De Gids. Jaargang 92(1928)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 40] [p. 40] Verzen. Voorjaar. De wind staat op en brandt wie zich eenzaam buiten waagt, van verre vleugt muziek: geen die d'aarde meer verdraagt. En siddrend langs de wegen wankelt er een, wellicht, die met zijn smalle handen bedekt zijn aangezicht, wijl God, Gijzelve, boven hem en de aarde saam, àl stralender en dieper schrijft Uw juweelen naam. [pagina 41] [p. 41] Gaat gij mij nu verlaten.... Gaat gij mij nu verlaten en keert gij nimmermeer? Waar hale ik dan raad en waar vind ik troost ooit meer? Dit herte neemt gij mede al waar gij henengaat.... Wat blijft er van mijn leden waar gij ze achterlaat? De regen komt gevaren uit een bedroefde lucht.... Mijn blinde oogen staren mijn herte na, beducht.... Agatha Seger. Vorige Volgende