De Gids. Jaargang 93
(1929)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 367]
| |
Grondslagen der planologieEs ist aber nicht so was unerhörtes, dasz nach langer Bearbeitung einer Wissenschaft, wenn man Wunder denkt, wie weit man schon darin gekommen sei, endlich sich jemand die Frage einfallen läszt, ob und wie überhaupt eine solche Wissenschaft möglich sei. | |
Stedebouw of Planologie.Als aanduiding van het arbeidsveld is het woord, ‘stedebouw’ misleidend en onjuist. Met veel goeden wil zou men het kunnen aanvaarden als uitdrukking voor de werkzaamheid, welke ook wel stadsuitbreiding wordt genoemd. Het misbruik, dat van het woord ‘stedebouw’ en zijne afleidingen ‘stedebouwer’ en ‘stedebouwkundig’ wordt gemaakt, wijst er echter op, dat veel misverstand en daardoor veel nadeel kan worden vermeden, wanneer men het werk zuiverder kenmerkt. Het bijzondere nadeel van ‘stedebouw’ is de nadruk door de tweede lettergreep op het begrip ‘bouwen’ gelegd; waardoor de gewoonte ontstaan is bij den niet-vakman elke architectonische werkzaamheid van grooteren omvang als ‘stedebouw’ aan te kondigen. De namen, die de fransche, engelsche en duitsche talen aan deze wetenschap geven, vertoonen dezelfde onvolmaaktheid als ons ‘stedebouw’. Het fransche ‘aménagement des villes’ is minstens even gebrekkig. Het woord ‘urbanisme’, dat in Frankrijl bezig is ‘aménagement des villes’ te verdringen, | |
[pagina 368]
| |
heeft wel eenige voordeelen boven de hier genoemde aanduidingen, maar blijft het nadeel bezitten direct afgeleid te zijn van het ‘latijnsche ‘urbs’ en juist de verbinding van het begrip ‘stad’ met de moderne ‘stedebouwkundige’ practijk is niet gelukkig. Het engelsche ‘townplanning’ is in zooverre goed gekozen, dat het voorbereidende karakter van het werk door het begrip ‘planning’ voortreffelijk wordt uitgedrukt. De verbinding met ‘town’ is daarentegen minder juist. Wat Lanchester opmerkt: ‘Neither town, nor planning appropriately defines a matter, that concerns much more than the town and a great deal that hardly can be called townplanning’ kan ik dan ook volledig beamen. De noodzakelijkheid een uitdrukking te vinden, die beter dan de bovenstaande het wezen der wetenschap aangeeft, is duidelijk. Het was dan ook met bijzonder genoegen, dat ik Georges Benoit-Lévy op het in 1928 te Parijs gehouden stedebouw-congres het woord ‘Planologie’ hoorde noemen en verdedigen. Dit woord moge eenige onvolkomenheid bezitten, het wint het verre van het hatelijke-onjuiste ‘stedebouw’. De lezer zal in de volgende beschouwingen de zin van ‘planologie’ en haar afleidingen leeren verstaan. Hier zij volstaan met de opmerking, dat deze uitdrukking geen ruimtelijke grenzen aan het werk stelt, en met de zusterwetenschap de sociologie de laatste lettergreep gemeen heeft, hetgeen door de nauwe verwantschap van beide wetenschappen en door de begripsinhoud van ‘logos’ een bijzonder voordeel mag heeten. | |
Het Wezen der Planologie.Aanvaarden wij voor deze studie het woord ‘planologie’. De vraag of wij hier met een wetenschap, of slechts met een ‘methode’ te doen hebben is nog niet gesteld geworden. Tegenover de uitgebreide literatuur over de gelijksoortige vraag bij sociologie en statistiek, maakt de planologie een heel pover figuur. Dit is eigenlijk het geval met het geheele kennistheoretische onderzoek op dit gebied. Tegenover het nadeel, voortkomend uit het ontbreken van fundamenteel onderzoek naar wezen en grondslagen der planologie staat het voordeel, dat de tamelijk onvruchtbare strijd om theoretische begin- | |
[pagina 369]
| |
selen hier heeft ontbroken. Toch mag in een tijdperk, waarin de planologie een belangrijke taak heeft te vervullen een voldoende fundeering van het practische werk niet ontbreken. Deze studie moge daarom opgevat worden als een poging om in dit gemis te voorzien; een poging, die aanvulling en verbetering behoeft, maar toch zal kunnen bijdragen tot de vorming van een inzicht in het wezen en de taak van een wetenschap, welke wij in de loop van deze studie zullen leeren kennen als een der belangrijkste uitingen van menschelijk werk in onzen tijd. ‘Il est difficile de caractériser une science en quelques lignes, de manière à en donner une idée exacte à ceux, qui n'ont pas déjà parcouru son domaine entier.’ Beginnen wij daarom haar geheel domein te beschouwen! Tot voor luttele jaren golden de gemeentelijke administratieve grenzen als grenzen voor de planologische werkzaamheid. Men meende, dat de ‘stedebouw’ tot taak had het opstellen van een plan, waarop de ligging van nieuwe straten is aangegeven, terwijl aan de handhaving zelfs van een dergelijk primitief plan, niet of in geringe mate de hand werd gehouden. Geenszins werd daarbij het gemeentelijke gebied als een eenheid gezien. Men meende te kunnen volstaan met het ‘te hooi en te gras’ opstellen van plannen voor onderdeelen, zonder daarbij met de harmonische ontwikkeling van het geheel rekening te houden. De stedebouw beperkte zich, in overeenstemming met deze opvatting, tot het opstellen van het uitbreidingsplan voor enkele steden; waarbij in het oog moet worden gehouden, dat dit ‘stratenplan’ (dikwijls opgesteld door de geodetische dienst der betreffende stad) lang niet die omvang en beteekenis had van het moderne uitbreidingsplan. Bij de opstelling van dergelijke plannen bleek echter hoe langer hoe meer, dat de administratieve grenzen een bijna onoverkomelijke hinderpaal vormen voor de opstelling van een uitbreidingsplan, dat aan redelijke eischen voldoet. Men bemerkte, dat de administratief-gemeentelijke grenzen hoogst zelden een geographische of economische scheiding beteekenen. In tegenstelling hiermede waren en zijn zij willekeurige beperkingen voor de gezonde ontwikkeling van het maatschappelijke leven; dikwijls een fossiel overblijfsel uit tijden, waarin van | |
[pagina 370]
| |
maatschappelijk leven, zooals wij dat verstaan, nauwelijks sprake was. De erkenning van de gebrekkigheid van het administratieve grensbegrip leidde noodzakelijk tot overweging, of de grootere administratieve scheidingen wel geheel en al in ons moderne leven passen. En ook hier bemerkte men, dat dit soort administratieve scheiding veelal aan het economische en sociale leven schade toebrengt. Het streekbegrip, langen tijd van zijn vroegere luister beroofd, deed weer zijn intrede, en de beteekenis van vroegere indeelingen werd erkend. Men bemerkte met verbazing het zuivere inzicht onzer voorvaderen met hunne streekbegrippen en aan duidingen als ‘Kennemerland’, ‘Rijnland’ enz. Ook leerde men door het moderne productieproces nieuwe streekvorming kennen in gebieden, waar van eenige samenhang der deelen voorheen geen sprake was, en waar de menschelijke geest en kracht zelfs de topographie van het gebied volkomen hebben veranderd. De organische samenhang van een streek (region) is echter hoogst zelden vereenigd met administratieve eenheid. Een goed voorbeeld daarvan is onder anderen het industriegebied van Lotharingen, bestaande uit de, door den oorlog beroemd geworden ‘bassins’ van Longwy, Briey en Nancy. Deze industriestreek was gedurende een halve eeuw door een politieke en administratieve grens verdeeld. Het gevolg was, dat beide deelen zich onafhankelijk van elkaar ontwikkelden, waardoor de oorspronkelijke organische eenheid werd vernietigd. Met de politieke hereeniging van Elzas-Lotharingen met Frankrijk, wordt dit land voor de opgave gesteld, de politieke eenheid op te voeren tot een structurale eenheid, waarbij de planologie groote diensten zal kunnen bewijzen. Dit voorbeeld is met vele andere te vermeerderen. Niet alleen blijkt hieruit, dat administratieve scheidingen een bezwaar kunnen vormen op een betrekkelijk weinig uitgestrekt gebied, evenzeer bemerkt men, dat nationale scheidingen, welke in strijd zijn met redelijke grensvorming, uit den booze zijn. De Vereenigde Staten van Amerika zijn bezig het voorbeeld bij uitnemendheid te worden van de voordeelen, verbonden aan een groote politieke eenheid en het ontbreken van ingewikkelde grensscheidingen. Uit het voorgaande blijkt, dat aan de planologie geen | |
[pagina 371]
| |
ruimtelijke grenzen gesteld kunnen worden, de geheele aarde is haar arbeidsveld. Aan de omverwerping van het oude en gebrekkige grensbegrip ging en gaat gepaard de opheffing der verbinding van den stedebouw met de bouwkunst. De opvatting van den stedebouw als, ‘architectuur in het groot’ is bezig te verdwijnen, al mogen hier en daar enkele overblijfselen van de oude opvatting nog pijnlijk merkbaar zijn. Men gaat inzien, dat het werk van den planoloog niet beperkt is tot één uiting van de menschelijke samenleving: het bouwen. Langszaam begint het standpunt veld te winnen, welke in de planologie een algemeene sociale wetenschap erkent. Zulks als gevolg van het algemeen op te merken streven der laatste jaren naar organisatie. De planologie heeft hier een belangrijke taak te vervullen en zal in beduidende mate kunnen bijdragen de nadeelen op te heffen, welke het gevolg zijn van een willekeurige en onsystematische ontwikkeling van het maatschappelijke leven. De planologie betreed geen nieuwe banen, zij volgt de ontwikkelingsgang van het moderne leven, en heeft nog allerminst de plaats bereikt waarop zij, gezien haar beteekenis voor de menschheid in dit verband aanspraak kan maken. De verschillende en veelal langs elkaar heengaande pogingen om paal en perk te stellen aan verkwisting van energie en geld door rationalisatie van het bedrijfsleven, dienen niet afzonderlijk te worden doorgevoerd. De planologie moet al deze afzonderlijke pogingen vereenigen en den mensch metterdaad aantoonen, dat alle uitingen als facetten van één steen zijn. In dit licht gezien moet de planologie de mogelijkheid scheppen, dat het economische en sociale leven zich onder gezonde ruimtelijke omstandigheden kan ontplooien. Zij kan een machtige factor worden voor de geheele samenleving wanneer zij in staat is, zooals Lanchester het kernachtig zegt: ‘to provide the material environment that the social requirements demand.’ Door de opheffing van het administratieve grensbegrip als obstakel voor het stedebouwkundige werk, en de daarmede gepaard gaande erkenning van den omvang van het planologi- | |
[pagina 372]
| |
sche probleem, rust op den planoloog, de moeilijke taak de eenheid der verschillende ruimtelijk merkbare uitingen der samenleving als grondslag voor zijn werk op te vatten. Deze eenheid gaat verder dan het ruimtelijk waarneembare. Niet alleen, dat de planologische arbeid een gunstigen invloed kan uitoefenen op gebieden, welke ruimtelijk niet waarneembaar zijn, (psyche en gewoonten); bovendien kan geen werkelijk rationeel planologisch werk ontstaan, wanneer het niet mede berust op een diepgaand onderzoek van de psychische factoren, die voor dit werk van beteekenis zijn. Het psychische onderzoek bestaat echter nog niet. Te hooi en te gras wordt bij de opstelling van een enkel plan wel eens rekening gehouden met enkele voor de hand liggende psychische invloeden; dit blijft echter hooge uitzondering, die den regel van het volledig ontbreken van het psychische onderzoek - ook in de allerbeste ‘surveys’ - bevestigt. Het spreekt van zelf, dat de direct waarneembare uitingen van menschelijk leven in de allereerste plaats de aandacht vragen van den planoloog. Van deze noem ik: a. het wonen, b. het werken, c. de ontspanning, d. de verplaatsing. Beschouwen wij deze groepen afzonderlijk, ten einde een denkbeeld te vormen, welke invloed zij op de planologie, en omgekeerd de planologie op deze uitingsvormen van menschlijk samenleven kan hebben. | |
Het Wonen.In de eerste plaats dan het wonen, d.i. de vorming van een beschutting tegen weersinvloeden, gepaard aan den wensch van individu en familie om zich onzichtbaar voor anderen terug te kunnen trekken. De planologie heeft tot taak aan deze primitieve wensch de mogelijkheid tot volledige verwezenlijking te brengen. Zij kan dit o.a. doen door de opstelling van weloverwogen plannen, waardoor ongezonde woonwijken tot geschikte woonplaatsen kunnen worden gevormd. Kan zij bij bestaande bevolkingsopeenhoopingen reeds uitstekend werk verrichten, haar groote waarde voor de samenleving komt eerst duidelijk tot uitdrukking bij de voorbereiding en daarop volgende uitvoering van de planologische projecten voor geheel nieuwe werk- en menchencentra. Hier is de moderne plano- | |
[pagina 373]
| |
loog in staat metterdaad aan te toonen, dat rationeele indeeling van werk- en woonwijken volledig samen kan gaan met hoog opgevoede hygiënische eischen. De tuinsteden Letchworth en Welwijn zijn hiervan het duidelijke bewijs.Ga naar voetnoot1) Maar ook op het continent zijn talrijke voorbeelden van den zegenrijken invloed, welke door een rationeel plan op allen en alles kan worden uitgeoefend. Tot volledige nieuwe werk- en bevolkingscentra is men nog weinig gekomen, maar reeds het feit dat regelend wordt opgetreden, waar luttele jaren geleden willekeur en verwarring heerschten, is van groote beteekenis. In ons land heeft de gemeentelijke overheid reeds nu het recht regelend op te treden. Zoo kan zij bepalingen opstellen en doorvoeren ten aanzien van den onderlingen afstand van gebouwen, hun verschijningsvorm, hun ligging ten opzichte van den openbaren weg, de soort van woningen in een bepaald gebied (villa's, eengezinswoningen, meergezinswoningen, enz. enz.) Door de wet daartoe volledig gemachtigd kan de overheid het bouwen in het algemeen volgens planologische grondslagen regelen. Het bijzondere voordeel van planologische behandeling is, dat alleen daardoor de waarborg wordt verkregen, dat het wonen als deel van een grooter geheel wordt opgevat en maatregelen op dit gebied genomen, in harmonie zijn met de eischen, die de andere uitingen van menschelijk samenleven stellen. Zoo kan geen redelijke volkshuisvesting tot stand komen, zonder dat nauw verband wordt gelegd tusschen het wonen en | |
Het Werken.Hieronder is - in planologisch verband - te verstaan het complex handelingen, dat de mensch verricht voor zijn materieele instandhouding en welvaren. Het bedrijfsleven in de meest uitgebreide zin is - voor zooverre het op het ruimtelijk gebeuren invloed uitoefend - planologisch object. De beteekenis van de planologie voor het moderne bedrijfsleven komt goed tot uitdrukking in de hoogst belangrijke ‘surveys’, in Engeland en Amerika opgesteld. Als voorbeelden van bewon- | |
[pagina 374]
| |
derenswaardige industrieele ‘survey's’ mogen hier genoemd worden het ‘Doncaster-survey’ door Patrick Abercrombie e.a. opgesteld voor dit engelsche mijngebied en het complex ‘surveys’, welke deel uitmaken van het ‘Regional Survey of New-York and its environs’. Deze zuiver planologische rapporten bevatten een groot aantal onderzoekingen en aanbevelingen, waarvan het bedrijfsleven zeer veel profijt kan en zal trekken. Juist door het in onderling verband bestudeeren van bedrijf en wonen kunnen zoowel zakelijke als geestelijke voordeelen worden bereikt. Men komt tot de erkenning, dat slechte woontoestanden niet alleen van humaniteits-standpunt onduldbaar zijn, maar eveneens een nadrukkelijk economisch nadeel voor het bedrijfsleven vormen. De verbinding van werkplaats met woning zal bij de opstelling van elk rationeel plan bijzondere aandacht vragen. De groote ondernemingen gaan er toe over woningcomplexen voor hun personeel te bouwen, die aan hooge eischen voldoen, en waarvan de ligging ten opzichte van het betreffende bedrijf gunstig is. Het is volkomen in overeenstemming met het algemeene streven naar ‘efficiency,’ dat de planologie hier haar medewerking verleent en zoodoende haar noodzakelijkheid ook voor het bedrijfsleven op duidelijke wijze aantoont. Maar niet alleen voor de oplossing van het probleem werkplaats-woning zal de hulp van den planoloog worden ingeroepen. Overal waar het bedrijfsleven zich ruimtelijk manifesteert, heeft de planoloog een belangrijke taak te vervullen. Zoo zal men, voordat tot vestiging van een bepaalde industrie wordt overgegaan een gedetailleerd planologisch onderzoek moeten instellen naar bestaande en mogelijke verkeersverbindingen, de gunstigste plaatsing der fabrieken, de onderbrenging van het personeel enz. Ja, in Engeland zijn zeer belangrijke rapporten verschenen, die uitgebreide onderzoekingen bevatten over de exploitatie van nieuwe kolenvelden, waarbij deze exploitatie zeer bepaaldelijk planologisch wordt onderzocht. Uit alle groote planologische rapporten blijkt het enge verband tusschen bedrijfsleven en | |
Het VerkeerDe onderzoekingen in New-York en elders gedaan naar de | |
[pagina 375]
| |
invloed der verkeerstoestanden op het bedrijfsleven, heeft vele zakenlieden de oogen geopend voor de noodzakelijkheid van samenwerking op planologisch gebied, en het is waarschijnlijk het groote voordeel door dit werk voor het bedrijfsleven opgeleverd, dat vooral in de Vereenigde Staten de planologie door de zakenmenschen met groote financieele bijdragen wordt gesteund. Een blik op de kaart doet zien hoe uitermate gebrekkig ons wegenstelsel is en met uitzondering van enkele gebieden is het nergens beter. De verspilling aan tijd, energie en waarde, ten gevolge van een onvoldoende verkeersstelsel is niet in cijfers uit te drukken. Men komt nu tot de overtuiging, dat snel moet worden ingegrepen om het wegennet aan te passen aan de nieuwe omstandigheden. In ons land beseft men echter nog niet in voldoende mate, dat het verkeer geen op zich zelf staande zaak is, maar slechts één van de ruimtelijke manifestaties van het menschelijke leven, dat in verband daarmede moet worden beschouwd, ten einde voldoening gevende resultaten te verkrijgen. In dit licht gezien is voor de planologie de taak weggelegd zoowel de wegen, die dienen voor het voertuig zonder vaste baan, als de spoorwegen als resultante van het menschelijke samenleven te beschouwen. Hoevele honderde kilometers rails, hoevele wegen zouden niet of anders zijn aangelegd, wanneer men spoor en weg steeds als deelen van een groot geheel had beschouwd? De toegepaste planologie toont aan, dat door veranderingen op gebieden, die met het verkeer als zoodanig niets te maken hebben, het verkeersbeeld in een bepaalde streek volkomen kan worden veranderd. Denken wij in dit verband aan den invloed, welke kan worden uitgeoefend op de verkeersverhoudingen door een rationeele onderbrenging der arbeidersbevolking. Naast spoorbaan en autobaan vraagt het vliegtuig de bijzondere aandacht van den planoloog. ‘Que sera la vie dans vingt ans et peut-être avant vingt ans? Existera-t-il encore des routes et des rues, comme celles, qu'achêvent de défoncer les camions automobiles.. Et qui sait. L'automobile elle-même, n'aura-t-elle pas rejoint le cheval et le dernier mot du ridicule ne sera-t-il pas de ne pas avoir son avion’, vraagt Maurice Talmeyr. | |
[pagina 376]
| |
De planoloog moet in de toekomst schouwen, en de ontwikkeling van het vliegverkeer leert, dat wij hier met een levensfactor te doen hebben, waarvoor hij een open oog moet hebben en waarmede bij de vaststelling van het planologische project terdege rekening dient te worden gehouden. Daarbij zal zeker worden overwogen, dat het verkeer niet alleen hulpmiddel van het bedrijfsleven is, maar evenzeer een uiting van de menschelijke behoefte naar ontspanning. Deze is in onzen tijd van dien aard geworden, dat het complex vraagstukken, verbonden aan de recreatie tot de belangrijkste opgaven der planologie behoort. Alle drie soorten verkeer, te land, te water en in de lucht zijn voor een deel gevolg van 's-menschen lust tot ontspanning. Door het planologische vooronderzoek zal in vele gevallen vast komen te staan, dat de verschillende verkeersbanen ontlast kunnen worden door een betere plaatsing der sport- en speelvelden enz. In dit verband zij slechts gewezen op een gedecentraliseerd parksysteem, in overeenstemming met de verdeeling der bevolking over een bepaald gebied. Een belangrijk deel van het moderne verkeer moge zijn oorzaak vinden in de lust tot ‘reizen en trekken’ louter voor genoegen, daarnaast blijft natuurlijk het zakelijke verkeer voor den planoloog van allergrootste beteekenis. Zoo brengt het verkeer te water - zoowel wat de binnenvaart als de groote vaart betreft - onafscheidelijk de vraagstukken der haven- en kanaalaanleg mede. Deze stellen op hun beurt den planoloog voor de taak de verbindingen daarmede op de best mogelijke wijze op te lossen. Het voordeel der planologische behandeling is ook hier weer het feit, dat deze de onderdeelen van het maatschappelijke gebeuren in onderling verband bestudeert en oplost, waar vroeger en nu, onafhankelijke pogingen de rationeele oplossing van het verkeersvraagstuk in den weg staan. | |
De Recreatie.Met een enkel woord werd hierboven reeds gewag gemaakt van de taak der planologie ten aanzien van het scheppen der ruimtelijke toestanden, waardoor de menschen op de gunstigste wijze van sport, en spel, zee en bosch kunnen genieten. In het kader van de moderne planologie valt zeker de reserveering | |
[pagina 377]
| |
van natuurmonumenten, welke niet ‘te hooi en te gras’ maar volgens algemeene planologische beginselen dient te geschieden. De verbinding van den stadsmensch met de natuur wordt zelfs in het aanvangsstadium waarin wij ons bevinden als een echt planologische opgave door velen beschouwd. Geen uitbreidingsplan van eenige beteekenis wordt meer opgesteld, of ‘het groen’ speelt daarin een zeer belangrijke rol. | |
Land- en tuinbouw en Veeteelt.De tijd is voorbij, dat de bouw maar raak politiek het mogelijk maakte, voor het landbouw bedrijf benutte terreinen op te slokken voor het bouwen van huizen. Door het bestemmingsplan wordt de indeeling der gronden van het gebied waarvoor het plan wordt opgesteld verdeeld in gronden voor wonen, voor industrie, voor ontspanning, voor scholen, kerken, begraafplaatsen enz. maar evenzeer voor landbouw, tuinbouw en veeteelt. De planologie heeft er voor zorg te dragen, dat deze niet ten gronde gaan door een onjuist volbouwen van het platte land. De ontwikkeling van het land-en tuinbouwbedrijf stelt zeer bijzondere eischen aan de planologie, die zeker tot taak heeft de mogelijkheden door de moderne landbouwwetenschap geboden voor de rationeele exploitatie van het boerenbedrijf te steunen, door de juiste reserveering van tereinen. Hier zal nauwe samenwerking met landbouw- en tuinbouwkundige geboden zijn. In dit verband zij gewezen op de ontwikkeling de glascultuur, waardoor meerderen qualitatief dikwijls betere opbrengst wordt verkregen dan van de koude grondteelt. Bij de overwegingen, welke de grootte van de voor tuinbouw te bestemmen terreinen bepalen, zal dit feit veel gewicht in denschaal leggen. * * *
In de voorgaande groepeering van het planologische werk werden enkele hoofdscheidingen gemaakt. Het spreekt van zelf, dat deze slechts ter overzichtelijke behandeling van het onderwerp dienst doen. Uit het hierover gezegde blijkt trouwens duidelijk, dat de verschillende uitingen van menschelijk leven en menschelijk samenleven, door den planoloog als facetten van één steen beschouwd worden, die weliswaar | |
[pagina 378]
| |
afzonderlijke beschouwing nuttig en soms noodig maken, maar steeds weer in verband met de andere facetten moet worden bestudeerd. In de praktijk nemen de behandelde abstracte begrippen reëele vormen aan. Denken wij slechts aan de plaatsing van scholen in verband met bevolkingsopbouw en dichtheid; de energievoorziening met hare ruimtelijke consequenties (electrische centrales, gasfabrieken, ‘Fernleitung’ enz.) Zoo dient ook bij de opstelling der plannen rekening te worden gehouden met de eischen van een goede watervoorziening en afvalstoffenvervoer. Te weinig wordt nog beseft, welke gevolgen een willekeurig en op schijn-artistieke gronden opgesteld stratenplan aan onnoodige kosten voor rioleeringsaanleg medebrengt. | |
Het Arbeidsveld.De verdeeling van het planologische arbeidsveld naar zijn inhoud kan gevolgd worden door de indeeling naar den omvang der projecten. Daar is dan in de eerste plaats het plan voor een beperkt terrein, meestal slechts een klein deel uitmakend van een gemeentelijk gebied. Het ontstaat meestal op wensch van de betreffende grondbezitter (s), die zulk een terrein in bouwexploitatie willen brengen. Bij de opstelling van een dergelijk plan blijkt meestal, dat dit niet zinvol kan worden gedaan, zonder rekening te houden met de omringende gronden. Daarom verdient het in de allermeeste gevallen de voorkeur eerst over te gaan tot de vaststelling van het gemeentelijke plan, dat op het uiteraard beperkte gebied van één gemeente, naar zijn inhoud voor de onbeperkte opgave staat de ruimtelijke grondslag te scheppen voor een gezonde ontplooiing van het menschelijke leven, zooals het in de moderne samenleving tot uitdrukking komt. Het moderne uitbreidings-, bestemmings- en bebouwingsplan behoort tot de allerbelangrijkste gemeentelijke documenten, en dient als grondslag voor het gemeentelijke beheer te worden aanvaard. Niet alleen, dat het moderne uitbreidingsplan, op grond van het planologische vooronderzoek de uitbreiding van het bebouwde oppervlak regelt; het bevat bovendien in geschreven en geteekenden vorm, vele aanwijzingen, welke de ontwikkeling van bepaalde bedrijfstakken kunnen | |
[pagina 379]
| |
bevorderen, en tot de ontdekking van belangrijke momenten van het maatschappelijke leven en het naar voren brengen van nieuwe mogelijkheden kunnen leiden. Er is in dit deel van Europa nauwelijks een gemeente denkbaar, die een volkomen zelfstandig bestaan voert. De verbinding door middel van spoor en weg, en niet in de laatste plaats de aviatiek en de radio heffen de laatste sporen van gemeentelijke afzondering op, en het gemeentelijke plan zal niet kunnen worden opgesteld, zonder dat men zich rekenschap geeft van de tegenwoordige staat en de mogelijke ontwikkeling van aangrenzende gebieden. Het zal in overeenstemming hiermede dikwijls voorkomen, dat het gemeentelijke plan op veel ruimer grondslag dan het eigen grondgebied moet worden opgesteld. Dit is bijvoorbeeld het geval, wanneer nationale of zelfs internationale verkeerswegen het gebied doorsnijden, welke oplossingen eischen, die weliswaar door de gemeentelijke overheid tot stand moeten worden gebracht, maar waarvan beteekenis en draagwijdte de gemeentelijke grenzen verre overschrijden. In de practijk behoort het juist tot de moeilijke taak van den planopsteller de locale, nationale en soms internationale problemen harmonisch te verwerken. Dat de toestand op dit punt nog allerminst bevredigend is, behoeft geen nadere toelichting. Over de rol der psychische invloeden in dit verband, zal hieronder een en ander worden medegedeeld. Bij de vaststelling van het gemeentelijke plan zal in de meeste gevallen overleg gepleegd moeten worden met de bestuurders van aangrenzende gebieden, opdat zekerheid wordt verkregen, dat de maatregelen, door de eene gemeente genomen, niet nutteloos worden gemaakt, door het ontbreken van soortgelijke maatregelen in aangrenzende gemeenten. Hier zij slechts gewezen op de rooilijnvaststelling van een doorgaande verkeersweg, of op het bestemmingsplan, dat voortzetting op aangrenzend terreinen dikwijls noodig heeft, ten einde tot zijn recht te komen.
De moderne vorm van gemeentelijke samenwerking op het gebied der planologie is het streekplan. De overweging, die daartoe leidt, is in wezen dezelfde als bij eengemeentelijkplan: n.l. de behoefte de ruimtelijke toestanden in harmonie te bren- | |
[pagina 380]
| |
gen met de eischen van het moderne leven. De ontwikkeling van het bedrijfsleven heft de gemeentelijke onafhankelijkheid volledig op, en eischt terecht, dat zijn ontplooiing niet wordt belemmerd door onvoldoende toestanden, welke de verschillende bedrijfsvormen nadeel kunnen berokkenen. Maar niet alleen het bedrijfsleven bepaalt de noodzakelijkheid van het streekplan. Alle uitingen van het moderne leven maken dit tot een gebiedende noodzakelijkheid. De inhoud van het streekplan is in groote lijnen gelijk aan het gemeentelijke plan. Het wonen, het werken, de ontspanning en het verkeer blijven ook hierin de hoofdmomenten, welke natuurlijk in grooter verband beschouwd en daarmede overeenkomstig behandeld zullen worden. De grensbepaling der streek behoort tot de moeilijl ste planologische opgaven. Aan de vaststelling daarvan zal bijzondere aandacht gewijd moeten worden, daar - zooals reeds werd opgemerkt - van een samenvallen der administratieve grenzen met economischsociale scheidingen meestal geen sprake is. Zelfs de begrenzing van een bepaald gebied, dat nog zulke merkwaardige eigenschappen bezit, blijft kunstmatig, daar evenmin als de gemeente, de streek een onafhankelijke eenheid vormt. Deze moeilijkheid moge echter geen aanleiding zijn tot het niet opstellen van het streekplan. Zij wordt hier slechts naar voren gebracht om een inzicht te geven in de bijzondere geaardheid der problemen, waarvoor de planologie gesteld is. Het streekplan heeft nog nergens dezelfde wettelijke bevoegdheid als een gemeentelijk uitbreidingsplan. Van zuiver planologisch standpunt is hiertegen weinig bezwaar, daar het gezonde streekplan ruimte laat voor verdere gemeentelijke detailleering. Een onwillige gemeente, die een belangrijke economische of geographische positie in de betreffende streek inneemt, kan echter - zoolang het streekplan geen bindende regeling is - het werk geheel op losse schroeven stellen. Het is daarom, dat door een commissie uit het Instituut voor Volkshuisvesting en Stedebouw voor ons land de instelling van Gewestelijke Raden werd voorgesteld. Dit voorstel is helaas den weg gegaan van vele nieuwe dingen: het is om hals gebracht, voornamelijk om in - wezen - psychische motieven die met de al of niet rationaliteit van het voorstel niets te ma- | |
[pagina 381]
| |
ken hebben. Ook hier deed zich de beteekenis van het ‘psychische motief’ weer eens duidelijk merken. Zonder wettelijke regeling is men aangewezen op vrijwillige samenwerking van de openbare lichamen, welke tesamen de streek vormen. In hoeverre deze geheel vrijwillige samenwerking tot positieve resultaten leidt, kan - gezien de korten tijd, dat het streekplan zijn intrede heeft gedaan - nog niet worden vastgesteld. De eerste resultaten zijn in verschillende landen niet ongunstig. De vooral in Amerika gebezigde methode, om naast de gemeentebesturen, ook de zakelijke corporaties samen te brengen in het streekplan-werk heeft zeker bijzondere voordeelen. Het is de vraag, of een dergelijke methode ook in dit land de meest juiste is. Hoewel het zakelijke leven zeer groote belangen heeft bij het streekplan, behoeven de motieven, die tot de opstelling daarvan leiden absoluut niet van economische aard alleen te zijn. Zoo gaat men ook wel tot opstelling van een streekplan over ter bescherming van een groote natuurreservatie, die zich over het gebied van meerdere gemeenten uitstrekt. De moeilijkheden, verbonden aan de begrenzing van een streekplan, werden hierboven terloops aangeduid. Zij komen voort uit de omstandigheid, dat evenmin als van gemeentelijke isolatie van streek-isolatie sprake kan zijn. Men zal in vele gevallen tot een vergelijk tusschen het wenschelijke en mogelijke moeten komen. In alle gevallen zal het werk het kader van het beperkte gebied noodzakelijk moeten overschrijden. Dit zal in de eerste plaats geschieden ter bereiking van een normale voortzetting der maatregelen, voor het bepaalde gebied vastgesteld. Ik denk hier aan de groote verkeersverbindingen te land, te water en in de lucht. De beste oplossing zal in zulk een geval zijn, dat de opstelling van streekplannen zoodanig wordt bevorderd, dat het geheele nationale gebied als het ware in streekplannen wordt verdeeld.
Uit de voorgaande beschouwingen zagen wij, hoe de planolo-Ga naar voetnoot1) | |
[pagina 382]
| |
gie ‘evolueert’ van het partieele plan ter grootte van enkele hectaren, binnen het grondgebied van éen gemeente liggend, tot het streekplan, een uitgestrektheid van dikwijls meerdere honderduizende hectaren omvattend, onderverdeeld in honderde gemeenten. Maar ook met deze nieuwe uiting der planologische werkzaamheid, is de evolutie nog niet geeindigd. Juist bij de groote uitbreiding van het werkgebied der planologie in de laatste jaren, blijkt de onmogelijkheid tot het volstrekt vaststellen van plangebiedsgrenzen. Alle regionale invloeden, die op het streekplan invloed uitoefenen, worden op hun beurt beinvloed door extra-regionale factoren, terwijl het zeer dikwijls voorkomt, dat maatregelen in een bepaald gebied genomen, een groote invloed daarbuiten uitoefenen. Ik wijs in dit verband slechts op de aanleg van hoofdverkeerswegen in een bepaalde streek, waardoor ophooping op andere, buiten het streekplan liggende, wegen kan worden opgeheven. Ook nu reeds leidt deze opvatting in de practijk tot zeer uitgebreide planologische onderzoekingen, welke een veel grooter gebied bestrijken dan de streek, waarvoor het plan wordt opgesteld. In het algemeen geldt, dat bij elk project, klein of groot, rekening moet worden gehouden met alle factoren, die daarop invloed kunnen uitoefenen. Cyrus Kehr zegt hierover in zijn meesterwerk ‘A nation plan’ het volgende: ‘No local planning problem can receive its proper treatment until a territorially larger basis or background has been formed. Along with this came the conviction that the economic and social defects throughout our country (Ver. St.) are, in large measure, due to the fact that heretofore we have planned in a local way, the result being insufficient, unbalanced and disconnected national communication.’ Wat voor de Vereenigde Staten met hun geweldig grondgebied nuttig is, geldt in versterkte mate voor het kleine Europa en zeker voor het geringe stipje op den wereldbol: Holland. Juist de geringe uitgestektheid van ons land, doet ons begrijpen, voor welk een gemakkelijke opgave wij hier staan, in ver- | |
[pagina 383]
| |
gelijking met het complex vraagstukken, dat zich voordoet bij de opstelling van een ‘nation plan’ voor de Vereenigde Staten, zooals door Kehr gepropageerd. Toch blijven de te overwinnen moeilijkheden om het nationale plan ook in ons land te doen zegevieren uitermate groot, daar belangengroepeeringen zich zullen verzetten tegen een wijziging in de gang van zaken, tot nu toe gevolgd bij de behandeling der groote nationale welvaartsproblemen. Maar ook hier gelden Kehr's woorden: ‘The civic and sociological pioneer must work against the enormous dead weight of prejudice which opposes doing what we have not done or doing a thing as we have not yet done it.’ De inhoud van het nationale plan is in wezen dezelfde als van het streekplan, ja zelfs van het ruimtelijk zoo beperkte communale plan. Ook hier staat de vijfvoudige manifestatie van het leven in het midden der aandacht: de voortbrenging, het wonen, het werken, het verkeer en de ontspanning. Natuurlijk wordt opzet en inhoud van het nationale plan bepaald naar de positie en aard van de problemen der betreffende natie. Ook bedenke men, dat het nationale plan alleen te maken heeft met algemeene nationale factoren. Het nationale plan ontleent zijn beteekenis niet alleen aan de feitelijke vaststelling van algemeene richtlijnen voor de ruimtelijke ontwikkeling der nationale gemeenschap; het kan evenzeer een machtige factor worden om de natie te toonen, dat, hoe groot de psychische en godsdienstige verschillen in een land ook mogen zijn, deze de hooge eenheid, zooals in het nationale plan nagestreefd, niet kunnen vernietigen. Het nationale plan kan een middel worden ‘to create an appreciation of the interdependence of all parts of our country; to create a broader humanitarian sympathy throughout our country’. (Kehr). Komende geslachten zullen verbaasd zijn, de moeilijkheden te vernemen, waarmede men in onzen tijd te kampen heeft gehad, om tot deze coöperatie te geraken, welke toch de voorwaarde van een gezonde materieele en niet minder geestelijke ontwikkeling van een volk is. Het nationale plan zal de oogen openen aan honderdduizenden, bevangen in een enghartig en misplaatst locaal-patriotisme, en den weg openen tot samenwerking op alle gebieden van menschelijk leven. | |
[pagina 384]
| |
Het zal daarnaast leiding geven bij de oplossing van problemen, die tot nu toe als op zich zelf staande zaken werden beschouwd. Het nationale ‘survey’ zal b.v. met - voor sommigen - ontstellende zekerheid kunnen aantoonen, dat het verkeer slechts één der vele vormen is, waarin het maatschappelijke leven zich uit. Hiervan uitgaande, zal men begrijpen, dat de oplossing van vele euvels alleen bereikbaar is door verandering op gebieden, die oppervlakkig beschouwd, daarmede niets hebben uit te staan. Groote vraagstukken als rationeele verdeeling der bevolking over het nationale grondgebied; de organisatie van een nationaal verkeerssysteem te land, te water en in de lucht; de bouw van nieuwe werk- en wooncentra, gegrondvest op gezonde overweging, in plaats van op willekeur zooals tot nu toe het geval was; de rationeele productie en distributie van energie, water enz., al deze en nog vele andere zaken worden in het nationale plan in onderling verband bestudeerd en - na overwinning der psychische tegenstand tegen het nieuwe werk - opgelost.
Van het nationale naar het internationale plan is slechts een stap. Evenals uit het beperkte gemeentelijke plan het streekplan groeit; met even groote zekerheid zal uit het nationale plan de internationale samenwerking op planologisch gebied geboren worden. Een nauwgezette studie der wereldkaart leert ons, dat aan een weloverlegde ordening van de ruimtelijke uitingen van het menschelijk leven zeer veel ontbreekt. Overal zien wij, dat ten top gedreven individualisme de oorzaak is geweest van een willekeurige opeenhooping van wegen, spoorbanen en bevolkingsopeenhopingen. Het nationale plan is daar, om orde in de nationale chaos te brengen; het internationale - het wereldplan - zal orde in de wereldchaos scheppen. Dit wereldplan zal zich alleen om de groote lijnen bekommeren. De groote internationale verkeersverbindingen te land, te water eninde luccht zullen in de eerste plaats in onderling en algemeen planologisch verband worden behandeld. Daarnaast zullen alle problemen de aandacht vragen, die in wezen en omvang boven de nationale plannen uitgaan. De moderne techniek wijst in haar wereldomvattende ontwikkeling den weg. Het vliegtuig en de | |
[pagina 385]
| |
radio zijn haar voorgegaan en stimuleeren door hunne overwinningen op tijd en ruimte de tot standkoming van internationale ruimtelijke samenwerking. Door het verminderen van afstanden, tot voor enkele jaren met maanden tijds berekend, tot enkele dagen; door de grootsche overwinning der radiotechniek zal ook den enghartigen de oogen worden geopend voor de eenheid der menschen en de relatieve geringheid van het oppervlak der aarde. Hij zal leeren bedenken, dat slechts een vierde deel daarvan uit land bestaat, waarvan op zijn beurt slechts een fractie bewoonbaar is. Zoodoende zal de geestesgesteldheid tot stand komen, die de basis is voor deze internationale samenwerking. Niet gegrondvest op holle leuzen, maar op de overweging, dat verbetering der ruimtelijke verhoudingen verbetering op alle andere gebieden van leven teweeg zal brengen, die het tot stand komen eener gelukkige samenleving noodwendig ten gevolge zal hebben. De positieve voordeelen, verbonden aan internationale samenwerking op planologisch gebied, zijn van dusdanigen omvang en beteekenis, dat deze op zich zelf voldoende zijn om alle krachten te doen inspannen, om daartoe te geraken. Maar er is meer. De opvoedende beteekenis, die van deze samenwerking uit zal gaan, is nauwelijks hoog genoeg te schatten. Zoo zal de nauwe samenwerking van menschen, wier streven gericht is op het waarachtige belang van allen, stimuleerend werken op de ontwikkeling van andere vormen van internationale samenwerking. Besluiten wij dit deel onzer beschouwingen met de woorden waarmede Cyrus Kehr zijn grandiooze schepping ‘A Nation Plan’ eindigt: ‘The World Plan will foster a finer insight and devotion on the part of the people towards their nation. The more extended planning will reveal that a narrow national spirit should give place to recognition of the interdependence between all parts of the world and the fact that no part of the world can be brought to its best untill every other part is brought to its best; that real benifit to any people must be sought through altruism broad enough to include the present people of the world and also those who will come after us. | |
[pagina 386]
| |
improvements; and the direction of thinking to changes calculated to afford better living and more refinement, which will come as a result of the discussion, preparation, and gradual execution of a World Plan, will bring about the elimination of ingnorance and superstition and local hatred, and cause the growth of a mutual aquaintance and esteem. Aan de Volkenbond de schoone taak dit werk op te nemen en door deze constructieve daad haar noodzakelijkheid aan den niet-diplomaat met der daad te bewijzen! | |
De Planologische Methode; het ‘Survey.’Uit het voorgaande is duidelijk gebleken, dat de planologie bij uitstek een sociale wetenschap is. Alle factoren, die de ruimtelijke uiting van het menschelijke leven bepalen, dienen vóór de opstelling van het planologisch project in onderling verband te worden bestudeerd. Deze overweging leidde tot de geboorte van het planologische ‘survey,’ dat op zich zelf voldoende zou zijn om het nut der planologie duidelijk te bewijzen. Het ‘survey’ dient als basis voor het plan, dat zonder het eerste niet op te stellen is. Het onderzoek naar de ontwikkeling, aard en plaats der factoren, die tesamen het maatschappelijke leven uitmaken, is onontbeerlijk voor de opstelling van een rationeel project. Dit onderzoek is in wezen voor alle planologische arbeid gelijksoortig; hoewel de aandacht welke in het ‘survey’ aan de verschillende factoren wordt gewijd, samenhangt met de plaats en beteekenis, die elk daarvan in het geheele samenstel inneemt. Het planologisch onderzoek is van zoo groote algemeene beteekenis geworden, dat men het planologische werk heden kan verdeelen in twee deelen: de opstelling van het ‘survey’ en de opstelling van het plan. Doel blijft natuurlijk het plan, en hoe belangwekkend de ‘survey’-arbeid ook is, deze moet altijd daarop gericht blijven. Het plan is als het ware de graphische synthese van het ‘survey’. Hoe beter het ‘survey,’ des te beter het plan. Dit wordt vooral in Engeland en Amerika wel beseft. In deze landen zijn de laatste jaren een groot aantal ‘surveys’ geplubliceerd, die een hoog denkbeeld geven van de qualiteiten der angelsaksische planologen. In dit verband noem ik slechts het prachtige werk van Abercrombie, | |
[pagina 387]
| |
Lanchester en vooral van Thomas Adams, die zich zelf en zijn helpers in het eminente ‘survey’-werk, ter voorbereiding van het ‘Regional Plan of New York andits Environs’ een monument van de allerschoonste soort gebouwd hebben, een werk, dat geacht moet worden als een der allerbeste voortbrengselen van modern-planologischen arbeid. Dit ‘survey’ leert ons duidelijk, dat de planologie bezig is een volstrekt zelfstandige discipline te worden, die weliswaar gebruik maakt van de resultaten van wetenschappelijk onderzoek op vele gebieden, maar deze op de haar alleen eigen wijze rangschikt, bestudeert en verwerkt. Enkele der hulpwetenschappen, waarmede de planologie door ‘banden des bloeds’ verbonden is, mogen ter verduidelijking van dezen gedachtengang in het kort worden aangeduid, zonder dat aanspraak op volledigheid wordt gemaakt.
Als werk voor de samenleving bedoeld, en door de samenleving bepaald, is de planologie verbonden met de wetenschap die de eerstgenoemde tot onderzoekingsobject heeft: de sociologie. Deze bestrijkt een wijd veld en is door de menigvuldigheid der maatschappelijke momenten en de onbepaaldheid van vele factoren onderwerp van een uitgebreiden beginselstrijd geworden, waarvan de vruchtbaarheid m.i. terecht wel eens wordt betwijfeld. Zonder ons - in het kader dezer verhandeling - te verdiepen in de theorethische bespiegelingen van Simmel, Durkheim, Gothein en vele anderen, dient toch te worden opgemerkt, dat de kennistheoretische onderzoekingen, waarmede de sociologen zich bij voorkeur bezig hebben gehouden, ook voor den planoloog van waarde zijn, daar zij een aantal maatschappelijke factoren hebben ontsluierd, die weliswaar niet tot de meest zichtbare, zelfs schijnbaar niet belangrijke momenten behooren, maar toch op de ruimtelijke verschijning van het leven diepen invloed uitoefenen. In het algemeen moet gezegd worden, dat het planologisch onderzoek door sociologische studie een zekere verfijning ondergaat, waarvan de vakman de beteekenis in de practijk heel goed bemerken kan. In dit verband noem ik de sociologische onderzoekingen naar de familie en de geloofsgemeenschappen, welker sociale beteekenis zeer groot is, en | |
[pagina 388]
| |
waarmede de planoloog in sommige gevallen terdege rekening heeft te houden. Voor de planologie zijn in het bijzonder twee objecten van sociologisch onderzoek van groote beteekenis: de bevolkingsontwikkeling en de voortbrengingswijze. Van de samenlevingsverschijnselen, die op het planologische werk grooten invloed uitoefenen, is de bevolkingsbeweging wel een der allerbelangrijkste. Deze bepaalt immers met ijzeren noodzakelijkheid de uitbreiding van het bebouwde oppervlak der aarde. De bevolkingsbeweging is de meest vanzelfsprekende en tegelijk minst gecompliceerde factor voor het planologische werk. Zij maakt uitbreiding noodig; de getalstoename der menschheid bepaalt echter niet als zoodanig de wijze waarop deze zal werken en wonen, welke pas vastgesteld kan worden, wanneer de sociale toestand der bevolkingsgroepen - welke op haar beurt bepaald wordt door de wijze van voortbrenging en distributie - bekend is. De bevolkingstoename is in cijfers uit te drukken tot het oogenblik, dat het planologisch ‘survey’ wordt opengesteld. Het is echter de moeilijke en delicate taak van den planoloog, niet alleen om de ruimtelijke structuur te maken voor een kort tijdvak, maar evenzeer om de voorzieningen te treffen welke komende geslachten een volkomen ontplooiing van werk en leven mogelijk zullen maken. Daarom is de dynamiek, meer nog dan de statiek der samenleving voor de planologie van beteekenis. De planoloog moet in de toekomst schouwen. De opstelling van een zorgvuldig onderzoek naar physische en psychische karakteristieken is het eenige middel om een denkbeeld te vormen van de mogelijke ontwikkeling van een gebied. Voor de profetie van den planoloog geldt echter, dat in elke toekomstberekening de mogelijkheid eener verandering der factoren als onbekende grootheid erkend moet worden, welke elke waarde kan aannemen, en daardoor het resultaat willekeurig veranderen. De planoloog zal er naar streven zijn ‘profetie’ zoo goed mogelijk te grondvesten op een nauwgezet en fijn ingesteld onderzoek en vindt in de statistiek zijn beduidendste hulpmiddel.Ga naar voetnoot1) | |
[pagina 389]
| |
Evenmin als de sociologie en de planologie, bezit de statistiek een objectieve, d.w.z. onaantastbare geldigheid, - een eigenschap, waarin deze wetenschappen waarlijk niet alleen blijven. Evenals de sociologie is de statistiek dóór en dóór een ‘Geisteswissenschaft’, daar ze tusschen de werkelijkheid en den beschouwer als het ware een net van statistische begrippen stelt, waardoor de werkelijkheid uiteengerafeld wordt en den vorm aanneemt - voor den statistischen beschouwer - geheel in overeenstemming met deze begrippen. Zizek merkt hieromtrent terecht op, dat ‘je nach der Begriffsbestimmung der Erhebungseinheit, die Zahlen sich ändern’. Men ziet, waar de planoloog zich ook wendt, overal liggen voetangels en klemmen, en dwingen hem aan de grootste voorzichtigheid een diepgaande kennis te verbinden van de diciplinen, waarvan hij gebruik moet maken. De bijdragen door de moderne planologie geleverd tot de ontwikkeling der statistische methode zijn even talrijk als belangrijk. In het bijzonder wijs ik hier op het ‘Regional Survey of New York and its environs’ dat zeker een meesterwerk van statistisch-planologisch onderzoek genoemd moet worden. De algemeene statistische bureaux kunnen er zeker voordeel van hebben, dit rapport ijverig te bestudeeren. Alleen al de wijze van voordracht van het statistische materiaal kan gunstig werken op de publicaties der staatsbureaux voor statistiek. Naast sociologie en statistiek zou ik bij de hulpwetenschappen der planologie, de psychologie willen noemen. Het wil mij voorkomen, dat hieraan in de verschillende - overigens uitnemende - engelsche en amerikaansche rapporten te weinig aandacht is besteed. Den planoloog blijkt immers dagelijks dat het oordeel van velen, die direct of indirect op het planologische werk invloed uitoefenen, vertroebelend beïnvloed wordt door psychische motieven, welke met het onderwerp in geen verband staan. Zelfs vele schijnbare objectieve oordeelvellingen vinden hun grond in subjectieve psychische momenten, die het oordeel van den betreffende zeer wezenlijk beinvloeden op een, voor het planologische werk, bijna altijd nadeelige wijze. Analyseering dier psychische momenten lijkt mij voor het planologische werk noodzakelijk, opdat een zoo | |
[pagina 390]
| |
zuiver mogelijke sfeer geschapen wordt, welke ‘condition sine qua non’ voor practische toepassing der planologie is. Daarnaast vraagt de sociale psychologie bijzondere aandacht.
Het spreekt vanzelf, dat in een voorstudie als dit onderzoek, niet diep ingegaan kan worden op de beteekenis en de rol, die verschillende andere wetenschappen in de planologie vervullen. Hier moet worden volstaan met eenige aanduidingen, die elk op zich zelf uitermate geschikt zijn om tot onderwerp van speciale behandeling te worden gekozen.Ga naar voetnoot1) Zoo wijs ik hier slechts op de beteekenis der rechtswetenschap, het staats- en gemeenterecht en niet in de laatste plaats de rechtsphilosophie voor den planoloog. De handhaving van het Recht is taak der overheid, die zij met geen enkel ander lichaam deelt, en welke zij, met behulp van het positieve recht, uitoefent. Dit geschreven recht nu is resultaat van de rechtsopvattingen van een volk - of zijn regeerders, - die baseeren op een heerschend economisch stelsel en net de wijziging van dit stelsel mede veranderen. De planologie heeft te doen met dat gedeelte van het positieve recht, dat betrekking heeft op de rechtsverhoudingen van vast ruimtelijk bezit: de grond en de onroerende goederen. De landen, die het privaatbezit van den grond als een der voornaamste grondslagen van hun rechtsorde erkennen, gaan slechts schoorvoetend over tot onteigening. Is daarentegen een gemeenschap gegrondvest op het beginsel: grond in bezit der gemeenschap, dan zal elke poging tot gedeeltelijke of geheele opheffing van dit beginsel als onrecht beschouwd worden. Wij zien hieruit, dat van een overal en altijd geldend recht geen sprake is, en onrecht tot recht, recht tot onrecht wordt, al naar de beginselen, waarop de verschillende gemeenschappen gefundeerd zijn. De realiseeringsmogelijkheden der planologische voorstellen hangen voor een belangrijk deel af van de geldende rechtsbegrippen, rechtsopvattingen en geformuleerde wetten. Waar bijv. als in Engeland het privaatbezit een onaantast- | |
[pagina 391]
| |
baar ‘heilig huisje’ is, zal de planologie heel anders te werk moeten gaan ter doorvoering harer voorstellen, dan in een land, waar geen obstakels voor overheidsingrijpen in het ruimtelijk gebeuren bestaan. In beide gevallen echter, is de uitvoering van een stedebouwkundig project slechts mogelijk door een samenstel van bepalingen, die in den vorm van bindende voorschriften en verordeningen, de uitvoering mogelijk zullen maken. Deze bepalingen zullen in overeenstemming zijn met de algemeene rechtsgronden der gemeenschap, waarvoor het plan wordt opgesteld; terwijl het plan eerst rechtskracht verkrijgt, wanneer het de verschillende administratiefrechtelijke instanties gepasseerd is en daardoor is goedgekeurd. Vele landswetten bevatten paragraphen, waarin de planologische materie in algemeene lijnen geregeld is. In ons land is dit op zeer onvoldoende wijze geschied in de Woningwet. In het algemeen moet worden bemerkt, dat de materie zoo belangrijk en van zoo specialen aard is, dat zij slechts in een aparte wet geregeld kan worden. Naast de hierboven genoemde wetenschappen, maakt de planologie gebruik van de wetenschappen, die het onderzoek van het oppervlak der aarde ten doel hebben, waarvan in de eerste plaats de geographie genoemd moet worden. Tusschen geographie en planologie bestaan vele aanrakingspunten. Beide hebben tot onderwerp het oppervlak der aarde en de veranderingen, welke de mensch daarop heeft tot stand gebracht. Elk goed planologisch rapport zal een geographische monographie moeten bevatten von het gebied, dat planologisch behandeld wordt. Zulks is reeds het geval bij vele engelsche en amerikaansche projecten, waarmede kennismaking voor den geograaf van waarde kan zijn. Hoe uitstekend de betreffende deelen der rapporten ook mogen zijn, ik mag niet verhelen, dat zij van antropographisch en economisch- geographisch standpunt nog wel eens iets te wenschen overlaten. Met nadruk zij hier opgemerkt, dat, - althans wat de economische geographie betreft - het reeds meermalen aangehaalde rapport van New York zeer bijzondere kwaliteiten heeft. Uit den innigen band, die geographie en planologie aan het oppervlak der aarde bindt volgt, dat de geteekende weergave daarvan een van de belangrijkste hulpmiddelen bij het werk van | |
[pagina 392]
| |
den geograaf en niet minder van den planoloog zijn. De kaartenwetenschap, waarmede de naam van Max Eckert voor altijd verbonden is, verdient in overeenstemming hiermede zijn bijzondere aandacht. Wat in de laatste jaren door planologen gepresteerd is op cartographisch gebied, voldoet aan hooge eischen. Sommige kaarten mogen zelfs zonder aarzeling tot de allerbelangrijkste voortbrengselen der practische cartographie worden gerekend. Waar de planologie een ruimtelijke taak heeft, zal de verschijningsvorm der menschelijke manifestatie voor haar van beteekenis zijn. Dat deze - zooals somstijds nog gemeend wordt - allerminst hoofdobject der planologische werkzaamheden is, behoeft geen nadere uiteenzetting. De architectonische vorm zal altijd ondergeschikt blijven aan de sociaal-economische taak, welke de planologie ten aanzien van de volkshuisvesting enz. heeft. De planologische behandeling van het complex vraagstukken verbonden aan de volkshuisvesting, zal een gunstigen invloed uitoefenen op de vormverschijning der nieuwe woonwijken en steden. Ook hier is de taak van den stedebouw éénheid in de verscheidenheid der individueele architectonische daden te brengen. Daar de planologie dóór en dóor een practische wetenschap is, die direct gericht is op het grootst mogelijke voordeel voor allen, kan zij een gezonde invloed uitoefenen om indivi dualistische architectonische uitingen ondergeschikt temak en aan de gerechtvaardigde algemeene belangen. In deze richting is in het buitenland hier en daar voortreffelijk werk verricht. De planologie heeft daar kunnen aantoonen, dat de beste sociaaleconomische oplossing in vele gevallen de gezondste architectonische uitdrukking meebrengt. Zoodoende kan de planologie er toe bijdragen de verwijdering, die in sommige landen is op te merken tusschen moderne architectuur-stroomingen en het practische leven, op te heffen en te bewijzen dat de gezonde oplossing der practische eischen, ook een gezond stadsbeeld kan opleveren. In dit verband behoeft het nauwelijks vermelding, dat de planoloog de architectonische evolutie, zooals deze zich door de eeuwen heen heeft voltrokken, tot studieobject zal kiezen. | |
[pagina 393]
| |
Niet alleen, dat deze hem instaat stelt te zien hoe andere geslachten hunne problemen oplosten, maar eveneens om iets van die vormzekerheid, die groote lijn te verkrijgen, waarvan onze voorouders - ten minste getoetst aan wat men in onzen tijd allerwege ziet - het geheim mede in het graf schijnen te hebben genomen.
Naast de hierboven geschetste diciplines en wetenschappen, bedient de planologie zich bij de opstelling van ‘survey’ en plan nog van andere hulpmiddelen, waarvan ik hier slechts de technieken noem, die hun ontstaan en ontwikkeling danken aan het moderne verkeer. De enorme toename van het verkeer zonder vaste baan stelt de planologie voor groote problemen, en bij de oplossing daarvan zal hij een dankbaar gebruik maken van wat de moderne technieken haar kunnen bieden. * * *
De planologische practijk maakt met de hier behandelde gebieden van menschelijk denken en werken zelden in ‘abstracto’ kennis. Toch is verdieping van inzicht in het wezen der wetenschappen, die hij bij zijn werkzaamheid gebruikt, voor den planoloog van groote beteekenis. Enkele tot nu toe verschenen planologische rapporten wijzen hier den weg. Hierin zijn alle speciaal onderzoekingen op de vele gebieden waarmede de moderne planologie te maken heeft tot een bewonderenswaardige éénheid gebracht. Misschien is nog wel voor de planologie de taak weggelegd de verstoorde eenheid van alle vormen van menschelijk denken weder te herstellen!
Uit het veelzijdige onderzoek trekt de planoloog de conclusies, welke op hun beurt de inhoud van het plan bepalen. Hij ‘löst und bindet,’ combineert, analyseert, en synthetiseert, en ‘toovert’ uit het amalgama van feiten en cijfers, het planologisch project te voorschijn, dat bepaalt, waar vele menschen zullen wonen, waar loopen, waar werken, waar spelen, en waar zij gebracht zullen worden, wanneer zij den weg van alle stof gegaan zijn. De planoloog moet bij al zijn werk denken aan de geslachten, die na hem komen, welke immers niet dan ten koste van groote offers aan geld en goed de fouten hunner voorouders kunnen herstellen. Het is daarom zijn taak door | |
[pagina 394]
| |
een, met kennis en inzicht in de mogelijke ontwikkeling van een samenleving opgesteld, plan, de ontplooiing van alle krachten, die daarin leven mogelijk te maken. Hij zal dit het beste kunnen nastreven, door steeds te bedenken, dat de taak van de planologie niet alleen is om zinvol te doen, maar evenzeer om zinvol natelaten, en op deze wijze voor komende geslachten de mogelijkheid te scheppen, op hun wijze de dingen te behandelen, welke door een onoordeelkundige vaststelling en vastlegging aan het nageslacht onberekenbaar nadeel zouden kunnen berokkenen.
Het spreekt van zelf, dat één mensch niet expert kan zijn op alle gebieden, die een rol spelen bij de vaststelling van het planologische project. Samenwerking met degenen, die een bepaald onderdeel van het planologische werk tot speciaal studiegebied hebben gekozen is noodzakelijk. Vele gegevens zullen ook direct van staats- of gemeentelijke diensten te betrekken zijn, die meer dan tot nu toe het geval is, bij hun werk rekening zullen moeten houden met datgene wat voor den planoloog van waarde is, en zonder bezwaar mede kan worden behandeld. Toch zal persoonlijk, of althans direct door den planoloog geleid, onderzoek op vele gebieden noodzakelijk blijven.
Februari 1929. De Casseres |
|