De Gids. Jaargang 93
(1929)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 234]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Engelands economische positie bij een mogelijken oorlog met de Vereenigde Staten van Amerika.De tijd, dat een oorlog een aangelegenheid was van een enkele klasse is lang voorbij. Reeds met het opkomen der militielegers greep een oorlog diep in het volksleven in, maar nooit nog voelde men zoo juist, dat geen legers, maar volken met elkander streden als tijdens den wereldoorlog. Het physiek en psychisch uithoudingsvermogen van de millioenen mannen en vrouwen achter het front is een minstens even belangrijke factor als de technische uitrusting van het leger en het moreel der troepen. Tot de nederlaag van Duitschland heeft dan ook de economische ontreddering ten gevolge van de hongerblockade minstens evenveel bijgedragen als het overwicht van de Amerikaansche troepen op het westelijk Front. Hieruit volgt, dat de economische positie van een land van groot gewicht is voor zijn mogelijke verdediging. Het merkwaardige is nu, dat in geen enkel land in 1914 de economische weerstand georganiseerd was. Wat dit betreft, stond Duitschland er even hulpeloos voor als Engeland of Frankrijk. Na 1918 is men allerwege begonnen met den economischen weerstand te vergrooten. Reeds in 1923 schreef Generaal Serrigny in de Revue des Deux Mondes een artikel, waarin hij wees op de noodzakelijkheid den grondstoffentoevoer voor Frankrijk te verzekeren; en het heele streven van Engeland het ‘Imperium’ tot een ‘zelfgenoegzame wereld’ te maken moet ook worden opgevat als een poging zich voor tijden | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 235]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van oorlog onafhankelijk te maken. Vooral voor Engeland is dit noodzakelijk, want de Duikbootenoorlog heeft wel bewezen, waar de zwakke zijde van het machtige wereldrijk ligt. Het afsnijden van Engeland van het wereldverkeer was in Napoleons tijd een middel om de Engelschen gevoelig in hun portemonnaie te treffen, thans is het meest elementaire leven in Engeland niet meer mogelijk zonder een uitgebreiden buitenlandschen handel. De oorzaak hiervan is, dat Engeland sinds den Napoleontischen tijd een land is geworden waarin de industrie bijzonder overheerscht met als gevolg, dat het steeds meer afhanke lijk geworden is van landen met een agrarisch karakter. Dit eenzijdige karakter van Engeland vormt de zwakke zijde van deze volkshuishouding. Het is daardoor gevoeliger voor economische crissisen en volkomen afhankelijk geworden van het economische wereldverkeer. Het is dan ook geen toeval, dat juist van uit Engeland een sterke strooming voor vrijhandel opkwam. Een vrij economisch verkeer met de overige landen, een uitwisselen van elkaars producten en in het bijzonder de gelegenheid zich daarvoor levensmiddelen te verschaffen is voor Engeland een absolute noodzakelijkheid. Daarom ook was de duikbooten oorlog, hoe onmenschelijk gevoerd en hoe gevaarlijk uit politiek oogpunt, daar het Amerika aan de zijde der geallieerden zou brengen, het wapen dat rechtstreeks gericht was op de zwakste plek van de Engelsche volkshuishouding. Zooals reeds gezegd, streeft men er thans in conservatieve kringen van Engeland naar om reeds in vredestijd een zekere afzondering te bewerkstelligen, om daardoor de economische verhoudingen van Engeland iets meer in te stellen op de mogelijke situatie bij een nieuwen oorlog. Nu de spanningen tusschen Engeland en Amerika steeds toenemen, is het niet van belang ontbloot na te gaan in welke mate Engeland van dit reusachtige rijk met zijn enorme hulpbronnen afhankelijk is. Dit is vooral van belang, omdat het erkennen van deze afhankelijkheid en de wetenschap van de catastrophale verwoestingen op economisch terrein, die een oorlog met de Vereenigde Staten ten gevolge zal hebben een versterking van de vredesidee mogelijk kan maken. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 236]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Juist als men weet, dat een beroep op de ‘wapenen der barbaren’ niet alleen geen twijfelachtig resultaat zal opleveren maar de waarschijnlijkheid van een nederlaag, die misschien zelfs wel van een algeheele vernietiging van de gemeenschap na zich zal sleepen, is de kans groot, dat men bij geschillen van polito-economischen aard, zich aan een scheidsgericht zal willen onderwerpen. Zooals in ieder industrieel land is ook in Engeland de verhouding tusschen de agrarische productie en de behoefte aan landbouw producten verstoord. Zelfs in de laatste 15 jaren is de met graan bebouwde oppervlakte in het Vereenigde Koninkrijk nog sterk afgenomen terwijl hetzelfde gezegd kan worden van de oppervlakte met andere landbouwgewassen beteeld.
Ook de veestapel nam af:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 237]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zoo is dus Engeland door het afnemen van de landbouwproductie en het toenemen van de bevolking, steeds meer aangewezen op invoer van agrarische producten, in het bijzonder van tarwe. Hiervan bedroeg in 1927 de invoer 125.659.297 cwt's.Ga naar voetnoot1) Hier tegen zinkt de eigen productie aan tarwe in 1927 n.l. 1.494.000 ton of 29.880.000 cwt's in het niet. Juist omdat de vraag naar tarwe weinig elastisch is, zal Engeland steeds aangewezen zijn op toevoer van tarwe uit het buitenland. Doch wij hebben niet alleen na te gaan hoe groot de totaal invoer is, wij moeten ook weten, waar deze voorraden in hoofdzaak vandaan komen, want daarvan hangt het af, of bij een mogelijken oorlog met de Vereenigde Staten deze toevoer ernstig gevaar loopt stop gezet te worden. Wat dit betreft, ligt de voorraadsschuur van Engeland hoogst ongunstig; immers de voornaamste leverancier is het werelddeel Amerika. In 1927 bedroeg de invoer uit:
Op een totaal invoer van 125.659.297 cwts beteekent dit dus bijna 80%. Houdt men daarbij in het oog, dat het ver verwijderde Australië in 1927. 17.305.286. cwts of meer dan 13% van den totalen invoer leverde, dan ziet men hoe gevaarlijk deze situatie voor Engeland worden kan. Zelfs als men aanneemt, dat Canada en Australië in een conflict tusschen Amerika en Engeland de zijde van het moederland kiezen, wat nog geenszins zeker is, is de kans, dat de invoer uit Canada en denkelijk ook die uit Australië ernstig gevaar loopt zeer groot. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 238]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hieruit volgt dat een oorlog met de Vereenigde Staten de voedsel voorziening van Engeland hopeloos in de war kan brengen. De beteekenis hiervan is zeer groot. Wij zagen in het begin reeds dat voor een krachtige positie in een oorlog het physieke en psychische uithoudingsvermogen van een volk een beslissende factor is. Niets nu, beïnvloedt dit uithoudingsvermogen meer in ongunstigen zin dan gebrek aan brood. Als iets den weerzin van de arbeiders tegen een oorlog zal versterken dan is het juist dit dreigend te kort aan levensmiddelen. Omgekeerd zal dit rommelend revolutiegevaar, dat een noodwendig gevolg is van dit dreigend gebrek voor iedere Engelsche regeering een factor zijn, die niet over het hoofd te zien is en tot uiterste bereidwilligheid om de vrede te bewaren zal dwingen. Zoo gezien vormen de gevaren en ellende van den oorlog belangrijke factoren in den strijd om de vrede. Een andere grondstof, waarvan het ontbreken tot groote interne moeilijkheden zal moeten leiden is katoen. Voor een belangrijk deel der textiel-industrie is katoen onontbeerlijk en indien de toevoer hiervan ophoudt zal dit leiden tot een groote werkloosheid in een belangrijk industrie-centrum. Ook dit is nu juist geen situatie, die de inwendige orde en rust zal bevorderen, integendeel, de kans is zeer groot, dat gebrek aan brood en werk te samen een revolutie zal ontketenen. In 1927 bedroeg de invoer van katoen 16.365.134 centals van 100 lbs. Hiervan kwamen uit:
Uit Amerika kwam dus in 1927 2/3 van den totalen katoen-invoer. Tegenover dezen invoer is alleen die uit Egypte van 3.165.235 centals van gewicht. Als men nu in het oog houdt, dat in de katoen-industrie ruim 620.000 menschen werk vinden, dan is het duidelijk van welk gewicht een regelmatige toevoer van katoen voor de Engelsche volkshuishouding is. De econo- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 239]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
mische geschiedenis van Engeland bewijst duidelijk hoe ingrijpend een te kort aan katoen werkt en tot welke spanningen het aanleiding geeft. Ook op het gebied van de petroleum neemt Amerika practisch gesproken een onaantastbare positie in. Wel kan Engeland zijn vredesbehoeften uit eigen bronnen dekken, maar voor de zeer groote oorlogs-behoeften zijn deze niet voldoende. Daar komt bij, dat de behoefte aan petroleum nog steeds vermeerdert. Vooral in de scheepvaart neemt het gebruik van motoren inplaats van stoommachines sterk toe en heeft zelfs een verdringing van de stoommachine plaats. De nettotonnage van de in Engeland ingeschreven stoom- en motorschepen bedroeg:
Behalve met het sterk stijgende vredesgebruik van olie hebben we rekening te houden met een zeer belangrijke toename van olie en bezine voor oorlogsgebruik. Niet alleen dat steeds meer oorlogschepen met olie gestookt worden, maar het gebruik van motorische kracht in het leger neemt hand over hand toe. Voor het vervoer van materiaal en troepen worden vrachtauto's en desnoods autobussen gebruikt, terwijl ook als tractor voor het geschut de motor dikwijls boven paardentractie gekozen wordt. Daarbij komen dan nog de gevechtwagens, al of niet op rupsbanden, die in vele gevallen de oude cavalerie vervangen. In Engeland is men er al toe over gegaan oefeningen met geheel gemotoriseerde brigades te houden. Deze korte schets is voldoende om duidelijk te laten zien van welk belang het voor een strijdende mogendheid is over veel en gemakkelijk te bereiken petroleum te beschikken. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 240]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op het gebied van de petroleumproductie verkeert Amerika ook in een bijzonder gunstige positie, zooals uit de cijfers van de wereldproductie duidelijk blijkt. De petroleum-productie bedroeg in millioenen tonnen:
Van de totale wereldproductie leverden alleen de Vereenigde Staten in 1926 106.3 millioen ton. Ook van deze zoowel voor als industrie als voor het oorlogvoeren zoo belangrijke stof is de wereld van Amerika en meer in het bijzonder van de Vereenigde Staten afhankelijk. Een onzekere factor vormt hier evenwel Rusland. Van dit land wordt immers de petroleum voorraad even groot geschat als die, welke de bodem der Vereenigde Staten geacht wordt te bevatten. Het is dus zeer goed denkbaar, dat in Rusland de petroleumindustrie een analoge ontwikkeling zal doormaken als in de U.S.A. maar het is niet waarschijnlijk, tenzij er in Rusland een contra-revolutie uitbreekt, dat Engeland in een conflict met de Vereenigde Staten over deze olie zal kunnen beschikken. Anders staat het natuurlijk met de oliereserven in Azië, waar Engeland een overheerschende positie inneemt, hetzij doordat de petroleumvelden in Britsche koloniën liggen, hetzij doordat Engeland zich invloed in de exploiteerende maatschappijen verzekerd heeft. In dit verband willen wij wijzen op den strijd die er tusschen Engeland en Amerika gevoerd is over de Djambi-concessie in Ned. Oost-Indië, die ten gunste van Engeland beslist is. Toch kan dit alles het feit niet ongedaan maken, dat Engeland in den strijd om de petroleum voor Amerika het veld heeft moeten ruimen, en dat Amerika en meer in het bijzonder de Vereenigde Staten ook op het gebied van de voor vredes- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 241]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
als oorlogsdoeleinden, we mogen wel zeggen onmisbare grondstof in een zeer veel gunstiger positie verkeert dan Engeland. Dit klemt te meer, daar de Vereenigde Staten de petroleum in hun land hebben, terwijl Engeland op aanvoer van overzee aangewezen is, met alle risico's die daarin speciaal in oorlogstijd gelegen zijn. Hoe nauw Engeland met Amerika economisch verbonden is, blijkt ten overvloede nog als we nagaan welk gedeelte van den totaal invoer in Engeland uit Amerika komt. Wij zullen hier behalve den invoer uit de Vereenigde Staten ook die van de voornaamste andere staten in rekening brengen, benevens die van Canada. Dit wil niet zeggen, dat het zeker is, dat al deze staten in een oorlog met Engeland gewikkeld zullen worden, wel is het onwaarschijnlijk te achten dat zij, mocht zoo'n conflict uitbreken Engeland's zijde zullen kiezen. Zelfs voor Canada is dat nog lang niet waarschijnlijk, gezien de zeer ongunstige positie waarin Canada zich dan zou bevinden. Wij meenen evenwel het recht te hebben in dit geval de invoer uit geheel Amerika in rekening te brengen, omdat, zooals wij gezien hebben de positie van Engeland juist door een blockade zeer verzwakt wordt en er geen reden is waarom de Vereenigde Staten dit wapen niet even onmeedoogend tegen Engeland zullen hanteeren als dit land het tegen Duitschland deed. In 1927 bedroeg de zuivere invoer, d.w.z. de invoer met buiten beschouwing laten van den doorvoer, uit:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 242]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op een totalen zuiveren invoer van £ 1.095.388.311 maakt dus de invoer uit Amerika ruim 32% uit. Een sterke aanwijzing dus hoe zeer de Engelsche volkshuishouding op Amerika aangewezen is en welke noodlottige gevolgen een afsnijden van het transatlantische verkeer voor Engeland hebben moet. Hoe zeer Engeland in den laatsten oorlog op de voorraden van Amerika gesteund heeft en daaraan voor een niet onbelangrijk deel zijn sterke positie ontleende blijkt wel uit de invoercijfers voor het jaar 1918. Duidelijk blijkt daaruit, dat Engeland de steun van Amerika noodig had en ieder zal dan ook moeten toegeven, dat Engelands positie in een oorlog met de Vereenigde Staten een geheel andere en veel ongunstigere zal zijn. Invoer in Engeland in 1918 uit:
Op een totaal netto-invoer van £ 1285.205.822 maakt dit dus 60% uit. Alleen de Vereenigde Staten voerden met hun £ 512.338.983 reeds veel meer in dan alle Engelsche koloniën, Canada incluis, die het niet verder dan tot £ 410.882.045 brachten! Deze cijfers leeren wel hoe zeer Engeland ook in tijden van oorlog op Amerika aangewezen is om zijn behoeften aan goederen te bevredigen. Wij zien dus hoe Engeland zoowel in Vredes- als in Oor- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 243]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
logstijd op Amerika in zijn geheel en op de Vereenigde Staten in het bijzonder is aangewezen. Wij hebben gezien, dat practisch gesproken 80% van de tarwe aanvoer direct door de Vereenigde Staten gecontroleerd kan worden, terwijl van de overblijvende invoer 13% uit het verwijderde Australië komt. Hierdoor heeft Amerika het in zijn macht het wapen den honger-blockade toe te passen. De katoenindustrie in Engeland is voor 2/3 van haar grondstoffen van Amerika afhankelijk, terwijl in het algemeen ongeveer 1/3 van allen invoer uit Amerika komt. Houdt men daarbij in het oog, dat de Vereenigde Staten 70% en geheel Amerika 85% van de petroleum-productie controleeren, dan is het duidelijk welke ontzettende gevolgen een oorlog met de Vereenigde Staten voor Engeland moet hebben. Het zal zich den toevoer zoowel van een belangrijk deel der levensmiddelen als van onontbeerlijke grondstoffen zien afgesneden. Het staat dus reeds bij den aanvang physiek en psychisch verzwakt. terwijl Amerika, over schier onuitputtelijke voorraden kan beschikken. Engeland moge zich door overmatige inspanning een vloot bouwen die het tegen de Amerikaansche op kan nemen, het versterkt daarmede zijn economisch zwakkere positie niet. Met oorlogsschepen kan men een Zeeweg open houden, men kan er koopvaardijvaarders mee beschermen, maar men kan er het graan niet mede van den akker halen, de petroleum niet mede aan de oppervlakte brengen. Het zijn nu eenmaal geen oogstmachines en pompstations. Het gebrek aan levensmiddelen en grondstoffen zal dan ook hoogst waarschijnlijk het trotsche Albion in een oorlog met de Vereenigde Staten ten onder brengen. Zonder twijfel zijn dit factoren, die de vredes-bereidheid van Engeland zullen vergrooten. De zeer gematigde houding, zoowel van de Engelsche regeering als van de pers in de ‘I'm Alone-affaire’ is in dit verband teekenend voor de veranderde politiek van Groot-Brittanië, dat zeker voor den oorlog heel anders gereageerd zou hebben op het in den grond boren van een Engelsche koopvaarder! Steeds meer verliest Engeland in verhouding tot Amerika van zijn invloed op de wereldmarkt. Londen als finantieel | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 244]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wereldcentrum is verdrongen door New York. Het ontplooiende Amerika nestelt zich reeds in Europa. General-Motors en Ford beheerschen niet alleen de automobielenmarkt maar ook reeds vele Europeesche fabrieken. De ‘belangen gemeenschap’ tusschen General-Motors en Opel is dan ook niets dan een schakel in een lange keten, het is slechts één factor in de Amerikaniseering van Europa, dat meer en meer op een kolonie, of liever op een schatplichtige van Amerika begint te gelijken. Engeland heeft het sinds den 16den eeuw steeds tegen zijn concurrent op de wereldmarkt opgenomen. Spanje, Nederland, Frankrijk, Duitschland zagen zich achtereenvolgens door Engeland verslagen. Doch dit waren mededingers die niet over de geweldige reserven beschikten, welke thans, in geval van conflict, de Vereenigde Staten ten dienste zouden staan. Een Engelsch-Amerikaansche krijg zou bijna zeker de vernietiging van Engeland als wereldmacht ten gevolge hebben, en niet licht zal men Engeland een Staatkunde zien volgen, die deze waarheid miskent.
W.J. van de Woestijne |
|