on a new basis’. Volgens dit voorstel zou de commissie - uitgaande van de onderstelling dat de verdragen herzien moesten worden - advies uitbrengen over de te volgen herzieningsprocedure. Dit zijn de ‘aanbevelingen’, waarvan het raadsbesluit gewaagt. In het algemeen kan men zeggen, dat Balfour, die Tardieu blijkbaar geheel doorzag, er ten zeerste op uit was, de bevoegdheden van de commissie, en daarmee van Tardieu, binnen enge perken te houden. Tardieu, die er vooral op bedacht was zijn denkbeelden omtrent den inhoud van de herziening aan den Oppersten Raad op te dringen, heeft de nieuwe opdracht zeer eenzijdig weergegeven door aan de leden zijner commissie mede te deelen dat was gevraagd: ‘un avis motivé sur le principe de la revision des traités de 1839’. Hij corrigeerde trouwens deze mededeeling door, van zijn bezoek aan den Oppersten Raad verslag doende, te zeggen, dat verlangd werd het oordeel der commissie over: ‘l'état actuel des traités de 1839 en droit et en fait, ainsi que sur les conditions et la forme que pourrait revêtir la revision de ces traités’. Maar terwijl voor Balfour dit laatste gedeelte van de opdracht de hoofdzaak was werd door Tardieu de vormquaestie geheel op den achtergrond | |||||||||
[pagina 123]
| |||||||||
geschoven.Ga naar voetnoot1) Hij dreef de commissie in de door hem bewenschte richting, en zij volgde gewillig.
De processen-verbaal van de vergaderingen der commissie van 1 en 4 Maart, die voor haar voldoende waren om de Belgische quaestie af te handelen, zijn een trieste lectuur. Van eenige deskundigheid dier commissie van deskundigen blijkt niemendal.Ga naar voetnoot2) Vrijwel het eenige punt dat tot discussie aanleiding gaf was de vraag, hoe men zou uitdrukken, dat Nederland aan de herziening moest deelnemen, aan welke discussie het navolgende ontleend is: Tardieu: ....Nous ajoutons: ‘b. La Hollande doit être invitée à participer à cette revision.’ Je crois que cela va de soi: personne ne conçoit cette revision sans la participation de la Hollande à la conversation. Ricci Busatti: Au lieu de cette invitation j'aimerais mieux dire que cette revision ne peut avoir lieu sans que la Hollande ne soit consultée.Ga naar voetnoot3) Eyre Crewe: Le point sur lequel nous devons insister, c'est l'obligation de la revision du traité, des traités de 1839; c'est une question de détail de savoir si la Hollande doit être invitée à participer à cette revision. A quoi bon faire intervenir à côté du principe que nous reconnaissons un détail théorique de peu d'importance. Laroche: La question va se présenter comme ceci. Les puissances sont d'accord avec la Belgique pour déclarer que les traités de 1839 doivent être revisés, qu'en conséquence elles ne veulent plus les tenir pour valables. Dès lors la Hollande est bien forcée de négocier; on ne lui permettra pas de considérer que ces traités de 1839 continuent d'être en vigueur. | |||||||||
[pagina 124]
| |||||||||
Tardieu (eenigen tijd later): ....Le jour où la revision des traités sera décidée on sera dans la discussion au fond: ce sont les puissances garantes et les puissances alliées peut-être qui feront entendre raison à la Hollande. Pour le moment il s'agit seulement de dire à la Hollande que la Belgique et les grandes puissances estiment que les traités de 1839 doivent être revisés. Laroche weet een uitweg: de theorie, dat de verdragen al niet meer bestaan en dat er dus iets nieuws moet worden gemaakt. Maar dan, zegt Tardieu, moet men Nederland van verdragsschennis beschuldigen, en dat willen de mogendheden niet. Wel heeft hij in zijn ontwerp op deze rechtens zeer sterke opvatting gezinspeeld, door te herinneren aan de garantie, die Nederland zich op 3 Augustus 1914 door Duitschland heeft laten gevenGa naar voetnoot1), en op den terugtocht der Duitschers door Limburg.Ga naar voetnoot2) Men werd het ten slotte eens op een formule van Laroche: ‘La Hollande devra participer à cette revision’. Haskins: Et si elle refuse.... Eyre Crewe: Elle est toute prête à accepter, nous le savons. Inderdaad, meende Tardieu, wat Nederland onaangenaam vindt is juist dat er buiten haar om over deze dingen gesproken wordt. Voor het overige volgde de commissie critiekloos haar voorzitter, wiens van te voren gereed gemaakte ontwerp-nota zonder noemenswaardige wijzigingen werd tot rapport met toelichting aan den Oppersten Raad. Tardieu's succes was volkomen: behalve een rapport dat tot herziening concludeerde slikte de commissie een toelichting, die niets anders was dan een herhaling van de reeds bekende Belgische beweringen over geschiedenis en tegenwoordigen staat van de verdragen van 1839. | |||||||||
[pagina 125]
| |||||||||
Op 8 Maart werd dit rapport door Tardieu aan den Oppersten Raad voorgedragen, die het naar behooren aanvaardde. Daarmee stond dan ondubbelzinnig vast, wat iedereen trouwens reeds wist: dat volgens de mogendheden het statuut van België op de een of andere manier wijziging zou moeten ondergaan. Van belang is evenwel dat hiermee absoluut niet was bedoeld, reeds thans iets te beslissen over den aard van Belgiës nieuwe positie. Bij het besluit van 26 Februari was men van de gedachte uitgegaan, dat een verklaring van de noodzakelijkheid van de herziening noodig was om een behoorlijke behandeling van de herziening zelf mogelijk te maken. Van Tardieu's commissie werd verwacht ‘un avis motivé sur le principe de la revision des traités de 1839’. De toelichting op het rapport der commissie was dan ook een uitvoerige uiteenzetting (als men deze aaneenschakeling van onwaarheden zoo mag noemen) van de redenen, waarom de verdragen van 1839 niet gehandhaafd konden blijven. Maar gezwegen werd over den nieuw te scheppen toestand. Al bracht naar de Belgische stelling opheffing van de neutraliteit mee, dat België gebiedsuitbreiding zou krijgen, al mocht men dus naar Belgisch-Fransche opvatting ter gelegenheid van opheffing van de neutraliteit die gebiedsuitbreiding verwachten, de simpele beslissing dat het neutraliteitsverdrag niet gehandhaafd zou worden hield nog niets in over de te maken wijzigingen, het was slechts een formeele verklaring ter inleiding van de besprekingen over de herziening, ongeacht de motieven bij deze gelegenheid door Tardieu naar voren gebracht. Klaarblijkelijk was dit Balfours bedoeling, toen hij 26 Februari aan Tardieu's aandrang toegaf. Het is trouwens reeds gebleken, dat Wilson en Balfour tegen overdracht van Nederlandsch gebied aan België ernstige bedenkingen koesterden en dat eerstgenoemde het als van zelf sprekend beschouwde, dat de vredesconferentie Nederland daartoe niet zou dwingen. Niettemin bevat de conclusie van het rapport de passage, dat ‘le but général de cette revision est.... de supprimer tant pour (la Belgique) que pour la paix générale, les risques et inconvénients divers résultant des (traités de 1839)’. Dit | |||||||||
[pagina 126]
| |||||||||
is te danken aan Tardieu, die het aldus motiveerde: ‘J'aimerais que nous donnions une indication de ce genre définissant l'objet de la négociation qui s'engagera; j'ai toujours, je l'avoue, une sympathie pour les solutions franches, et ainsi nous insisterons sur la nécessité de la revision d'un traité auquel sont dus les préjudices que la Belgique a éprouvés. Nous devons rester sur le terrain de droit, des principes directeurs de la Conférence, mais vous reconnaîtrez avec moi que nous devons saisir - ce sera justice - toutes les occasions de montrer à la Belgique la sincérité, l'activité de notre sympathie commune. Voilà pourquoi j'ai ajouté ce dernier alinéa.’ Tardieu zelf was er dus blijkbaar wel van overtuigd dat hij aldus iets in het rapport bracht, dat er eigenlijk niet in thuis hoorde. Het valt bezwaarlijk aan te nemen dat zijn bedoeling zoo onschuldig was als hij het wilde doen voorkomen, en niet veeleer om de Angelsaksische leden van den Oppersten Raad bij verrassing op een weg te dringen, dien zij vrijwillig niet wilden betreden. Doch zelfs al neemt men aan dat hij hier waarheid sprak, dan nog blijft het lichtelijk vreemd den promotor van de Fransch-Belgische politiek te hooren verzekeren: ‘j'ai toujours une sympathie pour les solutions franches’Ga naar voetnoot1).
Dat het argument, dat de commissie de eigenlijke Belgische eischen wel moest onderzoeken ten einde haar oorspronkelijke | |||||||||
[pagina 127]
| |||||||||
opdracht te kunnen uitvoeren, voor Tardieu slechts een voorwendsel was geweest bleek nog eens ten overvloede op de commissievergaderingen van 8 en 10 Maart, waar deze opdracht afgehandeld werd. Voor deze zaak legde Tardieu geenerlei belangstelling aan den dag. Na eenig heen en weer praten werd een Britsch memorandum omgezet in rapport aan den Oppersten Raad, dat op 19 Maart werd aangeboden. Terwijl daarin overdracht van gebied in Oost-Friesland werd ontraden, wegens het Duitsche karakter van de bevolking, en afstand van den linker Eemsoever van weinig waarde voor Nederland werd geoordeeld, werd aanbevolen een grenswijziging in den EemsmondGa naar voetnoot1), en compensaties links en rechts van den Rijn.Ga naar voetnoot2) ‘As a subject of compensation to Holland this district has the advantage that the Westphalian coalfield underlies a portion of it and thus a recompense might be formed for the loss of coal which similarly underlies part of South-Limburg. It is to be noted, however, that the coalfield does not, so far as available information indicates, extend under the portion of the territory which is ethnographically most akin to the Dutch, and if any cession took place it would probably not be possible to include in it the Eastern portion comprising the large industrial town of Crefeld and the neighboring districts which are entirely German and are closely connected with other parts of the industrial area of the Rhine Province and Westphalia. An important consideration is that the greater part of this district lies on the Left Bank of the Rhine; it is therefore possible that if some special régime were established for the rest of the Left Bank by which it was either completely or partially separated from the rest of Germany, any reluctance of the population to transfer their allegiance from Germany to Holland might be reduced, and furthermore the reluctance of the Dutch to accept this portion of German territory might likewise be diminished.’ Om deze transacties mogelijk te maken moesten artikelen | |||||||||
[pagina 128]
| |||||||||
in het vredesverdrag worden opgenomen, waarvoor ten slotte de volgende redacties werden voorgesteld: ‘The Allied and Associated Powers will if they are so requested by Holland within one year after the coming into effect of this treaty invite the League of Nations to appoint a commission for the determination on the spot of a rectification of the frontier between Germany and Holland in the estuary of the river Ems of such a nature as to give Holland free and adequate access through Dutch waters to the port of Delfzijl. Germany hereby undertakes to accept such rectification of the said frontier.’ ‘Germany hereby undertakes to accept any rectification of the German frontier with the Netherlands which may be deemed necessary by the League of Nations. Such rectification would not in any case include more than the territories comprised in the circles (Kreise) of Kleve, Mors, Geldern, Kempen, Rees and Borken.’ Terwijl van Belgische zijde voornamelijk de annexatie van Oost-Friesland was aangeprezen is hier, naar men ziet, het accent geheel verlegd. Opmerkelijk is, hoe voornamelijk van Engelsche zijde voor deze aangelegenheid belangstelling is getoond. Men kan slechts gissen naar de motieven om, gesteld dat er grensveranderingen zouden plaats hebben, deze liever aan den Rijn dan aan de Noordzeekust toe te laten. Wel lijkt het waarschijnlijk, dat de gevoelens van de bevolking, waar men zich zoo voor scheen te interesseeren, van minder belang voor de beslissing zijn geweest dan men het wel wilde doen voorkomen. Wat er van het ontwerp geworden is blijkt uit de stukken niet. Tardieu deelt mede, dat hij op 16 April, met Hymans, voor den Oppersten Raad heeft gepleit ten gunste van de conclusies van de commissie, maar tevergeefs.Ga naar voetnoot1) Op 17 April | |||||||||
[pagina 129]
| |||||||||
werd naar een Britsch ontwerp artikel 31 van het vredesverdrag vastgesteld, het eenige dat van de verdragen van 1839 gewaagt. Hiermee was het lot van Belgiës territoriale eischen bezegeld. De houding door Wilson en Balfour van den aanvang af aangenomen kon geen twijfel laten, of zonder compensaties aan Nederland kon van afstand van Nederlandsch gebied aan België in geen geval sprake zijn.Ga naar voetnoot1) In uitsluiting van de compensaties lag dus afwijzing van de Belgische eischen opgesloten. Tardieu heeft dit ook duidelijk beseft: ‘Il s'agissait - rien de moins, rien de plus - de rendre possible un accord ultérieur hollando-belge qui, à défaut d'une monnaie d'échange, devait être irréalisable,’ schrijft hij. Maar Frankrijk triomfeerde. Want al had België positief niets bereikt, in negatieven zin had het volkomen succes gehad. Roekeloos had het de neutraliteit verworpen, de onbruikbaarheid van het onzijdige statuut voor de toekomst was van de daken verkondigd, deze was het groote argument geweest voor de resolutie van 8 Maart. Feitelijk had hiermee de neutraliteit opgehouden te bestaan, de hinderpaal van 1839 was verdwenen. De weg voor het Fransch-Belgisch militair accoord was vrijgemaakt.
J. Zaayer
(Slot volgt) |
|