De Gids. Jaargang 94
(1930)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 268]
| |
Het Fascisme en het Italiaansche strafrechtEvenals in veel andere landen zijn in Italië door den oorlog en de daarop gevolgde crisisperiode de gebreken der bestaande wetgeving duidelijker aan het licht getreden. Deze omstandigheid, alsmede de geweldige ommekeer door het Fascisme teweeggebracht, deden een streven ontstaan naar algeheele vernieuwing der geldende rechtsregelen. Het positieve recht moest, zoo meende men, in zijn vollen omvang worden herzien om, van iedere onvolmaaktheid gezuiverd, aan de nieuwe idealen en gewijzigde begrippen te worden aangepast. Aldus zou het land, van waaruit zich eens het Romeinsche recht zegevierend over de beschaafde wereld had verbreid, verrijkt worden met een moderne wetgeving, geschikt om opnieuw tot leiding en voorbeeld te strekken.... Maar veel is er in de wereld veranderd sinds de dagen van Justinianus. De lichtvaardigheid, waarmede hier en daar de gewichtigste belangen improviseerenderwijze worden geregeld, mag ons niet doen vergeten, dat de samenstelling van een nieuw wetboek meer dan ooit moet worden beschouwd als een zeer hachelijke onderneming. Oneindig toch heeft de samenleving zich gecompliceerd.... en tevergeefs ziet men uit naar den Imperator, wiens veldheersblik het onmetelijk veld der wetgeving in zijn geheele breedte beheerscht. Ontwerpen, vaak zonder centrale leiding tot stand gekomen, verliezen maar al te dikwijls alle logische eenheid door de tusschenkomst eener amendeerende volksvertegenwoordiging. Dit laatste bezwaar doet zich weliswaar niet gelden in het hedendaagsche Italië, waar het Parlement de Regeering eens | |
[pagina 269]
| |
en vooral heeft gemachtigd tot het uitvaardigen van een nieuw Burgerlijk Wetboek, van een nieuw Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en van een Wetboek van Koophandel, alsmede tot het aanbrengen van alle noodige wijzigingen in de vigeerende Wetboeken van Strafrecht en Strafvordering en in de wetten betrekking hebbende op de rechterlijke organisatie.Ga naar voetnoot1) De toekomst zal leeren, in hoeverre de groote verwachtingen gerechtvaardigd zijn, welke in zekere kringen van dezen grootschen opzet worden gekoesterd. Dat sommige lacunes zullen worden aangevuld, sommige fouten verbeterd, is niet twijfelachtig. De groote vraag is slechts, of dit resultaat zal worden bereikt zonder dat nieuwe leemten en nieuwe (wellicht ernstiger) gebreken de bestaande vervangen. Dat dit geenszins denkbeeldig gevaar door den Italiaanschen wetgever niet wordt gevreesd, blijkt onder meer uit de tot stand koming van een ontwerp voor een nieuw Strafwetboek, waarbij men zich, in strijd met bovengenoemde opdracht, niet beperkt tot het aanbrengen van enkele wijzigingen en tot het invoeren van bepaalde hervormingen, maar waarin uiterlijk niets en innerlijk niet heel veel van den huidigen Codice penale is terug te vinden. Bedoeld staatsstuk is bovendien dezer dagen aangevuld met een tweede ontwerp, bestemd om in de plaats te treden van het vigeerend Wetboek van Strafvordering - een Wetboek, dat zelf eveneens van recenten datum is, maar welks verdwijnen eventueel niet al te zeer zal worden betreurd. Ofschoon beide ontwerpen onder den bescheiden naam van ‘voorloopig ontwerp’ (progetto preliminare) het licht hebben gezien, is het geenszins onmogelijk, dat ze zonder belangrijke wijzigingen tot wet zullen worden verheven. Dit laatste valt met des te grooter waarschijnlijkheid te voorspellen, waar niet de text der wetboeken, doch slechts die der invoeringsbesluiten aan het Parlement zal worden voorgelegd.
Alvorens over te gaan tot een bespreking der voorgestelde | |
[pagina 270]
| |
wetswijzigingen, is het gewenscht met enkele woorden de toestanden te schetsen, die op dit gebied tot voor enkele jaren in Italië werden aangetroffen. Van een min of meer systematische bestrijding der criminaliteit kon bezwaarlijk worden gesproken. Het bestaande Wetboek van Strafrecht (dat in de oogen van sommigen voor ‘philocrimineel’ doorging) bevat trouwens bepalingen, die nimmer eenige toepassing hebben gevonden. De veelal overbevolkte gevangenissen verkeerden hier en daar in een toestand van chaotische wanorde. De rechtspraak zelf was, onder meer door de voor ieder oningewijde waarneembare misbruiken, die de juryrechtspraak onvermijdelijk schijnen aan te kleven, steeds meer in discrediet geraakt. Het begrip reclasseering was onbekend. Het indertijd ingevoerd instituut der voorwaardelijke veroordeeling was in de practijk zóó weinig tot zijn recht gekomen, dat overal stemmen opgingen om het weder af te schaffen! Reeds zijn, onder fascistisch bewind, de mazen der strafwet nauwer aangehaald door de zoogenaamde ‘wet op de openbare veiligheid’ (ingevoerd bij K.B. van 6 November 1916). Bovendien zijn de tot dusverre in verschillende penitentiaire instellingen heerschende misstanden door doeltreffende maatregelen voor een groot deel opgeheven. De thans aangekondigde hervormingen zijn deels een logische voortzetting der tot dusverre ontplooide werkzaamheid, deels brengen zij nieuwe theoriën tot uiting op een wijze, die ernstig doet twijfelen aan de mogelijkheid om de voor om liggende wetboeken in hun geheel practische toepassing te doen vinden.
De nieuwe strafwet gaat uit van de traditioneele opvattingen betreffende schuld en straf en vormt aldus een scherp contrast met het ontwerp Ferri, hetwelk onder het vorig régime waarschijnlijk - ondanks hevige oppositie - tot wet zou zijn verheven, maar door het optreden van het Fascisme op den achtergrond is gedrongen. Ferri had zijn hervormingsplannen gebaseerd op de ontkenning van 's menschen zedelijke verantwoordelijkheid - of juister gezegd: op de door hem verkondigde onmogelijkheid om deze ‘weten- | |
[pagina 271]
| |
schappelijk onbewijsbare hypothese’ tot basis te nemen. Waar bij het prijsgeven van het axioma der wilsvrijheid geen sprake kan zijn van een eigenlijk s t r a frecht, wordt in Ferri's wetboek het woord ‘straf’ niet aangetroffen. Ter verdediging der geordende samenleving wordt daar de rechter gewapend met een keur van ‘sancties’, waarvan sommige weliswaar met onze bestaande straffen overeenkomen, maar die zonder uitzondering niet in de moreele schuld van den dader maar in de ‘gevaarlijkheid’ van den wetsovertreder haren oorsprong vindenGa naar voetnoot1) Het fascistisch ontwerp daarentegen, voortbouwend op de classieke beginselen, handhaaft de straf in hare tegenwoordige beteekenis. Tegelijkertijd wordt echter een bonte verscheidenheid van ‘veiligheidsmaatregelen’ ontworpen, deels bestemd tot aanvulling der op te leggen straffen, deels tot bescherming der maatschappij tegen crimineele individuen, wien bij gebreke van zedelijke verantwoordelijkheid geen straf kan worden opgelegd. Het hier geschetste stelsel, in de meeste moderne wetgevingen in de kiem aanwezig, wordt door het ontwerp van den Italiaanschen Minister van Justitie Alfredo Rocco tot in de geringste finesses uitgewerkt.
Het vigeerend Wetboek van Strafrecht acht ontoerekenbaar hem, wien ‘zwakheid van geest’ de ‘bewustheid en de vrijheid zijner handelingen’ ontneemt. De Fransche Code pénal drukt zich uit zeer algemeene bewoordigen met te zeggen, dat er van ‘crime’ noch ‘délit’ sprake is, wanneer de beklaagde bij het plegen van het feit ‘en état de démence’ verkeerde. Maar wie is wèl verantwoordelijk? Het fascistisch ontwerp geeft misschien blijk van nutteloozen overmoed door de tot dusverre gebruikelijke, negatieve omschrijvìngen te willen vervangen door de (door andere wetgevingen voorzichtiglijk vermeden) definitie van het strafrechtelijk verantwoordelijk individu. Als voorwaarde der strafbaarheid stelt art. 81 ‘het ver- | |
[pagina 272]
| |
mogen om te begrijpen en te willen’ (la capacità di intendere e di volere), een criterium, dat wij moeielijk kunnen aanvaarden. Er zijn voorbeelden genoeg van krankzinnigen, die in een concreet geval niet slechts groote sluwheid en berekening, doch tevens merkwaardige wilskracht ten toon spreiden.
Ofschoon door den Italiaanschen wetgever het vorig ontwerp uitdrukkelijk is gedesavoueerd, is dit laatste - en in het algemeen de leer der zoogenaamde positieve school - in menig opzicht tot richtsnoer genomen. Dat zulks hier en daar afbreuk gedaan heeft aan de eenheid van het thans ontworpen wetboek, valt niet te ontkennen. Zonderling is bijvoorbeeld de strafverzwaring, waarmede de ‘geboren misdadiger’ (delinquente per tendenza) wordt bedreigd Het is een betwiste vraag, of er inderdaad individuen te vinden zijn, die - ofschoon niet krankzinnig - door erfelijke belasting tot misdaad worden gedreven. Wanneer men hun bestaan echter aanneemt, schijnt de rechtvaardigheid te eischen, dat zij eerder lichter dan zwaarder worden gestraft.
Ook het belasten der zittende magistrateur met de contrôle en de leiding van de executie der vrijheidsstraffen past beter in een wetboek, hetwelk (zooals dat van Ferri) in principe al die straffen als ‘onbepaald’ beschouwd. Wanneer men den duur der straf wil zien vastgesteld bij het veroordeelend vonnis, zijn er ons inziens als regel geen termen voor een nieuwe interventie des rechters. Het wil ons daarbij voorkomen, dat men een gevaarlijken weg bewandelt, wanneer men de zittende magistratuur met iets anders belast dan met rechtspreken. Judicibus est judicandum is een gulden regel, die maar al te dikwijls door welmeenende hervormers wordt miskend. In het stelsel van hen, die niet willen uitgaan van het traditioneel begrip der zedelijke verantwoordelijkheid, verliest de straf haar karakter en verandert in een therapeutischen of beveiligenden maatregel, die logisch in aard en duur van niets anders afhankelijk kan zijn dan van de gevaarlijkheid van den delinquent. Waar de gevaarlijkheid van een van zijn vrijheid beroofd individu echter naar geen | |
[pagina 273]
| |
enkelen absoluut betrouwbaren maatstaf kan worden afgemeten, zou door de consequente toepassing van dit systeem een bron van rechterlijke willekeur worden geschapen, geschikt om menig principieel bestrijder der vergeldingsgedachte naar de huidige instellingen te doen terugverlangen. Zelfs Ferri heeft voor zijn detentieve sancties de onbepaaldheid niet tot algemeenen regel durven verheffen. Bij den afkeer van ‘bepaalde’ vonnissen spelen gevoelsargumenten een grooter rol dan gemeenlijk wordt vermoed. Velen schromen om het lot van een beklaagde afhankelijk te maken van één enkele rechterlijke uitspraak. In dit verband zij daarom opgemerkt, dat - in strijd met hetgeen men zou kunnen vermoeden - in Ferri's wetsontwerp een plaats wordt ingeruimd aan de doodstraf - den meest onherroepelijken maatregel, die tegenover een wetsovertreder denkbaar is, en dien wij, wat ons betreft, met grooter zekerheid zouden meenen te mogen gronden op de schuld van den dader van een bepaald misdrijf dan op het vermoeden van zijn ongeneeselijke gevaarlijkheid.
Het nieuwe ontwerp kent het zoogenaamd rechterlijk pardon (welks toepassing zich trouwens tot weinige gevallen zal beperken) en geeft een belangrijke uitbreiding aan het voortreffelijk instituut der voorwaardelijke veroordeeling. Ofschoon de desbetreffende regeling niet vrij is van sommige technische gebreken, beteekent deze niettemin een belangrijke schrede in de goede richting. Voortaan zal de Italiaansche rechter, evenals zijn Hollandsche collega, aan iedere voorwaardelijke veroordeeling ‘bijzondere voorwaarden’ kunnen verbinden, zooals: het verbod om herbergen te bezoeken, de verplichting om met regelmatig werken den kost te verdienen, enz. De vraag is slechts, of voor een behoorlijke voorlichtingsdienst zal worden zorggedragen. Tot dusverre tastte de rechter vrijwel in het duister en werd de voorwaardelijke veroordeeling à tort et à travers toegepast. In den Senaat verklaarde zelfs Garofalo eenige jaren geleden, dat in de misdadigerswereld de algemeene overtuiging had postgevat, dat het eerste misdrijf nooit werd gestraft! | |
[pagina 274]
| |
Rocco's Wetboek van Strafrecht gewaagt slechts van een soort reclasseeringscollege (consiglio di patronato), dat aan elke rechtbank zal zijn verbonden. De bevoegdheden van dit lichaam vinden wij echter niet duidelijk gedefinieerd en zekere uitlatingen van het Romeinsche Hof van Cassatie rechtvaardigen het vermoeden, dat op particuliere medewerking niet te veel mag worden gerekend. Het scheppen van een met zorg samengesteld corps van reclasseeringsambtenaren is derhalve een dringende noodzakelijkheid.
Het nieuwe ontwerp handhaaft de indertijd in Italië afgeschafte, doch inmiddels weder ‘voorloopig’ ingevoerde doodstraf.Ga naar voetnoot1) Waar het niet mogelijk is hier eenig nieuw gezichtspunt te openen, zullen wij ons onthouden van de bespreking van een vraagstuk, waaromtrent wellicht nimmer eenstemmigheid zal heerschen, en volstaan met het vermelden van de afschaffing der guillotine. Voortaan zullen de ter dood veroordeelden worden gefusilleerd. Wie echter met de executie zal worden belast, vinden wij niet vermeld.
Alle strafmaxima worden belangrijk verhoogd. De rechter wordt voorts gebonden door hooge minima en een buitengewoon gecompliceerd samenstel van verzwarende en verzachtende omstandigheden. Deze beperkingen der rechterlijke vrijheid vormen een der ernstigste gebreken van Rocco's voorstellen. Zij zijn eigenlijk niet meer van dezen tijd. Hypermodern daarentegen klinkt menig andere bepaling omtrent het ontworpen strafstelsel. In voorkomende gevallen moet de Rechtbank den wetsovertreder in een bepaalde categorie indeelen. Aan de bij vonnis uitgesproken ‘verklaring’ (dichiarazione) dat de veroordeelde moet worden gerangschikt onder de ‘beroepsmisdadigers’, of onder de ‘gewoontemisdadigers’, of ten slotte onder de ‘geboren misdadigers’, hecht het nieuwe Wetboek van Strafrecht verschillende belangrijke gevolgen ten aanzien der straf en hare tenuitvoerlegging. Bovendien brengt iedere ‘verklaring’ mede, dat nà de straf een veiligheidsmaatregel wordt toegepast, meestal | |
[pagina 275]
| |
bestaande in opzending naar een landbouwkolonie of plaatsing in een werkinrichting (casa di lavoro). Dat aldus door de wet de mogelijkheid wordt geschapen om gevaarlijke individuen na afloop hunner strafperiode ter bescherming der maatschappij te interneeren, valt onverdeeld toe te juichen. Een andere vraag is, of dit resultaat niet even goed zou kunnen worden bereikt zonder het systeem van min of meer onherroepelijke officieele verklaringen, welks invoering door Minister Rocco wordt voorgestaan. Gevangenen behoorende tot de zooeven genoemde groepen worden van de overige gedetineerden gescheiden In het algemeen zullen in alle penitentiaire inrichtingen de gevangenen naar den aard van het gepleegde feit worden geschift. Deze laatste bepaling houdt verband met het voornemen om de celstraf, die op het oogenblik in Italië een groote rol speelt, zooal niet af te schaffen, dan toch tot een exceptioneelen en tijdelijken maatregel te maken. Laat ons hopen, dat deze vermetele hervorming met bijzondere omzichtigheid zal worden toegepast.... en dat de ‘gemeenschap’, die men tot regel wil verheffen, niet zal gelijken op die ‘gemeenschap’ van vroeger, waartegen de cellulaire opsluiting indertijd een heilzame reactie vormde!
Hier en daar is, min of meer onomwonden, de vrees geuit, dat de voorgenomen bouw van psychopatengevangenissen, verbeterhuizen, werkinrichtingen, krankzinnigengestichten, enz. welke de nieuwe wetsontwerpen in het vooruitzicht stellen, wel eens lang op zich zou kunnen laten wachten. Wij meenen ons echter niet te vergissen, wanneer wij de overtuiging uitspreken, dat de uitvoering der hier besproken plannen - wanneer daartoe inderdaad mocht worden besloten - niet door finantieele of materieele bezwaren zal worden vertraagd. De groote moeielijkheid, waarop reeds zoo menige goed bedoelde hervormingspoging is afgestuit, bestaat in het vinden van menschen, aan wie de practische toepassing der nieuwe regeling veilig kan worden toevertrouwd. Hoeveel jaren zullen nog voorbij gaan, voordat Italië beschikt over een hoogstaand bewakingspersoneel, over ervaren reclasseeringsambtenaren,....en vooral over een magi- | |
[pagina 276]
| |
stratuur, in al hare geledingen voor hare nieuwe taak berekend?
Het dezer dagen gepubliceerd ontwerp-Wetboek van Strafvordering bevestigt het reeds eldersGa naar voetnoot1) door ons geuite vermoeden, dat de jury zal worden afgeschaft, zonder door eenigen anderen vorm van leekenrechtspraak te worden vervangen. Slechts van met zorg gekozen beroepsrechters mag men redelijkerwijze de kennis, het inzicht, de subtiliteit.... en de werkkracht en ijver verwachten, die de voorgenomen wetswijziging bij een ieder veronderstelt. Het is een bekende waarheid, dat het vaak een goed rechter gelukt, om ondanks een slechte wetgeving tot ieders tevredenheid recht te spreken, maar dat de beste wet door een gebrekkige toepassing wordt verlamd. De hier besproken wetboeken stellen aan de rechtspraak hooge - ja bijna bovenmenschelijke eischen. Moge de prudentie der Italiaansche magistratuur in staat blijken niet slechts om de verdiensten der nieuwe wetgeving in het licht te stellen, maar ook om de nadeelen harer eventueele gebreken tot een minimum te beperken!
H.G.J. Maas Geesteranus |
|