vertooningen van Adam in ballingschap en Lucifer belangstelling voor het tooneel gewekt heeft in kringen waar die tot nog toe sluimerde, die ook met werk van de Musset, Beaumarchais, Balzac, voorstellingen gaf, welke men elders niet te zien krijgt, grijpt nu en dan ook in de ‘oude doos’ en haalt er, door zijn goeden smaak geleid, stukken uit te voorschijn, die nog waard blijken gezien te worden. Zoo nu weer Jonkvrouwe de la Seiglière, in een eigen vertaling’.
Twee citaten, met drie jaren tusschenruimte, en in beide de verheuging, dat Royaards zich een vroeger niet in de komedie gezien publiek wist te vormen; voldoening, maar al te wel te begrijpen bij den Amsterdammer, die reeds als Utrechtsch student had geijverd voor ons tooneel, doch zijn kennissen uit de hoofdstad nooit vond bij een tooneelvertooning, of het moest er een wezen van buitenlanders. 't Verschijnsel beteekende echter meer. In de stad waar dominee Wittewrongel Vondel eens heeft uitgemaakt voor ‘een voortplanter van alle ydelheit, lichtveerdigheyt ende Heydensche goddeloosheyt’, hielden confessie en conventie deftige èn nog véél andere menschen uit den schouwburg en deze afwezigheid was één van de vormen eener geringschatting van het tooneel. Wat de vriendschappelijke voogdij van Wertheim en Schimmel zoo min als de genialiteit der Bouwmeester's vermochten; wat trouwens, ondanks hartelijker betrekkingen tot het publiek, de Haspelsen te Rotterdam evenmin hadden verkregen: Royaards heeft het tooneel in Nederland ten langen leste mondig weten te maken. Wel bleef deze kleine zonderlingheid, dat in een tijdvak waarin eindelijk aan eenige eersten onder onze dichters en kunstenaars ‘de Leeuw’ is toegevallen, Royaards, eerste op het tooneel, het met de mindere orde doen moest; maar wat meer is dan alles, kreeg hij; hij werd doctor honoris causa.
Uiterlijke dingen? Détails? Maar we hebben het over prestige: dáárvoor kwàm hij, dééd, overwon. Uit de vele verrassingen, ons door Royaards bereid, is geene mij liever dan die van zijn Faust in het studeervertrek. Ook uiterlijk, hoeveel geestesadel! Faust van Goethe en van Royaards. Deze komediant, die zelfs wanneer hij pret-maakte niets over zich kreeg van een saltimbank, deed ook als jongeling vaak denken aan wat wij meenen te weten van Goethe. Ik heb het hem toen wel eens gezegd. Hij speelde in Tivoli onder