| |
| |
| |
Een trilogie van Jules Romains
Er is iets verrassends in dat Le Dieu des Corps en Quand le Navire.... zich als vervolgen van Lucienne aandienen. Lucienne was van 1922, de ‘vervolgen’ zijn pas onlangs verschenen. Deze alleen dragen den verzamelnaam Psyché (Psyché II en III), terwijl op de exemplaren van Lucienne niets van dien aard vermeld was. Ook verschillen de drie deelen zeer, ja zijn van dien aard, dat lezers die romans allereerst als romans consumeeren, in volkomen uiteenloopende richtingen gedreven kunnen worden.
Lucienne brengt hen in een, laat ons zeggen: psychologische, voorts eenigszins in een satirische en af en toe ook wel in een schilders-stemming. Zij volgen de jonge pianiste vanzelf wanneer deze omstandig, o zeer omstandig uiteenzet hoe ze er toe kwam zich met Pierre Febvre te verloven, wanneer ze met de plechtstatige mevrouw Barbelenet spot, wanneer zij de plaats der handeling beschrijft, een huis dat bij het station van een kleine stad tusschen vijftien stel spoorstaven gebouwd is en vanwaar men altijd lichten ziet verschieten, seinen verspringen, treinen aan ziet rennen. Ja, de lezers herinneren zich ook dat Romains unanimist, dat hij zelfs de schepper van het unanimisme is: een jonge man wordt opgenomen in de groep Barbelenet en er als het ware gewelddadig weer uitgenomen door Lucienne, welke niet dan tot groot verdriet van de meisjes Barbelenet met hem gaat strijken; maar ze herinneren zich dit om zoo te zeggen plichtmatig, omdat Romains nu eenmaal als unanimist te boek staat. Korte maar aanschouwelijke beschrijvingen, vroolijke maar bescheiden satire treffen hen meer en 't meest van al worden ze door de psychologie in het boek getroffen, een ernstige en
| |
| |
uiterst vertakte, overigens lang niet droge of koele psychologie, die, nu niet bepaald vroolijk aandoet, maar de voldoening geeft dat men sommige dramatische zielsgebeurtenissen ten volle begrijpt en meevoelt en.... een naar algeheele volledigheid strevend auteur als het moet zonder lichtzinnige afvalligheid weet te volgen.
Maar nu Le Dieu des Corps! Zes jaar na dato verschijnt daar Psyché II, leert ons terloops dat Lucienne eigenlijk Psyché I geweest was en brengt ons in een radicaal verschillende stemming. Psychologie is er ongetwijfeld ook nu nog: in de zelfontleding van Pierre Febvre, den koelbloedige en redelijke, den gepassioneerde niettemin. Beschrijvingen, o ja: van toestanden aan boord van een mailschip, en zeker zijn ze niet weinig savoureus. Echter, het ware thema van dit tweede deel Psyché is de lichaamsliefde. Opgetogenheid, verwonderde verrukking, geestdrift zijn de gevoelens waarmee Pierre hier verslag doet over de eerste dagen van zijn huwelijk. De eerste etmalen, moet ik zeggen, want hoe ver is hij ervan, die uren te veronachtzamen waarover beschaamder - of onhandiger? - schrijvers gewoon zijn te zwijgen! Integendeel is het hem om de 's nachts beleefde gewaarwordingen vóór alles te doen. En iets althans van zijn gevoelens gaat onvermijdelijk op den lezer over.... Dat spreekt nogal vanzelf, zal men zeggen, die onderwerpen boeien iedereen. Maar zoo eenvoudig is het niet. Jules Romains heeft hier- geen pornografie geleverd. Wat nagenoeg onmogelijk scheen en ook misschien enkel in het Fransch - zeker nog niet in het Nederlandsch - denkbaar is; wat overigens nog door bijna geen schrijver ter wereld ondernomen was (onlangs eerst, maar met gebrekkigen uitslag, door Martin Maurice), dat heeft Romains hier volbracht: volledig en met een volkomen plastische duidelijkheid weer te geven, wat er tusschen de gelieven geschiedt. En hij heeft dit vermocht zonder in ongezonde zinneprikkeling te vervallen, terwijl hij toch tevens de onvergelijkelijke, gezonde, ja schoone opwinding die de daad der gelieven bij dezen teweegbrengt, wist te doen voelen, zonder tot den preektoon, tot verdoezeling, tot nobele omschrijvingen, tot vergelijkende,
tot puntig-grappige aanduidingen zijn toevlucht te nemen. Hij zegt eenvoudig
| |
| |
waar het op staat, met den technischen term als het moet, en het werkt op den lezer, gesteld dat deze naar lichaam en geest gezond is, precies zooals.... de gebeurtenis zelf op hem zou werken: prikkelend natuurlijk, maar prikkelend op gezonde wijze, ja meer dan dat, vervoerend, verheffend! - Wel is het eind van dit deel dan weer in anderen toon gesteld; Pierre moet als administrateur van een mailboot zijn bestemming volgen; de gelieven zullen scheiden; dit bedroeft en verwart hen, ze weten niet wat ervan komen zal; Lucienne's houding heeft iets raadselachtigs; Pierre voelt zich door haar geleid, zonder te weten waarheen. En dit veroorzaakt ook in ons een stemming van vragen en wachten. Maar als wij het heele boek tenslotte overdenken, dringt zich de, zeggen we, sexueele inspiratie toch aan ons bewustzijn op als de voornaamste.
Een eenigszins onthutste verwondering zou het deel kunnen zijn van wie, zonder de eerste twee boeken te kennen, het laatste vluchtig doorlas. Op reis naar Amerika komt Pierre, in een gesprek met zijn vriend den scheepsdokter over het huwelijk, tot deze slotsom: dat de menschelijke behoefte aan bestendige aanwezigheid van den geliefde de eenige reden is waarom man en vrouw niet in vrije verbintenis leven; niet dat onthutst ons, maar de toevoeging dat wellicht die aanwezigheid het best geconstateerd en tot in schakeeringen doorproefd wordt met ....organen waaraan tot nu toe door de eenen een nuttigheids-, door anderen een genots- of een teederheidsdoel, maar door niemand nog de functie van waarnemer was aangewezen! Echter, des lezers verwondering zal nog stijgen. Niet omdat Pierre na een bezoek aan New-York de thuisvaart van zijn schip zou willen verhaasten en ijlings, de zeeën over, op zijn vrouw zou willen toe snellen, haar armen, haar lichaam tegemoet: wij begrijpen en waardeeren dat in hem. Maar om wat er vervolgens gebeurt. Pierre vertrekt opnieuw en.... als hij in de Middellandsche Zee vaart, dicht bij Alexandrië, terwijl zijn vrouw onderwijl in Marseille is achtergebleven, krijgt hij van zijn vrouw.... bezoek! Bezoek in zijn kajuit, des avonds, ver van Marseille waar ze woont, in de kajuit van het voortstoomend schip. Hij ziet haar.... Als ze heengegaan is, blijft de indruk van 1930 II 19
| |
| |
haar lichaam achter op de dekens van zijn bed. Van haar kant hoort Lucienne, thuis in haar kamer te Marseille, de Marseillaansche tramwagens bellen, op het oogenblik zelf dat ze Pierre in zijn hut ziet zitten en hem toelacht.... Kortom, zielskracht heeft den afstand te niet gedaan, de ruimte is overwonnen, de minnaars zijn, hun scheiding ten spijt, voor enkele korte minuten hereenigd.
Kalme psychologische beschouwing schijnt den schrijver het eerste boek, sexueele vervoering het tweede, en een verwonderlijke, een in de oogen van sommigen bijna onmogelijke, bijna ‘spiritistische’ veronderstelling schijnt hem het derde en laatste te hebben ingegeven. Bij de verrassing over zooveel uiteenloopends in drie werken die een eenheid moeten voorstellen, voegt zich in 's lezers geest een haast achterdochtige verbazing over het hoofdthema van het slotdeel.
En toch.... Mijn verslag is verre van volledig geweest. Naast den min of meer oppervlakkigen lezer die de drie boeken als romans zou genieten en er weinig anders in zien dan het bovengenoemde, zou men zich een aandachtiger beschouwer kunnen denken, en deze zou er hoogst belangrijke gegevens in ontdekken, die ik tot dusverre met opzet verzweeg. Zoo bevat Lucienne enkele bladzijden waarmee de schrijver alle ‘gezondverstandelijke’, zelfs alle louter redelijke psychologie te buiten en te boven gaat: Lucienne ligt te bed en ervaart dat dit bed op zijn gewone plaats is en altijd blijft, maar dat het tevens, in ‘een andere wereld’, telkens van plaats verandert; zij ervaart dat de dingen, en wij zelf trouwens ook, tegelijk in twee werelden bestaan; zij ervaart de mogelijkheid van de vernietiging der ruimte. Een andere maal hoort zij, alvorens in te slapen, twee torenklokken middernacht slaan: deze klokken slaan uit haar bewustzijn, door een geheimzinnig proces, het besef dat zij zichzelf is; ze is ‘niemand meer’; zoo ervaart zij de uitwissching van de grenzen der persoonlijkheid. Men moge dit nauwelijks of in 't geheel niet begrijpen - het is me niet mogelijk een duidelijker omschrijving te geven van iets waarop ons aller woorden niet berekend zijn, en ook Romains zelf heeft er meer bevredigende woorden, geloof ik, niet voor gevonden, hij duidt 't slechts zoo goed mogelijk aan - maar men mag
| |
| |
de passages daarom niet veronachtzamen; ze zijn er in het boek en ze zijn van een uitnemend belang. In deel II van Psyché - slinkt niet reeds het bezwaar om met deze benaming de eenheid der drie deelen te erkennen? - blijken Pierre's biologische studies hem tot aan de grenzen van het wetenschappelijk-redelijke gevoerd te hebben; hij betwijfelt alle wetmatigheid in de natuur; in onbekend gebied ziet hij uit en is zich daarvan bij al zijn aangeboren rationalisme ook degelijk bewust. Meer nog - en hier moet ik mijn aanvankelijk bericht over het hoofdthema in Le Dieu des Corps van een aanvulling voorzien die waarlijk essentiëel is! - de zinnelijke liefde is al aanstonds voor Lucienne, daarna ook voor Pierre, niet enkel een verrukkende lichamelijke gebeurtenis, ze is tegelijk een cultus, ja allereerst van het lichaam en zelfs van bepaalde deelen van het lichaam, maar vervolgens een cultus van de hoogere twee-eenheid die zij, ook in geestelijken zin, telkens schept door haar daad. De liefde, kortom, is voor hen bovenal een geestelijk avontuur. Door eigen studie ertoe voorbereid, door Lucienne geholpen, begrijpt Pierre Febvre nu reeds de onwezenlijkheid der stof en de oplosbaarheid der individueele eenheid, en Lucienne ziet in het huwelijk de intuïtie die zij vroeger gehad heeft, bevestigd. En in deel III - alle bedenking immers heeft zich gelegd: de eenheid van de serie is nu onbetwistbaar! - ziet Pierre de Amerikaansche wereld met nieuwe oogen: voor het eerst merkt hij op dat in Amerika alle dingen groot zijn, maar.... nog grooter zouden kunnen worden, altijd grooter, of ook altijd kleiner. De dingen zijn er geen afzonderlijke eenheden, in en door zichzelf ‘groot’ of ‘klein’: ze zijn maar cijfers in een optelling of een aftrekking, welke oneindig doorgevoerd kunnen worden; groot en klein zijn er geen vaste begrippen, ruimte is wellicht
daarom ook geen begrip met consistentie, ruimte is illusoir. Zoo althans meen ik een onweerstaanbaar aantrekkelijke, telkens onze aandacht terugroepende, maar niet onmiddellijk begrijpelijke meditatie over New-York, in deel III, te moeten verstaan en aan de hoofdgedachte der serie te moeten verbinden. Die hoofdgedachte is nu immers duidelijk: aan het stoffelijke grenst rechtstreeks het geestelijke, misschien zelfs zijn beide in
| |
| |
elkaar begrepen.... Een avontuurtje van Pierre in een New-Yorksch salon - zijnerzijds blijft het schuldeloos - doet zien hoe ongerijmd liefde is zonder geest, voor wie er eens een geestelijke gebeurtenis in gezien heeft. Een uiting van Bompard, den scheepsdokter, heeft tot strekking dat niemand het stoffelijke leven te buiten durft en misschien mag gaan: Pierre zou dit nl. willen. Wij allen, stelt Bompard vast, bouwen een muur om ons heen, een muur van redelijkheid, binnen welken wij ons veilig voelen, en het is misschien ook maar goed: Pierre echter zou dien muur wenschen te overschrijden. Een veramerikaanschte Pool, die als passagier op zijn schip is, een eigenaardige, geheimzinnig-boeiende figuur, een man met occulte gaven, raadt hem overigens aan, dien muur zoo mogelijk wèl te overschrijden: wees niet te redelijk, zegt hij tot Pierre, wees waakzaam. 't Is omdat de Pool Lucienne's wonderbaarlijken overtocht op wonderbaarlijke wijze voorvoelt en Pierre uit sympathie wil beletten, het hem wachtende geluk te veronachtzamen....
Geen persoonlijkheid, zegt Romains met deze drie boeken, kan het knellen van haar omtrek verdragen. Ze moet verscheurd worden, de huid tusschen het ik en het al. En in de liefde schijnt ze te scheuren.... Elk der gelieven voelt zich met de andere samenvloeien, tot een nieuwe eenheid. Dat wordt met Psyché overtuigend gezegd, inderdaad; maar op het eind van het werk treffen we een wending aan die tot groote verrassing, tot een ditmaal wel gerechtvaardigde en tevens niet onbevredigende verrassing aanleiding geeft! Reeds hebben wij ons afgevraagd of liefde nu werkelijk bij machte is, ons een totaal ongekend leven, een volstrekt anderen levensstaat binnen te voeren, of wie dit in ernst zou verwachten niet onvermijdelijk tot zekere teleurstelling gedoemd zou zijn. Reeds hebben we onszelf geantwoord dat ook inderdaad niemand het blijvend verwacht: allen weten we wel, of bemerken het maar al te spoedig, dat we altijd op onszelf terug zullen vallen, wat er ook gebeurt. Onze grenzen worden niet duurzaam uitgewischt en we wenschen het niet eens; we houden ons eigen lichaam en dat lichaam, het zichtbaar teeken onzer persoonlijkheid, wenscht ook niet anders dan bestendigd te worden. Zoo hebben wij gemijmerd en zie hier
| |
| |
nu de wending in Psyché waarop ik doelde. Terwijl alles in het werk erop gericht scheen, aan te toonen dat er een werkelijkheid is buiten het lichaam, dat de ziel zal winnen, dat de redelijkheidsmuur verbroken of overschreden zal worden; terwijl de vereeniging op een afstand van Pierre en Lucienne zichtbaar het betoog ten doel heeft, dat er meer mogelijkheden zijn dan waarvan gedroomd wordt in de sterk rationalistische wereldbeschouwing die ondanks alles onze Westersche blijft; terwijl aldus Romains ons scheen te raden de doorbraak van de wereld te forceeren - blijkt op de laatste bladzijden plotseling dat Pierre en Lucienne na dien eenen keer nooit meer, zelfs niet in den oorlog, getracht hebben elkaar met de ziel uit de verte te naderen. Er is een afspraak, zeggen zij - een afspraak van wien met wien? - een geheimzinnig pact dat het verbiedt. Het mag niet. De gedachte eraan brengt een heilige huivering teweeg, een schrik: den schrik voor het onherroepelijke, het onherroepelijk-verkeerde. Het lichaam mag niet verloochend worden. De ziel moet streven, maar reeds in dit bestaan algeheel winnen - dàt mag ze niet!
En wij lezers blijven met een aantal conclusies achter. De liefde, zien wij in, moet, als zij volledig wil heeten, èn lichamelijk èn geestelijk èn naar de ziel tot het uiterste beleefd worden. - Psychische, tot nu toe onverklaarde verschijnselen, zoo begrijpen we voorts, hebben recht op onze volle aandacht: als het eens waar was dat twee menschenzielen zich op een afstand aan elkaar konden manifesteeren, op de wijze van Lucienne en Pierre! Nooit mag de hypothese van een overschrijden der redelijkheidsgrenzen voor goed verworpen worden. Altijd moeten wij uitzien naar het andere gebied, altijd mobiel blijven om er, op het eerste teeken dat het is komen open te liggen, onverwijld binnen te trekken. - Maar ook (en ziehier wellicht de belangrijkste conclusie) is het ons onmiskenbaar verboden in dat andere gebied te blijven. Het zou de ontkenning van onze stoffelijkheid, van ons lichaam beteekenen. En de macht die tegelijk buiten, boven en in ons is, wil zulk een ontkenning ten eenenmale niet. Het lichaam, wellicht het eenige beginsel onzer persoonlijkheid, is evenzeer gewild als de geest of de ziel; het te ontkennen, het zijn recht niet te geven, het door een al te consequent
| |
| |
wijsgeerig idealisme voor onwezenlijk te houden, is verwerpelijk, is.... angstverwekkend. Er staat de dood op. Merkwaardig, ook bij Romains deze denkrichting aan te treffen: ze openbaart zich in het huidige geestelijke leven van Frankrijk telkens, bij schrijvers die overigens in geen enkel opzicht op elkander gelijken, bij Valéry, de neo-thomisten, Schlumberger (Dialogues avec le corps endormi), en ze beteekent ongetwijfeld niet anders dan een deels opzettelijke, deels onbewuste reactie tegen criticisme en volstrekt idealisme, gelijk die door een vorig geslacht veelal beleden werden.
Met die conclusies, zei ik, blijven wij achter. Ze zijn voor een deel tegenstrijdig, maar hebben alle in zekere mate haar waarheid, zooals het met menschelijke conclusies gaat. Ze hebben alle haar kenschetsende beteekenis voor onzen tijd. Ze kunnen voor elk van ons haar zielswaarde krijgen. En wat tenslotte nog het meest zegt: ze spreken uit een drietal werken, die het leven beeldend teruggeven en ook genoten kunnen worden door wie zich om theorieën niet bekommert, wie louter met het gevoel hun strekking ondergaat.
Nov. 1929
Johannes Tielrooy
|
|