al gaat hij vaak dit momentane te boven tot een verbreeding des inhouds, hier ligt zijn kracht en hier zijn stijl.
De oud-Hollandsche kunst, die de waarneembare vormen der dingen niet verwaarloost, maar bewaart, is nochtans niet op deze vormen zelf gericht. Zeker, een tafel, een wolk, een mensch, een rivier, een zee, een boom schildert zij zóó dat wij niet behoeven te raden of de tafel een tafel en de wolk een wolk is. De vormen hebben voor den schilder hun objectieve gelding. Maar niet omdat deze voorwerpsvormen zelf hem boven al ter harte gaan. Misschien gaan ze hem ter harte en weet hijzelf niet waarom, maar dan is dit laatste de hoofdzaak: dat hijzelf niet weet waarom. Hij ontdekt in ze, en in hun verband met het visueel-geheel dat hem tot schilderij wordt - hij ontdekt in ze het ik-en-weet-niet-wat, dat hem fascineert. Hij geeft zich over aan de voorwerpswereld; hij stort zich daarin, dusdanig, dat deze vormen hun stoffelijke voorwerpelijkheid verliezen en tot wonder worden. Hij verheft ze in de tweede macht.
In de ervaarbare wereld verkeert elk ding, elk gebeuren, elke beweging, laat ons zeggen: in de eerste macht: een boom is een boom en een kar een kar; maar met zulk een sterkte van zienerstemperament wendt zich de schilder tot onze wereld van voorwerpen, dat ze uit hun neutrale eerste-machtsbestaan naar een andere machtssfeer magisch worden voortgedreven. Op een der groote stukken van Jan Steen ligt links in den hoek een baksteen geschilderd (een grappige toespeling op den naam des schilders) bij een kleine ruptuur van den steenen vloer waar hij inhoort. In de ervaarbare werkelijkheid heeft zulk voorwerp niets belangrijks. Op het schilderij is hij een lust voor de oogen: een klein wonder.
Evenzoo de stofexpressie bij een Terborch (de rok, de mantel, het jak). Zij is niet maar weergave van de stof (zijde, fluweel, linnen): zij is een wonderbare stof-expressie, welke wonderbaarlijkheid niet hierin ligt dat de stof wonderbaarlijk juist is weergegeven. Deze kunst geeft niet de illuzie van werkeheid, maar de illuzie van over-werkelijkheid, d.i. van over de stoffelijke werkelijkheid heen te grijpen, en te onthullen áán de stoffelijkheid datgene dat niet meer stoffelijk is.
Deze kunst dringt door de stoffelijke vormen heen niet tot