| |
| |
| |
Duitsche letteren
Max Brod, die Frau nach der man sich sehnt.
‘.... als ob eine Stunde der Liebe nicht länger sein könnte als Jahre ohne die Liebe, als ob sich das Tiefenmasz der Liebe in ein Längenmasz übersetzen liesze!’ franz blei
Twee mannen ontmoeten elkaar in Folies Bergère; men zou te veel zeggen door te beweren, dat zij vriendschap sloten, maar de verachting, de deernis, de spot die zij koesteren voor de revue die zij zien, en voor het publiek, dat zij, terwijl het zwelgt en verzwolgen wordt in de uniformistische gummi-en-krijt-erotiek van twee-en dertig paar verwisselbaar eendere armen en beenen, nog scherper bezien, verbindt hen; aanvankelijk slechts in de saamhoorigheid, die ontstaat uit een gelijk-gestemde critische intellectualiteit, later, terwijl zij Parijs doorkruisen van de Seine naar Place Clichy, van Montmartre naar de Madeleine door een, onuitgesproken, persoonlijker contact. Maar men vindt voor het feit, dat Erwin Mayreder den ander zijn leven vertelt in dien nacht, tenslotte toch geen andere verklaring, dan dat hij, aan wie dan ook, dit leven éénmaal in lengte en diepte volledig, vertellen móest, om het zichzélf in zijn volle tragische raadselachtigheid, grootheid en verval nog éénmaal te binnen te brengen en het tot in zijn vezels te doen herleven. Tegelijkertijd ook wellicht om zich van de vernedering en schaamte, die hem nooit los zullen laten, omdat hij niet onzelfzuchtig, niet daemonisch genoeg heeft liefgehad, en de vrouw, waarnaar hij ook nu, na haar dood, nog verlangt,
| |
| |
heeft laten te gronde gaan aan de eenzaamheid van een onvoorwaardelijke liefde, althans voor eén nacht en voor een klein deel te bevrijden. De man tot wie hij zich wendt is nauwelijks het voorwerp van zijn persoonlijke keuze, maar het ding, het stuk hout, dat men een drenkeling toewerpt; hij grijpt het, het houdt hem boven, men trekt hem aan boord, maar vraag hem niet, waaraan hij zich in de minuten tevoren heeft vastgeklampt: het doet er niet toe, en hij is het vergeten: zoo verdwijnt ook de man, wien Mayreder zijn leven vertelt, de aanvankelijke ik van dit boek, na de aanvangsbladzijden, volkomen achter het hartstochtelijk vertelde verhaal, en hij duikt pas weer op aan het slot, als de stormen en nevels voorbij gejaagd zijn; hij doet mij een oogenblik denken aan het naamlooze, onzichtbare, als men wil onverschillige publiek, dat de spreker voor een microfoon wellicht alleen voorstaat - en hoe vaag en onjuist ook dan nog - als hij het voór en na van zijn betoog, begroetend en dankend, toespreekt.
‘Die Frau nach der man sich sehnt’ valt in drie, desnoods in twee stukken uiteen: drie liefdes, waarvan althans de eerste geen geavoueerd of zelfs maar naspeurlijk verband houdt met de twee volgende, (die onderling wèl samenhangen), behalve door de indirecte relatie, die tusschen alle ingrijpende feiten bestaat, die plaats grijpen in één leven; alleen compositorisch beteekent deze eerste episode, ondanks haar inzichzelf-volledig isolement, een sterk element, omdat zij scherp en prachtig contrasteert met de hoofdstukken dadelijk daarna - die trouwens de zwakste zijn van het boek - maar ik zie, ondanks deze enkele overweging ten gunste van haar verschijnen in zijn roman, de motieven niet in, waarom Brod haar hier opnam: zij zou als afzonderlijke novelle een voortreffelijk, autonoom en gaaf werk zijn. -
Ik sta voor een moeilijkheid, tusschen twee uitersten: hoe kan ik u inleiden in dit verhaal? De man, die het als zijn leven vertelt, doet dit, bij alle uiterst-scherpe waarneming en verbeelding van onderdeelen-en-vertakkingen, voor zoover die samenhangen, in zijn voorstelling, tot in de herinnering van zijn reuk toe soms, met de essentialia van zijn leven-en-lot,
| |
| |
uiterst geconcentreerd. En ik vrees dat het schema, dat ik er aan kan onttrekken, u eenerzijds afschrikken zou door een zekere sensationeele onwaarschijnlijkheid in een van zijn meest wezenlijke verknoopingen, terwijl het daarnaast u misschien weer ontnuchtert, doordat ik niet bij machte zal zijn de spanning ook maar flauw over te dragen. Deze spanning bestaat niet alleen in de psychische reactie van den verteller op snel-verwisselende of langzaam-verschuivende gemoedstoestanden, maar zij is evenzeer onmiddellijk-feitelijk, objectief-dramatisch. Daarom kan ik u, aan den anderen kant, een schema nauwelijks onthouden: want dit boek vertelt niet alleen een reeks samengevlochten gebeurtenissen en feiten, het leeft in die facta, het is in laatste instantie niets anders dan een samenschakeling van feiten, waarvan men er geen enkel kan supprimeeren zonder én de chronologische, als men wil causale continuïteit, én vooral de organisch dramatische spanning te verbreken. Ik roep uw clementie in, en laat, om niet alleen feitelijk maar ook op eén wijze formeel het origineel op den voet te volgen, Mayreder, natuurlijk uiterst-comprimeerd, aan het woord:
‘Ik was in den oorlog aan de Isonzo; jong, avontuurlijk en zorgeloos. Totdat mij, op een Oudejaarsnacht, plotseling het besef overviel van ons aller individueele verantwoordelijkheid. Niet alleen voor de oorzaken, het uitbreken en het - op welke wijze! - voeren van dezen oorlog, maar voor elke onzer gedachten en daden. Ik had in dien tijd een liaison met de vrouw van een veel ouderen advocaat in Laibach. Zij was, scheen het mij langen tijd, koel en gesloten, zorgeloos verstrooid en afwezig, soms bijna slaperig. Wij reisden elkaar, op de dagen van mijn verlof, telkens tegemoet naar een kleine zwarte stad halverwege tusschen haar woonplaats en de Isonzo en stortten ons daar in een bad van een tegelijk zwoele en ozonische sensualiteit. Nadat het wroegende besef van verantwoordelijkheid, dat mij tot op den dag van vandaag niet meer loslaten zou, in mij had postgevat, leed ik nameloos onder de leugenachtige verhoudingen, die deze liaison mogelijk maakten en in stand hielden: want zij bedroog natuurlijk haar man, en ik bedroog haar door een dieper gevoel te simuleeren terwijl mijn neiging voor haar uitsluitend erotisch was. De eenige,
| |
| |
die goed loog, die althans tegenover mij sterk en trots loog, was zij; want zij maskeerde met de wilde en teedere grillen van haar sensualiteit een krachtige, onvoorwaardelijke liefde voor mij, en zij verborg die, omdat zij doorzag dat mijn neiging voor haar overwegend of puur animaal was. - Daarop volgde een breuk. Hoe die ontstond? Ik geloof, dat men het einde van een liefde - als men tenminste een gevoel, dat voorbij kan gaan, een liefde mag noemen - evenmin rationeel vastleggen kan als haar begin. Maar voorzoover deze dingen te voorzien zijn, was het een gevolg van mijn door het plotseling en alleenheerschend ontwaakte verantwoordelijkheidsbesef ondermijnde en gesloopte sensualiteit. Ik kon die niet langer simuleerend in leven houden, en toen zij zag, dat met het wegschrompelen der dierlijke spanning, de laatste kansen op een verdieping daarvan, als die ooit mogelijk is, vervaagden, barstte zij uit in wanhoop, bitterheid, ellende en wrekende verwijten.’
De fabriek der Mayreders gaat pijlsnel en katastrophaal achteruit: ze wordt door een concern van fabrieken in de omliggende steden vrijwel dood-geconcurreerd. Erwin is er, na den oorlog, bedrijfsleider van geworden; maar ondanks zijn razende en radelooze energie, zijn nachtenlang waken, denken en werken, zijn ten uiterste gespannen inventie en werkkracht, zijn hulp van industrieele spionnen, dreigt ‘Rockenhaus Tuch’ (zoo heet de onderneming) onherroepelijk te gronde te gaan. Hij leert in dien tijd een jonge vrouw kennen, Agnes, bijna een meisje nog; zij is studente, leerlinge van Masaryk, en tot in haar gevoelsleven toe doortrokken door het volhardende, rationeele optimisme en het principieel-ontragische van diens denkwijze; ze is doodelijk goed en trouwhartig, paralyseerend - veerkrachtig, simplistisch en opgewekt; goddank niet zonder eenige vagen weemoed. Evenals vroeger met Dorothy verwikkelt hij zich in een verhouding die van meet af aan de kiemen van haar ontbinding in zich meedraagt: de onwaarachtigheid, die ditmaal een vriendschappelijk gevoel tracht te transformeeren tot een zachte, gedempte liefde en teederheid: maar het blijft schraal, geconstrueerd, neerslachtig en uiterst vernederend.
Toch reizen zij na enkele maanden naar Berlijn waar haar
| |
| |
vader woont. Zij leeft in den waan dat hij haar ten huwelijk gaat vragen, maar hij overweegt iets gecompliceerders: haar vader is - maar doordat zij, volgens de zakelijke methoden, die soms helaas niet minder romantisch zijn dan de meest verouderd-conventioneele, elkanders achternamen een tijd lang niet weten, en van elkaars familie-relaties nog minder, heeft hij dit, zijdelings, pas vrij laat gehoord - de machtigste concurrent van ‘Rockenhaus Tuch’; hij wil hem nu, in zijn hotelkamer te Berlijn voorstellen gaan doen, vermurwen, misschien toch Agnes ten huwelijk vragen, hem neerschieten.... hij dubieert nog. Hij dubieert nog, als hij in het hotel de trappen oploopt, en op de derde étage een prachtige vrouw op hem toeschiet uit de lift, die zij verder laat dalen met een man erin die heftig gesticuleerend achter de tralies, wegzinkt.
Die vrouw is Stascha, die Frau nach der man sich sehnt....
‘In de enkele momenten, die verliepen tot dat de man in de dalende lift zich weer bij haar gevoegd had, gebood en smeekte zij mij onmiddellijk naar een bar in de buurt der Gedächtnis-Kirche te gaan, en hen, haar en haar geleide, zooals zij hem noemde, daar op te wachten. Ik moest, als zij binnen kwamen haar verrast en verheugd als haar broer die haar in vijf jaar niet had gezien, begroeten en omhelzen, en haar - hoe dan ook - uit de macht van haar begeleider ontslaan. Hij was dokter aan het sanatorium waar zij langen tijd was verpleegd, nadat men haar zelfs, na een wederrechtelijke onder-curateele-stelling een jaar in een krankzinnigengesticht had gesloten, en natuurlijk op haar verliefd. Bovendien was hij in het bezit van een onrechtmatig verworven attest, waardoor zij reddeloos aan hem was overgeleverd.’
De eerste dagen en weken van de magische, daemonische liefde, die tusschen Erwin en Stascha ontstond met de bliksemsnelle stormkracht van een helder noodweer, ging alles dansend, zwevend lichtvoetig, goddelijk zorgeloos en veerkrachtig. De staatsgreep in de bar gelukte voortreffelijk en twee dagen later waren zij over München, Zürich en Flüelen op reis naar het Lago Maggiore. Zij vergeten alles: Stascha haar bewaker, Erwin Agnes en ‘Rockenhaus Tuch’. Zij leven in de onmiddellijke, hermetisch-gesloten tegenwoordigheid van een liefde die geen beperkingen duldt, die misschien geen (schijnbare)
| |
| |
beperkingen zelfs dulden durft. Er is, als zij voor een oogenblik glimlachend aan een verleden willen gelooven, alleen de nu reeds oneindig en ongeschokt-helder lijkende duur hunner liefde, maar er is geen geboorte daarvan, geen individueele herkomst zelfs van hen zelf, geen duistere en troebele vernederingen, ellenden, extasen, vermoeienissen, driften en ontgoochelingen van een bestaan daarvoor, om niet te zeggen van een vorig bestaan; er waren twee vlammen: ik en jij, er is nu één vuur: wij. Zij leven in de zoelte van het italiaansche voorjaar onbeperkt paradijselijk, aan alle driften en dampen van het al te aardsche loodrecht naar het zenith des levens ontstegen, daemonisch liefhebbend, en zooals het genoemd is, wreed en speelsch als kinderen en goden, onbekommerd en feestelijk.
Totdat herinnering en angst, vervolgingswaanzin en een martelend zelfverwijt als doodelijke vergiften naar binnen sluipen en hun aadren en harten bederven. Dr. Karkos, haar vroegere minnaar en sanatoriumarts, ontdekt hun adres en volgt hen. Hij zal haar, met behulp van het valsche attest, dat hij Erwin, die het hem in de bar in Berlijn had ontrukt, door eén der spionnen van ‘Rockenhaus Tuch’ - waarmee hij via Agnes, die hij den dag na Erwin en Stascha's vlucht in het hotel had ontmoet, in relatie was komen te staan - had laten ontstelen, opnieuw in zijn macht kunnen krijgen. Zij vluchten naar Rome. Karkos achtervolgt hen. Zij trekken naar Ostia, naar de zee. Op een maannacht staat Karkos onder hun raam. Dan begint het als altijd reeds vóór den eersten slag, of voor de eerste onderhandelingen besliste al dan niet lichamelijke duel tusschen twee rivalen, dat in wezen een machteloos schijngevecht is, omdat niet zij over die drie betrokken levens beslissen, maar in het hart van de derde over de eene onwezenlijke der beide relaties het doodvonnis uitgesproken wordt. Door eindelooze kwellingen en vernederingen voltrekt zich tusschen Erwin en Stascha ook uiterlijk de vervreemding, maar nadat zij Karkos' vrouw is geworden, zien zij elkaar in Parijs nog eenmaal terug, waar Karkos haar, na een twist, neerschiet. -
De kracht en de charme van Brod's roman liggen eenerzijds in het uit hartstochtelijke onmiddellijkheid en gedempte her- | |
| |
innering samengestelde mixtum in Erwin Mayreders toon en anderzijds in een bij alle spanning en concentratie uiterstgedifferentieerde psychologie, ook van de onderdeelen en de soms schijnbaar onwezenlijke vertakkingen en details. De figuren van Dorothy, Agnes, Stascha, Erwin en Karkos leven èn in de verwikkelingen waarin de beschikkingen van leven en liefde hen winden, èn als afzonderlijke gestalten ten volle. De terminologie is ten deele die van een natuurlijk gesprek, ten deele die van een overwogen essay. Daardoor ecarteert Brod de verveling van beide afzonderlijk. Zij heeft tevens de voor een romancier welhaast onmisbare andere dubbel-functie van tegelijk psycho- en physiologisch beeldend te zijn. Daardoor kiest zij de termen, die voor de ziel der personen niet minder kenmerkend en definieerend zijn dan voor hun huid. De hartstochten dezer figuren laat Brod iriseeren, niet alleen in hun oogopslag en hun gang, maar tot in de keuze van hun parfums en menu's, en de temperatuur van hun badwater toe. Als het boek een ook zintuigelijk-waarneembare eenheid van atmosfeer had, zou ik kunnen trachten ook langs physiologischen weg uw voorloopige indrukken ervan te verscherpen, maar dat is niet het geval.
De betrekkelijke zwakte van ‘Die Frau nach der man sich sehnt’ is een zwakte van levensconceptie. Erwin Mayreder komt door zijn ontmoeting met Stascha, door zijn liefde voor haar en de ontreddering van die liefde tot de met de duurzaamheid van zijn levensgeluk betaalde ervaring, dat chemischzuivere, niet met menschelijkheid vermengde liefde de krachten der menschen te boven gaat, en hen die zich inschepen naar dat derde rijk, onverbiddelijk met waanzin slaat. Zij is wellicht alleen de Goden beschoren. Liefde als geïsoleerde, autonome, buiten-menschelijke functie, als tertium mysticum is het leit-motiv van dit boek en het thema - voorzoover het een verdediging is - van een soms hartstochtelijkverweerende, soms moedeloos-ondermijnde apologie.
Ik moet er om twee redenen vanaf zien deze quaestie dieper te doordringen: ten eerste zou er door een uiteenzetting op dit stuk, die verscheidene bladzijden zou beslaan, een onevenredigheid gaan ontstaan tusschen het boek en een critische orientatie in de elementen ervan, maar vooral vrees ik, dat
| |
| |
deze bespreking ontaarden zou in een apologie der liefde als centrale menschelijke functie en waarde, en dikwijls schijnt het mij toe, dat men de essentialia humana door apologieën in woorden slechts zeer zijdelings dient, misschien schaadt.... Maar ‘Die Frau nach der man sich sehnt’ is ondanks deze gebreken een voortreffelijk boek.
H. Marsman.
|
|